richting van haar leven en werk bepaald. Was ze nu een Hollandse of een Vlaamse? Iemand die aardig kon tekenen, een fantast, een aanstelster of een acteur? Een schrijfster of een cabaretière? Een filosofe of een historica? Een kind of een volwassene? Een moeder of een dochter?
Na een opleiding grafisch tekenen aan de kunstacademies van Antwerpen en Brussel, won ze in 1978 het Camarettenfestival voor jong (cabaret)talent in Delft. Kort daarna scoorde ze met Een huis met zeven kamers zowel een Gouden Penseel voor de illustraties als een Zilveren Griffel voor de tekst. Haar uitgever zetelt in Amsterdam, zelf woont en werkt ze liever in Antwerpen.
Schrijven, tekenen, dichten, zingen, acteren, alles wat zij doet of laat, staat in het teken van ontdekken, de kern van alle dingen blootleggen: van vriendschap en liefde, van het begin en het einde, van taal en de verhouding tussen mensen, kinderen en volwassenen. Grote mensen mogen dan de taak hebben kleine mensen veiligheid te bieden en normen te stellen, in wezen verschillen ze nauwelijks van elkaar. Volwassenen hebben hooguit iets meer levenservaring. ‘In literatuur voor volwassen schrijf je vanuit personages met een andere leertijd, maar er is een bepaalde toon die ik wil houden die ook in mijn kinderboeken zit, iets van het groteske, subversieve. Dat perspectief hoeft niet vanuit een kind te zijn, maar wel altijd van onderaf, vanaf de zijlijn. Je kunt je pas verwonderen als je je bevindt op een plaats die niet in het midden is, maar juist enigszins aan de kant. Daar woon ik ook trouwens.’
Opzij, oningekapseld, eigenzinnig, het zijn woorden en begrippen die Joke van Leeuwen bij uitstek typeren, juist omdat de kant van het kind haar zo dierbaar is. ‘Een kind is nog maar net aan zijn reis begonnen. Het beleeft alles voor het eerst, vanuit de verwondering. Zo'n houding heeft invloed op je stijl van schrijven. Die kan niet verheven of barok zijn, maar moet iets springerigs houden. Je gedachten moeten onverwachte sprongetjes blijven maken en zeker geen vastgelegde routes volgen.’
En dat sluit dan weer naadloos aan op haar ervaringen met allerlei soorten mensen van allerlei afkomst en religie. Juist omdat ze van kinds af aan vertrouwd was met muziek en toneel, met tekenen en schrijven, met katholieken en protestanten heeft Joke van Leeuwen een bloedhekel aan hokjes en begrenzingen. Ze laat zich nergens instoppen, niet in het hokje voor meisjes en ook niet in dat van de kinderboekenschrijver of illustrator. Ze wil zich wel onderscheiden van anderen, bewust worden van haar eigenheid, maar niet