Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 31
(2017)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |||||||
‘Liefde kent geen grenzen, culturen wel’
| |||||||
[pagina 47]
| |||||||
van de ontmoeting met moslims in het werk als een literaire representatie ervaren kan worden. Dat geldt, alweer, net zo goed voor jeugdliteratuur. In deze bijdrage wil ik kijken naar representaties in Nederlandstalige jeugdromans van dé hete aardappel van onze tijd: de relatie tussen ‘de islam’ en ‘het westen’ - met beide termen tussen aanhalingstekens geplaatst, want het zijn geen evenredige grootheden en ze verwijzen respectievelijk naar een religieuze en een geografische of culturele categorie. Toch worden ze vaak tegenover elkaar gesteld als aanduidingen van vastomlijnde culturele entiteiten, die elkaar min of meer zouden uitsluiten. Het contact tussen de twee zou - met een misplaatste verwijzing naar de titel van Samuel Huntingtons beroemde studieGa naar voetnoot1 - gedoemd zijn te eindigen in een ‘botsing van beschavingen’. Beschavingen en culturen kunnen echter alleen botsen als er grenzen tussen zitten. Slechts een scherp afgegrensde cultuur kan botsen met een andere cultuur. En een grens is niet iets dat uit zichzelf ontstaat, maar iets dat bestaat doordat men blijkbaar wil scheiden wat zich aan beide kanten van die grens bevindt. Zo bekeken kan wat aan de ene kant van de grens is niet bestaan zonder wat er aan de andere kant is. Zogenaamd botsende culturen zijn dus noodzakelijkerwijs aan elkaar gebonden. Zij zijn, met een juridische term, elkaars ‘botspartners’: een woord waarin de component ‘partner’ de intimiteit van de relatie tussen de botsende categorieën goed aangeeft.Ga naar voetnoot2 Hoe worden nu die grenzen getrokken in jeugdliteratuur waarin ontmoetingen met moslims worden voorgesteld? In zijn klassieke studie naar de representatie van ‘de Oriënt’ beschrijft Edward Said hoe ontmoetingen tussen representanten van ‘het westen’ en ‘het oosten’ in westerse beschrijvingen gezien worden ‘almost in the manner of an audience seeing a dramatic | |||||||
[pagina 48]
| |||||||
event unfold’. Beide partijen spelen als het ware een vooraf vastgelegde rol, en ‘both East and West fulfill their destinies in the encounter’ (Said, 1994, p. 137). Welke rollen kunnen we nu herkennen in de wijze waarop ontmoetingen met moslims beschreven worden in Nederlandse en Vlaamse jeugdromans? En, om Saids toneelmetafoor te blijven gebruiken: is er een terugkerend scenario dat we in deze werken kunnen herkennen, een scenario dat de ontmoeting tussen een ‘moslim’ enerzijds en een ‘Nederlander’ of ‘Vlaming’ als het ware volgens voorgeschreven patronen laat verlopen? En wat is het decor waartegen de ontmoeting plaatsvindt? Daarbij concentreer ik me op ontmoetingen tussen geliefden. Juist literaire liefdesrelaties kunnen gelezen worden als een verkenning van de mate van intimiteit en noodzakelijke botsing in de verhouding tussen ‘de islam’ en ‘het westen’. Als een verkenning, ook, van de mogelijkheid van samenleven: de mate waarin een liefdesrelatie tussen een ‘Nederlander’ of ‘Vlaming’ en een ‘moslim’ als (on)mogelijk voorgesteld wordt zegt ook iets over hoe culturen verondersteld worden te botsen. De ondertitel van één van de hier besproken romans is in dat opzicht dan ook veelzeggend: Liefde kent geen grenzen, culturen wel (sic, ondertitel bij Hou je van blauwe ogen van Robin David). In deze bijdrage zal ik achtereenvolgens rollen, scenario en decor van de ontmoetingen tussen ‘moslims’ en ‘Nederlanders’ en ‘Vlamingen’ in zes jeugdromans behandelen, na eerst de romans in kwestie kort geïntroduceerd te hebben. Onder jeugdromans versta ik daarbij romans die zich richten op jongeren tussen de 12 en 18 jaar (zeg maar de C- en D-afdelingen van Nederlandse bibliotheken) en qua tijd beperk ik mij tot 2005 en 2010. Zoals ik elders heb geschreven (Moenandar, 2013, p. 11) heeft rond 2005 een fundamentele verandering plaatsgevonden in het debat rond de aanwezigheid van de islam en moslims in Nederland. Waar eerst de discussie ging om de vraag of de islam al dan niet ‘past’ in Nederland, lijkt die discussie rond 2005 (impliciet) geslecht. Vanaf dan is de sensus communis dat de islam op zich min of meer geneutraliseerd moet worden voordat integratie van moslims in de Nederlandse samenleving kan plaatsvinden. Dat kan de vorm aannemen van de bewering dat de islam fundamenteel onverenigbaar is met de Nederlandse cultuur, maar het hoeft niet altijd zo radicaal. Ook de veelgehoorde opmerking dat moslims het recht hebben in Nederland te wonen, maar dat ze dan wel ‘onze’ wetten moeten respecteren, suggereert dat dat niet automatisch | |||||||
[pagina 49]
| |||||||
het geval is - en veronderstelt dus impliciet dat ‘de islam’ aangepast moet worden voor deze in Nederland kan bestaan. In 2010, echter, kreeg de meer radicale vorm van deze algemene opvatting - de veronderstelling dat ‘islamitisch’ en ‘Nederlands’ absoluut onverenigbaar zijn - een belangrijk podium met de enorme zetelwinst van de islamvijandige Partij van de Vrijheid (PVV) tijdens de Tweede Kamer-verkiezingen en daaropvolgend de toetreding van die partij tot een gedoogcoalitie. De tijdsafbakening 2005-2010 lijkt minder relevant voor de Vlaamse context, maar ook daar is in de periode van 2005 tot 2010 een toenemende dominantie in het publieke debat te zien van de opvatting dat ‘de islam’ zich aan moet passen - een opvatting die onder andere nadrukkelijk naar voren geschoven wordt door de politieke partij N-VA, die bij de parlementsverkiezingen van 2010 in België een doorbraak beleefde. | |||||||
