Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 31
(2017)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Edward-Sammie-Dory Fantasmagory
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
p. 410). Baker noemt de sporen van de vertaler diens ‘vingerafdruk’. Vertalen houdt immers altijd keuzes maken in. Daarom zijn geen twee vertalingen van een tekst gelijk. Voor Gideon Toury (1995) moet de vertaler initieel een keuze maken tussen wat hij noemt adequaat en acceptabel vertalen. In het eerste geval staat trouw aan de brontekst centraal, in het tweede aanpassing aan de doelcultuur. Bij het vertalen van jeugdliteratuur houdt dat laatste ook aanpassing aan het doelpubliek in, meer bepaald aan de jonge lezers. Voor de Finse pionier in het onderzoek naar jeugdliteratuur in vertaling, Riitta Oittinen, kan de vertaler niet anders dan loyaal zijn aan zijn jeugdige publiek, immers ‘we always need to ask the crucial question: “For whom?” Hence, while writing children's books is writing for children, translating children's literature is translating for children’ (2003, p. 128). Daarbij worden vertalers noodzakelijkerwijs beïnvloed door wat Oittinen hun kindbeeld noemt, hun ideeën over wat gepast is voor kinderen, wat ze aankunnen, waar ze van houden enzovoort. Behalve de initiële keuze maakt de vertaler nog voortdurend keuzes tijdens het vertaalproces. Veel onderzoekers beklemtonen dat vertalers hierbij vooral het effect van de tekst voor ogen hebben. Volgens Shiyab en Lynch (2006, p. 265) moeten vertalers artistieke representaties maken die lezers raken, en op die manier een kunstwerk creëren in een andere taal. En volgens Chen (2010, p. 227) die verwijst naar Eugene Nida's dynamische equivalentieprincipe, moet de vertaler de betekenis van het originele werk op zo'n manier overzetten dat de vertaalde tekst dezelfde impact teweegbrengt op de lezer van de doeltaal als het originele werk op de lezer van de originele taal. In dit onderzoek ga ik op zoek naar de stem of de vingerafdruk van de vertaler Edward van de Vendel. Hoe probeert hij op een eigen manier het effect van de brontekst over te brengen en in welke mate past hij de tekst aan zijn doelpubliek aan? Op de eerste plaats focus ik op stijlkenmerken die de vertaler ertoe dwingen om keuzes te maken omdat ze volgen uit een verwevenheid van inhoud en vorm die eigen is aan literatuur. Het zijn kenmerken die onderzoekers vaak aanstippen als bijzondere uitdagingen voor vertalers. Ze krijgen dan ook een prominente plaats in de handboeken over vertalen van kinderliteratuur van Epstein (2012) en Lathey (2015): klankspel (rijm, klanknaboot- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sing), neologismen, woordspelingen en idiomen. Daarnaast onderzoek ik hoe Van de Vendel omgaat met namen en realia, dat zijn cultuurgebonden elementen in de tekst zoals gerechten of gebruiken. Die plaatsen de vertaler het sterkst voor de keuze tussen al dan niet aanpassen aan de doelcultuur, tussen wat Venuti (1995, pp. 241-242) ‘foreignization’ en ‘domestication’ noemt. Die keuze wordt vaak gestuurd vanuit het kindbeeld van de vertaler. Elementen die eigen zijn aan de broncultuur worden vervangen door elementen uit de doelcultuur vanuit de redenering dat de tekst daardoor herkenbaarder wordt voor de jonge lezers. Ten slotte focus ik nog kort op keuzes die Van de Vendel maakt op het vlak van woordkeus en zinsbouw. Vraag is in welke mate hij die vereenvoudigt of aanpast vanuit een gerichtheid op leesbaarheid en voorleesbaarheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat?Tussen 2003 en mei 2017 vertaalde Edward van de Vendel drieënzestig kinderboeken, met topjaren in 2015 en 2016, waarin hij meerdere prentenboeken vertaalde.
