| |
| |
| |
Signaleringen
Tjerk de Reus [redactie]
Poëzie van het zijspoor
Frank Daen bracht ter gelegenheid van zijn 80e verjaardag een nieuwe bundeling van zijn gedichten uit bij uitgeverij Merweboek. Hij stuurde zijn bundel ten geschenke aan vrienden en collega's, maar uiteraard is de bundel ook voor ‘het lezerspubliek’ op de markt gebracht.
De bundel (56 blz., f 19,90) heet AF en TOE (bedoeld is: Af en toe), en bevat naast oorspronkelijke gedichten een zestal vertalingen. Frank Daen is in zijn dichterschap, dat in de jaren '50 redelijk modern aandeed, steeds traditionelere (zij)wegen ingeslagen, terwijl zijn huidige poëzie inmiddels ronduit ouderwets aandoet. Daardoor is de verschijning van zo'n nieuwe bundel niet zozeer van belang als ‘literaire gebeurtenis’, maar veeleer als een heuglijk feit in het leven van de dichter en zijn vrienden- en lezerskring.
Evenals in vorige bundels (na Daens ‘Verzamelde gedichten’ Veraf is alles mooi uit 1986 verschenen Winterlicht in 1988 en Scheepspapier. Een winterreis in 1991) spelen het voorbije, de dood, het eigen naderende levenseinde en de evaluatie van het leven sub specie aeternitatis in veel gedichten een rol. De volgende strofe illustreert niet alleen die thematiek, maar ook de traditionele toon in Daens poëzie, met afwisselend geslaagde en minder geslaagde (r.4) regels:
Zie, Vader God, bijna is het gedaan,
reeds werd ik stram en grijs onder Uw zegen.
Zie mij geduldig op een zijspoor staan,
daar kan ik (dank U voor Uw hulp) nu tegen,
maar, bid ik U, laat mij geen bloei ontgaan
en tooi mij als de bloemen langs uw wegen.
[dz]
| |
Katern VII
Van het cultureel jaarboek Katern (112 blz., uitg. Kok, f25,00) verscheen de zevende aflevering. Het jaarboek liet sinds verleden jaar de aanduiding ‘christelijk’ achterwege, maar het blijkt toch nog bedoeld als ‘christelijk’, begrijp ik uit een opmerking terzijde van Bert de Jong: ‘Dat we het woord ‘christelijk’ niet meer [...j op de kaft laten drukken, behoeft niemand te verontrusten. Het is altijd beter je signatuur en identiteit uit de inhoud te laten blijken dan het bij een uiterlijke vermelding te laten.’ (16) Die twee zaken hoeven natuurlijk geen tegenstelling te zijn. Misschien heeft het weglaten van het adjectief ‘christelijk’ meer te maken met de schroom van sommigen in de kring rond Katern om zich
| |
| |
christen te noemen, of met verlegenheid met het christelijk geloof. Redacteur Bert de Jong weet in een andere bijdrage zelfs geen antwoord te geven op de vraag of hij ‘gelovig’ is, en redacteur/filosoof Kees Vuyk laat in zijn bijdrage met ‘Fragmenten over cultuur’ God en de bijbelse werkelijkheid volkomen buiten beschouwing. Maar niet ieder gedicht, verhaal of essay hoeft ook te getuigen van christelijk geloof: ik zou bijvoorbeeld niet weten wat de bijbel te maken heeft met de authentieke uitvoeringspraktijk in de klassieke muziek, waarover Ewald Kooiman een stukje schrijft.
Dat neemt niet weg dat de meeste bijdragen in Katern zich bewegen op het raakvlak van geloof en cultuur: het interview met de C. Rijnsdorp-Prijswinnaar Ko Oosterkerk, de mooie beschouwing van ethicus Frits de Lange over ‘De dictatuur van het esthetische’, de bijdrage van Johan Goud over een proeve van integratie van woord, beeld en klank in twee kerkdiensten, de nieuwe aflevering van de briefwisseling tussen Bert de Jong en K. de Jong Ozn. Enkele bijdragen hadden wat mij betreft achterwege kunnen blijven vanwege hun magere inhoud: het gefilosofeer van Kees Vuyk, het ‘interview’ met Til Gardeniers over Ida Gerhardt en de van talloze open deuren tochtende ‘literatuurvisie’ van Bert van Weenen.
Tesamen met het gebruikelijke aandeel van enkele verhalen en gedichten vormen al die bijdragen weer een afwisselend en kwalitatief wisselend jaarboek, dat echter als geheel weinig indruk maakt. De redactie van Katern, schrijft ze, is bekropen door ‘een bescheiden gevoel van trots bij het uitkomen van deze zevende aflevering’. Alsof het zo moeilijk is, om elk jaar weer een boekje met stukjes te vullen. Ik zou mij daarentegen ook kunnen voorstellen, dat men van Katern een gids-achtig jaarboek maakt, met kroniek-achtige artikelen op het gebied van de beeldende kunsten, toneel/theater, kerkmuziek, politiek en literatuur (zoals bijv. Ontmoeting en Wending een aantal kronieken hadden). Dan zou Katern minder een hapsnap-karakter uitstralen en meer relevantie kunnen krijgen voor christenen die geïnteresseerd zijn in en graag op de hoogte willen blijven van nieuwe ontwikkelingen op het (christelijk-)culturele gebied in zijn volle breedte. [dz]
| |
Via Internet tegen Icarus
Het religieuze literaire tijdschrift Chroom verschijnt dit jaar nog in papieren vorm, maar vanaf 1999 is dit door Bert van Weenen geredigeerde tijdschrift slechts nog via internet te lezen. Op dit moment verschijnt Chroom nog in twee versies: een elektronische en een papieren. Op de home-page van Chroom kan de bezoeker van alles kiezen: nieuws, recensies, gedichten, informatie over medewerkers en zelfs foto's van Bert van Weenen en Alfred Valstar. Lenze L. Bouwers publiceert in de Chroom-site het gedicht ‘Aandelen’, waarin de berekenende aandelenmarkt in het
| |
| |
niet valt bij de opkomende, levenwekkende zon.