CorpusIn de periode van 2005 tot 2010 zijn, bij mijn weten, zes Nederlandse en Vlaamse jeugdromans verschenen waarvan de plot draaide om een liefdesrelatie tussen een moslim en een ‘Nederlander’ of ‘Vlaming’. In alle werken zijn de hoofdpersonages jongeren van middelbare schoolleeftijd, variërend van 14 tot 18 jaar. Naast thema's als cultuurverschillen en integratie, behandelen zij ook - en soms vooral - ontluikende puberliefde, volwassenwording en seksualiteit. Een opvallend aantal (drie van de zes) handelt daarnaast over homoseksualiteit. De vijfde jongen (2005) van Jacques Brooijmans stelt zelfs twee zulke liefdesrelaties centraal: die tussen de van oorsprong Marokkaanse Benazir en haar Nederlandse vriend Steven en die tussen Benazirs broer Rachid en de Nederlandse Cas, hoewel de roman vooral rond de laatste draait. Cas en Rachid komen elkaar tegen als het groepje straatjongens waar Rachid toe hoort Cas overvalt. Rachid weet te voorkomen dat Cas in elkaar geslagen wordt en later ontwikkelt zich een onstuimige liefdesrelatie tussen de twee jongens. Niet de liefdesrelatie, maar Rachids criminele verleden dreigt | |||||||
[pagina 50]
| |||||||
hen uit elkaar te drijven, maar uiteindelijk komt alles, tijdens een vakantie in Marokko, goed. Respect (2006) van Karin Hilterman gaat over de onmogelijke liefde tussen de Nederlandse Charles en de door haar Turkse familie streng behoudend opgevoede Elif. Elif, die het VWO volgt, botst steeds heftiger met haar broer en vader, die haar mishandelen omdat zich niet gedraagt zoals een goede dochter en zus zich blijkbaar hoort te gedragen. Kindermishandeling, met name van zussen en dochters, is een terugkerend thema in deze boeken en dan altijd binnen islamitische gezinnen. In drie romans (naast Respect ook Eerwraak en Kussen tussen pita en friet) heeft mishandeling een centrale plaats in het verhaal en ook in de andere romans zijn personages van islamitische afkomst bang dat hun vader hen zal slaan. In Respect neemt het geweld zulke zware vormen aan dat Elif in het ziekenhuis belandt, terwijl de broer die haar mishandelt zich aansluit bij een terroristische organisatie en besluit om in Irak te gaan vechten. Het boek kent een open einde, dus hoe het nu afloopt met de geliefden en of zij de kloof die blijkbaar tussen hun culturen gaapt weten te overbruggen blijft de vraag - hoewel de positieve inzet van welwillende Nederlanders en Turken die zich hard willen gaan maken voor integratie de lezer hoopvol zou kunnen stemmen. Lotte en Karima (2007) van Caja Cazemier is een feel good verhaal over de Nederlandse Lotte en haar buurmeisje en beste vriendin Karima, van Marokkaanse afkomst. Hun totaal verschillende houding ten opzichte van jongens en vrijen drijft de pubermeisjes in eerste instantie uit elkaar. Lotte omarmt haar pas ontdekte seksualiteit en flirt en experimenteert enthousiast met jongens, terwijl Karima haar verliefdheid op Lottes tweelingbroer Niek uit alle macht probeert te negeren. Lotte vindt het maar hypocriet dat Karima niets met Niek mag beginnen, terwijl haar broer, Fouad, wel Lottes vriendje kan zijn. Nadat de meisjes hun | |||||||
[pagina 51]
| |||||||
verschillen echter hebben leren respecteren, is de vriendschap weer even hecht als vroeger. Hou je van blauwe ogen (2007) van Robin David is het verhaal van de Vlaamse Pieter en de van oorsprong Marokkaanse Rachid, die hun relatie geheim moeten houden omdat Rachid de reactie van zijn familie vreest. Het is ook een typische coming of age roman, waarin twee jongens volwassen worden en hun eigen weg in het leven vinden - hoewel dat laatste Rachid onmogelijk gemaakt wordt: wanneer zijn familie achter zijn relatie met Pieter komt, wordt hij naar Marokko gestuurd en gedwongen te trouwen met een vrouw. Eerwraak (2008) van Helen Vreeswijk is uitgegeven in België, maar speelt zich af in het Nederlandse Tiel, met uitsluitend Nederlandse personages. Het boek wordt gepresenteerd als misdaadroman en is een aflevering van detectiveserie. De Afghaanse Letiva moet van haar vader en broers de familie-eer bewaren en komt in grote problemen wanneer haar relatie met de Nederlandse Sam Visser bekend raakt. Ze loopt meerdere malen weg van huis en duikt samen met Sam onder, maar haar familie slaagt er toch in om haar weer terug naar huis te lokken. Slechts omdat er ondertussen een politieonderzoek loopt naar de drugsdealende neef aan wie ze uitgehuwelijkt is, kan de politie snel reageren wanneer haar familie haar probeert te vermoorden. Daarna leven Letiva en Sam, zo blijkt uit het einde van de roman, nog lang en gelukkig. In Kussen tussen pita & friet (2010) van Evelien van Landeghem, ten slotte, krijgt Maite, geboren zonder stem, een nieuw buurmeisje: de Turkse Moonisah. Moonisah wordt mishandeld door haar vader en ontsnapt naar het huis van Maite, waar de | |||||||
[pagina 52]
| |||||||
twee meisjes een relatie beginnen. Als Moonisahs vader een pitazaak begint naast het frietkot van Maites vader, is het niet alleen een cultuurkloof, maar ook de commerciële strijd tussen hun vaders die tussen de meisjes in komt te staan. Moonisah verzet zich eerst tegen de ‘verboden’ liefde die ze voor Maite voelt, maar geeft uiteindelijk toe en samen lopen de meisjes van huis weg. Ze worden uiteindelijk gevonden, Moonisah wordt uitgehuwelijkt en verdwijnt uit Maites leven. | |||||||