Hij vertaalt in hoofdzaak uit het Engels, wat aansluit bij de algemene trend: in de periode 2010-2015 werd ruim zestig procent van alle vertaalde kinderboeken in Nederland en Vlaanderen vertaald uit het Engels (Van Coillie & Aussems, 2017). De eerste jaren echter, tot 2010, vertaalde hij vrijwel uitsluitend uit het Duits en het Frans. Het Engels ging pas domineren toen hij in 2013 het eerste deel van de reeks De waanzinnige boomhut ging vertalen. Behalve uit het Engels, het Duits en het Frans vertaalt Van de Vendel ook uit het Italiaans (soms samen met een andere vertaler) en uit het Noors, Deens en Zweeds.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruim de helft van alle vertalingen bestaat uit prentenboeken (37). Ongeveer een derde kan geklasseerd worden als humoristische verhalen(bundels) (20). Daartoe behoren de boeken uit de reeks De waanzinnige boomhut, maar ook (pseudo-)non-fictie als Vieze beestjes (2008) en Het waanzinnige boek over je lichaam (2015) en verhalen voor jongere kinderen vanaf acht zoals Bruno wordt een superheld ( 2014) van Håkon Øvreås. Twee boeken zijn gericht op eerste lezers en ook die bevatten veel humor. Vier boeken ten slotte behoren tot het sprookjesgenre. Van de Vendel debuteerde in 2003 als vertaler met Antonio aan het andere eind van de wereld, kleiner en kleiner, met tekst van Malachy Doyle en illustraties van Carll Cneut. Het duurde twee jaar voor zijn volgende vertaling verscheen, opnieuw een prentenboek met illustraties van Cneut. In hetzelfde jaar verscheen Anton en de meisjes van Ole Könnecke. Hij had meteen een klassieker beet. Er verschenen in 2007 nog twee boekjes over Anton en in 2013 een verzamelbundel met twee nieuwe verhalen. Ook later vertaalt hij nog succesrijke en bekroonde prentenboeken zoals Het donker van Lemony Snicket en Jon Klassen (2014), De kleine walvis van Benji Davis (2015), Het grote slaapjesboek van Giovanna Zoboli (2015) en Slaap maar fijn, bouwterrein van Sherri Duskey Rinker en Tom Lichtenheld (2017). Maar het was vooral met Het grote boek van vergeten prinsessen (2006) dat Van de Vendel naam maakte als vertaler. Het was een intrigerend boek vol verwijzingen naar bekende sprookjes en speelse taal, oorspronkelijk geschreven door Philippe Lechermeier, met indrukwekkende illustraties van Rébecca Dautremer. In 2010 vertaalde hij nog het al even uitdagende Het geheime dagboek van Klein Duimpje van hetzelfde duo. Het valt op hoeveel van de prentenboeken die Van de Vendel vertaalt geïllustreerd zijn door topillustratoren, met naast Dautremer nog Rotraut Susanne Berner, Carll Cneut, Jon Klassen, Ole Könnecke en Benji Davis. Zonder twijfel het succesrijkst zijn echter de ‘waanzinnige’ bestsellers van Andy Griffiths en Terry Denton. Concluderend kunnen we stellen dat Van de Vendel vaak gevraagd wordt om boeken te vertalen van vooraanstaande en succesrijke auteurs en illustratoren. Dat versterkt en volgt tegelijk uit zijn prestige als vertaler. Zijn naam wordt trouwens in bijna de helft van de boeken vermeld op de kaft (30/61) - wat uitzonderlijk is - en in de andere boeken op een paar uitzonderingen na duidelijk op de titelpagina. Op de kaft van Koning Eddie en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kwade keizer (2017) valt zijn naam zelfs extra op in een gele ster rechts bovenaan. Ook lijkt Van de Vendel een duidelijke voorkeur te hebben voor boeken met veel humor en taalspel. Humor is naast spanning een grote ‘verleider’ in kinderboeken (Van Coillie, 2007, p. 111) en vormt een bijzondere uitdaging voor de vertaler, die volgens Anne Leibold zowel het humoristische taalgebruik in de brontekst moet kunnen decoderen als het humoristische effect overbrengen in de vertaling: It requires the accurate decoding of a humorous speech in its original context, the transfer of that speech in a different and often disparate linguistic and cultural environment, and its reformulation in a new utterance which successfully recaptures the intention of the original humorous message and evokes in the target audience an equivalent pleasurable and playful response[.] (Leibold, 1989, p. 109) Daarnaast vertaalt Van de Vendel vooral boeken met een bijzondere verhouding tussen tekst en beeld, meer bepaald prentenboeken en verhalenbundels zoals die van