Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 31
(2017)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Over het belang van culturele diversiteit in kinder- en jeugdliteratuur
| |
[pagina 36]
| |
Kiezen voor een ander perspectiefDe Jenny Smelik IBBY-prijs is een kroon op het werk van Gerda, Edward, Hans en Sjoerd. De vier juryrapporten stonden vol met lovende woorden. Waarom besloten de vier auteurs een boek te schrijven over een kind uit een andere cultuur? Wat waren hun beweegredenen? In 2002 verscheen Een dubbel vuurteken van Gerda van Erkel. Een sfeervolle jeugdroman over een Japans tienermeisje dat op zoek is naar haar identiteit in het snel veranderende Japan van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Hoofdpersoon Saya worstelt met aan de ene kant de Japanse traditie en aan de andere kant de westerse vernieuwing die steeds zichtbaarder werd in de Japanse steden. Traditionele waarden als eergevoel, gehoorzaamheid, onderdanigheid en de ondergeschiktheid van de eigen gevoelens werden aan het wankelen gebracht door westerse invloeden, die introduceerden dat je juist wél naar je gevoel mag luisteren en emoties mag tonen. De jury van de Jenny Smelik IBBY-prijs was erg onder de indruk van de manier waarop Gerda de situatie in Japan optekende: ‘De Japanse cultuur die voor Nederlanders en Vlamingen soms zo onbegrijpelijk en ongrijpbaar lijkt, is met eerbied, respect en kennis beschreven en daarmee is Een dubbel vuurteken een schitterend boek voor jongeren, én voor volwassenen.’ Gerda schreef Een dubbel vuurteken naar aanleiding van een vondst in haar boekenkast. ‘We waren met de grote schoonmaak bezig en tijdens het opruimen van de boekenkast kreeg ik een boek in handen over Japan. Het rook muf en was oubollig,’ vertelt ze. Ze bladerde wat door het boek en stuitte op een paragraaf over bijgeloof. Daarin stond dat een meisje dat onder een dubbel vuurteken geboren werd later geen man zou vinden, omdat ze te temperamentvol zou zijn. ‘Dat maakte mij zo boos. Ik ben zelf ook nogal temperamentvol,’ zegt Gerda lachend. Ze besloot er een boek over te schrijven. Edward van de Vendel werkte samen met Anush Elman aan De gelukvinder (2008), over Hamayun uit havo 4, die samen met zijn familie van Afghanistan naar Nederland is gevlucht. Hamayun maakt een toneelstuk over zijn leven in Afghanistan en dat in Nederland. Het is het eerste boek in de Slash-reeks, een initiatief van Edward waarover hij sprak in zijn Annie | |
[pagina 37]
| |
M.G. Schmidtlezing (2006). Hij pleitte voor meer jeugdboeken over onderwerpen die op dat moment voor jongeren spelen: Waar zijn de Nederlandse romans over Kosovo en Mladic? In welke boeken is Janita van veertien van de zwarte praktijkschool de hoofdpersoon? Waar is de Volendambrand in de literatuur te vinden? Waar wordt vanuit uitgeprocedeerde asielzoekers geschreven, ama's, jongeren op een detentieboot? Nee nee. Ik vind echt niet dat álle jeugdboeken modern-pulserend moeten zijn, maar hoe zit het nou? Willen wij, literaire auteurs, vooral literatuur schrijven, of kiezen we, ook qua onderwerp, voor de sommige jongeren van nu, voor de verschillende sommige jongeren van nu?Ga naar voetnoot2 Hoe je dat het beste kunt aanpakken? Door een format te verzinnen waarin je direct informatie krijgt van jongeren. Anoush vertelde zijn verhaal aan Edward. Over hoe zijn leven in Kabul was, hoe zijn vader werd opgepakt door de Taliban, hoe het steeds gevaarlijker werd, hoe hij samen met zijn familie begon aan de lange reis naar veiligheid en vrijheid, en hoe hij uiteindelijk in Nederland aankwam waar een periode van procedures en onzekerheid aanbrak. Edward schreef het verhaal op en maakte er een jeugdroman van. ‘Anoush en ik hebben