| |
| |
| |
Kunstenaarslevens in woord en beeld
Prentenboeken over Gustave Caillebotte en Karel Appel
Ingrid van der Heijden & Helma van Lierop-Debrauwer
In 2010 verscheen Meneer Kandinsky was een schilder van Daan Remmerts de Vries. Het was het eerste deel van een serie kinderkunstprentenboeken van het Gemeentemuseum Den Haag en uitgeverij Leopold. In de afgelopen zes jaar zijn daar nog veertien prentenboeken bijgekomen. De serie heeft tot doel kinderen vertrouwd te maken met het museum door in de prentenboeken te vertellen over kunstenaars en objecten die in het museum te zien zijn. De prentenboeken fungeren als catalogus voor kinderen tijdens hun bezoek aan de kindertentoonstelling en als herinnering aan wat ze daar gezien hebben. De prentenboeken beogen een brug te slaan tussen de kunstwereld en de wereld van het kind. Hoewel de prentenboeken gepubliceerd worden in een kunsteducatieve context, wordt de makers gevraagd een didactische toon te vermijden. De boeken moeten literair en esthetisch verantwoord zijn (Van der Heijden & Van Lierop-Debrauwer, 2014, p. 64).
Eerder werd deze prentenboekenreeks in Literatuur zonder leeftijd besproken vanuit kunsteducatief perspectief (De Bodt, 2012). De prentenboeken zijn echter ook interessant als life narratives, omdat het voorbeelden zijn van zogenaamde art fantasies. Nikola Lisa (1995, p. 53) gebruikt dit begrip voor verhalen waarin het leven en het werk van bekende kunstenaars wordt verteld in een nieuwe, verrassende context. Deze art fantasies onderscheiden zich van klassieke kunstenaarsbiografieën doordat ze op drie niveaus hybride zijn (Van der Heijden & Van Lierop-Debrauwer, 2014, p. 64). Ten eerste zijn de boeken een combinatie van feit en fictie: controleerbare gegevens uit het leven en werk van een kunstenaar worden verweven met fantasie-elementen. Ten tweede zijn de prentenboeken multimodale levensverhalen: tekst en beeld vertellen samen over het leven van een kunstenaar. In de klassieke kunstenaarsbiografie komen ook foto's en tekeningen van de kunstenaar en zijn werk voor, maar daar dienen ze voornamelijk als illustratie. In de art
| |
| |
fantasy heeft de lezer zowel de tekst als de tekeningen nodig om inzicht te krijgen in het leven van de kunstenaar. Ten slotte is de prentenboekenserie hybride omdat ze een dubbel publiek aanspreekt. Vooral de allusies, de verwijzingen naar het werk van de kunstenaar die centraal staat, maken het boek ook aantrekkelijk voor meer ervaren lezers (Van der Heijden & Van Lierop-Debrauwer, 2014, p. 65).
In het vervolg van deze bijdrage zullen Een zondag met Caillebotte, geschreven door Toon Tellegen en geïllustreerd door Ingrid Godon (2013) en Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat (2016), geschreven door Imme Dros en van illustraties voorzien door Harrie Geelen gelezen worden vanuit het perspectief van de art fantasy als een vorm van multimodale life writing. De belangrijkste vraag is op welke manier deze prentenboeken in woord en beeld het levensverhaal vertellen van Karel Appel en Gustave Caillebotte. Het boek over Karel Appel (1921-2006) is een van de recent verschenen delen uit de reeks kunstprentenboeken van Leopold en het Gemeentemuseum Den Haag. In het prentenboek staat de schilder zelf centraal, al wordt het verhaal wel door een alwetende verteller verteld. Bij wijze van contrast is Een zondag met Caillebotte als tweede prentenboek gekozen. In dit verhaal is niet de schilder Gustave Caillebotte (1848-1894) zelf het middelpunt, maar Camille Daurelle, een jongen van wie Caillebotte in 1877 een portret maakte. Dit verschil in perspectief maakt het interessant beide boeken met elkaar te vergelijken.