Griffiths en Denton, die soms als graphic novels worden aangeduid, met veel stripelementen (zoals tekstballonnen) en waarin tekst en tekeningen voortdurend met elkaar interageren. De taalhumor steekt vaak in rijmen en grappige klanknabootsingen. Volgens Gillian Lathey zijn de speelse taal en de bijzondere rol van klank en beeld kenmerken die het vertalen van kinderboeken het meeste onderscheiden van dat voor volwassenen: ‘This is where translating prose for the child up to the age of twelve or thereabouts diverges most markedly from translation for adults, with two aspects (translating sound and translating the visual) demanding particular attention’ (Lathey, 2006, p. 9). Hoewel Van de Vendel in hoofdzaak teksten met veel humor en taalspel vertaalt, behoren ook ernstige boeken over gevoelige en delicate onderwerpen tot zijn vertaalwerk. Zijn debuut als vertaler bijvoorbeeld, Antonio aan het andere eind van de aarde, kleiner en kleiner van Malachy Doyle (2003) gaat over heimwee, Erik en opa van Kim Fupz Aakeson en Eva Eriksson (2015) over de dood en De omhelzing van David Grossman (2011) over eenzaam- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid en liefde. In die boeken laat Van de Vendel zien dat hij ook een heel sobere en tegelijk suggestieve stijl weet te bewaren in vertaling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe?KlankspelVan de Vendel heeft als vertaler een voorliefde voor klankspel. Veel van de boeken die hij vertaalt, staan vol rijmen en klanknabootsingen. Kreller (2006) beschouwt rijm als een van de moeilijkste vormkenmerken om te vertalen. Niet alleen slaagt Van de Vendel erin om vrijwel altijd het klankspel te bewaren, geregeld voegt hij extra klank toe. Dat mag blijken uit de volgende voorbeelden. Veel prinsessen in Het grote boek van vergeten prinsessen (2006) dragen klankrijke en betekenisvolle namen. Van de Vendel tracht zowel klank als betekenis te bewaren en versterkt vaak het klankspel. ‘Princesse Invisible’ wordt ‘prinses Nizini’ en ‘la princesse de la Crapaudine’ wordt ‘prinses Paddeleine’. In één geval neemt hij omwille van de klank de vreemde naam onveranderd over, waarbij hij dus kiest voor ‘foreignization’. Om het binnenrijm in het fragment te bewaren, maakt hij een klankrijk neologisme:
Maar ook andere passages zonder namen staan vol klankspel. In het volgende fragment verliest Van de Vendel het slagrijm (op de klank è), maar compenseert hij dat door op andere plaatsen medeklinkerrijm (w-) en binnenrijm (-oonde, -auw) in te lassen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door ‘paresse’ (letterlijk ‘luiheid’) te vertalen door ‘lanterfanten’ verrijkt de vertaler het volgende fragment met een extra klankrijk woord:
Ook in Het geheime dagboek van Klein Duimpje (2010) voegt Van de Vendel geregeld klinker- en medeklinkerrijm toe. ‘Un cochon est en train de cuire sur une broche’ (p. 18) wordt ‘een varken dat spettert aan het spit’. Het volgende stukje is een krachttoer. Van de Vendel voegt meerdere assonanties (met de klank oe) en alliteraties (k en t) toe. Let ook op zijn creatieve vertaling van de klanknabootsing op het eind:
Onderstaande voorbeelden komen uit het berijmde prentenboek Slaap maar fijn, bouwterrein (2017). Al in de titel heeft Van de Vendel vrij moeten vertalen om het rijm te behouden. De Engelse titel luidt: Goodnight, goodnight, construction site (met extra herhaling). In de slotstrofe voegt hij alliteraties toe. Om het gepaarde rijmschema te bewaren, moet hij de inhoud veranderen en herschikken. In de laatste regel verliest hij wel het rijm:
De Waanzinnige boomhut van 52 verdiepingen (2015) bevat enkele liedjes, waarin zowel rijm als ritme van belang zijn. Een extra uitdaging vormt het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slagrijm in het lied dat de groenten zingen wanneer ze Andy en Terry in de ketel stoppen. Van de Vendel bewaart de treiterende toon en het rijmschema AAAA, al wringt de slotregel in een poging ook het metrum te bewaren:
De voorbeelden van klanknabootsingen in de boeken die Van de Vendel vertaalde zijn eindeloos. Ze vallen grofweg in te delen in geluiden van dieren, mensen, en voorwerpen. Van de meeste dierengeluiden bestaan er conventionele vertalingen. Een Engelse hond blaft ‘Woof’, een Nederlandse ‘Waf’. Voor geluiden van mensen en dingen moet de vertaler veel vaker zijn creativiteit aanspreken. Het geluid van een kus verandert van SMOOCH in SMAKK (De waanzinnige boomhut van 52 verdiepingen, 2015, pp. 187-191). Als Dory een baby nadoet, brabbelt ze ‘Goo moo ga gee bu goo?’, haar Nederlandse tegenhanger Sammie tatert ‘Koekoe bla bli bloe?’ (Sammie de Fantastische, 2016, p. 42-46). Wanneer in hetzelfde boek Mrs Gobble Cracker ervandoor gaat met een pop, zegt ze ‘Humph’, wat Van de Vendel vertaalt als ‘Pfah!’ (pp. 123-128). En de uitgekiepte aarde maakt in het Engels het geluid CRRRUNCH! maar in het Nederlands ‘BLOMPF!’ (Slaap maar fijn, bouwterrein, 2017, z.p.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NeologismenPeter Newmark definieert neologismen als ‘newly coined lexical units or existing lexical units that acquire a new sense’ (Newmark, 2004, p. 140). Onderzoekers als Newmark en Epstein (2012) onderscheiden verschillende manieren om neologismen te vormen en om die te vertalen. In de onderzochte kinderboeken zijn de meeste neologismen afleidingen of samenstellingen van bestaande woorden. Erg populair zijn de zogenaamde portemanteauwoorden, waarbij meerdere woorden contaminerend met elkaar verbonden worden, bijvoorbeeld ‘krokodetten’ (uit Roald Dahls De GVR) als combinatie van ‘krokodillen’ en ‘kroketten’. De term ‘portmanteau’ komt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overigens van een van de meesters van de nonsensicale neologismen, Lewis Carroll. Zonder twijfel het grootste aantal neologismen bevat Het waanzinnige boek over de Billosaurus en andere prehistorische wezens (2015). In hun komische, pseudowetenschappelijke boek creëren Andy Griffiths en Terry Denton in woord en beeld allerlei voorhistorische wezens met bijzondere billen. De Engelse titel luidt What Bumosaur is that? met een portmanteauwoord waarin ‘bum’ en ‘dinosaur’ in elkaar geschoven worden. Het boek is uitgesproken taboedoorbrekend. Overigens lijkt Van de Vendel een voorkeur voor dit soort scabreuze humor te delen met kinderen. Ze kleurt ook Lekker! Nee vies! Een rijmend boek voor je maag (2015) en Windje, een avontuur van olifant Jan (2017). Gelukkig beschikt het Nederlands net als het Engels over een hoop synoniemen voor billen: kont, gat, poep, reet, bips ... en aanverwante woorden als scheet, schijt, drek of plee. Ze geven Van de Vendel voluit de kans om te variëren en met klanken te spelen. Opnieuw valt op hoe vaak hij extra klinker- en medeklinkerrijm toevoegt. Hieronder geef ik enkele soorten ‘invertebutts’ of ‘kontgewervelden’:
De ‘bumolution’ (p. 32) wordt de ‘bilvolutie’ (p. 42), waarin uitgelegd wordt hoe het leven zich ‘kontwikkelde’. ‘Stenchtiles’ (p. 35) worden ‘drektilen’ (p. 45), de bumaconstrictor (p. 48) de boa kontstrictor (p. 58), de tyran-nosore-arse rex’ (p. 102) de ‘tyretosaurus rex (p. 112) en de bumanderthal (p. 146) wordt de ‘pleeanderthaler’ (p. 156). Volgens hun inleiding maakten Griffith en Denton ‘the most comprehensive - and up-to-date - guide to prehistoric life ever published’ (p. 1), wat Van de Vendel de kans biedt om opnieuw een extra grapje toe te voegen. In zijn vertaling maakte het duo ‘de meest uitgebreide en kaktuele gids [...] die ooit over het prehistorische reetleven werd gepubliceerd’ (p. 11). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook in Het geheime dagboek van Klein Duimpje (2010) duiken scabreuze neologismen op in een reeks bijnamen. Opnieuw valt op hoe Van de Vendel klankspel toevoegt, in dit geval eindrijm:
Dat neologismen in allerlei vormen ook opduiken in andere boeken die Van de Vendel vertaalde én dat hij ze vaak omzet met extra klankspel, mag blijken uit volgend overzicht:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WoordspelingenWoordspelingen vormen een van de grootste uitdagingen voor vertalers. Bij een woordspeling wordt een woord of een combinatie van woorden in verschillende betekenissen tegelijkertijd gebruikt. Ze zijn gebaseerd op een overeenkomst van vorm (uitspraak, spelling), maar verschil in betekenis (Van Gorp, Delabastita & Ghesquière, 2007, p. 514). Bij een letterlijke vertaling gaat vaak een van de betekenissen verloren, vandaar dat ze dikwijls worden weggelaten of vervangen door een andere woordspeling of een andere vorm van taalspel. Van de Vendel vindt geregeld originele alternatieven. In de brontekst van Het grote boek van vergeten prinsessen wordt er over de recepten van een menseneter gezegd: ‘ce qui est apprécié, c'est de figurer dans la recette, pas dans l'assiette.’ Er wordt een spel gespeeld met verschillende betekenissen van het voorzetsel ‘dans’ (letterlijk: wat geapprecieerd wordt, is een plaatsje te krijgen in het recept, niet in het bord). In zijn vertaling speelt Van de Vendel een spel met het woord ‘menu’, in de betekenissen van ‘menukaart’ en ‘gerechten’: ‘men wil graag aangewezen worden op het menu, niet erin.’ In De waanzinnige boomhut van 52 verdiepingen (2015) vormt een illustratie een wezenlijk onderdeel van de woordspeling. Er worden enkele erwtjes getekend die aan het praten zijn (‘peas talking’) met in twee tekstballonnen meerdere letters P (P's). Van de Vendel verplicht de lezer zelf de associatie te maken met ‘erwtjes’. In de tekstballonnen staan letters R, naar de getekende erwtjes wordt verwezen met ‘R'tjes’ Af en toe voegt Van de Vendel een woordspeling toe. Het ‘parfum des îles Tûpûh’ (pûh kan een kreet van afkeer zijn) wordt ‘parfum van de St. Inky eilanden’ (Het geheime dagboek van Klein Duimpje, 2010, p. 24). In de volgen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de strofe van Slaap maar fijn, bouwterrein (2017) geeft de vrije vertaling in dienst van het rijm de kans een spel te spelen met ‘dag’: ‘De bak is leeg en staat weer recht/ De dag heeft al gedag gezegd’ (‘He lowers his bed, locks his gate,/ rests his wheels, it's getting late’ (z.p.)). In Le livre des Trous geeft de verteller een lezing in ‘Trouville’, een bestaande stad in de Franse Calvadosstreek, waarin het woord ‘trou’ of ‘gat’ voorkomt, waarover het hele boek gaat. De vertaling ‘Gattestad’ verliest de verwijzing naar een bestaande stad, maar krijgt er wel klankspel bij én een mogelijke verwijzing naar ‘achterste’. Soms gaat de woordspeling in de vertaling verloren. Op de kaft van Les sales bêtes dragen enkele insecten een bordje met daarop: ‘Ni sales / Ni bêtes’, waarbij ‘bêtes’ zowel ‘beestjes’ als ‘gek’ betekent. De vertaling werkt met herhaling, maar verliest de woordspeling: ‘Niks vies! Nooit vies!’ Door in De waanzinnige boomhut met 52 verdiepingen (2015) ‘a heavily reinforced celery door’ te vertalen als ‘een gewapende deur van bleekselderij’, gaat de verwijzing naar ‘kelder’ (cellar) verloren. In Een boek vol gaten (2007) is zelfs een heel hoofdstuk ‘Des Trous dans la langue’ herleid tot een bladzijde: de woordspelingen bleken ‘onvertaalbaar’. De teksten met woordspelingen rond woorden waar ‘trou’ deel van uit maakt (‘troubadour, trou-madame, trou-trou ...’), spreuken en uitdrukkingen met ‘trou’ (met bijhorende tekeningen, waardoor geen andere spreuken met ‘gat’ mogelijk zijn) en de evolutie van woorden met ‘trou’ in het (Franse) woordenboek zijn verdwenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Idiomen en uitdrukkingenOok idiomen beschouwt Epstein (2012) net als neologismen en woordspelingen als vormen van expressieve taal. Je kunt ze beschouwen als speelse taaluitingen, het zijn immers uitdrukkingen waarvan de betekenis niet kan worden afgeleid van de betekenissen van de afzonderlijke woorden. De meesten zijn taalgebonden, waardoor de vertaler ze niet ‘letterlijk’ kan vertalen, maar een vergelijkbaar idioom moet zoeken. Ook hier blijkt Van de Vendels creativiteit. In Princesses oubliées ou inconnues staat een pagina met als titel ‘Éventail’ met uitleg in woord en beeld over de boodschappen die prinsessen met hun waaier kunnen geven. Van de Vendel verduidelijkt de titel en voegt meteen klankspel toe in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
herhaling van de aa: ‘Waaiertaal’. In de inleidende tekst voegt hij ook alliteratie toe (s) en vindt hij een origineel alternatief voor het idioom en de woordspeling die het bevat:
In Vieze beestjes vervangt Van de Vendel een reeks uitdrukkingen met het Franse woord pou door Nederlandse uitdrukkingen met hetzelfde woord ‘luis’ maar met een andere betekenis. Daarbij schrapt hij er een en voegt bij de andere twee uitleg toe. Hier vertaalt hij blijkbaar vanuit een kindbeeld dat aanneemt dat zijn jonge doelgroep die uitleg nodig heeft.