door de jaren heen veel reacties op De gelukvinder gekregen, van volwassenen maar zeker ook van jongeren. Vooral van Afghaans-Nederlandse jongeren, die zichzelf herkenden in het verhaal,’ vertelt hij. In het juryrapport van de Jenny Smelik IBBY-prijs spreekt de jury de wens uit dat alle mensen die zo gemakkelijk over het uitzetten van asielzoekers praten dit indrukwekkende verhaal zouden lezen: ‘Het verhaal biedt een goed tegenwicht aan het groeiend wantrouwen in de hedendaagse maatschappij en past zodoende zeer goed binnen de doelstelling van de prijs.’ Hans Hagen was op vakantie op de Filipijnen om te duiken. Hij had wel eens iets gehoord over hanengevechten, maar hij had zich er nog nooit in verdiept. Tot hij op een zondagmiddag tijdens zijn vakantie in een gigantisch stadion naar binnen ging, een cockpit. Het was volgepakt met schreeuwende | |
[pagina 38]
| |
mensen en midden in de arena stonden twee hanen recht tegenover elkaar, met allebei een enorme dolk aan hun poot. Daar zat een verhaal in. In 2012 verscheen Het hanengevecht, waarin de Filipijnse Pio een haan vindt bij de waterval. Een haan die hem en zijn familie rijk zou kunnen maken, als hij dit gevecht wint tenminste. ‘Ik vind het gruwelijk, die hanengevechten,’ vertelt Hans, ‘maar dat heb ik niet in het verhaal laten doorschemeren, want voor anderen is dit de realiteit.’ Enerzijds veroorzaken de gevechten grote ellende, omdat mensen door het gokken hun geld kwijtraken. Anderzijds hopen ze op deze manier juist uit die vreselijke situatie te geraken. ‘Ik was er voor mijn plezier, om te duiken, maar hier moest ik iets mee. Dit was iets wat we in Nederland niet kennen.’ De jury van de Jenny Smelik IBBY-prijs was onder de indruk van het boek, dat ‘met weinig woorden en rake tekeningen een indringend beeld [oproept] van een cultuur die hemelsbreed verschilt van de Nederlandse.’ Het idee voor De duik (2014) van Sjoerd Kuyper ontstond op Curaçao. Sjoerd is er de afgelopen twintig jaar vaak geweest en hij begint het eiland nu een beetje te leren kennen, zoals hij zelf zegt. ‘Mensen die een weekje op Curaçao zijn geweest denken dat ze het allemaal wel gezien hebben, maar hoe vaker je er komt, hoe groter het eiland wordt.’ De duik gaat over Roly en Mila, die allebei geboren zijn op Curaçao. Dan besluit Roly's Nederlandse moeder om samen met Roly naar Nederland te verhuizen, omdat Roly's vader volgens haar bij een andere vrouw is. Maar Roly weet dat zijn vader vast zit in het verleden, doordat hij van de pontjesbrug is gesprongen. Mila moet hem helpen om zijn vader terug te halen. ‘In De duik vormen etniciteit en afkomst belangrijke thema's, zonder dat ze in een pessimistisch daglicht geplaatst worden,’ stelt de jury van de Jenny Smelik IBBY-prijs. Het boek leest ‘als een ode aan het leven op Curaçao en de schoonheid van de verbondenheid van mensenlevens over de grenzen van de continenten heen.’ Alle invallen die Sjoerd kreeg terwijl hij op Curaçao was, stuurde hij per mail naar zijn kinderen. Dat waren zinnetjes, een plotje, flarden van een dialoog. De dialogen vond hij sterk: ‘Ik dacht, waarom moet ik daar steeds maar bij zetten “zei Roly” en “zei Mila”? Het is goed zoals het er staat.’ Zo kwam hij op het idee om er filmscènes van te maken. En daar bleef het niet bij. ‘Ik dacht aan James Joyce die in zijn Ulysses achttien literaire genres ge- | |
[pagina 39]
| |
bruikte. Dat moest beter kunnen.’ Van een opstel tot een ballade, van een WhatsApp-gesprek tot een brief; het is allemaal terug te vinden in De duik. | |