Westerse redders en redding-plotsIn de korte samenvattingen hierboven valt direct op hoe sterk de representatie van ‘islamitische’ jongeren in deze jeugdromans plaatsvindt binnen een frame van problematiek als huiselijk geweld, uithuwelijking en een verstikkende traditionele afkomst. Alle romans gaan over adolescenten en persoonlijke ontwikkeling en volwassenwording zijn belangrijke thema's. Daarbij is persoonlijke ontplooiing voor iemand van ‘islamitische’ afkomst bijna per definitie problematisch in bijna alle teksten. Dat geldt bijvoorbeeld voor seksuele ontplooiing. Zo moeten Rachid uit Hou je van blauwe ogen en Moonisah uit Kussen tussen pita & friet hun seksuele geaardheid angstvallig geheim houden en worden zij uitgehuwelijkt zodra deze toch uitkomt. En Karima en haar zussen in Lotte en Karima moeten bij hun Nederlandse buurmeisje om seksuele voorlichting gaan vragen wanneer ze gaan trouwen, omdat ze die informatie nergens anders vandaan kunnen halen. Het geldt ook voor intellectuele ontplooiing. Letiva uit Eerwraak wordt van school weggehouden zodra haar verliefdheid op Sam Vissers bekend wordt en kan daardoor geen eindexamen doen. Rachid uit Hou je van blauwe ogen wordt nadrukkelijk neergezet als intelligent en begaafd, maar mag in eerste instantie niet gaan studeren omdat zijn vader daar het nut niet van inziet - pas na interventie van een tekenleraar die ‘kan praten als een advocaat’ gaan zijn ouders akkoord met een studie architectuur (David, 2007, pp. 41-42). Uiteindelijk eindigt hij echter, teruggestuurd door zijn ouders naar Marokko, als hulpje in een bakkerij (p. 119). Ook in Respect erkent de islamitische vader het nut van onderwijs niet. Hij wil niet dat zijn dochter naar het VWO gaat, iets dat volgens hem ‘eigenlijk niet kón voor een moslimmeisje’ (Hilterman, 2006, p. 15). Dat Elif dat wel wil, maakt haar tot een uitzondering in haar | |||||||
[pagina 53]
| |||||||
familie. De manier waarop dat beschreven wordt, benadrukt opnieuw hoe beperkend haar afkomst is: Verder zat niemand van de familie op het vwo. Niemand wilde dat ook. Echt niemand van hen had die grote interesse voor de dingen die zij altijd in haar binnenste had voelen woelen. Waarom zouden ze ook? Het leven ging toch wel zijn gangetje en je nek uitsteken boven de clan was ook niet verstandig, dat voelde ze iedere dag. (p. 16) Net als in Hou je van blauwe ogen is interventie van een Nederlandse leraar nodig om de vaders van gedachten te laten veranderen: ‘na lang zeuren en veel hulp van de leraar van groep acht was vader overstag gegaan’ (Hilterman 2006, p. 15). Daarbij worden die vaders nadrukkelijk als islamitisch gerepresenteerd: Elifs vader is zo gelovig dat hij weigert deel te nemen aan de carpool van de voetbalclub van zijn zoontjes, want dan moet hij ‘ongelovigen in [zijn] auto’ dulden (p. 31) en Rachids vader zit ‘in de moskeeraad’ (David, 2007, p. 17). Dat zo'n Nederlandse leraar nodig is om de intellectuele ontwikkeling van een ‘islamitisch’ personage mogelijk te maken, doet denken aan een motief dat in de filmwetenschap ‘white saviors’ wordt genoemd: ‘characters who rescue people of color from dire circumstances because, for whatever reason, they cannot seem to do it of their own accord’ (Schulz, 2014, p. 205). De leraar in de rol van ‘white savior’ is in Amerikaanse films vrij stereotiep (p. 207), maar speelt in de hierboven genoemde romans slechts een bijrolletje. Toch komt wat ik in dit geval de Westerse redder zou willen noemen, een ‘Nederlander’ of ‘Vlaming’ die een ‘islamitische’ jongen of ‘islamitisch’ meisje redt van de beperkingen van zijn of haar eigen afkomst, veelvuldig voor in deze teksten. En veel van deze romans bevatten, met een verwante term, een Westerse redding-plot: in het verhaal bewegen personages van ‘islamitische’ afkomst zich van de onvrijheid van een ‘islamitisch’ bestaan naar de vrijheid van een ‘Vlaams’ of ‘Nederlands’ bestaan - dat dus als ideaal voorgesteld wordt. Daarbij worden zij vaak geleid door zo'n Westerse redder. Het nadrukkelijkst gebeurt dit in Respect. Op alle mogelijke manieren wordt in deze roman het Turkse, islamitische milieu waarin Elif opgroeit | |||||||
[pagina 54]
| |||||||
neergezet als bekrompen, verstikkend en onvrij. Zo wordt Elif het ziekenhuis in geslagen wanneer haar fundamentalistische broer haar in haar kamer vindt met een biologieboek dat ze voor school moet lezen, met daarin een dwarsdoorsnede van een penis (Hilterman, 2006, p. 86). Al aan het begin van de roman zien de lezers Elif dan ook naar vrijheid verlangen, een vrijheid die Nederland haar zou kunnen brengen. Elif denkt: ‘je kon zeggen wat je wilde van de Nederlandse mentaliteit, maar vrijuit spreken was toch iets waardevols, iets waardoor je hart minder zwaar zou zijn’ (p. 17). Elif kan zich echter niet zelf bevrijden uit haar omstandigheden. Ze droomt dan ook dat Charles, op wie ze verliefd is, zal afrekenen met haar streng gelovige en gewelddadige broer Arif: Ze droomde dat Arif met het boek [...] naar haar toe kwam gerend en haar voor de ogen van de klas een afstraffing gaf. Het mooie was alleen dat Charles haar kwam redden en dat hij Arif zo in een judogreep nam, dat hij niets meer kon doen. Haar broer smeekte om genade, ook al was het de ergste vernedering die hij van zijn leven te verduren had gekregen. (p. 46) Elif heeft, met andere woorden, een ‘Nederlandse’ redder nodig