| |
| |
| |
‘Onthouden voor de volgende keer: nooit een puberfluisteraar uitdagen’
Over Er is geen vorm waarin ik pas van Erna Sassen
Judith de Lang
De cadans van een auto die rijdt door de nacht, met de tonen van Canto Ostinato in je oren, terwijl je naast de hunk zit van je school, die niet alleen lesgeeft, maar ook rondtoert als cabaretier door het hele land. En hij heeft jou uitgekozen om hem te helpen bij de toneelvoorstelling voor de onderbouw - voor Tessel is het een droom waar ze graag in wil blijven geloven.
De nieuwste roman van Erna Sassen (1961, Beverwijk) heeft opnieuw een getroebleerde jongvolwassene als hoofdpersoon. We maken kennis met Tessel aan het einde van de vijfde klas van het gymnasium. Ruim vijf weken neemt ze ons mee in haar dagboekaantekeningen, flashbacks, songteksten en hier en daar een mailbericht of een brief. De vijf weken corresponderen met de vijf delen waarin het boek is opgedeeld. Ieder deel begint met een datum en een takenlijstje. Het eerste deel bevat de meeste hoofdstukken, negentien. De hoofdstukken zijn gewoonlijk kort, zo'n drie tot zes pagina's, waarbij het lettertype en de -grootte regelmatig wisselen om emoties uit te drukken of nadruk te geven, om haar eigen reflectie op het voorgaande te markeren, om een songtekst of Wikipediatekst te onderscheiden van de rest, om een mailtekst aan te duiden of een brief. Wanneer je als lezer het boek openslaat, lijkt het een allegaartje van korte alinea's, veel uitroeptekens, zinnen die slechts uit een woord bestaan en veel wit. Het is pas bij het lezen dat de samenhang van deze gelaagde roman zich verraadt.
Het boek is ondanks die indeling in vijf weken niet chronologisch opgebouwd en bevat veel flashbacks naar de periode vanaf het begin van het
| |
| |
vierde schooljaar tot half mei in de vijfde. Het verhaal is in drie tijdvakken in te delen: de periode van het vierde schooljaar, waarin Tessel onbezorgd en steeds verliefder omging met P, een nieuwe docent die het schooltoneel regisseert en Tessel daarbij heeft uitgekozen als regieassistent. In de praktijk bleek al snel dat haar takenpakket veel meer bestreek dan alleen het toneel. Ze voelt zich op haar gemak bij P en haar uitdijende takenpakket ziet ze niet als een opgave, integendeel. Ze vindt het niet bezwaarlijk dat P met haar hand in hand loopt langs het strand, dat hij met haar zoent bij het afscheid's nachts en dat ze met hem meer tijd spendeert dan met wie dan ook. Het contact met haar eigen vriendinnen en vrienden verwatert en die zien wat ook de moeder van Tessel constateert: Tessel raakt tot over haar oren verliefd op P. Er komt een onverwacht einde aan hun omgang wanneer Tessel eind juni op kraamvisite gaat na de geboorte van P's zoontje. Hij wijst haar op bruuske wijze de deur.
De tweede periode loopt vanaf de afwijzing tot aan half mei het jaar erop, daar waar we als lezer het verhaal instappen. Bij Tessel vindt er kortsluiting plaats in haar hoofd wanneer P weigert haar te ontvangen en zelfs uitscheldt. Alle dingen die haar herinneren aan P bant ze uit haar leven: ze luistert niet meer naar de muziek van Alt-J, speelt nooit meer de Canto en gaat van pianoles af, terwijl muziek net zo noodzakelijk voor haar is als ademhalen. Ook stelt ze in het nieuwe schooljaar alles in het werk om een ontmoeting met P te vermijden. Maar P uit haar hoofd krijgen vergt meer dan dat. Het is tijdens de zomer dat ze Evelien leert kennen, een volwassen vrouw met een zieke dochter van Tessels leeftijd. Tessel kent het meisje niet. Als haar een paar maanden later ter ore komt dat ze is overleden, besluit ze een condoleancebriefje te sturen. Vanaf dat moment zoekt ze Evelien regelmatig op, hoewel ze zich vanaf het begin afvraagt waarom. Ze vindt het prettig om in gezelschap te zijn van Evelien, die niet doet aan ‘oninteressant gezwamkous’. Tessel besluit Evelien dan ook de vraag voor te leggen wat haar ertoe drijft om Eveliens gezelschap op te zoeken. Die zegt dat Tessel haar dode dochter misschien nodig heeft om haar eigen verdriet te kunnen voelen, een opmerking waar Tessel van schrikt. Op school gaat het veel minder goed dan de vorige jaren. Haar geheugen laat haar in de steek en concentreren lukt niet. Haar mentor krijgt de indruk dat ze een burn-out heeft door haar perfectionisme. Ze mag zonder afmelding wegblijven uit de les en afzien van
| |
| |
toetsen. Met Evelien heeft ze een flinke aanvaring over deze uitzonderingspositie op school. Ze gebruikt Evelien ook als klankbord wanneer het gaat om een onderwerpkeuze voor haar profielwerkstuk. Evelien zegt onomwonden dat Tessel verder moet in de muziek: ‘Tess, niet lullen, liedjes schrijven en muziek maken is voor jou een noodzaak’ (p. 100).