| |
| |
| |
Feit en fictie
Het eerste kenmerk van de art fantasy is dat er sprake is van een vermenging van feit en fictie. Daarmee sluit dit type prentenboeken aan bij wat Kersten (2011, p. 19) ziet als een van de belangrijkste recente ontwikkelingen binnen de biografie, namelijk de opkomst van biografische fictie. Omdat veel biografen zich beperkt voelen door de conventies van de traditionele biografie, proberen ze de grens tussen biografie en fictie op te rekken door intensief gebruik te maken van verhaaltechnieken zoals het introduceren van fictionele personages, zelf bedachte monologen en dialogen en afwijkingen in de chronologische volgorde. Bovendien beperken veel biografen zich tot periodes in een leven in plaats van een leven van geboorte tot dood te beschrijven. Dit is ook wat gebeurt in Een zondag met Caillebotte. Het verhaal gaat over een specifieke periode in het leven van Gustave Caillebotte, namelijk de tijd dat hij het portret van Camille Daurelle schildert (1877). Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat vertelt het levensverhaal van de Nederlandse schilder chronologisch, maar wel met grote tijdsprongen.
De paratekst van art fantasies geeft de lezer vaak een eerste aanwijzing dat er sprake is van een verhaal over een historische figuur. In het geval van de twee prentenboeken die hier centraal staan, springen onmiddellijk de titels in het oog die allebei verwijzen naar de kunstenaar over wie het verhaal gaat. Bij Een zondag met Caillebotte is bovendien het omslag al een eerste allusie op het werk van de schilder. Het jongetje dat is afgebeeld verwijst naar het schilderij Portret van Camille Daurelle dat Caillebotte in 1877 maakte. Ook de schutbladen van het boek alluderen op het werk van Caillebotte. Het titelblad toont een ouderwets fototoestel op statief en een man die het apparaat bedient, met zijn hoofd onder het bijbehorende doek. Daarnaast is op ruitjespapier een tekening van Camille te zien. De illustraties zijn een verwijzing naar de werkwijze van Caillebotte die bij wijze
| |
| |
van voorwerk graag schetsen maakte (Hansen, Hedin & Fonsmark, 2008, p. 12), en naar zijn fotografische blik (Wesseling, 2013, z.p.). Naast een korte samenvatting van het verhaal, bevat de achterflap van beide boeken ook feitelijke achtergrondinformatie over de kunstenaar. Bij Een zondag met Caillebotte staat op de achterkant zowel een tekening van Caillebotte als een schets van hoofdpersonage Camille. Opvallend is dat in deze illustratie Caillebotte frontaal is weergegeven en de lezer zo recht aankijkt. In het verhaal zelf wordt Caillebotte slechts één enkele keer op deze manier weergegeven, zittend aan een bureau. Op de schutbladen zijn kringen in het water te zien die afgeleid zijn uit het schilderij De Yerres, effect van regen (1875). Caillebotte bezat een vakantiehuis in dit Franse dorpje. Het is een plek dat het decor vormt van veel van Caillebottes schilderijen. De schutbladen bij Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat worden op een andere manier gebruikt. Op het eerste schutblad is een illustratie te zien van een man die in een kappersstoel zit, zoals blijkt uit de hand met een kam in de hand, die boven het hoofd van de man te zien is. Op het schutblad achterin het boek staat een man die met een kwast in zijn hand aan een schilderij werkt. Rondom deze geschilderde beeltenis zijn fantasiefiguren afgebeeld. De schutbladen geven zo een samenvatting van de ontwikkeling die Karel Appel zal doormaken: van kapperszoon tot kunstenaar.
| |
Een zondag met Caillebotte
Een zondag met Caillebotte gaat over Camille Daurelle. In de tekst wordt zijn achternaam overigens nergens genoemd, maar uit de verwijzing op het omslag naar het schilderij Portret van Camille Daurelle en de tekeningen in het prentenboek die hetzelfde jongetje laten zien, leidt de lezer af dat het hoofdpersonage Camille Daurelle moet zijn. Bovendien vertelt de tekst dat Camille's vader de tuinman van Caillebotte is, wat overeenkomt met de werkelijkheid van Camille Daurelle. Tekst en beeld vertellen over gebeurtenissen, activiteiten en personen uit Camille's leven. Camille denkt veel na over ‘later’. Hij is fantasierijk en vindt zichzelf bijzonder. In zijn beleving is hij in allerlei dingen beter dan de andere personages:
| |
| |
Ik vaar in een bootje op de Yerres, de rivier achter de grote tuin. Die meneer voor mij, met die vilten bloempot op zijn hoofd, die haal ik straks in. Ik roei veel harder dan hij. Als ik wil, roei ik door naar zee. En over zee naar Amerika. Dwars door huizenhoge golven heen. En af en toe langs een walvis. (Een zondag met Caillebotte, 2013, z.p.)