Ook in Le journal secret du Petit Pincet komt de uitdrukking ‘moche comme un pou’ voor, gecombineerd met een ander idioom. Samen vormen ze een uitspraak op rijm over Klein Duimpjes schoonmoeder, ‘[sa] belle-maman/qui n'est pas belle pour un sou mais moche comme un pou’ (p. 10). Van de Vendel vertaalt de combinatie met behoud van klank- en woordspel, maar verlies van de zegswijzen: ‘mijn stiefmoeder (die wel stief is, maar niet lief, en lelijk bovendien)’ (Het geheime dagboek van Klein Duimpje, 2010, p. 10). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NamenNamen, vooral persoonsnamen, behoren tot de meest onderzochte cultuurelementen in vertaalde kinderboeken, zie onder meer Nord (2003), Fernandes (2006), Van Coillie (2006) en Epstein (2012). Er zijn alvast twee redenen voor die belangstelling. Namen zijn cultuurgebonden, waardoor ze vaak geassocieerd worden met herkenbaarheid en inleving, twee belangrijke criteria voor kinderliteratuur: veel auteurs, vertalers en uitgevers vinden het belangrijk dat de jonge lezers kunnen meeleven met de personages en oordelen dat een ‘lokale’ naam de kans op inleving bevordert. Daarnaast hebben veel namen in kinderboeken een bijbetekenis, vaak met een humoristische bedoeling. Wil de naam een vergelijkbaar effect hebben bij de jonge lezers van de doelcultuur, dan moet de vertaler er een even grappig alternatief voor vinden. Fernandes (2006) verdeelt de namen onder in ‘conventionele’ en ‘geladen’ namen. De ene soort heeft geen semantische lading, ze kunnen overgenomen worden in de vertaling of vervangen door een conventionele naam uit de doelcultuur, de andere hebben een extra betekenis en worden dan ook meestal ‘vertaald’. Wat de conventionele namen betreft valt op dat Van de Vendel die soms behoudt, maar vaker vervangt door een conventionele naam die vertrouwder klinkt in de doelcultuur. Soms gebeurt de overname probleemloos, zoals bij Anton, de hoofdfiguur uit de prentenboeken van Ole Könnecke. De naam is immers even gebruikelijk in het Duits als in het Nederlands. Dat geldt gedeeltelijk ook voor Andy en Terry uit de serie De Waanzinnige boomhut. In dat geval is er echter een andere reden waarom de namen ongewijzigd blijven, het zijn ook de voornamen van de auteur en illustrator. Een enkele keer bewaart Van de Vendel een vreemde naam omwille van de klank: Louisette de l'Esperluette blijft Frans, al krijgt ze wel de Nederlandse titel ‘prinses’ (Het grote boek van vergeten prinsessen, 2006). Vervanging kan op verschillende manieren. De Noorse naam Brune wordt fonologisch aangepast tot Bruno (Bruno wordt een superheld, 2014). In de meeste gevallen wordt de naam vervangen door een in Nederland bekende naam die min of meer op de oorspronkelijk naam kan lijken. Edwin wordt Eddie (Koning Eddie en de kwade keizer, 2017), Syd wordt Sem (Eiland opa, 2015) en Dory wordt Sammie (Sammie de fantastische, 2016). In het volgende fragment uit Vieze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beestjes wordt de keuze van de namen ook bepaald door de klank. Ook hier voegt Van de Vendel alliteraties toe:
De geladen namen die een bijbetekenis hebben, vertaalt Van de Vendel altijd zodat het grappige effect ook op de doeltaallezer overkomt. Het boek waarin het meest met dergelijke namen gespeeld wordt is Het boek van vergeten prinsessen (2006). Opnieuw valt op hoe Van de Vendel vaak niet ‘letterlijk’ vertaalt, maar het humoristische effect en het klankspel versterkt:
Ook in veel andere boeken die Van de Vendel vertaalde, komen namen met bijbetekenissen voor. En ook hier valt op hoe creatief hij omspringt met klank en betekenis: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RealiaDiederik Grit definieert realia als ‘concrete unieke verschijnselen of categoriale begrippen die specifiek zijn voor een bepaald land of cultuurgebied en die elders geen of hooguit een gedeeltelijk equivalent kennen [en] de voor deze verschijnselen/begrippen gebruikte termen’ (Grit, 2010, p. 189). Ze kunnen problemen opleveren voor vertalers omdat ze geen equivalent hebben in de doeltaal of omdat het equivalent niet dezelfde connotatie oproept. Bij het vertalen voor kinderen komt daar nog bij dat de jonge lezers vaker de realia uit de andere cultuur niet kennen. Vooral etenswaren worden in kinderboeken vaak vervangen door tegenhangers uit de doelcultuur, mogelijk ook omdat voeding bij kinderen vaak een uitgesproken gevoelswaarde heeft. Ze ‘haten’ bijvoorbeeld spruitjes en zijn ‘dol’ op frieten. In een cultuur waar spruitjes of frieten niet gekend zijn, valt die gevoelswaarde weg. In Sammie de fantastische (2016) vervangt Van de Vendel mogelijk daarom ‘Cereal time’ (p. 55) door het algemenere ‘ontbijt’ (p. 61). Realia vormden een bijzondere uitdaging in Een boek vol gaten (2007), een informatief boek over gaten in allerlei vormen overal ter wereld (maar toch vooral in Frankrijk). Van de Vendels strategie is gemengd: soms vervangt hij de realia door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
equivalenten uit de doelcultuur, soms laat hij ze onveranderd en soms voegt hij uitleg of een locatie toe:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woordkeus en zinsbouw: vereenvoudiging of niet?De manier waarop een vertaler omgaat met ‘moeilijke’ (abstracte, weinig frequente) woorden en complexe zinnen vertelt iets over zijn kindbeeld, meer bepaald zijn beeld van de jonge lezer: wat kan die volgens hem aan? Aanpassingen gebeuren hier allicht vaak onbewust, maar hebben wel degelijk een impact op het effect van de tekst. Aanpassingen, vooral van de zinsbouw, kunnen ook andere redenen hebben: vaak hangen ze samen met grammaticale of stilistische verschillen tussen talen of met ideeën van de vertaler over de (voor)leesbaarheid van de tekst. Het valt op dat Van de Vendel moeilijke woorden niet schuwt, meestal neemt hij die gewoon over uit de brontaal, aangepast aan de morfologie of spelling van het Nederlands: ‘vocalise’ wordt ‘vocaliseert’, ‘cafard’ wordt ‘melancholie’ (Het grote boek van vergeten prinsessen, 2006, p. 12, 82) en ‘absence’ wordt ‘absentie’ (Een boek vol gaten, 2007, p. 7). Toch kiest Van de Vendel soms voor een eenvoudiger synoniem: ‘éminent’ wordt dan ‘groot’ (Een boek vol gaten, 2007, p. 7) en ‘vulgairement’ wordt ‘ook wel ja eh ...’ (Een boek vol gaten, 2007, p. 60). Een andere manier waarop de tekst soms aangepast wordt aan de kleine lezer en/of het vertederende kindbeeld van de volwassen voorlezer is het gebruik van de verkleinvorm. Het is niet dat Van de Vendel er erg vaak gebruik van maakt, maar toch voegt hij ze sporadisch toe. Prins Pieper ziet de prinses in ‘een glazen kistje’ (‘a glass coffin’, p. 185) (De waanzinnige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boomhut van 52 verdiepingen, 2015, p. 189), de ‘Crane Truck’ wordt een ‘Kraantje’ en de bulldozer werkt ‘het klokje rond’ (Slaap maar fijn, bouwterrein, 2016, z.p.). In het laatste voorbeeld past ‘klokje’ beter in het ritme van de tekst. Wat de zinsbouw betreft, valt op dat Van de Vendel lange zinnen geregeld splitst, wat overigens erg vaak gebeurt in vertaalde kinderboeken. Meestal gaat die splitsing gepaard met een herschikking van de zinsdelen, waardoor de zinnen vlotter klinken in het Nederlands:
Geregeld verwoordt Van de Vendel zijn zinnen ook directer: ‘Daar komt Anton’ wordt ‘Daar heb je Anton’ (Daar heb je Anton, 2013). De uitroep ‘Les trous, ça rend fou!’ wordt een vraag: Heeft u ook een gaatje in je hoofd?’, waarbij Van de Vendel weliswaar het rijm verliest, maar een idioom toevoegt (Een boek vol gaten, 2007, p. 15). De beschrijvende beginzin van Goodnight, Goodnight, Construction Site vervangt Van de Vendel door een uitnodiging om aandachtig te kijken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotte voegt Van de Vendel ook vaak versterkers en tussenwerpsels toe en ook die verhogen de expressiviteit van de tekst:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieEdward van de Vendel is niet alleen een erg vruchtbare auteur, hij is ook een bijzonder productieve vertaler. Zijn vertalingen liggen in de lijn van zijn oorspronkelijke werk. Ook dat bestaat voor een groot deel uit klank- en beeldrijke teksten voor prentenboeken en bevat daarnaast originele non-fictie, humoristische boeken voor beginnende lezers, speelse versjes en kinderboeken over gevoelige, delicate thema's. Alleen adolescentenromans, een ander prominent genre in zijn oeuvre, heeft Van de Vendel (tot nog toe) niet vertaald. Zelfs specifieke motieven duiken zowel in zijn eigen werk als in zijn vertalingen op, zoals dinosauriërs en machines. Tegelijk bieden de vertalingen hem de kans om zijn talige creativiteit extra uit te leven. Van de Vendel gaat uitdagingen duidelijk niet uit de weg. Veel van de boeken die hij vertaalt, bevatten woordspelingen, neologismen, rijmen en andere retorische figuren die als ‘onvertaalbaar’ bestempeld worden. Van de Vendel weet er keer op keer creatieve oplossingen voor te bedenken. Het is opvallend dat hij geregeld extra klankspel en andere vormen van speelse taal toevoegt. Daarbij kiest hij dikwijls niet voor het meest voor de hand liggende synoniem, waardoor hij als vertaler duidelijk een eigen stem laat horen. Anders dan zoveel vertalers van kinderboeken vereenvoudigt Van de Vendel de teksten zelden. Moeilijke woorden ontwijkt hij niet, evenmin als ‘vieze’ woorden, integendeel, deze laatste zet hij extra in de verf als dat kan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De keuze om deze woorden te behouden, sluit aan bij een kijk op kinderen als creatieve, fantasierijke en mondige wezens die je niet mag onderschatten. Van de Vendel vertaalt vanuit de ‘Sammie-Edward-de-fantastische’ in zichzelf. Wel past hij culturele markeerders als namen en realia meestal aan de doelcultuur aan en splitst hij geregeld lange zinnen. Daarmee brengt hij de teksten dichter bij de doeltaallezers en verhoogt hij de (voor)leesbaarheid. Van de Vendel probeert duidelijk het effect van de teksten die hij vertaalt zo goed mogelijk over te brengen en dat heeft voor hem niet alleen te maken met de inhoud, maar ook en misschien nog meer met de taal. Het gaat ten slotte om die bijzondere eenheid van vorm en inhoud die literatuur kenmerkt. In die zin sluit zijn vertaalstrategie aan bij de visie van vertaalwetenschapper Quing Wang: A translated literary work, as the name suggests, is expected to read as a piece of literature. In Mao Dun's words, a literary translator should reproduce in the target language the artistic flavor of the original, and thus the translation can excite, delight and inspire the target language reader the same way as the original work has excited, delighted and inspired the source language reader[.] (2010, p. 406) Zijn lezers evenveel prikkelen, verrukken en inspireren als de lezers van de brontekst, daar is het Van de Vendel als literair vertaler om te doen. Dat hij dat doet met een passie voor de speelse mogelijkheden van de taal, brengt hem dichter bij de jonge lezers voor wie de taal nog een bouwterrein is voor woorden, een boomhut met taalbad of een krabbelatorium voor waaiertaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Secundaire literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Primaire literatuur: vertalingen door Edward van de Vendel
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|