Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 31
(2017)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| ||||||
Van Hiew en Help Help Hoera!
| ||||||
[pagina 96]
| ||||||
niet door alle ouders en leerkrachten gewaardeerd, en mogelijk daardoor is het ook weinig opgepikt door buitenlandse uitgevers - al kreeg het wel een eervolle vermelding in de anthologie van Sandra Beckett, Revisioning Red Riding Hood Around the World.Ga naar voetnoot2 Een Griezelmeisje druist dan weer in tegen de conventie dat prentenboeken meestal een afgerond verhaal vertellen. In dit artikel presenteer ik een gedetailleerde analyse (close reading) van de twee sprookjesprentenboeken die Van de Vendel en Vandenabeele samen maakten. Daarbij zal ik hun visie op ‘Roodkapje’ en ‘Blauwbaard’ kaderen in de tendensen binnen sprookjesbewerkingen en de sprookjeskritiek, en dieper ingaan op de manier waarop woord en beeld samen ingezet worden om verschillende interpretaties van het verhaalverloop te genereren. | ||||||
SprookjesbewerkingenMet Rood Rood Roodkapje en Een Griezelmeisje plaatst Van de Vendel zich in een lange traditie van sprookjesbewerkingen. Met name sinds de jaren zeventig worden sprookjes steeds vaker geparodieerd of herschreven om beter te passen bij hedendaagse normen en waarden. De trend zette zich aanvankelijk het sterkst door in de Amerikaanse, Britse en Duitse literatuur, maar is sinds het einde van de twintigste eeuw ook duidelijk merkbaar in het Nederlandse taalgebied. De populariteit van sprookjesbewerkingen is niet zo moeilijk te verklaren: sprookjes zijn verhalen waarvan men kan aannemen dat iedereen, van jong tot oud, ze kent. Ook al zijn ouders niet op de hoogte van alles wat hun kinderen lezen, ze kunnen er vrij zeker van zijn dat hun kinderen ooit met sprookjes in contact zijn gekomen. Daarom wéét een auteur die een sprookje hervertelt of parodieert, dat het beoogde intertekstuele verband gelegd kan worden door zowel jonge als oudere lezers. Sprookjesbewerkingen werken meestal met duidelijke verwijzingen naar traditionele sprookjes. In Rood Rood Roodkapje kan men uit de titel al afleiden welk verhaal er aan de basis ligt. Een Griezelmeisje vraagt iets meer inspanning van de lezer om het verhaal van ‘Blauwbaard’ te herkennen. Blauwbaard wordt herdoopt | ||||||
[pagina 97]
| ||||||
tot Rotboy, en het boek is niet naar hem genoemd, maar naar de nieuwe heldin van de bewerking. De vrouw van Blauwbaard blijft anoniem in het sprookje van Charles Perrault, maar bij Van de Vendel krijgt ze een naam: Louise. De titel van het boek verwijst naar haar bijnaam, want zij is bij Van de Vendel geen volgzame figuur, maar een ‘Griezelmeisje’. Ook het begin van het verhaal herschrijft hij volledig, zoals ik hieronder zal toelichten, en in de tekst wordt pas echt duidelijk dat het verhaal een bewerking is op het moment dat Louise de sleutelbos van haar man krijgt, met het verbod ergens aan te komen. Terwijl weinig lezers de knipoog naar ‘Roodkapje’ zullen missen, is het niet onwaarschijnlijk dat lezers van Een Griezelmeisje het verhaal lezen zonder het verband te leggen met ‘Blauwbaard’. Dat is op zich geen probleem - het verhaal staat genoeg op zichzelf - maar ze zullen dan wel de dialoog missen die Van de Vendel en Vandenabeele openen met het verhaal van Perrault. Sprookjesbewerkingen hebben immers verschillende functies, naast hun literair-esthetische waarde op zich: ze worden bijvoorbeeld in het onderwijs gebruikt als middel om kinderen te doen nadenken over stereotypen in het traditionele sprookje. Zo gebruikte Lawrence feministische sprookjesbewerkingen om kinderen te laten nadenken over intertekstualiteit en gender (zie, onder andere, Sipe, 2000). Doordat ze