geweldige verzoek. We dachten allebei: eindelijk - omdat we allebei al een tijd voor een volwaardige plek van de kinder- en jeugdliteratuur hadden gepleit. Om een titel van Joke te parafraseren: we waren allang begonnen, maar nu begon het echt.
Samen met Jokes vaste pianiste Caroline Deutman gingen we onze Geletterde Mensen repeteren. Dat deden we eerst bij Joke thuis. Om de piano heen legden we, bij wijze van spreken, wat we te bieden hadden. Verhalen, anekdotes, liedjes, ideeën die we al eens bij een lezing hadden getest. Ik herinner me dat ik het bestierf. Joke was immers meer ervaren dan ik. Ze was niet alleen al langer bezig dan ik, ze kende het podium, ze kon beter dan ik inschatten of een tekst voor publiek werkte, en daarenboven speelde ze neusfluit en durfde ze ook te zingen.
Het mooie is dat we vanaf het begin begonnen. Want zo stelde Joke het voor: hoe beginnen we en hoe is het voor ons begonnen? Vanzelf kwamen de verhalen uit de eerste klas, het leren schrijven, de link tussen schrijven en tekenen, het ontstaan van onze boeken, en de liefde voor de letter a, de eerste letter die volgens Joke een schreeuw van pijn kon zijn, een uitroep van blijdschap, een gil van schrik. En het was ook nog eens de tekst van het lied dat het publiek aan het eind van het programma in canon zong.
Uit de twintig voorstellingen die Joke en ik in 1998 hebben gebracht heb ik heel veel geleerd, en in dat leerproces speelt Joke een belangrijke rol. Dat het zingen van een liedje met het publiek (in canon, met a-a-a als tekst) weliswaar een kwestie van een beetje durf is, maar het slagen van zo'n lied hangt vooral van jezelf af. Beleef jij er plezier aan, en geloof je er zelf in? Durf je een zaal met kinderen en volwassenen ervan te overtuigen dat a-a-a een mooi liedje over het begin van alles is?
Het decor van onze voorstelling was een manshoge letter A, die we naarmate de voorstelling vorderde uit elkaar haalden. We deconstrueerden de A en tegelijkertijd bouwden we ons programma uit. Elk deel van de letter was een krukje of een stoel waarop we iets vertelden of voorlazen.
In de voorstelling zat een dialoogje uit Jokes Twee beleefde dieven. We werden Diehier en Diedaar, en Joke kreeg een Vlaamse tongval en ik werd de Nederlander, en we moesten vooral proberen om de ernst te bewaren. Ik herinner me dat we dan gingen staan zoals op het affiche, en dat dat goed voelde. Het grote verschil was dat we tijdens dat dialoogje van niks, over