Camille houdt van overdrijven en laat zich graag meeslepen door zijn fantasie, zoals blijkt uit deze beschrijving van zijn boottochtje over de rivier.
Door het boek heen observeert Camille Gustave Caillebotte, gefascineerd als de jongen is door wat de schilder zegt over de voordelen van schilderen ten opzichte van bijvoorbeeld fotograferen. Vooral het feit dat je de zon kunt schilderen als het regent, terwijl dat niet kan bij het nemen van een foto, intrigeert de fantasierijke jongen zeer.
Het verhaal in Een zondag met Caillebotte wordt verteld vanuit het perspectief van Camille. Het kindperspectief zorgt voor een nieuwsgierige en open blik naar de schilderkunst van Caillebotte. Op de eerste pagina stelt Camille eerst Caillebotte voor en daarna zichzelf. In de illustratie is een allusie te zien op het schilderij Camille Daurelle in het park van Yerres (1877). Het staat wat op de achtergrond op een schildersezel. Deze wijze van contextualiseren van schilderijen is volgens Beckett (2012, p. 185) een manier om de aandacht te
| |
| |
vragen van onervaren lezers voor de verwijzing, ook al zullen ze die als zodanig vermoedelijk nog niet herkennen. De rechterpagina toont het schilderij nog eens, maar met een gewijzigd perspectief. Hoewel Camille in het daadwerkelijke schilderij van de kijker wegkijkt, kijkt hij in de illustratie de lezer recht aan. Daarmee wordt nog eens benadrukt dat het hier om zijn blik gaat. Meneer Caillebotte zelf is niet in kleur weergegeven. Enkel met blauwe en rode lijnen is zijn contour weergegeven. Dit komt overeen met de schetsen die Caillebotte vaak voor zijn schilderijen maakte.
Caillebotte was een gefortuneerd man. Dat blijkt doordat in de tekst staat dat de schilder een groot huis met een grote tuin bezit (Hansen, Hedin & Fonsmark, 2008, p. 11). Zijn enige bezigheid lijkt observeren en schilderen. Camille ziet hem staan kijken en verzint namens hem antwoorden op de vraag wat het volgende is dat de schilder gaat schilderen. Daarbij wordt de jongen niet gehinderd door valse bescheidenheid, want hij veronderstelt dat hij het misschien weer zou kunnen zijn die geschilderd zal worden, omdat hij zo hard kan roeien (zie het citaat hierboven). De tekst op deze spread lijkt een verwijzing naar het schilderij Roeiers op de Yerres (1877). De afbeelding op deze spread van Caillebotte die uit het raam naar de roeiers kijkt, is mogelijk een allusie op Jonge man aan het raam (1875). In dat schilderij kijkt een man uit op de Parijse straten. Omdat de lezer over Caillebotte's schouder naar Camille kijkt, delen ze hetzelfde perspectief. Een dergelijk verhoogd standpunt was vernieuwend voor de tijd waarin Caillebotte leefde (Hansen, Hedin & Fonsmark, 2008, p. 13).