ingaan tegen bepaalde conventies van het traditionele sprookje, maken ze jonge en volwassen lezers mede bewust van die conventies. Zoals John Stephens schrijft: ‘Intertekstualiteit heeft als effect dat de aandacht van de lezer gevestigd wordt op het leesproces zelf, en dus op vraagstellingen rond representatie, narratieve kenmerken, en de relaties tussen kunst en leven’ (Stephens, 1992, p. 166).Ga naar voetnoot3 In het geval van de twee sprookjesbewerkingen waar ik hier over schrijf, is het interessant om te reflecteren op de weinig vrouwvriendelijke boodschappen in de sprookjes en de moraal van Charles Perrault, zoals ik bij hun analyse zal toelichten. Vooraleer ik daartoe overga, wil ik de belangrijkste ingrepen kort typeren, want sprookjesbewerkingen kunnen vele vormen aannemen: je vindt gedichten, prentenboeken, romans en graphic novels gebaseerd op sprookjes, en ze komen voor in allerlei genres, van psychologisch realisme tot science fiction. Bovendien worden ze zowel voor kinderen als voor volwassenen | ||||||
[pagina 98]
| ||||||
gepubliceerd. Van de Vendel blijft relatief trouw aan de kenmerken van het traditionele sprookje, zoals ik die in Uitgelezen jeugdliteratuur (Joosen & Vloebergh, 2009, pp. 66-71) heb toegelicht. Zo wijzigt hij in beide verhalen weinig aan de chronotoop van het verhaal: net als de sprookjes van Perrault spelen ze zich af in een onbestemde tijd, op een onbestemde plaats, in een pre-industriële context waarin mensen zich te paard en te voet verplaatsen en geen moderne technologieën ter beschikking hebben. Beide heldinnen hadden bijvoorbeeld wel een telefoon kunnen gebruiken, maar dat soort aanpassingen past niet bij deze context. De grootste modernisering die hier doorgevoerd wordt, is dat Louise en Rotboy uit Een Griezelmeisje naar school zijn geweest. Magie wordt in beide verhalen behouden: Roodkapje komt nog steeds een sprekende wolf tegen en in Een Griezelmeisje vliegen er spoken door het huis en zijn vleesetende plantjes effectief levensgevaarlijk. Verder behoudt Van de Vendel in Rood Rood Roodkapje ook de vaste formulering ‘er was eens’ als markering van de intertekstuele relatie met het traditionele sprookje. Waar liggen de veranderingen dan wel? Traditionele sprookjes zijn vooral op handeling en actie gericht, en laten weinig ruimte voor psychologische uitdieping of ontwikkeling van de verhaalfiguren. Net die elementen staan centraal in de twee prentenboeken. Van de Vendel laat zijn vrouwelijke hoofdpersonages psychologisch evolueren en tornt daarmee aan de ideologie, en dan vooral aan het vrouwbeeld, van de verhalen van Perrault. Bovendien wijkt hij - net als vele andere sprookjesbewerkingen - sterk af van het traditionele einde. Beide prentenboeken hebben een open einde, waarbij de lezer zelf moet ontdekken wat er gebeurd is (Rood Rood Roodkapje) en/of hoe het verhaal verder gaat (beide titels). Voor beide veranderingen spelen de illustraties van Isabelle Vandenabeele een cruciale rol. | ||||||
Rood Rood Roodkapje‘Roodkapje’ is ongetwijfeld één van de populairste sprookjes in het Westen, en er bestaan dan ook tientallen verschillende versies en bewerkingen van. De bekendste traditionele versie is die van de Gebroeders Grimm (1812/1857) en vertelt het verhaal van een klein meisje dat door haar moeder opgedragen wordt om koek en wijn naar haar zieke grootmoeder te brengen. | ||||||
[pagina 99]
| ||||||
