A.F. Troost
Terug naar Utrecht
Terug naar Utrecht, vandaag. Geen gewone dag dus. Geen voorbereiding op de diensten van zondag aanstaande, maar twee interviews. En dat allemaal vanwege het proefschrift dat ik vorige week in Utrecht verdedigde: Dichter bij het Geheim, over leven en werk van Willem Barnard / Guillaume van der Graft. Een mooie dag! Een Senaatszaal vol goede bekenden, familieleden, vrienden, Willem Barnard, Ad den Besten, Willem Vogel... de nog levende broeders die het Liedboek voor de kerken vijfentwintig jaar geleden hebben gemaakt tot een schat aan orthodoxie: taal en toon van de ‘rechte lofprijzing’.
Terug naar Utrecht. Een journaliste van het Reformatorisch Dagblad vroeg om een dubbel-interview. Samen met Willem Barnard moet ik op de prent, letterlijk en figuurlijk.
Volgende week wordt de tekst gefaxt en kan ik nog wijzigingen aanbrengen. En dan maar hopen dat alles zo wordt overgenomen dat je jezelf zwart op wit herkent...
Terug naar Utrecht. De Dom. Daar begon het, mijn studie. Aan het Domplein. Nog geen achttien was ik. Een puber. Halverwege mijn studietijd verhuisden we, naar De Uithof, buiten de ringweg en hoog boven de stad. Ergens tussen hemel en aarde liepen we college. Mooie tijd. Discussies. Preekoefeningen in de oude stadskerken. Kandidaatsexamen. Kerkelijk examen. Het seminarie der Nederlandse Hervormde Kerk. Een beroep.
Predikant voor het jeugdwerk in de Classis Heusden in Noord-Brabant. Een tijdje was ik de jongste van alle Verbi Divini Ministers: 23 jaar. Hoe durf je!
Terug naar Utrecht. Een kwart eeuw later. Na jarenlang ‘stille omgang’ met Willem Barnard: een boek over hem, die ik beschouw als de grootste dichter van het kerklied in Nederland en Vlaanderen in de twintigste eeuw. Briljant van taal, volstrekt poëtisch in zijn bijbeluitleg, nergens dogmatisch, altijd lofzingend, waarachtig orthodox, een brug tussen de meest uiteenlopende kerken. Maar dat is de hymne dan ook: een brug over kloven van leerstellig misverstand, een loopplank naar de Ark, de ‘kark’, de ware kerk des Heren. Sterker nog: het loflied ís de kerk. In het lied schuilt het dogma, huist de aanbidding, huilt de klacht, huivert de twijfel, ruist de Adem van Godswege en fluistert de liefde die van Boven is.