Op het verloop van het verhaal van Kaj - ik denk dat er een betere titel had ingezeten - zal ik hier niet ingaan; dat is in brochures, bij presentaties en in andere recensies al veelvuldig weergegeven. Verder zullen de meeste Liter-lezers dit actieboek wel kennen. En als lezer van besprekingen ben ik zelf eerder nieuwsgierig naar de aard van een tekst dan naar de verhaallijn.
De novelle bevat elementen van bijbelverhalen: dat van Kaïn die Abel doodslaat - tsja, Kaj = Kaïn natuurlijk - en dat van Amnon en diens liefde voor zijn zuster Tamar plus het daaruit resulterende conflict met zijn halfbroer Absalom. Daarmee wil de auteur verbanden leggen met ‘de oerverhalen van de mensheid’, zoals hij in een interview heeft gezegd, en dat is een niet geringe onderneming.
Ik vraag me dan ook af of deze relaties voldoende boven water zijn gehaald om aan die bedoeling te voldoen. Daar wil ik meteen aan toevoegen dat dit een subjectieve constatering is en dat hier sprake is van een lastig probleem. Als in een verhaal te veel onder water blijft, begrijpt niemand je bedoelingen en als er te veel boven water komt, zegt iedereen ‘wat flauw’. Het vinden van een dosering die optimaal werkt, vraagt, dunkt me, om oefening en ervaring. Dat Ronald Westerbeek zich met een probleem als dit heeft beziggehouden, wijst erop dat hij niet voor de weg van de minste weerstand heeft willen kiezen.
Die keuze blijkt ook uit de compositie van Kaj, waarin een verhaal in een verhaal wordt verteld. Dat is een ambitieuze vorm, die ook weer om juiste doseringen en daarnaast om passende inhouden vraagt. Deze zelf gestelde opgave heeft de auteur goed volbracht, want het switchen van Merzouga naar Utrecht en terug verloopt zonder hobbels die je uit de sfeer van het vertelde zouden kunnen halen. Stijlvormen dienen effectief te zijn maar niet op te vallen, vind ik samen met de Zenmeester die zegt: goede schoenen voel je niet aan je voeten zitten.
Westerbeeks ambities doen weldadig aan in een literaire cultuur die een akelig brulkoor van Grunbergen de boventoon laat schreeuwen. De Grunters stellen geen eisen aan zichzelf, waardoor hun teksten net zo plat blijven als hun bedoelingen. Als ze al bedoelingen hebben.
Waar Westerbeek ten aanzien van aspecten als thematiek en compositie het tegendeel van gemakzucht toont, is hij wat lui geweest in de afwerking van de details. Een overdaad aan zogeheten originele vergelijkingen - die voor veel Nederlandse recensenten kennelijk nodig is om een tekst tot ‘literatuur’ te maken - werkt vermoeiend, maar Kaj wordt nogal eens vlak vanwege de al te sjablonerige adjectieven.
Het zand verliest zijn ‘oogverblindende helheid’ en krijgt een ‘warme gloed’. Er is sprake van een ‘overweldigende’ c.q. ‘machtige sterrenhemel’ en van een ‘bedreigende