Wat is er voor nodig om je in te leven in een andere cultuur?Wat deze vier verhalen met elkaar gemeen hebben, is dat ze kinderen uit een andere cultuur dan de Nederlandse aan het woord laten. Kinderen die leven in een land met andere gewoontes en tradities. Een wereld waar de meeste Nederlandse lezers nog niet veel van weten. Maar wat weten de auteurs? Hoe kunnen zij zich verplaatsen in een personage dat ergens anders opgroeit dan waar zij zelf zijn grootgebracht? | |
Op reis in andere landenSjoerd is van mening dat het voor hem onmogelijk is om een boek te schrijven over bijvoorbeeld een Irakees jongetje of meisje, omdat hij zijn of haar diepste gedachten en dromen niet kent. Hij heeft er vijftien jaar over gedaan voor hij met het schrijven van een boek over Curaçao durfde te beginnen. ‘Dat ik in het hoofd van Curaçaose kinderen durfde te kruipen, kwam doordat ik Roland Colastica coachte bij het schrijven van zijn boek Vuurwerk in mijn hoofd.’ Roland vertelde hem heel veel over het leven op het eiland en over zijn jeugd. Na een poosje vond Sjoerd dat hij genoeg wist om aan de slag te gaan. Uiteraard heeft Roland meegelezen en de fouten eruit gehaald. Daarna gaf hij Sjoerd het grootste compliment dat hij kon krijgen: ‘Het is bijna niet te geloven dat dit boek door een makamba is geschreven.’ Hoewel het Sjoerd uiteindelijk dus toch is gelukt om in het hoofd van kinderen van Curaçao te kruipen, heeft hij niet nog eens vijftien jaar de tijd om zich in een andere cultuur te verdiepen. ‘Dus moeten de schrijvers die uit die andere cultuur komen daarover schrijven. En alsjeblieft ook voor kinderen.’ Hans vindt dat mensen van buiten het best kunnen proberen. ‘Ik denk dat je er altijd in terugleest of een boek met liefde voor het land is geschreven.’ Wanneer hij op reis is, neemt hij een opschrijfboekje mee waarin hij heel veel kleine feiten noteert. Hij probeert de sfeer van het land te ervaren door gewoon op een plein te gaan zitten en te kijken naar wat de mensen doen, hoe ze eruitzien en wat er te koop is op de markt. ‘Wat je ziet, wat je ruikt, wat je hoort, daarmee creëer je de sfeer van een land. Ik probeer dan | |
[pagina 40]
| |
zoveel mogelijk te zien: dorpen, steden, verschillende eilanden. Ik luister naar verhalen van mensen, kijk goed om me heen en noteer alles in mijn boekje,’ vertelt hij. Hij realiseert zich dat het best mogelijk is dat een Filipino zijn boek te geromantiseerd vindt, of te Europees. ‘Ik kijk vanuit míjn ogen, míjn verbazing. Ik kan me heel goed voorstellen dat een jongen als Pio graag weer naar school wil en de wens heeft om uit die ellendige wereld te komen, maar of dat letterlijk is hoe een Filipijns kind in het leven staat, dat neem jij nu van mij aan.’ Hij lacht. Door feiten die hij tijdens zijn reis waarneemt te gebruiken voor zijn verhaal, probeert Hans het zo voorstelbaar mogelijk te maken. ‘Ik denk dat het uiteindelijk behoorlijk klopt, maar het is toch mijn westerse blik op het geheel.’ Of hij hetzelfde verhaal had kunnen schrijven, zonder dat hij ooit op de Filippijnen was geweest? Nee. ‘Ook al zijn het maar details - of er een bepaalde boom groeit, wat voor kleur de grond heeft - het zijn allemaal dingen die de eigenheid van het verhaal mede bepalen,’ vindt hij. Hans schreef eerder Kom terug (1989, Van Goor), een boek dat zich afspeelt op de Galapagoseilanden, waar hij nooit is geweest. Hij kon toen nog geen gebruik maken van het internet, dus haalde hij alles uit (foto)boeken en een natuurdocumentaire die toevallig op televisie was. ‘Het kan wel op die manier, maar ik voel me verder weg van de Galapagoseilanden dan van de Filipijnen, waar ik alles met eigen ogen gezien heb. Het is daardoor makkelijker te beschrijven.’ Nergens in Kom terug is letterlijk terug te vinden dat het verhaal zich op de Galapagoseilanden afspeelt. ‘Ik wil dat alles klopt, en dat weet ik alleen echt zeker als ik er zelf geweest ben,’ zegt Hans. Hij wil niet het risico lopen dat iemand die wel naar de Galapagoseilanden is geweest, hem op een fout zou wijzen. | |
