| |
| |
| |
Het contrast tussen private en publieke ruimte, tussen stad en natuur
Edward van de Vendels drieluik Dagen van de bluegrassliefde, Ons derde lichaam en Oliver
Kyra Fastenau
Een ontluikende liefde in al zijn facetten. Dat is het onderwerp van Edward van de Vendels drieluik Dagen van de bluegrassliefde, Ons derde lichaam en Oliver. Een liefde tussen twee jongens: de Nederlander Tycho en Oliver, een Noor. De jongens beleven deze liefde als ze beide op reis zijn, weg van hun vertrouwde omgeving. In een setting waar niemand hen kent herdefiniëren ze hun identiteit.
De coming-out is een wezenlijk onderdeel van die coming-of-age. Van de Vendel illustreert dit in de setting via een contrast tussen de private en publieke ruimte, dat in alle romans terugkomt: op fysiek niveau in Dagen van de bluegrassliefde, op emotioneel niveau in Ons derde lichaam, en op spiritueel niveau in Oliver. Daarmee is homoseksualiteit de rode draad die de boeken met elkaar verweeft.
Maar de setting in de romans verschilt ook van elkaar. Ons derde lichaam speelt zich af in de stad, Oliver in de natuur. Op die plekken stelt Van de Vendel impliciet vragen over de maakbaarheid van identiteit. In hoeverre kan een mens zichzelf vormgeven? Kan je verandering forceren of tegenhouden? Zonder een standpunt in te nemen in het nature-nurture debat, laat van de Vendel zien dat opgroeien een complexe zaak is.
| |
Private en publieke ruimte in Dagen van de bluegrassliefde
Wanneer we kijken naar de setting dan valt op dat in de drie boeken, maar vooral in de eerste roman Dagen van de bluegrassliefde, er een duidelijk fysiek contrast is tussen publieke en private ruimte. Tycho en Oliver kunnen, durven of willen niet altijd en overal openlijk homoseksueel zijn. Afhankelijk van de omgeving waarin zij zich bevinden, komen ze al dan niet uit voor hun
| |
| |
seksuele geaardheid. Dit lijkt overlevingsinstinct: ofwel past een individu zijn gedrag aan om door de groep geaccepteerd te worden, ofwel doet hij dat niet en wordt hij door de groep verstoten.
We ontmoeten Tycho, de verteller van Dagen van de bluegrassliefde, tijdens een existentiële crisis. ‘Wie ben ik? Wat wil ik?’ zijn vragen die hem, aan de vooravond van zijn eindexamen, bezighouden. Zeker in het begin van de roman bestaat de setting vaak uit spiegels, waarin Tycho zichzelf aanstaart in een poging zijn zelfbeeld te construeren. Wanneer in één van die spiegels, in de toiletruimte op Schiphol, Oliver opdoemt, is in ieder geval één van die vragen beantwoord. Tycho wil hém, al beseft hij nog niet dat het om een seksueel verlangen gaat. Het lijkt eerder het begin van een intense vriendschap, hij lijkt in de eerste plaats een soul mate gevonden te hebben. De jongens blijken begeleider op hetzelfde Amerikaanse kinderkamp. Op dat kamp ontdekt Tycho zijn ware gevoelens voor Oliver, en bij die ontdekkingstocht speelt de setting een belangrijke rol.
Enerzijds is er de publieke ruimte, die grotendeels bestaat uit zwembaden en sportvelden. Plaatsen waar het lichaam, trigger van erotische verlangens, een belangrijke rol speelt. Anderzijds is er de private ruimte: de douches, toiletten, badhokjes en een ‘slaapkamer ter grote van een voorraadkast’. Dit is de plaats waar de jongens die verlangens omzetten in fysieke handelingen. In de publieke ruimte gedragen zij zich volgens de heteroseksuele norm van de groep, in de private ruimte bepalen zij zelf een nieuwe, homoseksuele norm. De problemen beginnen pas wanneer ze het private publiek maken, door openlijk toe te geven aan hun contra-normatieve verlangens. Het beleven van hun homoseksualiteit wordt zo een verzetsdaad, een manier om de heteronormatieve status quo uit te dagen.
