Origineel is ook de inhoud van dit nieuwe Mythologisch niet. Maar dat staat dan ook oprecht op de omslag te lezen. De koper is gewaarschuwd, - men neemt ter hand: ‘Gedichten, oud, nieuw en herzien’.
Turven ga ik niet. Daar is geen beginnen aan. Van der Graft heeft weer eens heerlijk uit-, op-, weg-, terug- en doorgehaald: ‘Niet alleen is er sinds die vorige uitgave driftig doorgeschreven, in de verzameling van toen is ook meedogenloos gesnoeid. En niet alleen hebben gedichten die een halfvergeten bestaan leidden in oude brieven, mappen of dagboeken alsnog een plaats gekregen, ook zijn in heel wat sinds lang erkende teksten, soms ingrijpende, wijzigingen aangebracht. Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven, zei Pilatus. Ik kan hetgeen onder mijn naam gepubliceerd is niet “ont-publiceren”. Ik heb daar ook geen behoefte aan. Wel heb ik er behoefte aan, het beeld bij te stellen, de boedel nieuw te beschrijven, de huisinrichting te herzien.’ (p.774)
Hij heeft gedichten laten schieten, verzen die in eerdere bundels zijn opgenomen, ook in zijn Verzamelde Gedichten: de twee dikke delen die in 1992 verschenen, ongeveer 950 pagina's poëzie, inclusief ruim 100 pagina's ‘Liederen voor de liturgie’. Op verzoek van Barnard werkte in het najaar van 1979 een driemanschap mee aan de totstandkoming van die Verzamelde Gedichten: Ad den Besten, Paul Gillaerts en Theo Govaart. Het moest een bloemlezing worden. Op verzoek van het drietal maakte Van der Graft een driedeling. Drie ‘bussen’ werden opengesteld: de Nimbus (een collectie van uitverkoren verzen), de Limbus (verzen waarover Van der Graft zo zijn vragen had) en de Wim-bus (met gedichten die Willem Barnard afkeurde of voor zichzelf wilde houden). Zo ontstond een soort dagboek, een overzicht over veertig jaren poëtisch leven. Want nota bene: ‘In 1944 zijn voor het eerst gedichten van mijn hand gepubliceerd, en wel in het juni-nummer van het legendarische Parade der profeten.’ (p. 774)
Al enkele jaren na deze uitgave wilde Van der Graft toch graag het een en ander toevoegen aan de verzameling. En zo verscheen in 1985 de tweede, uitgebreide druk. Gerrit Achterberg zei ooit: ‘Ik loop mij dood, omdat ik anders val.’ Van der Graft zou kunnen variëren: ‘Ik schrijf maar door, omdat ik lang wil blijven leven.’ Want ook na die uitgebreide, tweede druk bleef de pen vloeien. En zo zagen het licht: Winter en later (1984), Ter Gedachtenis (1987), Tegen de bosrand (1988), Niettegenstaande de tijd (1990), De hondewacht (1993), Wat heeft Cecilia gezien? (1994), De kiezels van Klein Duimpje (1995) en Onbereikbaar nabij (1997).
En dan nu een nieuwe verzamelbundel, dit nieuwe Mythologisch; Gedichten, oud, nieuw en herzien, zo'n 750 pagina's verzen. Hoe de lezer mutaties op het spoor komt? Van der Graft is poëtische detectives zeer behulpzaam: een asterisk achter het jaartal van de