Reizen in je fantasie‘De meeste landen waar ik over schrijf, of het nu Zweden, Japan, India of Vietnam is, daar ben ik alleen maar in mijn verbeelding geweest.’ Niet dat ze niet zou willen, maar Gerda heeft er gewoon de tijd en het geld niet voor. Toch geeft ze in Een dubbel vuurteken een zeer gedetailleerde beschrijving van het leven in Japan. Daarvoor heeft ze boeken en reisgidsen gelezen, documentaires gekeken en haar verhaal laten nalezen door een Japanse. Maar veel kwam vanuit haarzelf. ‘Alle mensen zijn op zoek naar liefde, naar | |
[pagina 41]
| |
geborgenheid, vrijheid en erkenning. Ze moeten keuzes maken tussen goed en kwaad, op zoek naar zelfstandigheid en identiteit. Al die existentiële waarden zijn hetzelfde, of dat nu bij ons is of in het oosten,’ vertelt ze. Dat merkt ze ook tijdens haar werk als psychotherapeut. ‘Een vierde van mijn cliënten zijn vrouwen van Marokkaanse origine en hebben dus een andere culturele achtergrond. Toch zijn de vrouwen diep van binnen, in het hart, niet zo verschillend.’ Gerda leeft zich in in de wereld van anderen, die zowel herkenbaar als verschillend is. Dat doet ze met respect en verwondering, zonder te oordelen. ‘Het gaat om empathie en compassie. Het laatste in de betekenis die Anaïs Nin eraan gaf: con passion. Met hartstocht en mededogen.’ Het vermogen om zich in te leven in anderen ontstond al vroeg in haar kindertijd. Ze had strenge, maar ook bange en overbeschermende ouders, waardoor haar wereld heel klein was. ‘Zonder mijn fantasie had ik me verveeld, en die fantasie werd gevoed door boeken.’ Op een bepaald moment was haar fantasiewereld groter dan de werkelijke wereld. Ook Saya, het hoofdpersonage uit Een dubbel vuurteken, is eenzaam. ‘Vanuit het bange kind dat ik was, en het bange kind dat Saya is, zochten we in de fantasie krachten die sterker waren om zo onze eigen angsten te overwinnen.’ Gerda vertelt dat ze alles wat Saya als persoon dacht en voelde heel goed kende vanuit haar eigen jeugd. De strengheid van de Japanse maatschappij en het plichtsgevoel dat Saya heeft, heeft Gerda ook ervaren, maar dan door de strengheid van haar vader. Waar de inwoners van Japan steeds meer naar hun gevoel durfden te luisteren door de invloeden uit het westen, veranderde Gerda door boeken te lezen die haar wereld vergrootten. Ze schrijft altijd vanuit de laatste scène die ze geschreven heeft en gebruikt daarbij al haar zintuigen. Ze beeldt zich in hoe haar personage zal reageren vanuit haar emoties, maar ook vanuit de bagage die het personage heeft, bijvoorbeeld de culturele achtergrond. ‘Als ik schrijf, speelt zich voor mijn ogen een film af die ik omzet in beelden. Ik schrijf niet over. Ik ben daar. Ik ben Saya.’ Anders dan Hans en Sjoerd heeft Gerda haar boek dus geschreven zonder ooit in Japan geweest te zijn. Toch is ze erin geslaagd een geloofwaardig beeld neer te zetten van dat land. ‘De mooiste reactie komt van een ouder echtpaar dat het boek van hun kleindochter had gekregen. De zoon van het echtpaar was getrouwd met een Japanse en ze reisden twee keer per | |
[pagina 42]
| |
jaar naar Japan. Ze vonden dat alles klopte, ook gevoelsmatig. Ze konden haast niet geloven dat ik er niet geweest was,’ vertelt ze. | |