Het eerste moment waarop dit gebeurt, is halverwege het boek. Als Tycho en Oliver zich tijdens een avondje uit intiem gedragen, verbiedt de conservatieve Amerikaanse kampleiding hun publiek vertoon van affectie. De jongens genieten duidelijk niet dezelfde rechten als de andere begeleiders. (Om campdirector John te citeren: ‘Ik ben in zeven Little World-kampen
| |
| |
geweest [...] In elk van die kampen heb ik verliefdheden gezien. Sterker nog - ik heb de vrouw waarmee ik ben getrouwd ontmoet in Frankrijk, waar ze leidster van de Filipijnen was.’). Die ongelijke behandeling lokt een verzetsdaad uit, met verstoting uit de groep als resultaat: Tycho en Oliver vallen verstrengeld in elkaars armen onder de sterren in slaap, worden betrapt door de politie en op het eerste vliegtuig naar huis gezet. Dat lijkt de verstoten jongens niet te deren, want ze besluiten hun zomer samen voort te zetten in Olivers thuisland Noorwegen. Een lezer met enige levenservaring voelt de tweede spanningsboog in de roman al aankomen. Tycho is nog altijd op vakantie, vrij van het oordeel van zijn vertrouwde omgeving. Oliver is dat niet langer en dat zorgt voor wrevel tussen de jongens. Het contrast tussen privaat en publiek gedrag zet zich ook door in het stadje Gjøvik en mondt uit in een machtsstrijd tussen de twee minnaars.
In het tweede deel van Dagen van de bluegrassliefde komen we te weten dat Oliver naast Tycho nog een verlangen koestert. Hij droomt ervan profvoetballer te worden. Om op dat niveau te geraken, heeft hij erkenning van de groep nodig. En laat het voetballersmilieu nu niet de meest homovriendelijke omgeving zijn. Dus verstopt Oliver Tycho - tot diens groeiende frustratie - in zijn ouderlijk huis, waar op dat moment niemand aanwezig is. De spanning tussen de twee bouwt zich op via verschillende kleine gebeurtenissen, met een daad van protest van Tycho als hoogtepunt. Wanneer Oliver een belangrijke wedstrijd in Oslo moet spelen, reist hij hem stiekem achterna, rent het veld op en kust zijn geliefde op de middenstip. Om hem vervolgens te commanderen: ‘Spuug. [...] Nu. Hard in mijn gezicht. Dan denken ze wat jij wilt dat ze denken.’ En Oliver doet het. Hij gedraagt zich heteroseksueel, onderdrukt zijn verlangens en wordt geaccepteerd door de groep. Tycho, die toegeeft aan zijn verlangens en daarmee openlijk de heteroseksuele norm van de groep verwerpt, wordt verstoten. Hij keert terug naar Nederland, waar hij de homoscene verder zal verkennen.
| |
De stad in Ons derde lichaam
De setting in Dagen van de bluegrassliefde kun je homofoob noemen. Autoriteitsfiguren (de kampleider, de voetbaltrainer) maken duidelijk dat toegeven aan homoseksuele verlangens ongepast is. Wie dat toch doet, wordt door de
| |
| |
groep verstoten. Heel anders is de setting in de tweede roman in de reeks, Ons derde lichaam. Dat boek speelt zich af in de grootstad Rotterdam, waar Tycho aan de kunstacademie studeert. Zijn sociale kring bestaat er bijna uitsluitend uit homo's en fag hags, zijn ouders hebben zijn coming-out geaccepteerd als een positieve verandering en door een samenloop van omstandigheden doet hij zelfs mee aan het Eurovisie Songfestival, de tegenpool van de voetbalwereld uit het eerste boek. Toch zien we ook in dit boek een contrast tussen de private en publieke ruimte, maar dan op emotioneel niveau.