Hoewel de moeder waarschuwt om niet van het pad af te gaan, komt Roodkapje toch in de verleiding wanneer ze de boze wolf tegenkomt. Ze wijst hem de weg naar grootmoeders huisje en gaat zelf bloemen plukken. De wolf verslindt grootmoeder en gaat vervolgens met haar muts op in bed liggen. Roodkapje herkent hem niet en wordt ook opgegeten. Even later komt er een jager voorbij die de wolf hoort snurken: hij bevrijdt Roodkapje en grootmoeder en vult de buik van de wolf met stenen. In een epiloog tonen de Gebroeders Grimm dat Roodkapje haar lesje geleerd heeft: wanneer ze een andere wolf tegenkomt, roept ze onmiddellijk de hulp van haar grootmoeder in en lokken ze de wolf samen in de val (Grimm, 2005, p. 94). Ouder dan Grimm is de versie van Charles Perrault uit Histoires ou contes du temps passé. Roodkapje heeft hier minder geluk dan bij de Gebroeders Grimm: er komt geen jager langs en het meisje en haar grootmoeder sterven in de buik van de wolf. Uit de historische varianten van ‘Roodkapje’ blijkt dat het verhaal seksuele connotaties bevat. De moraal die Perrault toevoegt laat er weinig twijfel over bestaan dat de wolf een verleider is en Roodkapje een jong meisje dat op zijn avances in gaat. Zoals Jack Zipes opmerkt in The Trials and Tribulations of Little Red Riding Hood, is het daarbij pijnlijk om te lezen dat de moraal van Perrault suggereert dat het meisje, weliswaar onbewust, zelf schuldig is aan haar dood/verkrachting (Zipes, 1993, pp. 26-27). In Rood Rood Roodkapje heeft Van de Vendel alle personages uit de versie van Perrault overgenomen: de moeder, de grootmoeder en natuurlijk Roodkapje zelf. Ook de drie locaties (het ouderlijke huis, het bos en het huis van grootmoeder) blijven behouden. De jager speelt in dit verhaal geen rol. De bewerking integreert immers een belangrijke kritiek op het sprookje, namelijk die uit feministische hoek. Het beeld van Roodkapje dat Perrault en de Grimms creëerden, is door feministen vaak bekritiseerd om twee redenen: ze is naïef want ze beseft niet dat de wolf gevaarlijk is en wijst hem rechtstreeks de weg naar haar grootmoeders huis. Wanneer de wolf zich even later als grootmoeder verkleed | ||||||
[pagina 100]
| ||||||
heeft, kan Roodkapje het verschil niet zien. Bovendien is ze passief en moet er een man (de jager) aan te pas komen om haar en haar grootmoeder, eveneens een vrouwelijk slachtoffer, uit de buik van de wolf te redden. De enige held in dit verhaal is dus mannelijk, zoals in vele sprookjes. Edward van de Vendel lijkt deze feministische kritiek op het sprookje te integreren: in zijn versie bepaalt Roodkapje zelf het verloop van het verhaal. Dat begint al in de eerste zinnen. Zowel in de versie Grimm als Perrault krijgt ze van haar grootmoeder een rood kapje en wordt ze vanaf dan Roodkapje genoemd. Bij Van de Vendel mag ze haar eigen naam kiezen: ‘Ze riep hem door het huis, in de tuin, op het pad, over het hele bos. “Rood!” riep ze, “Rood Rood Roodkapje”.’ Ook wat betreft de vermeende schuld van Roodkapje aan haar eigen dood/verkrachting, is het verhaal van Van de Vendel duidelijk. Dit hoofdpersonage is zelfbewust en weet wat ze (niet) wil: Nee! dacht Roodkapje, en nee! schudde ze met haar hoofd. Nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee. Steeds harder, steeds wilder. Nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee. Roodkapje zei het nu ook hardop: ‘Nee! Nee! Nee! Nee! Nee!’ Hier is van onbedoelde instemming geen sprake. Haar weerstand heeft in dit boek effect, want de wolf doet een stapje terug. Je kan hierin dus een pleidooi lezen voor meisjes om hun stem te verheffen. Naarmate het verhaal vordert, zet dit assertieve meisje de wolf aardig naar haar hand. Net als in het traditionele sprookje zijn de kleuren in Rood Rood Roodkapje symbolisch geladen. Aanvankelijk is het bos nog het terrein van de wolf, en is de wereld zwart gekleurd. Nadat Roodkapje hem naar grootmoeder gestuurd heeft, neemt zij de touwtjes in handen. De illustratrice Isabelle Vandenabeele herneemt dezelfde prent van het bos, maar drukt ze dit keer in het rood af: Roodkapje heeft nu de macht. De verschuiving in de machtsverhouding wordt treffend weergegeven in de kleuren van een voorgaande prent waar Roodkapje de wolf nawuift op weg naar grootmoeder: hier worden zwart en rood vermengd als aankondiging van de belangrijke omwenteling. | ||||||