De laatste periode loopt van half mei tot half juni in de vijfde klas, waarin ze erin slaagt de gebeurtenissen te verwoorden en het heft in eigen hand te nemen. In deze tijd oogst Tessel wat ze in de tweede periode heeft gezaaid: ze is dankzij de gesprekken met Evelien in staat zonder schaamte naar haar relatie met P te kijken en bereikt het inzicht dat P een dubieuze rol heeft gespeeld. Ze is in staat een eigen positie in te nemen in deze affaire en wordt voor het eerst boos op hem, in gedachten. Ook valt in deze tijd de beslissing over haar profielwerkstuk: samen met haar goede vriend Kevin maakt ze een muziekalbum. Een derde belangrijke ontwikkeling in deze periode is dat ze besluit weer gewoon naar school te gaan. Tot slot besluit ze in deze periode om wraak te nemen op P. Het plan loopt anders dan de bedoeling was, maar deze confrontatie zorgt ervoor dat ze het verlies van P aanvaardt. Evelien bespeurt het direct wanneer ze elkaar spreken na deze wraakactie. ‘“Je klinkt zoals ik,” zei Evelien. “Verlaten”’(p. 203).
| |
Schaamte en rouw
Natuurlijk zijn er genoeg verhalen verteld over een uitzichtloze verhouding tussen een docent en een leerling. Het bijzondere aan het verhaal van Sassen is dat zij nauwelijks aandacht heeft voor de ongelijkwaardigheid in deze relatie en dat ze vrij veel tijd besteedt aan de periode na de afwijzing. Hoe doet Tessel dat, van totale verdoving en verwarring naar weer meester zijn over haar leven, keuzes maken en verder gaan? Dat verhaal wordt vooral verteld in de tweede fase van het boek, waarin ze Evelien gebruikt als spiegel. Terwijl Evelien rouwt om de dood van haar dochter, rouwt Tessel in stilte met haar mee, om het verlies van P. Dat niet alleen, Evelien blijkt een vrouw te zijn die mede door haar grote verlies niet in is voor small talk. Ze reageert heel direct en hoewel Tessel daarvan schrikt, gaat ze de confrontatie met Eveliens scherpe tong niet uit de weg en ze leert zelfs op een constructieve manier ruzie te maken. Je zou kunnen stellen dat Tessel zichzelf vindt in het
| |
| |
contact met Evelien. Pas nadat ze het verhaal van P verteld heeft aan Evelien maakt ze in haar dagboek een analyse van hun relatie en meet ze zich een oordeel aan over de dubbelzinnige signalen die hij uitzond. Het is veelzeggend dat Tessel Evelien aanduidt als de puberfluisteraar. Evelien is in staat om door te dringen tot Tessel die beschadigd is geraakt door de verhouding met P. Tot die tijd voelde ze zich enkel beschaamd over wat er gebeurd was, alsof het aan haar had gelegen, dat zij niet goed genoeg was voor hem. P had dit gevoel versterkt door haar bij het brute afscheid voor de voeten te werpen dat zij een stalker en een maniak was. Nadat ze het gebeurde uitgebreid heeft beschreven, komt ze tot het belangrijke inzicht dat ze bij meningsverschillen altijd snel het veld ruimt en de mening van haar opponent overneemt. Dat ze ook P geloofde toen deze haar uitschold. Dat ze al die tijd niet had gezien dat het P was die haar uitdaagde, niet andersom. Dat zij verliefd geworden was, maar dat dat niet iets was om je voor te schamen. De gevoelens die Tessel koestert voor P zijn zo heftig en tegelijk onzichtbaar voor haarzelf, dat enkel haar diepe gevoel van schaamte over haar verlangen een indicatie is voor haar verliefdheid. De Britse psychoanalyticus Phillips legt in De Groene Amsterdammer uit hoe schaamte werkt als een tweesnijdend zwaard: enerzijds is het ‘een van de repressiefste, conservatiefste emoties’ omdat je op het moment van schaamte wordt besprongen door alles en iedereen, inclusief jezelf. ‘Wanneer je jezelf schaamt, is er in je hoofd sprake van een karaktermoord’ (Postma, 2017). Dat is wat er gebeurt bij Tessel: door haar schaamte is ze niet in staat zich te verbinden met haar verlangen naar P. Ze vertelt zichzelf in eerste instantie dat dit nooit meer mag gebeuren. Tegelijkertijd werkt schaamte ook zo dat het ons juist ertoe aanzet het beschamende nogmaals te doen.