Op het eerste gezicht gaat het Tycho voor de wind, met fijne huisgenoten en een leuk studiegroepje. Vooral met zijn buurvrouw Vonda klikt het. Deze selfmade woman heeft haar schepen achter zich verbrand om een zangcarrière te maken. We kennen het plaatje uit Amerikaanse films en televisieseries. Manhattan aan de Maas en Hotel New York zijn vast niet toevallig gekozen als locatie, het boek heeft een hoog ‘If you can make it there, you can make it anywhere’-gehalte. In Vonda lijkt Tycho een nieuwe zielsverwant gevonden te hebben, een vervanging van Oliver die hij aan het einde van Dagen van de bluegrassliefde achterliet op een Noors treinstation. Ze lopen elkaars deur plat zonder kloppen en delen hun yoghurt en hun zorgen. De grenzen tussen private en publieke ruimte lijken opgeheven, Tycho en Vonda zijn ‘thuis’ bij elkaar.
Toch kan Tycho Oliver niet vergeten. 's Nachts, als zijn huisgenoten slapen, schrijft hij stiekem aan zijn geliefde. Het is een therapeutisch schrijven, want Tycho schrijft de mails in het Nederlands en zonder de bedoeling ze te versturen. Alleen in een private setting, aan een denkbeeldige lezer, verwoordt hij zijn ware gevoelens. Oliver was degene die zijn coming-out triggerde en hem vergezelt op zijn ontdekkingstocht naar zichzelf, ook al hebben de jongens geen contact meer. Oliver is Tycho's soul mate en zoals later in het boek zal blijken, kan die niet zomaar worden vervangen.
De stad symboliseert de maakbaarheid van het leven. Het is een plek waar je naartoe trekt met het doel te veranderen, je dromen na te jagen, een
| |
| |
nieuwe ‘ik’ te vormen. Dat was al zo tijdens de Industriële Revolutie en dat is het nog steeds, getuige de aantrekkingskracht van steden als New York en Los Angeles op ‘would be-kunstenaars’. Ook de Nederlandse traditie van het ‘op kamers’ gaan tijdens je studententijd, is er een voorbeeld van. Tijdens die periode nemen vrienden en gelijkgestemden een centrale plaats in. Ze worden haast een surrogaatfamilie, ‘de familie die je kiest’. Dit versterkt het gevoel dat het leven maakbaar is.
Niemand illustreert dit gevoel treffender dan Vonda. Zij is letterlijk een selfmade woman, het maken en faken van een ‘ik’ liggen in haar geval erg dicht bij elkaar. En dat niet alleen: ze geeft ook Tycho's identiteit mee vorm. Zoals ze zijn kamer binnenloopt zonder kloppen, zo checkt ze ook zijn e-mail en verstuurt ze post in zijn naam. En ze zingt zonder zijn toestemming een andere songtekst op het Songfestival - een heel persoonlijke tekst die door Tycho zelf is geschreven. Die acties hebben verregaande gevolgen. Niet alleen lanceert ze Tycho's schrijfcarrière, ze brengt ook Oliver terug in zijn leven. Vonda is een spiegel waarin Tycho in het begin van de trilogie steeds staarde, zij heeft wat hij mist: daadkracht. Tycho zit vast omdat hij zijn dromen voor zichzelf houdt. Zijn mails aan Oliver en zijn songteksten zijn een reflectie van zijn binnenkant. Hij durft niet met die binnenkant naar buiten te treden, dus helpt Vonda hem op weg. Ze leert Tycho dat verandering niet vanzelf komt. Het volstaat niet om op reis te gaan en naar de stad te verhuizen. Een andere setting zal het werk niet doen: wil je iets bereiken, dan moet je actie ondernemen. Maar wat als je juist géén verandering wil? Als je liever hebt dat alles bij het oude blijft? Het antwoord op die vraag geeft Van de Vendel via een perspectiefwisseling in de laatste roman van de reeks, Oliver.