[pagina 101]
| ||||||
Van de Vendel en Vandenabeele zijn zich duidelijk bewust van de voorkennis van de lezers over de traditionele versies van ‘Roodkapje’. Wanneer het meisje het bed van grootmoeder nadert, bouwen zij dezelfde spanning op als Grimm en Perrault: ‘Ze liep de keuken door, de kamer in, tot aan het bed en -.’ Op dit moment moeten de lezers het blad omslaan en verwachten zij waarschijnlijk het typische vraaggesprek (‘Wat hebt u grote oren’/ ‘Wat hebt u een grote mond’ enzovoort). Of misschien hebben de lezers al begrepen dat Van de Vendel de tekst van het sprookje inkort en verwacht hij dat Roodkapje meteen hetzelfde lot zal ondergaan als haar grootmoeder - dat werd beschreven met een lange onomatopee ‘grwarwahbriaaauwahhgroing-graaaaaaaaa.’ Deze verwachting wordt eerst opgeroepen, en dan expliciet tegengesproken en gecorrigeerd: ‘nee, geen grwarwahbriaaauwahhgroinggraaaaaaaaa/ maar: hiew.’ Deze verrassende wending, waarbij Roodkapje de wolf met een hakbijl een kopje kleiner maakt, werpt een nieuw licht op enkele klemtonen die Van de Vendel eerder in zijn tekst legde. Want waar komt die hakbijl plots vandaan? Als je terugbladert, rijst het vermoeden dat Roodkapje hem al bij het vertrek van thuis in haar mandje gestopt had. ‘Volle mandjes zijn ook zware mandjes,’ denkt ze wanneer ze het huis verlaat, en even later: ‘Haar volle mandje was nog altijd even zwaar, maar ze voelde het niet,’ en ‘Ze zette het mandje in de keuken, de zware mand, vol, met allerlei zware dingen.’ Hoewel het mandje op de prenten van Vandenabeele kleiner is dan de hakbijl, doet de tekst vermoeden dat Roodkapje het wapen al langer meedroeg en dat ze dus een moord pleegt met voorbedachten rade. Zelfs als ze de hakbijl enkel meenam om zich te verdedigen, mag het duidelijk zijn dat Roodkapje niet langer het naïeve kind is uit Grimm en Perrault. Het verrassende einde kan gezien worden als een feministische herschrijving van de traditionele versies. Van de Vendel en Vandenabeele stellen ook de schuldvraag van het sprookje in een interessant nieuw licht. Hoe onschuldig is Roodkapje namelijk? De psychoanalyticus Bruno Bettelheim (1976, | ||||||
[pagina 102]
| ||||||
pp. 166-183) merkte al bij de versie van Grimm op dat Roodkapje de wolf de weg wijst naar grootmoeder en verklaart dit op twee manieren. Enerzijds zou Roodkapje bang zijn van de wolf als seksuele verleider en stuurt ze hem daarom door naar een meer ervaren vrouw. Anderzijds schrijft Bettelheim aan Roodkapje een Oedipuscomplex toe: omdat ze verlangt naar haar vader, wil ze haar moeder uit de weg ruimen.Ga naar voetnoot4 Grootmoeder en moeder zijn voor Bettelheim één en dezelfde persoon, en daarom stuurt Roodkapje de wolf daarheen. Van de Vendel maakt het opmerkelijke feit dat Roodkapje de wolf een wegbeschrijving geeft, expliciet: ‘Rood Rood Roodkapje stapte opzij. Ze wees waar ze naartoe moest. Ze schrok ervan - wees ze de wolf de weg?’ Het is dus een min of meer bewuste, zij het impulsieve daad. Maar de motivatie om grootmoeder uit de weg te ruimen ligt anders dan bij Bettelheim. Hier speelt geen oedipaal conflict mee, maar wel het verlangen naar vrijheid: oma is geen vriendelijke oude dame, maar een kritische, veeleisende vrouw naar wie Roodkapje elke dag verplicht toe moet. Ze snakt dan ook in de eerste plaats naar vrijheid: ‘Rood is je kapje vrij in de lucht.’ In haar wereld, waar volwassenen geen aandacht hebben voor de noden van het kind, neemt Roodkapje de touwtjes zelf in handen. Het laatste beeld van het boek, nadat Roodkapje de wolf gedood heeft, kan gelezen worden als een verder commentaar op de schuldvraag en het burgerlijke ideaalbeeld van het naïeve kind. Daar waar Roodkapje een bladzijde eerder nog afgebeeld werd met een hakbijl in de hand, toont Vandenabeele haar hier langs achter, dit keer met een teddybeer. De wolf ligt dood in de kamer, tussen allerlei speelgoed. Roodkapje grijpt dus terug naar attributen die haar kinderlijke onschuld en kwetsbaarheid markeren. Het lijkt alsof ze hier bewust een rol gaat spelen die haar goed uitkomt: als onschuldig kind is er immers meer kans dat ze kan rekenen op de bescherming van volwassenen. Net zoals het soms verstandiger is om zich van de domme te houden wordt het naïeve kind een pose die Roodkapje macht en controle geeft. Die strategie bleek al effectief toen Roodkapje de wolf doodde: ook hij | ||||||
[pagina 103]
| ||||||
zag in haar enkel onschuld, en leverde zich als gevolg ongewapend aan haar over. Ook uit de tekst blijkt dat de naïviteit van Roodkapje in de prent een gespeelde onschuld is: ‘Rood is van alles, dacht ze, rood zijn nieuwe wensen, nieuw speelgoed, nieuw tapijt./ En wat vond ze eigenlijk van zwart?’ Rood is in dit boek de kleur van vrolijkheid en vrijheid, zwart staat symbool voor de wolf. Zoals Roodkapje een rode mond, een rode tong en rode lippen heeft, krijgt de wolf een open zwarte bek, een zwarte tong en opgetrokken zwarte lippen. Dat Roodkapje op het einde van het boek voor de kleur zwart lijkt te kiezen, benadrukt opnieuw dat ze bepaalde eigenschappen van de wolf heeft overgenomen. | ||||||
Een GriezelmeisjeMet haar hakbijl en haar geheime plannetjes is Roodkapje een echt ‘griezelmeisje’. Voor Van de Vendel en Vandenabeele smaakte het bewerken van sprookjes blijkbaar naar meer, want drie jaar na Rood Rood Roodkapje verscheen Een Griezelmeisje. Net zoals Roodkapje, die in hun handen verandert van een naïef slachtoffer in een listige plotter, onderging ook de vrouw van Blauwbaard een flinke metamorfose. In het sprookje van Charles Perrault wordt het vrouwelijke hoofdpersonage voorgesteld als nieuwsgierig, maar passief. Ze trouwt met een man die ze nauwelijks kent, en stelt zich blijkbaar weinig vragen bij zijn verleden. Maar wanneer Blauwbaard op reis vertrekt en haar de toegang tot een kamer in zijn huis verbiedt, neemt haar nieuwsgierigheid het over. Zodra ze in het geheime kamertje de verborgen lijken van Blauwbaards vorige echtgenotes ontdekt, is ze volledig overgeleverd aan de macht van haar man, en ze wordt uiteindelijk pas gered wanneer haar broers te hulp snellen. Bovendien krijgt niet de vrouwenmoordenaar Blauwbaard de schuld in de moraal aan het eind, maar zijn het eerder de nieuwsgierige vrouwen die van Perrault een veeg uit de pan krijgen. | ||||||
[pagina 104]
| ||||||
Het eerste beeld van Een Griezelmeisje zet de vrouw van Blauwbaard letterlijk op haar kop: de lezer krijgt Louise omgekeerd te zien terwijl ze in het gras ligt en over haar leven nadenkt. Dat soort zelfbewustzijn is afwezig in het traditionele sprookje en zet de toon voor de rest van de bewerking. Louise is haar saaie bestaan beu en snakt naar de spannende dagen uit haar verleden, toen ze nog koeienschedels opgroef, aan rupsen durfde te likken en optrok met de gevaarlijke Rotboy. In het Huuverbos wordt ze met haar oude vriendje herenigd: vrees en spanning vermengen zich in haar uitroep ‘help help hoera’. Die ambivalentie is tekenend voor de rest van het verhaal, dat draait rond gemengde gevoelens en grenzen aftasten. Ook hier worden de illustraties van Vandenabeele ingezet om het verhaal