om haar van haar onderdrukking te bevrijden. Het boek dat in bovenstaand citaat genoemd wordt, speelt een belangrijke rol in het onderliggende Westerse redding-plot van Respect. Het gaat om De Terroristenjaagster van Rita Katz. Dat is een werkelijk bestaand, enigszins sensationalistisch boek van een controversiële auteur over hoe islamistische terroristennetwerken zouden opereren in met name Amerika.Ga naar voetnoot3 In Respect valt iedereen die dit boek leest de schellen van de ogen. Zo zegt de aimabele en vooruitstrevende Umut, een oom van Elif: ‘door dit boek besefte ik dat we echt iets moeten doen aan het gevaar waar dit boek over gaat. We moeten sámen iets doen tegen die dreiging van moslimterroristen en dat islamisme’ (p. 60). En zo worden de Turken door Nederlanders - die het boek onder hun aandacht brengen en ze aansporen het te lezen - gered van het gevaar | |||||||
[pagina 55]
| |||||||
in hun eigen kring. Dat daar Nederlanders voor nodig zijn, wordt herhaaldelijk benadrukt. Umut zegt bijvoorbeeld, na het boek besproken te hebben: ‘Voor ons moslims is het heel moeilijk om over deze dingen te praten [...]. Daarom vind ik het ook goed dat jullie [Charles en zijn vriend Willem] gekomen zijn!’ (p. 61). Een beweging naar het Nederlandse wordt steeds weer aanbevolen in Respect, het liefst bij monde van Turkse personages. Een tante zegt bijvoorbeeld tegen Elif, als die klaagt over het feit dat bij Turkse gezinnen alleen vrouwen het huishouden doen: ‘Ooit worden de Turkse mannen net als Nederlandse kerels, hoor [...]. Ik heb er goede hoop op’ (p. 42). En Umut weer: ‘Een deel van ons is toch langzamerhand Nederlander aan het worden’. Dit laatste wordt als compliment gezegd over een islamitische leider die ‘zijn achterban het moderne Nederland binnen wil leiden’ (p. 62). Het ‘Nederlandse’ wordt zo voorgesteld als een oplossing in zichzelf. Wanneer Elifs agressieve broer Arif bijvoorbeeld gearresteerd wordt voor criminele activiteiten, wordt geopperd dat een ‘integratiecursus’ hem kan helpen. Zo kan hij leren ‘beter in de samenleving te [...] passen’ (p. 145) - maar daarmee wordt dus ook gesuggereerd dat het feit dat hij niet geïntegreerd is - oftewel, niet Nederlands genoeg is - de oorzaak van zijn criminaliteit is. Westerse redding-plots komen ook elders voor, zij het niet zo nadrukkelijk als in Respect. Opvallend is bijvoorbeeld het terugkerende thema van een vlucht uit een ‘islamitisch’ huis naar een ‘Nederlands’ of ‘Vlaams’ huis. Zowel Letiva in Eerwraak als Moonisah in Kussen tussen pita & friet ontvluchten zo hun gewelddadige vaders. In beide romans wordt het meisje vervolgens door de ‘Nederlandse’ of ‘Vlaamse’ ouders in bescherming genomen tegen familieleden die haar komen terughalen, waarmee het ‘Westerse’ huis een toevluchtsoord voor het gevluchte ‘islamitische’ meisje wordt. Die notie van het ‘Nederlandse’ of ‘Vlaamse’ huis als plek van redding is ook, alhoewel implicieter, te zien in Hou je van blauwe ogen. Daar wordt gesuggereerd dat Rachid een beter mens wordt doordat hij in het ‘Vlaamse’ huis van zijn vriendje Pieter voor zijn geaardheid kan uitkomen: ‘Rachid begon zich, wanneer [Pieters] moeder er bij was, al wat soepeler te gedragen. Geen spectaculaire ontwikkelingen hoor. Een glimlach, eens vluchtig een hand op Pieters schouder. Een vooruitgang, toch?’ (David, 2006, p. 64) In dezelfde roman zijn het echter twee Vlaamse homofobe politieagenten die, nadat zij | |||||||
[pagina 56]
| |||||||
de jongens vrijend in een bosje aangetroffen hebben, het einde van de relatie inluiden. Zij lichten namelijk Rachids vader in, waarna de jongen naar Marokko gestuurd wordt. Daarmee wordt een belangrijke functie van de Westerse redding-plot ontkracht. In zijn pure vorm, is in zo'n plot namelijk de ‘Westerse’ samenleving voorgesteld als vrij van de onderdrukking die in de ‘islamitische’ gemeenschap heerst: alsof vrouwen in de ‘Nederlandse’ of ‘Vlaamse’ samenleving totaal niet onderdrukt worden en homo's volledig vrij zijn. Een dergelijke simpele dichotomie wordt met de rol van de politieagenten in Hou je van blauwe ogen onmogelijk gemaakt en daarmee verdwijnt een belangrijke onderliggende functie van de Westerse redding-plot: ‘Nederland’ of ‘Vlaanderen’ vrijpleiten van het soort onderdrukking waarmee minderheden in eigen kring te maken krijgen. In Lotte en Karima wordt de Westerse redding-plot zelfs expliciet ontkracht. In deze roman probeert Lotte, als een echte ‘Nederlandse’ redder, haar Marokkaanse vriendinnetje Karima in te laten zien dat ze zich los moet maken van haar achtergrond. Ze stelt haar kamer als veilige plek voor, waar Karima Lottes broer Niek, op wie ze verliefd is, kan ontmoeten. Karima wijst dit ‘Nederlandse’ toevluchtsoord echter af, want: ‘Ik wíl niet’ (Cazemier, 2007, p. 73). Anders dan de meeste andere islamitische meisjes in deze romans heeft Karima daarmee nadrukkelijk agency: zij kiest er zelf voor om zich niet aan de regels van de islam te onttrekken. Zij wordt overigens ook niet, zoals andere personages in haar situatie, mishandeld. En wanneer Lotte tegen haar mentor zegt dat ze het Karima zo gunt ‘om verkering te krijgen’, antwoordt die: ‘Dat is goed bedoeld van je, maar ik weet niet of je haar kunt overhalen. Het hoort bij haar geloof en het is een lange traditie. Ook al verandert er wel wat. Steeds meer moslima's verzetten zich tegen die dubbele moraal en willen meer vrijheid, ook op dit gebied.’ | |||||||
[pagina 57]