Het verhaal draait om de gedachten en observaties van Camille. Zo ook op de pagina waar de vader van Camille wordt voorgesteld. Hij poseert voor Caillebotte. De prent is een allusie op Zwemmers aan de oever van de Yerres (1877). De allusie laat het moment zien waarop een persoon in het water duikt. De tekst ondermijnt de momentopname. Caillebotte heeft aan Camilles vader gevraagd ‘heel even’ stil te staan zodat hij hem kan schilderen. Camille merkt echter op: ‘Ik wist niet dat heel even zo lang kon
| |
| |
duren’. Hieruit blijkt dat wat in het beeld op een momentopname lijkt, in werkelijkheid meer tijd vraagt. De illustratie is met potlood gemaakt, en hoewel het daadwerkelijke schilderij uit één persoon bestaat die klaar staat het water in te duiken, is in de illustratie een contour van een andere duiker weergegeven. Dit silhouet verwijst naar Camille zelf, die toont hoe Caillebotte hem zou schilderen wanneer hij een duik zou nemen in de Yerres. Deze contour is gemaakt van lijntjes papier. Dit is een verwijzing naar de schetsen die Caillebotte voor zijn daadwerkelijke schilderij maakte (Hansen, Hedin & Fonsmark, 2008, p. 12). De bijzondere standpunten die in het prentenboek worden ingenomen, representeren nog eens de vooruitstrevende manier waarop Caillebotte met perspectief omging (Hansen, Hedin & Fonsmark, 2008, p. 13). Daarnaast worden de illustraties regelmatig afgesneden waardoor de vorm overeenkomsten vertonen met fotografie. Hierdoor zijn personages niet in hun geheel te zien. Dit is ook het geval wanneer de vrouw van Caillebotte wordt voorgesteld. De illustratie die hierbij staat is een allusie op het schilderij Lezende vrouw (1880). De vrouw is echter uit de setting van het oorspronkelijke schilderij gehaald, en tegen een witte achtergrond geplaatst. Op de muur, als achtergrond voor de lezende vrouw, is het contour van het schilderij Camille Daurelle in het park van Yerres (1877) weergegeven. Camille zegt dat hij de brief mee leest.
Wanneer de broer van meneer Caillebotte die fotograaf is wordt geïntroduceerd, wordt nogmaals het verschil tussen schilderen en fotograferen ter sprake gebracht. Het is een verwijzing naar de concurrentiestrijd tussen fotografie en schilderkunst in de negentiende eeuw. Vooral portretschilders waren bang dat ze door de opkomst van de fotografie terrein zouden moeten prijsgeven. De prent die de broer van Caillebotte verbeeldt, is een allusie op het schilderij Portret van meneer R (1877). De illustratie lijkt niet helemaal te zijn voltooid. Een deel van de jas van Caillebottes broer en zijn broek zijn weergegeven in een bruine kleur die doet denken aan schetspapier. Ook dit lijkt weer een verwijzing naar de werkwijze van Caillebotte, die erom bekend staat eerst schetsen te maken alvorens aan zijn daadwerkelijke schilderij te beginnen. De tekst specificeert de illustratie omdat daarin wordt uitgelegd wie er op de illustratie te zien is.
| |
| |
| |
Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat
Het boek Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat gaat over kleine Kareltje die vaak helpt in de kapperszaak van zijn vader. Door zijn oom komt hij in aanraking met verf en schilderijen. Tot grote teleurstelling van zijn vader besluit Karel om naar de kunstacademie te gaan in plaats van zijn dagen te vullen in de kapperszaak. Hoewel veel mensen nog niet klaar zijn voor de schilderijen van Karel Appel, krijgt hij langzamerhand toch veel aandacht van mensen die zijn kunst wel kunnen waarderen. Zo wordt Karel Appel schatrijk en wereldberoemd. Aan het einde van het verhaal blijkt dat Appel inmiddels is overleden, maar wat blijft zijn zijn schilderijen en het Karel Appel huis.
De illustratie bij de tekst over de jeugd van Karel Appel in de Dapperstraat toont een aantal huizen, auto's en mensen. In een woning staat een personage afgebeeld die vader Jan voorstelt. Hij staat in de deuropening van zijn zaak. Uit zijn overhemd steken een kam en een schaar. In de ramen die aan beide kanten van de deur te zien zijn, zijn vijf personen weergegeven, waarvan er van één figuur het gezicht niet te zien is. Het is duidelijk dat één figuur een verfijnder gezicht heeft. Deze figuur zou geïnterpreteerd kunnen worden als de moeder van Karel. De andere vier figuren kunnen verwijzen naar Karel en zijn drie broers: Dik, Jan en Joop.
