Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 31
(2017)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||
U kan ik alles toevertrouwen
| |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
romans van Van Marxveldt enerzijds en tussen van Marxveldts romans en het dagboek van Anne Frank anderzijds. In dit artikel ga ik in op deze verbanden en op de vragen die zij oproepen: hoe verhouden fictie en non-fictie zich tot elkaar in het werk van zowel Van Marxveldt als van Frank? En welke betekenis hebben Franks verwijzingen naar Joops fictieve dagboek voor haar eigen dagboek? | |||||||||
AutobiografictieNaast alle functies die Setskes dagboek vervulde, kreeg het nog een andere rol. Al gauw gebruikte Setske haar dagboek, haar ‘beste kameraad’ zoals ze het noemde, ook als uitlaatklep. Setske had, zo blijkt al vanaf de eerste bladzijden, overdreven hoge verwachtingen gehad van haar baan bij het gezin Ellis. Waarschijnlijk stond haar de positie van hoofdpersonen uit verschillende romans voor ogen, zoals die van de adellijke Irene von Meltzow uit Omhoog van de Duitse schrijfster Ida Boy-Ed (1894). Als haar vader, een weduwnaar, met een zeer jonge vrouw trouwt, neemt Irene een baan als gezelschapsdame bij de echtgenote van een rijke koopman aan. Ze hoeft er niets anders te doen dan aanwezig te zijn en te converseren, en af en toe wat licht naaiwerk te verzorgen. Irene heeft een hekel aan haar onbeschaafde werkgeefster - een parvenu? maar aan het eind van de roman wordt ze voor haar doorzettingsvermogen beloond: ze trouwt met de edele zoon van het koopmansechtpaar, een beroemde arts. En anders had Setske misschien wel een van de vele krantenfeuilletons gelezen over gezelschapsdames die hun werkgeefster naar de Riviera vergezellen of een belangrijke rol spelen in het leven van een adellijke familie.Ga naar voetnoot2 Setske verwachtte in elk geval dat ze in Coventry niets anders hoefde te doen dan met haar werkgeefster quatre-mains te spelen en in het Frans te converseren. Maar in plaats daarvan moest ze op het tweejarige dochter- | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
tje van het echtpaar Ellis passen, een verwend mormeltje dat bekwaam was in het genereren van negatieve aandacht. Bovendien kreeg Setske licht huishoudelijke taken toebedeeld, zoals afstoffen en boodschappen doen. Dat laatste was gebruikelijk in deze tijd, als je tenminste afgaat op de vele advertenties in de kranten uit het begin van de twintigste eeuw. Zoals deze, die in Nieuws van den Dag van 13 februari 1907 verscheen: ‘Een Onderwijzeres, 44 j., zoekt betrekking als Gezelschapsdame of Assistente in huishouding bij besch. gezin z. K., bej. Dame of Heer.’ Of een andere, in De Tijd van 25 april 1908: ‘R.K. jonge Dame, 27 jaar, zag zich gaarne geplaatst als Gezelschapsdame en assistente in de Huishouding. Op de hoogte van de Fransche-, Duitsche- en Engelsche taal, muziek en huishoudelijke bezigheden.’Ga naar voetnoot3 Setske voelde zich door alle huishoudelijke taken die ze van Mrs. Ellis kreeg toebedacht echter ronduit beledigd. Daarbij kwam nog dat Mrs. Ellis haar au pair een stadser voorkomen wilde geven dan die waarschijnlijk had, wat haar een minderwaardigheidsgevoel opleverde. Setske koelde haar woede op Mrs. Ellis in haar dagboek, waardoor dat naast de eerder genoemde functies ook die van vertrouweling en uitlaatklep kreeg. Tegelijkertijd gebruikte Setske het dagboek om haar eigen positie te bepalen. Ze presenteerde zich in haar dagelijkse aantekeningen als een nuchtere, dappere Friezin - het tegenbeeld van de frivole en in Setskes ogen aanstellerige Mrs. Ellis. Zo schreef ze op 2 september 1908: Mevrouw kwam beneden te dineren en was kostelijk vervelend, nou enfin, dat zal ik maar aan haar ziekte toeschrijven. Na dinner ging ze direct naar boven, waar ze me al haar schatten, zoals kousen, ondergoed, blouses enz. toonde. Nou ik toonde me bij alles kolossaal verrukt en 't was ook echt de moeite wel waard. Hoe ze alles uit elkaar houdt weet ik nog nooit. Maar zeven kousen voor morgen, middag en avond ba - ba wat een soesah! (p. 54) Maar Setskes dagboek had nog een andere functie: het gaf haar de mogelijkheid haar pen te oefenen. Nadat ze eind augustus 1908 haar ontslag had genomen bij het gezin Ellis, nam ze haar intrek in een meisjeskostschool in | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