| |||||||
Bij monde van een sympathieke autoriteitsfiguur krijgt de lezer zo een alternatief voor een Westerse redding-plot aangeboden: de dubbele moraal kan alleen door moslima's zelf doorbroken worden. Ook hier krijgt Karima dus zelf agency toebedacht; zij hoeft niet gered te worden. De liefdesverhalen in deze romans verlopen dus regelmatig volgens het stramien van een Westerse redding-plot: de liefde van vooral islamitische meisjes voor Nederlandse of Vlaamse jongens en meisjes laat hen in aanraking komen met vrijheid. De westerse geliefde vervult daarbij de rol van redder, die hen verlost van hun onvrije, vaak gewelddadige achtergrond. Een aantal romans plaatst echter nadrukkelijk vraagtekens bij dit thema van de Nederlandse of Vlaamse redder en ontkracht de noodzakelijkheid van een ‘Westerse redding’. | |||||||
Onderdrukkende en onderdrukte moslims, vrijzinnige Nederlanders en VlamingenDe tegenstelling van de islamitische achtergrond als bekrompen en benauwend en de Nederlandse samenleving als vrij en bevrijdend bepaalt in hoge mate de liefdesrelaties die in deze romans centraal staan. In vrijwel alle gevallen waarin één van de partners een ‘islamitisch’ meisje is, wordt de religieuze achtergrond van dit meisje sterk benadrukt. Vaak wordt al bij de eerste beschrijving van het meisje haar hoofddoek expliciet genoemd. In Respect is dat zelfs in de eerste zin, waarin beschreven wordt hoe Elif naar Charles zit te gluren: ‘Vanonder de rand van haar hoofddoek kon ze hem in de meeste lessen precies zien zitten’ (Hilterman, 2006, p. 5). Het woord ‘hoofddoek’ zal in een in 2006 verschenen tekst al snel functioneren als wat ik elders een signaalwoord heb genoemd: een woord waarbij zowel het woord zelf, als het concept waar het naar verwijst onderwerpen van felle discussies zijn in de tijd waarin de tekst verschijnt. Door dergelijke woorden in literaire teksten te gebruiken, gaan die discussies als het ware deel uitmaken van de tekst zelf. ‘Hoofddoek’ is zo'n signaalwoord, omdat het in discussies over integratie en de problematische verhouding tussen ‘het westen’ en ‘de wereld van de islam’ vaak functioneert als een pars pro toto voor de islam (Moenandar, 2013, p. 36). Niet alleen de islamitische religie, maar de hele contemporaine problematiek rond de aanwezigheid van moslims in Neder- | |||||||
[pagina 58]
| |||||||
land wordt zo al aan het begin van de tekst deel van het verhaal en gekoppeld aan Elif. De nadruk op de hoofddoek is in deze boeken groot. De verliefde Maite in Kussen tussen pita & friet ‘benijdde zelfs de hoofddoek die langs [Moonisahs] gezicht streelde en haar zwarte haar in toom hield’ (Van Landeghem, 2010, p. 39). Terwijl de hoofddoek hier bijna iets erotisch krijgt, moet Charles in Respect juist niets hebben van de hoofddoek die Elif draagt. Wanneer hij haar het eerst zonder hoofddoek ziet, fascineert hem dat: Charles moest aldoor naar haar haren kijken. Mooi glanzend haar dat licht krullend over haar schouders golfde. Haar gezicht was ineens nóg mooier zo. Het klopte dus wel dat een hoofddoek meisjes minder aantrekkelijk maakte. (Hilterman, 2006, p. 59) Het afdoen van de hoofddoek komt ook in andere romans als belangrijk moment voor. In Eerwraak gebeurt dit tijdens een vrijpartij en er wordt nadrukkelijk op ingegaan: Er was even een weifeling, maar toen maakte ze met trillende vingers haar hoofddoek los. Langzaam gleed de zijde van haar hoofd en onthulde haar golvende, bruine haar. Ze beet op haar lip en peilde met ingehouden adem zijn reactie terwijl ze haar blouse losknoopte. Haar hart bonkte tegen haar ribben en een warme gloed kolkte en raaste door haar lijf. Hij gaapte haar met een hongerige blik aan, zijn mond iets geopend. (Vreeswijk, 2008, pp. 65-66) Opvallend is daarbij dat in veel gevallen het islamitische meisje haar hoofddoek afdoet zodra ze aan de controle van haar vader en eventueel broers ontsnapt is. In Respect en Kussen tussen pita & friet representeert de hoofddoek op die manier - net als in het publieke debat in Nederland en Vlaanderen - de onderdrukking van de vrouw, die samen met die hoofddoek verdwijnt. In Kussen tussen pita & friet vluchten Moonisah en Maite naar Parijs, waar ‘Moonisah zonder hoofddoek’ de straat op gaat en nadrukkelijk de leiding neemt. Met het verdwijnen van haar hoofddoek, komt de daadkracht (Landeghem, 2010, pp. 121-125). | |||||||
[pagina 59]
| |||||||
Karima uit Lotte en Karima krijgt ook in dit opzicht weer aanzienlijk meer agency dan islamitische meisjes uit de andere boeken. Anders dan in bijvoorbeeld Respect wordt de afkeuring van de hoofddoek door een Nederlands personage gezet tegenover het feit dat het dragen ervan Karima's eigen - zij het door haar geloof voorgeschreven - beslissing is: Lotte wist het nog heel goed toen Karima een hoofddoek ging dragen. Ze had het zo jammer gevonden van dat mooie donkere haar. Al wist ze best dat het Karima's eigen keus was: alles bedekken behalve haar handen en gezicht. ‘Zo wil mijn geloof dat.’ Ze hoorde het Karima nog zeggen. (Cazemier, 2007, p. 27) Karima is dan ook het enige ‘islamitische’ meisje in deze boeken dat haar hoofddoek niet afdoet - ook niet in het bijzijn van de Nederlandse jongen op wie ze verliefd is, Lottes broer Niek. De ‘islamitische’ jongens die liefdesrelaties aangaan met ‘Nederlandse’ meisjes of jongens lijken een stuk vrijer te zijn dan ‘islamitische’ meisjes. Rachid uit Hou je van blauwe ogen, Rachid uit De vijfde jongen en Fouad in Lotte en Karima gaan in eerste instantie zonder daar een probleem van te maken een relatie met een ‘Nederlander’ of ‘Vlaming’ aan. In Hou je van blauwe ogen probeert Rachid vervolgens wel angstvallig de relatie geheim te houden, wat de benauwde aard van zijn islamitische afkomst toch weer benadrukt. Die geheimhouding is er ook in De vijfde jongen, maar daar lijkt deze veel meer voort te komen uit het feit dat Rachid daar op de vlucht is voor de jongens waar hij vroeger mee in een criminele bende zat, dan dat hij zich schuil moet houden voor zijn familie. Naarmate het verhaal vordert, blijkt dit gemak waarmee de jongens relaties aangaan met ‘Nederlanders’ of ‘Vlamingen’ echter schijn. Allemaal gaan ze ervan uit later wel te trouwen met een Marokkaans meisje. Fouad vertelt zijn vriendinnetje Lotte uitgebreid over de vrouw die hij later wil: een Marokkaans meisje, dat zich moet bedekken, niet mag werken en maagd moet zijn (pp. 114-115). Interessant daarbij is dat Lottes relatie met Fouad in Lotte en Karima als spiegelplot fungeert voor de verliefdheid tussen Karima en Niek en vooral lijkt te dienen als illustratie van hypocrisie binnen Marokkaanse kringen. Terwijl Karima steeds benadrukt dat zij maagd moet blijven | |||||||
[pagina 60]
| |||||||
tot het huwelijk, kan Fouad vrijelijk relaties met Nederlandse meisjes aangaan, ook al zal hij uiteindelijk toch trouwen. Voor Rachid in Hou je van blauwe ogen is trouwen met een Marokkaanse meer een verplichting van zijn ouders, maar hij wil zich daar niet aan onttrekken: ‘Later ga ik trouwen en kinderen krijgen. Zoals iedereen’ (David, 2007, p. 81) zegt ook hij tegen zijn geliefde, Pieter. En zelfs Rachid in De vijfde jongen is hier stellig over tegen zijn vriend Cas: ‘Over een jaar of wat wil ik trouwen. Ik weet nog niet wanneer. Ik wil wel een eigen familie. Jij?’ (Brooijmans, 2005, p. 273). Juist bij hem is dit opvallend, omdat zowel hij als zijn zus Benazir in vergelijking met de andere personages van ‘islamitische’ afkomst zeer vrijgevochten zijn. Benazir vrijt zelfs met haar Nederlandse vriend op haar kamer - wat oogluikend toegestaan wordt door haar ouders. De onmogelijkheid van contact tussen ‘Nederlanders’ of ‘Vlamingen’ en ‘moslims’ in ‘islamitische’ huizen is in de andere boeken juist een thema (zie ook hieronder). In alle gevallen zien de ‘islamitische’ jongens dus, net als de ‘islamitische’ meisjes, een relatie met een ‘Nederlander’ of ‘Vlaming’ eigenlijk als onmogelijk. Niet omdat het hen verboden wordt, maar omdat zij zich uiteindelijk zelf aan banden wensen te leggen. Rond de centrale personages en hun liefdesrelaties komen in deze romans steeds dezelfde soort secundaire personages voor, die iets van sjablonen hebben: gewelddadige, fundamentalistische vaders en broers, criminele Turkse of Marokkaanse jongens, passieve, gehoofddoekte moeders die hun dochters bezweren dat ze zich beter neer kunnen leggen bij hun lot en vrijzinnige ‘Nederlandse’ ouders die alles goed vinden en hun kinderen als gelijken behandelen - in sterk contrast met de ‘islamitische’ ouders. Alle ‘islamitische’ meisjes worden door hun vaders en broers geslagen, behalve Benazir in De vijfde jongen. Maar ook zij heeft een vader die constant met geweld dreigt en zich op Allah en de Koran beroept. In deze roman wordt het sjabloon echter kritisch bekeken en genuanceerd: de vader van Rachid en Benazir is niet een doorsnee fundamentalist, hij drinkt en staat van alles toe in zijn huis, terwijl zijn vrouw zich na haar komst naar Nederland langzamerhand steeds vrijer is gaan bewegen en uiteindelijk ook haar hoofddoek afgedaan heeft. Zijn gewelddadige karakter lijkt veel meer voort te komen uit een verlies aan autoriteit in Nederland dan uit een diepgeworteld geloofsbesef. | |||||||
[pagina 61]
| |||||||
De liefdesrelaties in deze jeugdromans blijken vaak onmogelijke liefdes te zijn: slechts in één roman (Eerwraak) wordt expliciet beschreven dat de geliefden bij elkaar kunnen blijven - en dat slechts nadat Letiva bijna vermoord is door haar broers en vader en rigoureus alle contact met haar familie verbroken heeft. Twee romans - Respect en De vijfde jongen - hebben een open einde dat hoopvol stemt. In alle andere romans drijven de scherpe grenzen tussen de culturen waartoe de jongeren behoren hen uiteindelijk uiteen. Dat wil zeggen: vooral de scherpe grens die vaders en broers - en in het geval van Lotte en Karima, Karima zelf - rond de eigen cultuur trekken, maakt deze relaties onmogelijk. ‘Nederlandse’ en ‘Vlaamse’ ouders werpen minder hoge obstakels op. Pieters moeder in Hou je van blauwe ogen is weliswaar bezorgd vanwege zijn relatie met Rachid, maar dat is omdat zij van haar werk bij de sociale dienst een jongen kent die ‘bont en blauw geslagen’ was omdat hij iets met een ‘Belgische jongen’ had gehad (Vreeswijk, 2008, p. 31). Anders dan ‘islamitische’ ouders heeft zij dus niet per definitie iets tegen een jongen uit een andere cultuur, maar vreest slechts de mogelijke gewelddadige gevolgen. Slechts in Eerwraak - waarin sowieso opvallend veel racistische personages voorkomen die zich tegen moslims keren - zijn de vooroordelen wederzijds. Zo zegt Sam Vissers vader over diens Afghaanse vriendin: ‘Ze zijn niet zoals jij en ik [...]. Het zijn moslims en die denken anders, praten anders en eten anders. Er zijn genoeg meisjes en jij moet een moslim uitkiezen. Doe je dat om ons te pesten?’ En over zijn moeder lezen we: ‘Dit meisje was zo verschrikkelijk anders [...]. Het stond voor Tine vast dat deze oosterse schone met haar vreemde rituelen Sam onmogelijk gelukkig kon maken. Ze zou alleen maar ellende en verdriet brengen’ (p. 225). Uiteindelijk helpen Sams ouders echter toch Letiva te vluchten voor haar familie. De tegenstellingen tussen ‘Nederlands’ of ‘Vlaams’ als vrij en ‘islamitisch’ als onderdrukkend komen zo ook in de personages en de verhoudingen tussen hen naar voren, in vrijwel alle romans. Sommige romans, zoals Lotte en Karima, nuanceren dat weliswaar, en bijvoorbeeld Eerwraak plaatst westers racisme tegenover de islamitische haat voor het ‘Nederlandse’ en ‘Vlaamse’. Deze dichotomie blijft echter in vrijwel alle boeken toch overeind. Daarmee wordt ook het eerder genoemde Westerse redding-plot versterkt. | |||||||
