9.15 uur. Ik begroet de klas en opende les met een vers van Diana Ozon. Het eindigt met enkele zinnen waarin de dichteres verhindert dat een paar poorters uit het boek de actualiteit in willen springen: ‘Ik haal ze binnen / trek ze meteen touw / het boek in. / Terug tussen de donkere / gesloten pagina's / van de Middeleeuwen.’ Daarop volgt een Middeleeuwenkwis om de beginstuatie van de studenten te toetsen: ‘Waarom heten de Middeleeuwen eigenlijk Middeleeuwen?’
14.15 uur. Het informele deel van het afscheid begint. Ik ben gevraagd dit deel te presenteren. Ik doe opnieuw een kwis en praat de boel met aforismen aan elkaar. Over een collega biologie: ‘Moeder natuur heeft een zoon.’
17.00 uur. De receptie, het formele deel, is volop aan de gang. Een net afgestuurde vierdejaars meldt me dat ze me in de krant zag staan. Ik dacht aan het ad i.v.m. een artikel waarin ik pleit voor het aanstellen van een staatssecretaris van zingeving, dat een dezer dagen geplaatst zou worden. Het blijkt om een bespreking van Zachte feiten in het Reformatorisch Dagblad te gaan. Ik ben verbaasd dat een student van onze school het blad leest, we zijn een christelijke pabo, maar geen zware. Het blijkt om een tijdelijk abonnement van haar ouders te gaan. Ene drs. De R. - een kleintje in het land der recensenten - had het stuk geschreven. Ik frons meteen de wenkbrauwen en ken de inhoud al. Niets voorspelbaarder dan een mens. Bovendien: ik houd niet zo van mensen die mutatis mutandis een titel voor hun naam zetten, het riekt naar compensatiedrang. Ik vraag me af waarvoor... ‘Ach, zo is het leven,’ zucht ik met Prediker. Ik bedank de student voor de tip en ben niet ontevreden over deze aandacht van orthodoxe zijde. Mijn ouders zullen me t.z.t. wel een knipsel sturen.
19.40 uur. Hoofdstuk 5 van mijn dissertatie ligt op schoot: ‘De economie van het genoeg: de evp en het sociaal-economische vraagstuk.’ Ik corrigeer een paar bladzijden, dan stopt een Opel Kadet. Ik stap in bij Barbara en haar vader.
20.00 uur. De post op de plee. Een gedicht van collega Alfred V. Ik lees vluchtig: ‘Het kind in wording roert de trom van binnen. Hartslag stipt aan met kracht / dat zwangerschap van meet af met onrust moest beginnen.’ Ik kan er niets mee: ‘Leven is geboren worden om afscheid te nemen,’ denk ik en trek door.
23.30 uur. Terug op bed. Barbara en ik praten over Kim. Ik pak mijn poëzieschriftje, weer aangelegd omdat schrijven me i.v.m. een muisarm (een proefschrift weet wat) beter afgaat dan tikken. ‘Zal ik “Zo is het leven” - geschreven op 5 april jl. -voorlezen?’ vraag ik aan Bar. ‘Nee, liever niet,’ antwoordt ze. Ik mok, blaas (overgebleven ritueel van toen we