Bath, die door de zus van dokter Ellis werd geleid. Daar had Setske de tijd van haar leven. Voor het eerst, zo vertelde ze haar dagboek, hield ze ervan te leren. Ze genoot van de lessen en van de vele uitstapjes die de leerlingen met hun leraressen maakten. Nu werd het ook tijd dat Setske zich op haar toekomst voorbereidde. Haar ouders zagen het liefst dat ze een examen MO Engels zou halen. Maar Setske zelf had andere plannen. Zo noteerde ze op 22 november 1908, een paar dagen voor haar negentiende verjaardag: En nou dinsdag word ik al 19 en elke dag wordt mijn wens vuriger en inniger, dat ik toch eens een boek mag schrijven. O een boek schrijven - ik kan er me in verdiepen en me indenken, hoe heerlijk het wezen moet een boek te kunnen schrijven en ik voel, dat ik het misschien eens kan.Ga naar voetnoot4 Als ze eenmaal schrijfster was, bedacht ze, zou ze de ultieme wraak op Mrs. Ellis nemen: Ik hoop nog eens een boek te schrijven, en misschien naar waarheid mijn leven te vertellen, mijn leven van twee maanden met jou en je lieve spruit en 't zal een heel boek vullen en je zult er niet zoo'n heele mooie rol in spelen, Mevrouw Ellis. (p. 99) | |||||||||
Het dagboek van Joop ter HeulIn 1931 verscheen Van Marxveldts roman Puck van Holten, het verhaal over de dochter van een gepensioneerde hoofdonderwijzer in Friesland die een baan aanneemt als gezelschapsdame in Coventry. Mrs. Ellis speelt er als Mrs. Cunningham inderdaad geen mooie rol in - ze is uitermate zelfzuchtig en wreed, en jaloers op haar werkneemster, die trouwens vele maler geduldiger en vergevingsgezinder is dan Setske zelf was. De kleine Millicent Cunningham houdt zelfs meer van Puck dan van haar moeder. Wat dat alles betreft is Puck van Holten, net als veel andere romans van Van Marxveldt, | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
een vorm van autobiografictie, een fictieve vervulling van de droom of het wensbeeld van de auteur.Ga naar voetnoot5 Hoewel Van Marxveldt verschillende aantekeningen uit haar dagboek letterlijk in Puck van Holten overnam, schreef ze de roman niet als een dagboek. Die vorm gebruikte ze wel voor De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul, die in 1919 verscheen. Hoewel het boek niet veel aandacht kreeg in de pers, verscheen binnen enkele maanden een tweede druk. De recensenten die de roman wel bespraken benadrukten de herkenbaarheid van Joops belevenissen voor hbs-meisjes uit die tijd en zo werd het verhaal blijkbaar ook door de lezers beleefd.Ga naar voetnoot6 Die herkenbaarheid werd versterkt door de dagboekvorm. Voor wie het boek niet heeft gelezen: Joop ter Heul zit in de laatste klas van een meisjes-hbs in Amsterdam, waar ze als zoveel andere fictieve bakvissen uit deze tijd niets liever doet dan met haar vriendinnen de boel op stelten zetten. Het boek begint met een brief van Joop aan Nettie, een schoolvriendin die verhuisd is. ‘Lieve Net’, staat er bovenaan de brief, waarna een beroemd geworden zin volgt: ‘Ik heb verschrikkelijk lang zitten piekeren, voor ik | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
werkelijk van stapel geloopen ben met dit epistel, want Julie zei, dat je nooit een brief met ik mag beginnen’ (Van Marxveldt, 1919, p. 5). Vervolgens vertelt Joop over een club die ze met haar vriendinnen wil oprichten. In de volgende brieven schrijft ze aan Nettie dat haar vader haar verboden heeft lid te worden van de club, omdat haar schoolresultaten te mager zijn en dat ze daarom erelid is geworden en stiekem meedoet met de voorbereidingen van een toneelstuk dat de club wil uitvoeren. Als haar vader daarachter komt, moet ze voor straf op haar vrije middagen thuis blijven. Haar huiswerk moet ze voortaan in de werkkamer van haar vader maken. Hoofdstuk twee is geen brief, maar ook nog geen dagboeknotitie. In dit hoofdstuk legt Joop uit dat haar vader haar heeft betrapt toen zij bezig was met het schrijven van een brief aan Nettie. Ook dat mag ze voortaan niet meer doen. Dezelfde avond nog begint ze daarom een geheim dagboek in een oud schrift van Julie: Ik zit nu op onze slaapkamer bij een kaars te schrijven. Die heb ik voor drie centen van Mina gekocht. 