[pagina 62]
| |||||||
Bedreigende islamitische ruimtes, vrije Westerse ruimtesDe Westerse redding-plot wordt ook benadrukt door het feit dat de beweging van de islamitische ruimte naar de Nederlandse ruimte er één van bevrijding is. In De vijfde jongen beschrijft de moeder van Benazir en Rachid hoe het voor haar was om voor het eerst in Nederlandse huizen te komen: [Ze] moest wennen aan de luxekeukens, aan de glanzende auto's, aan de elegante vrouwen bij wie ze werkte. [...] Vele uren per week maakte ze op ontelbare adressen schoon in die eerste tijd en ze waande zich op een andere planeet. Ze vond de manier van leven zo vrolijk hier, zo vrij en los. (Brooijmans, 2005, p. 54) Dit verblijf in ‘Nederlandse’ huizen heeft een positief effect op haar. Langzaam emancipeert ze en door het boek heen wordt benadrukt hoe vooruitstrevend zij is vergeleken met haar man. Het ‘Nederlandse’ of ‘Vlaamse’ huis als een plek waar vrijheid heerst, een thema dat ik hierboven al besprak, komt in vrijwel alle boeken terug. Pieter in Hou je van blauwe ogen zegt daarover trots tegen Rachid, die zich verbaast over het feit dat zij gewoon kunnen vrijen op Pieters kamer terwijl zijn ouders het weten: ‘Dat heet vrijheid, lieve Rachid. Vrijheid is het hoogste goed’ (David, 2007, p. 62). Daartegenover staan benauwende, of zelfs ronduit bedreigende islamitische ruimtes. Die tegenstelling tussen de Nederlandse ruimte als veilig en islamitische ruimte als bedreigend wordt in Respect flink aangezet door eerst een beschrijving te geven van het ‘Nederlandse’ ziekenhuis (het niet-Turkse karakter van deze ruimte wordt benadrukt wanneer Elif denkt: ‘gelukkig, er lagen geen andere Turkse vrouwen’ (Hilterman, 2006, p. 87)), waar de door haar broer mishandelde Elif omringd wordt door de goede zorgen van zusters en een maatschappelijk werkster. Direct daarop wordt beschreven hoe haar geliefde, Charles, naar een moskee gaat. Hij wordt wantrouwend bejegend door de aanwezigen: ‘In hun eigen taal smoesden [drie jongens] een tijdje onder elkaar. De oudere mannen keken en vroegen wat er aan de hand was. Alles in hun taal. Niets was ervan te begrijpen. Alleen hun spottende ogen waren duidelijk’ (p. 92). Niemand wil met hem praten en als hij daarover zijn beklag doet, krijgt hij te horen dat hij maar Arabisch moet | |||||||
[pagina 63]
| |||||||
leren. Charles is daar woedend over: ‘Arabisch leren om een godsdienstoefening in zijn eigen stad te begrijpen! Hoe kwam die man erop! Het idee! Als hijzelf eens Nederlands ging leren [de imam kan nauwelijks Nederlands, SJM]! Maar dat mocht je natuurlijk niet zeggen’ (p. 93). Die laatste zin is een opmerkelijke toevoeging, ten eerste omdat dit Charles' gedachten zijn en niet iets dat gezegd wordt - en dus ook niet verboden kan worden, maar vooral omdat het als zinsnede ook een signaalwoord is: ‘Dat mag je natuurlijk niet zeggen’ is bijna een standaard zinsnede geworden, volgend op kritiek op de islam en de aanwezigheid van islamitische migranten in Nederland. De idee erachter is dat het in Nederland not done zou zijn om dergelijke kritiek te leveren en dat dit de vrijheid van meningsuiting zou beperken. Dat Charles dit in de moskee denkt, benadrukt dus nogmaals het onvrije karakter van deze ruimte - en het gevaar dat die onvrijheid zal overslaan naar de rest van de samenleving. Zijn conclusie is dan ook: ‘Er moest nog veel aan integratie gedaan worden, maar in zo'n moskee was het te moeilijk. De voetbaltraining was een stuk leuker’ (idem). Aangezien die voetbaltraining in een ‘Nederlandse’ ruimte plaatsvindt (de ‘moslims’ in dit boek weigeren immers een bijdrage te leveren, zoals de hierboven genoemde vader die geen ongelovigen in zijn auto wil en daarom de jongens niet, zoals de Nederlandse ouders, rondbrengt), wordt ook hier niet alleen de vrijheid, maar zelfs de superioriteit van de Nederlandse ruimte benadrukt. Het ‘islamitische’ huis is in veel boeken de locatie waar geweld plaatsvindt en waar meisjes worden opgesloten (Respect, Eerwraak en Kussen tussen pita & friet). Net als in de beschrijving van Charles' bezoek aan een moskee hierboven, worden momenten waarop een ‘Nederlander’ of ‘Vlaming’ in zo'n huis op bezoek komt benut om dit benauwende karakter van de islamitische ruimte te benadrukken. Waar ‘islamitische’ personages in ‘Nederlandse’ of ‘Vlaamse’ huizen veilig en vrij zijn, voelen ‘Nederlandse’ of ‘Vlaamse’ personages zich in ‘islamitische’ huizen juist nadrukkelijk niet op hun gemak. Maite in Kussen tussen pita & friet aarzelt dan ook om zo'n huis binnen te gaan: ‘Op de drempel van Moonisah's huis stokt Maite. Zo meteen stapt ze een andere wereld binnen, althans zo voelt ze dat’ (Van Landeghem, 2010, p. 33). Wanneer ze de vader van Moonisah de hand schudt, lezen we: ‘[ze] voelt [...] de kracht die erin schuilgaat. Met die hand slaat hij zijn dochter’ (p. 34). Alles is vreemd en dreigend en de lucht van zweetvoeten en ‘oksel- | |||||||