De tekst speelt in dit verhaal een belangrijke rol wanneer het gaat om de relatie tussen feit en fictie. Het verhaal is op rijm geschreven waardoor het met veel vaart gelezen kan worden. Dit kan geïnterpreteerd worden als een verwijzing naar de manier waarop Appel te werk ging. Twee van de belangrijkste kenmerken van het kunstenaarschap van Appel waren zijn enorme gedrevenheid en het hoge tempo waarmee hij zijn schilderijen tot stand bracht (Hartog Jager, 2007, p. 13). Deze drift blijkt ook uit de prenten in het boek. Deze illustraties gaan over het leven van Appel, maar ze zijn geen directe allusies op specifieke schilderijen zoals in Een zondag met Caillebotte. De prenten verwijzen vooral naar de manier waarop Karel Appel schilderde. Het kleurgebruik, de fantasievolle beeldtaal en de schijnbare eenvoud van de illustraties zijn typerend voor de stijl waarmee Appel zijn bekendheid verwierf.
| |
| |
De eerste kennismaking van Karel met kunst verloopt dus via zijn oom Karel. Deze oom, Karel Chevalier, is de broer van Appels moeder (Hartog Jager, 2007, p. 10). Samen met zijn neefje gaat hij op pad om te schilderen. Op zijn vijftiende krijgt Karel van deze oom een schilderkist, terwijl Appels vader het nu hoogste tijd vindt dat zijn zoon in de kapperszaak gaat werken. Karel verlaat op zijn vijftiende school en blijft tot zijn achttiende bij zijn vader werken. In het prentenboek wordt het tempo van de gebeurtenissen versneld. Daar deelt Karel zijn vader mede dat hij geen kapper wordt en naar de kunstacademie wil. Tegen de wil van zijn ouders in blijft Karel bij zijn besluit. De opluchting die deze beslissing met zich meebracht, is ook te zien in de illustratie. Waar de eerste illustraties op een zwarte achtergrond zijn gemaakt, is deze illustratie op een witte achtergrond weergegeven. Te zien is een man voor een witte decor waartegen verschillende tekeningen afgebeeld zijn.
De historische tijd waarin Karel Appel opgroeide, is in het verhaal aanwezig. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de zin: ‘na vijf jaar strijd is de oorlog voorbij’. Dit verwijst naar de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de laatste maanden van de oorlog zwerft Appel rond in Nederland. Wanneer hij hoort van de bevrijding keert hij terug naar Amsterdam (Hartog Jager, 2007, p. 15). Dat deze gebeurtenis een belangrijke rol speelt in de carrière van Appel blijkt uit de zin waarin staat dat hoewel het land nu vrij is, de kunst nog bevrijd moet worden. Er breekt een nieuwe tijd aan waarin Appel steeds meer bekendheid verwierf. Het prentenboek beschrijft het leven van Appel chronologisch. De tekst vertelt dat Appel in juni 1946 wordt uitgenodigd om zijn werk te tonen tijdens een expositie in het Stedelijk Museum (Hartog Jager, 2007, p. 19). Dit feit komt in de
| |
| |
tekst naar voren. In de illustratie is een man te zien die driftig een leeg schilderdoek vol schildert. De negatieve reacties naar aanleiding van de expositie zijn niet van de lucht. Ze vormen het uitgangspunt in de tekst. Appel wordt uitgelachen, hem wordt verweten dat kinderen van vier jaar ook zijn kunst kunnen maken. Ook de muurschildering Vragende kinderen (1949) die Appel maakte in de kantine van het Amsterdamse stadhuis valt niet in de smaak (Hartog Jager, 2007, p. 38), zoals blijkt uit de tekst van het prentenboek: ‘Karel beschildert in opdracht een wand van het stadhuis. Dat komt ook in de krant. Zijn Vragende kinderen wordt heel lang verstopt achter kalk en lagen behang’ (z.p.). Zijn schildering wordt jarenlang verborgen gehouden onder een laag behang. Deze omgang met de kunst van Appel is kenmerkend voor die tijd en laat zien dat het publiek nog niet toe was aan de manier waarop Appel schilderde. Later in het verhaal blijkt dat de schildering weer tevoorschijn komt, het werk is dan veel geld waard. De omschakeling van het moment waarop de aversie tegen zijn werk omslaat in waardering, verloopt in het boek erg snel. Op een en dezelfde spread wordt de omslag in waardering verwoord:
De brave burgers vinden het schande
zulke barbaars beschilderde wanden.
‘Word maar weer kapper in de Dapperstraat,
met al je geklieder en je kleuterpraat.
Met je: “Ik rotzooi maar zo'n beetje an.”
Een kind ziet dat je niet schilderen kan!’
Later wordt die stadhuiswand hersteld,
want dan kort een Appel handenvol geld!
(Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat, z.p.)