mee te dragen en de centrale thema's in de verf te zetten. Nog voor de tekst het intertekstuele verband met ‘Blauwbaard’ weergeeft, kan je op de prent al zien dat Rotboy een blauwe baard heeft. Maar nog meer dan in Rood Rood Roodkapje speelt Isabelle Vandenabeele hier met compositie, en dan vooral met framing: in de beelden van het kasteel van Rotboy zijn opvallend veel kaders te bespeuren, die een gevoel van gevangenschap en beperking oproepen. Ze contrasteren met het ongetemde van het bos waarin Louise eerder verkeerde: daar groeien takken en planten alle kanten uit. Maar tussen al die strakke lijnen en kaders op het kasteel, zijn er ook vormen die aan de strakke lijnen ontsnappen: met name de geesten van de vermoorde vrouwen van Rotboy laten zich niet zomaar opsluiten, noch in een geheim kamertje, noch in een strakke lijnvoering. Op het kasteel ontdekt Louise al snel het verborgen kamertje waarin de vorige vrouwen van Rotboy vermoord zijn. Net als in Rood Rood Roodkapje zet Vandenabeele een beperkt kleurenpallet in om niet alleen grote expressieve kracht op te wekken, maar ook om met betekenissen te spelen. In dit geval werkt ze met rood, zwart, wit - en uiteraard blauw. Net als bij Rood Rood Roodkapje verandert het bos soms van kleur. Als Louise aangevallen wordt door een wolf, zijn de bomen nog rood van kleur. Als Rotboy een bladzijde later de wolf gedood heeft, zijn de bomen blauw, alsof ze - net | ||||||
[pagina 105]
| ||||||
zoals Louise - onder zijn invloed zijn komen te staan. Ook haar kleed kleurt steeds blauwer naarmate ze dichter bij hem komt. De houtsneden geven de meeste figuren een sterke omlijning, maar af en toe ontsnappen er kleurvlakken: de wolf die doodbloedt, de schaduwen van de bomen, en - niet toevallig - de geesten van Rotboys vorige vrouwen. Ook door de compositie wordt er soms een interpretatie aan de tekst toegevoegd. Zo toont een prent Louise die wacht tot Rotboy terugkeert vooraleer haar nieuwsgierigheid het wint van haar geduld. Tegen de muur is de schaduw van een van haar vermoorde vriendinnen afgebeeld. Doordat de schaduw achter het meisje ligt, lijkt hij ook met haar verbonden. Misschien symboliseert hij zelfs de twee kanten van haar karakter die met elkaar wedijveren: de volgzame kant die wacht en de rebelse kant die ontsnapt. Maar het kleurgebruik suggereert nog meer dan dat: want de schaduw is blauw - de kleur bij uitstek van Blauwbaard natuurlijk - en de blauwe schaduw, samen met het blauwe kleed van Louise, suggereren dat er ook aan Louise een gevaarlijk kantje zit. Die interpretatie wordt onderstreept door een intertekstuele knipoog naar Rood Rood Roodkapje. Na de ontdekking van de vermoorde vrouwen zie je van Louise enkel twee roodomrande ogen in een zwart deurgat. Een gelijkwaardig beeld is te zien in Rood Rood Roodkapje: daar is de wolf in het huis van oma op dezelfde manier weergegeven, als een oog in het zwarte vlak van een venster. Het zwarte/blauwe kantje dat Roodkapje en Louise aan het eind van hun verhaal verworven hebben, is bevreemdend. Over Louise klinkt het: ‘ze begon een beetje eng te lachen.’ Maar het geeft ook hoop. Want zoals de traditionele sprookjes duidelijk maken, komen brave meisjes niet ver - tenzij hun broers of een jager in de buurt zijn om soelaas te bieden, zoals in respectievelijk ‘Blauwbaard’ van Perrault, of ‘Roodkapje’ van de Gebroeders Grimm. Aanvankelijk ervaart Louise als reactie op haar ontnuchterende ontdekking dezelfde verstarring als haar literaire voorgangster bij Perrault: Blijven staan, dacht ze, ik moet niet blijven staan,
maar ach,
haar voeten en haar handen en haar lichaam
en haar hart wilden opeens
niet meer,
| ||||||
[pagina 106]
| ||||||
niet meer,
niet meer
vooruit.