[pagina 64]
| |||||||
geur’ doen Maite ‘kokhalzen’ (p. 35). Zelfs de baklava die ze aangeboden krijgt heeft iets dreigends: ‘de zoetheid overvalt haar [...]. Dat mijn tanden er niet onmiddellijk uitvallen is een wonder, denkt Maite’ (idem). Voor de leerplichtambtenaar die in Eerwraak komt kijken waarom de door haar ouders opgesloten Letiva niet meer naar school komt, is de dreiging concreter. Letiva's vader bejegent haar agressief en zij ‘voelde zich ietwat geïntimideerd’. Letiva durft niets tegen haar te zeggen terwijl ‘haar vader tierend en met woeste ogen naast haar stond’ (Vreeswijk, 2008, p. 135) en uiteindelijk wordt ze verjaagd: ‘“Eruit!” bulderde Hamid [Letiva's vader, SJM] en de ambtenaar vertrok’ (idem). Het heeft alles van een Westerse redding-plot, maar dan één die stukloopt op de agressie van een ‘islamitische’ vader - waarmee de noodzaak van de redding overigens wel extra benadrukt wordt. Daartegenover staat overigens een aantal ‘islamitische’ huizen die juist nadrukkelijk als ‘gezellig’ neergezet worden. De Nederlandse vrienden van Benazir en Rachid worden hartelijk door hun moeder ontvangen. Terwijl Maite in Kussen tussen pita & friet onthaald wordt op baklava, dat onaantrekkelijk als ‘een plakkerige brij gebak’ beschreven wordt (Van Landeghem, 2010, p. 35), krijgen de Nederlanders hier iets minder vreemds voorgeschoteld: ‘Engelse thee, daar houden jullie toch van? En echte Hollandse koekjes’ (Brooijmans, 2005, p. 41). Het huis van Rachid is nadrukkelijk ‘vreemder’ maar daarom niet minder gezellig wanneer Pieter een bezoek aan hem brengt: Bij hem thuis waren de muren steriel wit. Hier hadden ze warme kleuren, van oker tot bordeaux, met tegelmozaïeken en in de hoeken Arabische motieven. Het plafond was van cederhout. Het leek wel een klein paleisje uit het land van duizend en één nacht. [Rachids moeder] verdween in de keuken en kwam terug met enkele glaasjes en een schotel koekjes. Heerlijke koekjes met amandelspijs druipend van de honing en bestrooid met amandelzaadjes. (David, 2007, p. 69) Hier overheerst juist een wat oriëntalistische ervaring van het ‘islamitische’ huis als vreemd maar wel aangenaam, enigszins overweldigend maar op een positieve manier. En ook Lotte in Lotte en Karima valt de gezelligheid bij haar | |||||||
[pagina 65]
| |||||||
vriendin op als ze haar tijdens een ramadanontbijt bezoekt (Cazemier, 2007, p. 41). Toch worden deze ‘islamitische’ huizen daarmee niet onverdeeld positieve ruimtes. Na de hartelijke ontvangst door de moeder in De vijfde jongen slaat de sfeer met de komst van de vader om. Cas is er getuige van hoe Rachid door zijn vader bedreigd wordt omdat die het niet vertrouwt wanneer hij hoort dat zijn zoon bij een vechtpartij Cas bijgestaan heeft: ‘Je zoekt het op [...]. Als je maar zorgt dat de politie hier nooit meer aanbelt. Ik breek je botten, jongen, als de uniformen hier komen vertellen dat jij hebt gevochten’ (Brooijmans, 2005, p. 46). En Pieter moet uiteindelijk het huis van Rachid halsoverkop verlaten nadat diens zus ontdekt heeft dat de jongens in Rachids kamer gevreeën hebben (David, 2007, pp. 74-75). En wanneer Lotte in Karima's huis de soap Goede tijden, slechte tijden kijkt, wordt tot Lottes ongenoegen het kanaal veranderd als een vrijscène getoond wordt en ze denkt: ‘Geen jongens voor Karima. Zelfs niet op tv’ (Cazemier, 2007, p. 29). Zo worden uiteindelijk ook deze huizen omgeven door een zweem van dreiging en verbod. | |||||||
ConcluderendHet naast elkaar zetten van een ‘moslim’ en een ‘Nederlander’ of ‘Vlaming’ in een liefdesrelatie lijkt dus verhaaltechnisch inderdaad interessant, vanwege maatschappelijke problematiek die erdoor het verhaal ingehaald wordt en de daaruit voortvloeiende spanningen tussen personages. Beschavingen botsen in al deze romans en in veel ervan wordt deze botsing flink aangezet. Met de keuze voor deze specifieke ‘botspartners’ en de wijze waarop ze geframed worden, gebeurt er echter meer dan alleen maar het creëren van narratieve spanning. In veel teksten wordt het verhaal bepaald door een Westerse redding-plot, vaak geleid door een bijbehorende ‘Nederlandse’ of ‘Vlaamse’ redder en in de vorm van een beweging van een onvrije ‘islamitische’ ruimte naar een ‘vrije’ Westerse ruimte. Het valt op hoezeer maatschappelijke stereotypen in de vorm van personages optreden. Fundamentalistische vaders, criminele jonge Turken of Marokkanen, schuchtere meisjes met hoofddoeken en vrijzinnige en tolerante Nederlanders. Een uitzondering als oom Umut in Respect lijkt daarbij nog eerder bedoeld om de regel te | |||||||
[pagina 66]
| |||||||
bevestigen, dan om de stereotypen te nuanceren. Daarbij moet overigens wel gezegd worden dat de Westerse redding-plot in een aantal teksten nadrukkelijk ingebed wordt in een kritischer geheel. Hierboven ben ik ingegaan op de wijze waarop teksten als Lotte en Karima of Hou je van blauwe ogen dit doen. Het overheersende beeld - de islam als een ‘onvrije’ en ‘Nederland’ of ‘Vlaanderen’ als een ‘vrije’ cultuur - blijft echter overheersen. En daarmee lijkt de botsing dus ook bijna onvermijdelijk. | |||||||
Primaire literatuur
| |||||||
Secundaire literatuur
|
|