In tegenstelling tot Een zondag met Caillebotte worden in de illustraties in Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat weinig allusies op specifieke schilderijen van Appels hand verwerkt. Het is zijn wilde schildertoets, het vrolijke kleurgebruik en de diversiteit aan kunstvormen die terug te vinden zijn in de illustraties. De tekst in het prentenboek over Karel Appel wordt vooral gebruikt voor de strijd die Appel tijdens zijn leven heeft moeten
| |
| |
leveren om erkenning te krijgen voor zijn werk. In eerste instantie gaat het om de toestemming van zijn vader, later om de waardering van het publiek voor zijn vernieuwende manier van werken. De tekst in Een zondag met Caillebotte focust op de voordelen van de schilderkunst ten opzichte van de fotografie in een tijd dat vooral de portretkunst de concurrentie van de nieuwe vorm van representeren hard voelde. Caillebotte is in deze context een interessante figuur, omdat hij zoals gezegd werd gezien als een schilder met een fotografische blik (Wesseling, 2013, z.p.).
| |
Tekst en beeld
Door het samenspel van woorden en beelden is de art fantasy bij uitstek geschikt als medium om over het leven van beeldende kunstenaars te vertellen. In Een zondag met Caillebotte wordt de verhouding tussen tekst en beeld expliciet gethematiseerd. Camille vertelt dat een kunstenaar kan schilderen wat hij maar wil. Dat blijkt uit de tekst én de illustratie waarin Camille met zijn hoepel speelt. De prent bestaat uit een witte achtergrond en een tekening van de muur van de groentetuin. Camille is afgebeeld op de overgang tussen deze verschillende achtergronden. Hierdoor lijkt het alsof hij uit zijn leefomgeving stapt en zichzelf presenteert aan de lezer. De tekst ondersteunt deze interpretatie, want Camille stelt zichzelf aan de lezer voor. Hij vertelt dat meneer Caillebotte een rode hoepel mooier vindt dan de zwarte hoepel waarmee Camille speelt. Camille is getekend met een rode hoepel waardoor in combinatie met de tekst blijkt dat de illustratie niet de werkelijkheid toont die Camille aan de lezer doorgeeft. De illustratie geeft wel de gedachte van Caillebotte weer. De laatste zin: ‘Je kunt alles schilderen wat je wilt’, wordt in de illustratie toegepast.
De tekst vult de illustratie vaak aan, bijvoorbeeld in een illustratie waarop een deel van een boom is afgebeeld. Het hoge perspectief van waaruit deze boom is waargenomen, refereert weer aan de nieuwe standpunten die Caillebotte in zijn schilderijen verwerkte. De benen en de jas van een persoon zijn te zien. De bijzondere manier van afsnijden die in het boek wordt toegepast, zorgt ervoor dat het op de vorige pagina leek alsof Caillebotte daar ín een schilderij loopt, terwijl hij in deze illustratie uit de setting loopt. De afsnijding is bijzonder omdat uit de afbeelding niet duidelijk is wie er
| |
| |
wordt weergegeven. De tekst vult deze lege plek in, het gaat om Caillebotte. Op de illustratie is ook Camille te zien. Uit de tekst blijkt: ‘Ik denk ergens over na. Misschien over later.’ Omdat het verhaal vanuit het perspectief van Camille wordt verteld, is het opmerkelijk dat Camille niet weet waar hij zelf over nadenkt. Hij observeert zichzelf alsof hij een vreemde is wiens gedachten niet voor hem toegankelijk zijn. Deze manier van waarnemen is typerend voor Caillebottes werk (Hansen, Hedin & Fonsmark, 2008, p. 18). Dit blijkt ook uit de afstandelijke manier waarop hij zijn familieleden heeft geschilderd.
In Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat is de tekst eveneens vaak een uitbreiding van de illustratie. Zo toont de tweede illustratie een persoon met een bezem in de hand. Uit de tekst blijkt dat dit Karel is die de afgeknipte haren bij elkaar veegt. De specificering in de tekst is nodig om het verhaal te begrijpen. Karel vormt van de afgeknipte haren een kat, een muis of een hond op de vloer en toont zo al zijn creativiteit.