't Is al bij elven, en Julie zal zoo wel thuiskomen. Ziezoo, nu heb ik dus mijn dagboek ingewijd. Ik ben in een Fransch themaschrift van Julie begonnen. In haar laatste thema, had ze vijf en twintig fouten. Dus ze hoeft mij nu nooit meer in 't Fransch aan te vallen, want dan zeg ik direct, dat zij niet eens een behoorlijke thema heeft kunnen maken. Daaronder begint een dagboekaantekening mét datum: ‘16 December, 's avonds kwart over tien’ (p. 20). Die datum- en tijdopgave wordt in de rest van de roman aangehouden. Het verhaal eindigt echter met een brief aan Nettie, gedateerd op ‘Zondagmorgen, 19 Juli, tien uur’ (p. 284). Daarin vertellen alle leden van de Jopopinoloukico-club (de clubnaam, een samenstelling van de voornamen van alle leden, inclusief Joop) en juffrouw Wijers, die Joop voor het eindexamen heeft klaargestoomd, dat Joops vader hun als beloning een vakantie aan boord van een schip heeft aangeboden. Van Marxveldt was niet de eerste die een meisjesroman in de vorm van een dagboek schreef. Het klaverblad van vier van Tine van Berken uit 1894 is | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
eveneens als dagboek geschreven, en dat geldt ook voor De jongste thuis van Albertina Schlüter (1912). Het was ook niet de enige keer dat Van Marxveldt een roman in dagboekvorm publiceerde, want ze gebruikte die ook voor de Arcadia, dat in 1928 verscheen. Hoe dan ook, de dagboekformule was een gouden greep. Dankzij de lineaire vorm en de nauwkeurige noteringen van datum en tijd lijkt De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul zich in een echte, meetbare tijd af te spelen. Joop hoeft bovendien in haar dagboek, dat ze in een afsluitbare kast bewaart, geen blad voor de mond te nemen. Zo kan ze woorden gebruiken die in de meeste bakvisromans niet voorkomen, ook al laat Joop de platste kwajongensuitdrukkingen, zoals ‘Val dood’ door Kees uitspreken. Dergelijke ongepaste woorden en uitdrukkingen moeten de serie voor de toenmalige bakvislezeressen extra spannend hebben gemaakt. Belangrijker nog is dat Joop in haar eigen woorden zo ‘eerlijk’ mogelijk vertelt wat ze heeft meegemaakt. Joop als ik-personage is niet alleen een ‘vertellend ik’ dat commentaar geeft en als alwetende verteller optreedt, maar ook een ‘ervarend ik’, degene die alles heeft beleefd. Daarbij maakt Van Marxveldt handig gebruik van het contrast tussen verschillende tijden. In zinnen als ‘En toen ben ik - o, daar is Mina met een kop chocolade voor me. Ik schei er meteen mee uit, want er is niets nieuws meer’ (Van Marxveldt, 1919, p. 82), gaat Joop direct over van de voltooide tijd naar de onvoltooid tegenwoordige tijd en van verteller tot belever. Dat geeft je de illusie dat je onmiddellijk toegang hebt tot Joops ‘echte’ leven, en ook dat maakt dat je de dagboeknotities als authentiek ervaart. De attractie van de roman lag bovendien in het milieu waarin de Joop ter Heul-serie zich afspeelt. Als je afgaat op de verwijzingen naar de verschillende straatnamen in dit boek, woont het gezin Ter Heul in een villa bij het Vondelpark, een buurt waarin alleen kapitaalkrachtigen konden en kunnen wonen. Dat maakt Joop tot lid van de hogere middenklasse, die voor de meeste lezers waarschijnlijk even begeerlijk was als een man als de stoere Leo van Dil, een jonge Amsterdamse bankier met wie Joop zich in het tweede deel verlooft. Ook dat is deels autobiografictie. Van Marxveldt en haar man Leo Beek, die beiden afkomstig waren uit de lagere middenklasse, waren sociaal zeer ambitieus. Van Marxveldt zelf verklaarde in een autobiografisch essay in de bundel Confetti dat zijzelf een deel Joop was en een deel Julie, maar dat Joops vader geheel en al naar haar eigen vader was gemodelleerd. | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
Die had zich echter als zoon van Friese arbeiders tot hoofdonderwijzer in Oranjewoud opgewerkt, dus bij lange na niet tot Amsterdamse bankier. | |||||||||