Bert van Weenen schrijft een kritische recensie over Liter 2, waarin hij twee dagboeken tegenover elkaar stelt: het dagboek van J.K. van Eerbeek (M. Boss) en dat van Ronald Westerbeek. Van Weenen vindt Westerbeek vermoeiend en quasi-diepzinnig. Volgens hem geldt dat voor de gehele Icarus-groep: ‘Hun twijfel is een pose, en de weg naar God, waar Boss zo naar zoekt, hebben deze jongeren, hun geflirt met postmoderne modes ten spijt, al lang en breed gevonden.’
De Chroom-homepage heeft als adres: http://home-2.worldonline.nl/~chroom/ [tdr]
| |
Psalmbewerkingen
‘Van den beginne wordt gezien, gezien in God, want God is de ziende.’ Zo opent Lloyd Haft de proloog (naar Johannes 1) die voorafgaat aan dertig psalmbewerkingen, verschenen onder de titel Ken u in mijn klacht (uitg. Querido, 45 blz., f 29,90). In de restvan de bundel wordt God dan ook vaak aangesproken met Ziende, hoewel in sommige psalmen Horende of Sprekende beter op hun plaats zouden zijn.
De bundel is geen nieuwe vertaling van de psalmen, al volgt Haft de tekst vaak wel op de voet. Inhoudelijk geeft hij er echter nogal eens net een andere draai aan. In de statenvertaling luidt Psalm 39:13: ‘Hoor, HEERE! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders.’ Bij Haft wordt dat: ‘Hoor wat in mijn smachten is te horen,/vind geen vrede in mijn tranen/want evenals u [cursivering T.B.] ben ik/vreemde en op doortocht.’
Verscheidene van Hafts bewerkingen zijn nogal braaf en weinig verrassend. Hoe eigenzinniger hij omspringt met de grondtekst, hoe beter zijn gedichten zijn. Tot slot een voorbeeld daarvan:
Naar psalm 150
in zijn verborgenheid. Loof hem
in het onkenbare dat hij zal kennen.
om het onvindbare van zijn vondsten,
op de onmaat van zijn maten.
Loof hem met ons koperen geschal,
loof hem met onstembare harp,
loof hem met knappende snaren,
Loof hem met blèrende bekkens:
loof hem, al wordt ons bekken geplet.
[tb]
| |
| |
| |
Roel Brouwer
In de poëzie van Roel Brouwer, gebundeld in Hoe het nooit verdwijnt (uitg. Servo, Assen 58 blz.) struikel je om de haverklap over de natuur of het landschap. Daarnaast zijn er herinneringen aan de ouders en aan een gestorven ‘jij’.
De meeste gedichten zijn middelmatig van kwaliteit en sommige zijn zelfs onder de maat. Soms weet Brouwer zijn gemiddelde niveau te ontstijgen, wat dan toch enkele aardige gedichten oplevert:
Ontmoeting
in de boeien van haar wanen
kon niet bloeien, hoe ontluisterd
liep zij scheldend langs de straten
door de hoven, bij de groeve
ongeschoeid en zonder hoofddoek
kinderen riepen achter hekken
kijk Maria, kijk die gekke -
Toen zei iemand: kind ik ken je
ik verwacht je, en haar zinnen
gingen open en zij lachte
ach hoe mooi was toen Maria
en de minnaar - was hij tuinman,
vreemde meester van de graven? -
bood zijn rozen in de morgen
[tb]
| |
Tanka van Inge Lievaart
Japan heeft zijn haiku, senryu en tanka geëxporteerd over de hele wereld. Ook bij ons wemelt het van haikudichters, met het gevaar dat het genre snel verburgerlijkt door ondeskundig gebruik. Inge Lievaart (81) - altijd al een dichter van het korte, geconcentreerde vers - heeft zich ontwikkeld tot een van de belangrijke haikudichters in Nederland. Haar laatste bundel Zien hoe het spiegelt (uitg. Kok, 48 blz., f19,90) bevat tanka. De tanka (5+7+5+7+7 lettergrepen) is de maxi onder de Japanse minigedichten.
Inge Lievaart ontleende de titel van haar bundel aan de volgende tanka, rijk aan dimensies:
die dubbeling van het licht -
Deze water-tanka past uitnemend in haar totale oeuvre. Ze was vanaf haar eerste bundel geobsedeerd door de verschijningsvormen van water. Ook als nevel en wasem komt het voor in deze bundel.
het raam grijswit bewasemd
tussen grijze dingen doen
[hw]
|
|