Een enkele keer lijken tekst en beeld met elkaar in tegenspraak. Daarvan is bijvoorbeeld sprake in een illustratie die te zien is in het boek over Karel Appel. De figuur die Appel voorstelt, is opgebouwd uit verschillende materialen. De romp van de figuur bestaat uit een lege pillenstrip, de haren bestaan uit de tanden van een kam. Deze twee elementen zijn met elkaar verbonden door getekende, kleurrijke vormen. De collagetechniek waarmee de mensfiguur is opgebouwd, alludeert op de beeldhouwwerken die Appel samenstelde uit verschillende materialen die hij op straat verzamelde (Hartog Jager, 2007, p. 23). Op de zwarte achtergrond van deze illustratie zijn scharen weergegeven. Doordat de bladen open staan, lijken het net dansende figuurtjes. Uit de tekst blijkt dat Appel het fijn heeft op school, het is er warm, en hij maakt vrienden. Hoewel het op de zolder die hij huurt koud is, kan hij wel doen wat hij altijd al wilde. Het is opvallend dat bij deze tekst juist een illustratie is weergegeven waarin elementen zijn verwerkt uit zijn kappersverleden. Terugkeren naar zijn baantje als kapper is juist iets wat Karel niet wil. Afgaande op de illustratie zou je verwachten dat de tekst gaat over het kappersverleden van Karel, maar de tekst vertelt juist hoe fijn zijn nieuwe leven is.
| |
| |
| |
Jonge en volwassen lezers
Het derde kenmerk van de art fantasy is de dubbele geadresseerdheid. Deze verhalen over beroemde kunstenaars veronderstellen vooral door de allusies op hun werk een voorkennis die men bij jonge lezers niet kan verwachten. Om die reden verwacht de Canadese onderzoeker Sandra Beckett (2012, p. 147) dat verwijzingen naar bekende kunstwerken vooral een volwassen lezer zullen aanspreken. Zij heeft het overigens uitsluitend over visuele allusies op kunst. In art fantasies kan echter ook de tekst hierin een rol spelen, bijvoorbeeld wanneer verwezen wordt naar opvattingen van de kunstenaar of naar de receptie van zijn of haar werk. Zo alludeert Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat een aantal keren op uitspraken van Appel zelf of van kritische tijdgenoten. Naar aanleiding van Appels deelname aan zijn eerste expositie schreef Het Parool over het werk van Appel: ‘De schrik der aestheten’, Trouw sprak van ‘Fröbelschool der schilderkunst’ (Hartog Jager, 2007, p. 20). Deze kritische uitspraken komen terug in het prentenboek: ‘Het is om te schrikken' schrijft Het Parool. En Trouw noemt het “iets voor de kleuterschool”’ (z.p.). De allusies zijn gericht op ervaren lezers die weten welke rol recensenten spelen in de receptie van kunst.
Daarmee is niet gezegd dat alleen die ervaren lezers aan hun trekken komen. Voor jonge lezers is er ook veel te genieten, ook al zullen zij de allusies naar het werk van Appel vermoedelijk op een andere manier beleven. De open blik waarmee kinderen de wereld waarnemen, is een kunst die veel volwassenen niet meer verstaan (Schasfoort, 2007, p. 54). In Een zondag met Caillebotte wordt het verhaal verteld vanuit het perspectief van een kind. Hier komt de onbevangenheid en de jeugdige overmoed van het kind mooi naar voren, zoals in een deel van het citaat eerder in deze bijdrage: ‘Als ik wil, roei ik door naar zee. En over zee naar Amerika. Dwars door huizenhoge golven heen. En af en toe langs een walvis’ (z.p.).
De aantrekkingskracht van de twee prentenboeken zit ook in de dubbele gelaagdheid van sommige zinnen. Een voorbeeld hiervan is te vinden in het boek over Karel Appel: ‘Hij komt in de kapperszaak want dat moet, vooral in haarverven is hij heel goed!’ De figuurlijke betekenis van deze zin vraagt enige leeservaring: het is een impliciete vooruitwijzing naar Appels latere schilderscarrière. In Een zondag met Caillebotte is het vooral de filosofische
| |
| |
toon die zowel volwassen als jonge lezers kan aanspreken als ook het spel met taal. Een voorbeeld van dit laatste aspect zijn de bedenkingen van Camille wanneer hij Caillebotte observeert:
Schetsen zijn een soort voorschilderijen, heeft hij mij verteld. Zoals voorpret een soort pret is voordat je echte pret hebt. Hij is in gedachten verzonken. Zo heet dat. Misschien zijn het voorgedachten.