Het op een na besteEdward schreef De gelukvinder samen met Anoush, die zelf naar Nederland gevlucht is vanuit Afghanistan. Op het omslag staat: ‘Hij zit naast je in de klas. Gewoon, een leuke jongen. Maar hij is ooit uit Afghanistan gevlucht. In dit boek lees je zijn hele verhaal. Van binnenuit.’ Inmiddels is gebleken dat deze manier van schrijven jongeren aanspreekt. ‘Het is net als met een film,’ zegt Edward. ‘Als je aan het einde ziet dat het op een waargebeurd verhaal gebaseerd is, doet dat toch altijd iets met je.’ De gelukvinder vertelt niet het verhaal van alle vluchtelingen, maar dat van één individu. Wanneer er in de politiek gepraat wordt over algemene zaken, zoals de vluchtelingenproblematiek, zouden we volgens Edward vaker in moeten zoomen op één verhaal. Wat doet zoiets met het leven van één iemand? ‘Dat maakt indruk, en dat is wat je met literatuur kunt doen. Je kunt - al is het dan op kleine schaal - het verschil maken.’ Zonder Anoush had Edward dit boek niet kunnen maken. ‘De persoonlijke dingen, waardoor het verhaal je echt iets bijbrengt, had ik dan niet geweten. Dat had niemand mij zo kunnen vertellen, en ook niet zo uitgebreid.’ Tientallen keren hebben ze met elkaar gesproken, zeker in de periode waarin Anoush en zijn gezin op een verblijfsvergunning wachtten. Toen was Edward er bijna elke dag. ‘Dat had dus niet anders gekund,’ zegt hij. ‘En andersom ook niet, Anoush had niet de ambitie om te schrijven.’ Hij wijst op het belang van (kinder)boeken die geschreven zijn door mensen met een andere culturele achtergrond, die zijn er volgens hem nog te weinig. ‘De samenwerking tussen een auteur en een jongere is dan the next best thing, zullen we maar zeggen,’ voegt hij er lachend aan toe. | |
Waarom het belangrijk is om over andere culturen te lezenZijn er genoeg verhalen die zich afspelen in andere culturen? Wat is het belang van die verhalen? En is het nodig om de huidige situatie te veranderen? Alle auteurs zijn het erover eens dat het belangrijk is dat er boeken verschijnen die zich afspelen in een andere cultuur dan de Nederlandse. ‘Ik | |
[pagina 43]
| |
denk dat het lezen over andere culturen dan die van jezelf openheid en verdraagzaamheid alleen maar ten goede kan komen,’ vindt Gerda. Hans sluit zich hier volledig bij aan. ‘Vooral in deze tijd is het heel belangrijk om zoveel mogelijk over andere werelden en andere inzichten te lezen,’ zegt hij. Maar zijn er dan genoeg van dit soort verhalen? Hans vindt van niet. In 2016 zat hij in de jury van de Jenny Smelik IBBY-prijs en het aantal inzendingen viel tegen. ‘Het waren een stuk of dertig boeken, waarvan minstens de helft niets met andere culturen te maken had. Er verschijnt bitter weinig over andere culturen in verhaalvorm.’ Komt dat omdat Nederlandse auteurs beter over hun eigen wereld kunnen schrijven, zoals Sjoerd zegt? Hans is van mening dat het daar niet om gaat. Een auteur moet niet per se schrijven over zijn eigen wereld, maar over wat hem bezighoudt en wat hem raakt. ‘Natuurlijk zou het mooi zijn als er naast Het hanengevecht ook boeken van Filipijnse schrijvers zouden verschijnen in Nederland, zodat je die wereld vanuit verschillende perspectieven kunt bezien,’ voegt hij daaraan toe. Edward vindt dat er niet alleen te weinig boeken over andere culturen zijn, maar ook zeker te weinig boeken waarin de hoofdpersoon of de bijfiguren uit een andere cultuur komen, zonder hun etniciteit centraal te stellen. Natuurlijk zijn er ook auteurs die daar juist erg goed in zijn, zoals Lydia Rood, maar dat zijn er te weinig. De eerste stap is volgens hem bewustwording creëren, onder andere door erover te spreken. ‘Ik heb heel veel gehad aan het pamflet van Zihni Özdil, Nederland mijn vaderland,’ vertelt hij. Daarin wordt de wisselwerking beschreven tussen hoe Nederlanders met een andere culturele achtergrond in onze samenleving benaderd worden en hoe zij zich wel of niet gerepresenteerd zien. ‘Allochtoon betekent “van ergens anders” en dat benadrukken we. Terwijl het eigenlijk andersom zou moeten zijn, we zouden moeten benadrukken dat ze Nederlanders zijn.’ Literatuur speelt een grote rol bij het verkleinen van dit contrast. Door te lezen, vergroot je je wereld. ‘De enige uitweg uit haat en onbegrip is dat je elkaar leert kennen,’ vindt Edward. Hij pleit voor meer boeken met een hoofdpersonage met een andere culturele achtergrond. ‘Als ik een nieuw boek ga schrijven en de hoofdpersoon is een meisje van negen, dan kies ik als ik niet oplet automatisch een Nederlands aandoende naam,’ zegt hij. ‘Maar voor het avontuur zou het helemaal niets uitmaken als het meisje Fatima zou heten. Als je dan toch net zo spannend of net zo grappig kunt schrijven, waarom zou je dan | |
[pagina 44]
| |
niet een keer een naam uit een andere cultuur kiezen?’ Hij denkt dat jongeren het idee hebben dat je om een boek te schrijven hoogopgeleid en wit moet zijn. ‘Dat is wat wij laten zien. Zeker als je opgroeit, moet het zo voelen dat jouw verhaal wordt verteld, dat literatuur mede over jou gaat.’ Sjoerd is het met Edward eens. Waar in de literatuur voor volwassenen voldoende aandacht is voor andere culturen en etnische minderheden, is de jeugdliteratuur volgens hem nog behoorlijk wit. ‘Iedere nieuwe Nederlander die een goed boek voor volwassenen schrijft, wordt uitgegeven. Uitgevers laten zich niet afschrikken door een wat donkerder huid of een aanvankelijk wat lastig uit te spreken auteursnaam.’ Waarom geldt dit dan niet voor de jeugdliteratuur? Sjoerd wijt het aan het feit dat Nederlandse schrijvers van buitenlandse komaf het jeugdboek nog niet hebben ontdekt. Hij pleit dan ook voor initiatieven die auteurs uit andere culturen wijzen op het enorme belang van jeugdliteratuur. Zo had het Nederlands Letterenfonds vroeger regelingen ter stimulering van die auteurs. Sjoerd vindt het heel erg dat deze regelingen tegenwoordig verdwenen zijn. ‘Je kunt in een nieuw land met een lastige taal niet zomaar een goed boek schrijven, daar heb je zeker in het begin hulp bij nodig,’ vindt hij. ‘Die hulp moet volop geboden worden, want die boeken moeten er komen.’ | |
De Jenny Smelik IBBY-prijs zorgt voor bewustwordingWelke rol speelt de Jenny Smelik IBBY-prijs in het bevorderen van schrijven en lezen over andere culturen? Is de prijs een aanmoediging voor auteurs om verder te kijken dan de Nederlandse cultuur? De vier winnaars zijn het eens over het belang van de prijs. Hoewel ze zouden wensen dat die een groter bereik had. ‘Het zou mooi zijn als de Gouden Griffel ook een keer gewonnen zou worden door een veelkleurig boek, zodat er nog meer aandacht gegenereerd wordt voor verhalen vanuit andere culturele achtergronden,’ vindt Edward. Sjoerd pleit voor een Kinderboekenweek met als thema Van overal en hier - verhalen die hierheen kwamen om te blijven. Maar ook al bereikt de Jenny Smelik IBBY-prijs dan minder mensen dan de Gouden Griffel, het is zeker goed dat de prijs er is. ‘De bibliotheekmedewerkers die van de prijs weten, zullen het winnende boek vooraan in de schappen zetten, waardoor het makkelijker de weg vindt naar de lezer,’ stelt | |
[pagina 45]
| |
Hans. De eerste stap is bewustwording, zoals Edward al eerder opmerkte. Het is belangrijk dat lezers, auteurs en uitgevers nadenken over en zich bewust zijn van het belang van culturele diversiteit in kinder- en jeugdboeken. De Jenny Smelik IBBY-prijs draagt daar zeker aan bij. ‘Er zijn prijzen voor sportboeken, natuurboeken, historische boeken, reisboeken - nou dan mag je de Jenny Smelik IBBY-prijs toch wel een van de belangrijkste prijzen noemen,’ vindt Sjoerd. ‘We zien in Nederland meestal alleen de buitenkant van alle verschillende culturen om ons heen. Boeken kunnen de ziel laten zien, het hart. En als er dan een prijs is die boeken die dat doen onder de aandacht brengt, dan is dat ongelooflijk belangrijk.’ |
|