| |
De natuur in Oliver
Ons derde lichaam eindigde met Tycho die, geholpen door Vonda, zijn binnenkant aan de buitenwereld toonde. Zijn schrijfsels waren de aanleiding voor een eerlijk gesprek met Oliver en de herstart van hun relatie. In Oliver is het de beurt aan Tycho's partner om het private publiek te maken. In de besloten ruimte van hun slaapkamer vertelt hij Tycho over zijn coming-out, het jaar voordat ze elkaar ontmoetten. Meteen vallen een aantal verschillen
| |
| |
op met de vorige romans. Niet alleen wisselt het perspectief van Tycho naar Oliver, Van de Vendel kiest er ook voor om het verhaal in de hij- in plaats van de ik-vorm te vertellen. Dat schept een passende afstand - Oliver is namelijk geen prater. Zoveel wisten we al. In dit boek krijgen we het verhaal achter zijn stilzwijgen en zijn worsteling met zijn homoseksualiteit, die wortelen in de ruige Scandinavische natuur en de moeilijke relatie met zijn vader.
Hoewel dit laatste boek chronologisch het verhaal van het eerste deel voorafgaat, is Oliver het donkerste en meest volwassen boek in de reeks. Oliver vertelt over twee gezinnen die dicht bij elkaar staan en getekend zijn door dood en verraad. De thematiek neemt mythische proporties aan: de zoektocht naar een vaderfiguur, de concurrentiestrijd tussen twee broers (of neven, in dit geval) en zelfs een incestueus verlangen. Uit het verhaal blijkt hoe bepalend familie is voor de ontwikkeling van ons ‘ik’ - en hoe pijnlijk die ontwikkeling kan zijn voor wie zich binnen de naaste familie een buitenstaander voelt.
In Dagen van de bluegrassliefde leerden we Oliver kennen als iemand die, meer dan Tycho, erkenning van zijn omgeving verlangt. Op een felle reactie op kampleider John na, uit hij geen kritiek op de heteroseksuele norm die hem dwingt zijn homoseksuele verlangens te beteugelen - integendeel, tegenover zijn voetbalvrienden houdt hij liever de schijn op. In boek één lijkt dit aanpassingsgedrag vooral voort te komen uit Olivers droom om profvoetballer te worden, maar in boek drie krijgt het een diepere laag. Want wat blijkt: Oliver is geen ‘pro’ geworden, maar studeert fysiotherapie. Waarom hij besloot zijn noppenschoenen aan de wilgen te hangen, lezen we niet. Het roept de vraag op of zijn voetbaldroom onbewust een andere droom was, een zoektocht naar erkenning op een dieper niveau. In één van de eerste scènes helpt Oliver zijn team naar de overwinning, maar hij kan er niet ten volle van genieten omdat zijn vader niet bij de wedstrijd aanwezig was.
Het blijkt dat veel dingen wankelen in het leven van de jonge Oliver. Het huwelijk van zijn ouders staat onder druk doordat zijn vader affaires aanknoopt met studenten. Een tweede vaderfiguur, zijn oom en de vader van
| |
| |
zijn neef (en beste vriend) Bendik, is jaren geleden verongelukt. En ook van Bendik raakt Oliver steeds verder verwijderd, nu zijn neef interesse in meisjes krijgt en hijzelf eerder gevoelens voor hém koestert, gevoelens die hij niet goed kan (of wil?) plaatsen. Olivers reactie op al die veranderingen? Wegwezen hier! Meermaals in de roman trekt hij zich terug in de natuur: eerst in de blokhut waar Bendik en hij tijdens hun kindertijd samen hun vakanties doorbrachten en daarna op trektocht door Zweden. Beide keren wordt hij - al dan niet gevraagd - vergezeld door Bendik en zijn vader.