De schaamte geeft enerzijds het gevoel er niet bij te horen en de liefde van anderen verspeeld te hebben vanwege de schaamtevolle gebeurtenis, anderzijds willen we deze liefde behouden én het beschamende herhalen. Tessel zoekt de herhaling op in haar wraakactie. Opnieuw rijdt ze met P door de nacht en ze is van plan hem te verleiden. De bedoeling is P te filmen terwijl ze met elkaar vrijen. Ze wil hem straffen door middel van shaming. Uiteindelijk komt de vrijpartij ervan, maar ze wist het filmpje direct na afloop. Ze ziet ervan af om P's grensoverschrijdende gedrag wereldkundig te maken, omdat ze zich realiseert dat de wraak bestaat uit de daad, niet zozeer uit het filmpje dat ze ervan gemaakt
| |
| |
heeft. Bovendien wil ze geen mensen erbij betrekken die er niks aan konden doen, zoals de vriendin van P en hun zoontje. Ze is niet trots op haar wraakactie. Maar het feit dat zij nu voor het eerst degene is die de leiding neemt en P verleidt, geeft haar voldoening. Het is niet zozeer P's liefde die ze niet wil verspelen, maar eerder haar eigenliefde. Door de wraakactie is ze in staat zichzelf te zien als een persoon die lief mag hebben, mag verlangen en daarnaar handelen zonder schaamte.
| |
Perspectief
Tessel is in staat haar plek in de wereld te creëren door te reflecteren op het gebeurde. Dat gebeurt op een speciale manier in deze roman, wat het rommelige aanzien ervan verklaart. Sassen wisselt namelijk voortdurend af tussen een belevend en een vertellend ik. Het verhaal speelt in het voorjaar aan het einde van de vijfde klas, maar steeds blikt Tessel terug op de periode daarvoor. Ze vertelt wat er gebeurde, in de directe rede vaak, maar tegelijk geeft ze commentaar op de gebeurtenissen. Een voorbeeld hiervan is de schuilnaam die zij bedenkt voor de docent. P staat voor Parcival, de naam van de valse herdershond die haar moeder in haar kindertijd had aangevallen. Deze naam kan Tessel pas geven wanneer ze zich een oordeel heeft gevormd over de gebeurtenissen, maar voor de lezer heet P vanaf de eerste ontmoeting zo. Dat betekent dat de lezer direct geconfronteerd wordt met P zoals Tessel hem uiteindelijk waarneemt, zonder dat dit de groei verhult die Tessel doormaakt. Sassen is in staat om ons op een overtuigende manier te laten meekijken in de gedachtewereld van Tessel, die het heden beslaat, maar evengoed een terugblik is op het verleden. Een vergelijkbare roman met eenzelfde complexiteit is Dit is alles: Het hoofdkussenboek van Cordelia Kenn (2005, vertaling uit 2007), waarin Aidan Chambers ook typografische vondsten inzet om het belevend en vertellend ik te onderscheiden. Tessels groeiproces blijft vrijwel geheel intern, zonder pottenkijkers. Dat is ook wat Sassen graag wil laten zien, blijkens haar uitlatingen in een interview (Ackermans, 2013, z.p.). Tessels moeder uit haar zorgen wanneer ze merkt dat haar dochter verliefd is op een docent, maar daar laat ze het bij. Haar vader is buiten beeld. Dat geeft Tessel de vrijheid om te experimenteren en haar identiteit te (onder)zoeken. Aan de andere kant wens je in het werkelijke
| |
| |
leven een meisje als Tessel juist wel die bezorgde ouders toe, een beste vriendin die naar een vertrouwenspersoon stapt binnen de school of een alerte docent. In Tessels geval lijkt het erop dat zij zonder al te veel kleerscheuren uit deze onzalige verhouding komt, maar het had minder goed kunnen aflopen. Daar komt bij dat een docent als P op deze manier zijn gang kan blijven gaan. Wanneer je de situatie vanuit politiek-maatschappelijk oogpunt bekijkt, is de afloop geenszins ideaal te noemen. Immers, Tessel zal geen openheid van zaken geven zoals in het huidige #metoo-debat gebeurt. Ook sleept ze P niet voor de rechter. Wanneer je echter de situatie vanuit psychologisch perspectief bekijkt, schetst Sassen ons een gevaarlijke wereld waarin kwetsbare meiden als Tessel dankzij hun intellect en vindingrijkheid in staat zijn te overleven en daarvan op onversaagde wijze verslag te doen.
| |
Primaire literatuur
Chambers, Aidan, Dit is alles: Het hoofdkussenboek van Cordelia Kenn (vertaling Annelies Jorna). Amsterdam/Antwerpen, Querido, 2007. |
Sassen, Erna, Dit is geen dagboek. Amsterdam, Leopold, 2009. |
Sassen, Erna, Kom niet dichterbij. Amsterdam, Leopold, 2014. |
Sassen, Erna, Er is geen vorm waarin ik pas. Amsterdam, Leopold, 2017. |
| |
Secundaire literatuur
Ackermans, L., ‘Erna Sassen.’ In: J. Van Coillie, W. van der Pennen, J. Staal & H. Tromp (red.), Lexicon van de jeugdliteratuur. Groningen, Martinus Nijhoff, 2013, pp. 1-7. |
Postma, J, ‘Besprongen door jezelf: Adam Phillips over schaamte en beschamen.’ In: De Groene Amsterdammer, 20 december 2017, pp. 96-99. |
|
|