Camille reflecteert hier op verbanden tussen woorden. Het woord ‘voorschilderij’ associeert hij met het bestaande woord voorpret en hij gebruikt het vervolgens om te komen tot het neologisme ‘voorgedachten’.
| |
Conclusie
Kersten (2011) ziet binnen de biografie een ontwikkeling die hij typeert als ‘postmodern experiments with the form of the genre’ (p. 19) en die zorgt voor een opmars van biografische fictie. Een zondag met Caillebotte en Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat passen binnen deze tendens. Beide prentenboeken zijn voorbeelden van de art fantasy, een vorm van life writing die feit en fictie combineert in een samenspel van tekst en beeld en aantrekkelijk is voor een publiek van volwassen en jonge lezers. In de manier waarop ze dat doen verschillen de twee boeken wel. Het levensverhaal van Karel Appel wordt chronologisch verteld en gaat van de wieg tot het graf, zij het met grote sprongen in de tijd. De sleutelmomenten uit zijn leven volgen elkaar snel op. Dat hoge tempo wordt ondersteund door het rijm dat gebruikt wordt en dat het verhaal vaart geeft. Het taalgebruik is expressief, net als de illustraties. Van allusies op bekende werken van Appel is geen sprake, maar de manier van illustreren is een verwijzing naar de stijl van Appel. Ook in Een zondag met Caillebotte refereren de illustraties aan de vernieuwende werkwijze van Caillebotte. Anders dan Harrie Geelen alludeert Ingrid Godon in haar illustraties wel op specifieke schilderijen van Caillebotte. De poëtische tekst van Toon Tellegen is filosofisch en vraagt vooral aandacht voor het werk en de ideeën van Caillebotte, terwijl de tekst van Imme Dros vooral de nadruk legt op het leven van Karel Appel en de keuzes die hij daar- | |
| |
in moest maken. Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat is vooral kleurrijk en expressief, Een zondag met Caillebotte is ingetogen en verstild.
| |
Primaire literatuur
Dros, Imme & Harrie Geelen, Karel Appel uit de kapperszaak in de Dapperstraat. Amsterdam, Leopold, 2016. |
Tellegen, Toon & Ingrid Godon, Een zondag met Caillebotte. Amsterdam, Leopold, 2013. |
| |
Secundaire literatuur
Beckett, S., Crossover Picturebooks: A Genre for All Ages. New York/London, Routledge, 2012. |
Bodt, S. de, ‘De kinderkunstboeken van Leopold in historisch perspectief.’ In: Literatuur zonder leeftijd, 26 (89), 2012, pp. 93-101. |
Hansen, D., G. Hedin & A-B. Fonsmark (eds.), Gustave Caillebotte. Ostfildern, Hatje Cantz, 2008. |
Hartog Jager, H., Karel Appel in essentie. Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2007. |
Heijden, I. van der. Tussen kunst en kind. Allusies in prentenboeken. Tilburg, Tilburg University, 2014. Master thesis. |
Heijden, I. van der & H. van Lierop-Debrauwer, ‘A Threefold Hybridity: Picturebook Art Fantasies as Life Writing.’ In: European Journal of Life Writing, III, 2014, pp. 63-81. |
Kersten, D., Travels with Fiction in the Field of Biography: Writing the Lives of Three Nineteenth-century Authors. Nijmegen, Radboud University, 2011. Proefschrift. |
Nikola-Lisa, W. (1995). ‘I spy: A place for the arts in childeren's picture-books.’ In: Journal of Children's Literature, 21 (2), pp. 52-56. |
Schasfoort, B., Beeldonderwijs en didactiek. Groningen/Houten, Wolters-Noordhoff, 2007. |
Sipe, L., ‘How Picture Books Work: A Semiotically Framed Theory of Text-Picture Relationships.’ In: Children's Literature in Education, 29 (2), 1998, pp. 97-108. |
| |
| |
Wesseling, J., ‘De fotografische uitsnedes van Caillebotte.’ In: NRC.nl, 2 februari 2013. Geraadpleegd op 31 januari 2017 via: https://www.nrc.nl/nieuws/2013/02/02/de-fotografische-uitsnedes-van-caillebotte-1203434-a246712. |
|
|