Niet iedereen die het thuisfront verlaat, heeft zoals Tycho bewust het doel om zichzelf te vinden. Velen van ons, onder wie Oliver, gaan juist op reis om niet over zulke zaken na te moeten denken. Waar trekken mensen die ‘even weg van alles’ willen zijn naartoe? De natuur. Deze types zijn vaak solisten, kluizenaars als in Henri David Thoreau's Walden. Ze nemen bewust afstand van de maatschappij en haar sociale normen. Dus ook in de derde roman kunnen we, zij het symbolisch, een onderscheid maken tussen private en publieke ruimte. Door naar de natuur te gaan, trekt Oliver zich terug uit de samenleving. Een contrast op spiritueel niveau.
Maar in de natuur blijkt des te duidelijker dat de verhoudingen in zijn familie blijvend zijn veranderd. Olivers vader en Bendik trekken steeds meer naar elkaar toe. Het is Bendik die contact houdt en het gezin tracht te lijmen tijdens de crisis rond vaders affaires; Oliver kapt telkens het gesprek af en verwijdert zich vaak fysiek uit de conversatie. Totdat hij op een nacht een eland tegenkomt en een haast transcendentale ervaring beleeft. Op dat moment lijkt Oliver te beseffen dat je verandering niet kunt tegengaan - dat zou tegennatuurlijk zijn. Alles is vergankelijk, zoals de stervende lemming die ze als kleine jongens zagen tijdens een boswandeling. Dus besluit hij om zich aan de verandering over te geven en zich te outen. En het ironische is, dat hij daarmee ook iets in stand houdt: de relatie tussen Bendik en zijn vader. Want als Bendik weet wat Oliver weet, namelijk dat vader rotzooit met Bendiks vriendinnetje, zou hij voor de tweede keer een vaderfiguur verliezen. Omdat Oliver de waarheid niet kan zeggen, vertelt hij een andere waarheid die hem een reden geeft om zich van zijn vader te verwijderen. Iets waar Bendik door de roman heen al naar polste. ‘Ik ben niet zoals jullie.’
Met die woorden verstoot Oliver zichzelf uit de groep. Het is een verzetsdaad die heel erg lijkt op die van Tycho in Dagen van de bluegrassliefde. En
| |
| |
ook wel op de acties van Vonda in Ons derde lichaam. Elke roman eindigt met een relatie die blijvend verandert. Met een afscheid, maar ook met een cadeau. Tycho geeft Oliver zijn voetbalcarrière. Vonda geeft Tycho zijn Oliver. En Oliver geeft Bendik zijn vader. Er zit bijna iets van karma in dit alles. Als het drieluik van Van de Vendel ons één ding leert over liefde, homo- of heteroseksueel, romantisch of platonisch, dan is het dat mensen niet altijd met, maar zeker niet zonder elkaar kunnen.
| |
Conclusie
Van de Vendel gebruikt het contrast tussen natuur en stad en ook enkele stereotypen (voetbal, Eurovisie) om zijn verhaal en personages een bepaalde richting uit te duwen. Ze roepen vragen op bij de lezer over de rol die de omgeving speelt bij het vormen van je identiteit. Is het leven maakbaar? Kun je jezelf buiten de maatschappij plaatsen? In hoeverre kun je veranderen, in hoeverre kun je verandering tegenhouden?
Ik sloot de boeken Ons derde lichaam en Oliver met meer vragen dan antwoorden. En dat vind ik een fijne leeservaring. Het toont voor mij aan dat de auteur heeft begrepen dat mensen complexe wezens zijn. En dat hij zijn lezer over die complexe wezens wil laten nadenken. In die zin toont het drieluik, waarvan het schrijven meer dan een decennium in beslag nam, ook de evolutie van Van de Vendels schrijverschap. Want uiteindelijk zijn de stad en de natuur ook maar de setting van een verhaal dat iets universeels zegt over opgroeien en hoe mensen zich tot elkaar verhouden.
| |
Primaire literatuur
Van de Vendel, Edward. Dagen van de bluegrassliefde. Amsterdam, Querido, 1999. |
Van de Vendel, Edward. Ons derde lichaam. Amsterdam, Querido, 2006. |
Van de Vendel, Edward. Oliver. Amsterdam, Querido, 2015. |
|
|