Maar dan steelt ze het paard van Rotboy en vlucht ze het bos in. Deze taaie tante gaat bovendien nog een stapje verder: ze neemt zich voor om nog een keer terug te gaan om wraak te nemen op Blauwbaard. Haar plan is om hem te laten opeten door een vleesetende plant, en zo wraak te nemen op een griezeljongen die
al veel te lang
was blijven
staan.
Of dat plan lukt, laat Van de Vendel over aan de verbeelding van de lezer. Net als in Rood Rood Roodkapje geeft hij in Een griezelmeisje enkel een hint van wat het hoofdpersonage precies met haar pas gewonnen vrijheid zal uithalen. | ||||||
ConclusieDe veranderingen in Roodkapje en de vrouw van Blauwbaard passen in de tendens om aan hedendaagse sprookjesheldinnen meer ‘agency’ of zelfbewustzijn en daadkracht toe te kennen. Maar er is nog meer dan dat. Rood Rood Roodkapje blijft een bevreemdende figuur en confronteert de lezer met de onkenbaarheid van anderen, en van kinderen in het bijzonder. Haar bevrijding houdt bovendien ook gevaar in: want waar zal haar zwarte kantje toe leiden? Als schijnbaar onschuldig kind is ze een bijzonder effectieve moordenares gebleken. De schaduwen in het huis van Rotboy tonen dan weer dat zelfs de doden nog kunnen ontsnappen en dat de vermoorde vrouwen zich niet laten opsluiten in de kamer waar ze gedood zijn. Ze fluisteren nog altijd, en ze zijn nog steeds aanwezig, zij het dat ze spreken met een andere stem. Zullen zij tot rust komen als hun moordenaar op zijn beurt verslonden is? Je kan de schaduwen lezen als een symbool voor de omgang met het traditionele sprookje die aan de basis ligt van sprookjesbewerkingen: ook die | ||||||
[pagina 107]
| ||||||
oude verhalen laten zich niet bevriezen in een vaste steriele vorm, noch laten ze zich uitroeien door de critici. Ze blijven maar terugkeren en ontsnappen. Daarbij lijkt de finale van Een Griezelmeisje een belangrijke boodschap in te houden voor het sprookje zelf. Louise besluit korte metten te maken met de ‘griezeljongen die/ al veel te lang/ was blijven/ staan’. Wie niet beweegt, wie niet evolueert, verwordt uiteindelijk tot een monster - zo suggereert de tekst. Wat dat betreft lijken de traditionele sprookjes volgens hun critici een beetje op Rood Rood Roodkapje: onder hun onschuld schuilt gevaar. Door het sprookje te blijven veranderen, houden bewerkingen als Rood Rood Roodkapje en Een Griezelmeisje de verhalen in leven. Ze ontdoen ze zo niet van hun gevaar - want de nieuwe teksten blijven verontrustend - maar maken ze net daardoor dynamisch en relevant voor een eenentwintigste-eeuws publiek. | ||||||
Primaire literatuur
| ||||||
Secundaire literatuur
| ||||||
[pagina 108]
| ||||||
|
|