Fan fictionHet dagboek van Joop ter Heul inspireerde talloze hbs-meisjes tot het naspelen van het verhaal, vooral nadat Dom de Gruyter er een toneelstuk van had gemaakt. De première van het stuk vond plaats in december 1924. Julia de Gruyter, de destijds zevenendertigjarige echtgenote van Dom de Gruyter, speelde Joop. Na het zien van het stuk speelde in elk geval één groep Haagse hbs-meisjes als in fan fiction avant la lettre de belevenissen van de Jopopinoloukicoclub na. De meisjes besloten ook de actrice met een fanbrief te eren. Omdat ze dat onder hun clubnamen deden, en De Gruyter als ‘Joop’ aanspraken, ontstond er een ingewikkeld heen-en-weer van brieven van de Haagse Joop in Joop-stijl aan de toneel-Joop over de roman-Joop. Ook hier liepen fictie en non-fictie in elkaar over. Zoals in het volgende fragment: Lieve Joop, | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
Zo'n zestien jaar later, in 1941, identificeerden ook twee Amsterdamse meisjes zich met Joop ter Heul: de twaalfjarige Jacqueline van Maarsen en haar even oude vriendin Anne Frank. De serie hoorde tot hun favoriete boeken, zoals Van Maarsen vertelt in Ik heet Anne, zei ze, Anne Frank uit 2003: ‘Niet alleen waren de belevenissen van de groep vriendinnen die hierin voorkwam, levendig geschreven, maar wij spiegelden ons ook aan de meisjes die in een vrije en zorgeloze wereld leefden. Wij werden niet moe elkaar scène na scène voor te lezen’ (p. 104). Sommige scènes speelden Jacqueline en Anne ook na, zoals een scène uit het voorlaatste hoofdstuk uit Joop ter Heul's problemen, het tweede deel van de serie dat in 1921 uitkwam. In deze scène wordt Joop voor het eerst door Leo gezoend. Omdat Joop niet weet hoe je een man zoent voelt ze zich ‘grenzeloos verlegen’. Als Leo haar vertelt dat zij voor hem de liefste schat van de wereld is en daarvoor een beloning wil, biedt ze hem een kersenbonbon aan: ‘Ondeugd, geef maar op.’ Bij deze scène verzonnen Jacqueline en Anne een rollenspel. ‘We waren om de beurt Joop en Leo van Dil,’ schrijft Van Maarsen. ‘Steeds weer moesten we lachen als Leo verwoede pogingen deed om een zoen te krijgen en Joop hem probeerde af te schepen met een kersenbonbon of een marron glacé’ (Van Maarsen, 2003, p. 104). | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
Brieven aan KittyOp 12 juni 1942 kreeg Anne Frank, zoals bekend, ter gelegenheid van haar dertiende verjaardag een eigen dagboek van haar ouders. Op het voorblad van het dagboek schreef ze de volgende opdracht: ‘Ik zal hoop ik aan jou van alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn’ (Frank, 1986, p. 197). Dat was een gebruikelijke inleiding, zoals ook Setske de Haan die in haar dagboek had geschreven: ‘Mijn lief dagboek, ge zult mijn trouwe kameraad worden hier in de vreemde. U zal ik alles toevertrouwen, het prettige en het verdrietige zullen uw witte bladen vullen [...]. Lief dagboek, we zullen vrienden worden’ (aantekening van 17 augustus 1908). Ook voor Anne Frank was het dagboek dus meer dan een journaal waarin ze bijhield wat ze had gedaan en of ze haar dagen goed had besteed: haar dagboek was net als het dagboek van Setske ook bedoeld als vertrouweling en ‘biechtvader’. Net als Setske gebruikte Anne haar dagboek echter ook om zich in het schrijven te oefenen. Op 11 mei 1944 vertrouwde Anne, net als Setske dat zesendertig jaar eerder had gedaan, haar dagboek toe dat ze schrijfster wilde worden: Je weet allang dat m'n liefste wens is dat ik eenmaal journaliste en later een beroemde schrijfster zal worden. Of ik deze grootheids-(waanzin!) neigingen ooit tot uitvoering zal kunnen brengen dat zal nog moeten blijken, maar onderwerpen heb ik tot nu toe nog wel. Na de oorlog wil ik in ieder geval een boek getiteld ‘Het Achterhuis’ uitgeven, of dat lukt blijft ook nog de vraag, maar m'n dagboek zal daarvoor kunnen dienen. (Frank, 1986, p. 661) Ook Anne loste haar belofte in. Op 20 mei 1944 berichtte ze dat ze begonnen was met het herschrijven van haar dagboek op losse vellen; dat was het begin van wat de roman Het Achterhuis moest worden. Toen de acht onderduikers in het achterhuis van het kantoor op de Amsterdamse Prinsengracht op 4 augustus door de Sicherheitsdienst werden ontdekt, had Anne haar dagboek tot 29 maart 1944 herschreven. | |||||||||
[pagina 68]
| |||||||||
Na de oorlog werd het dagboek onder de titel Het Achterhuis gepubliceerd, precies zoals Anne het had gehoopt. Maar anders dan ze had bedoeld, werd het door bijna niemand als een roman gelezen. De historicus Jan Romein, die het boek als een van de eersten onder ogen kreeg, stelde in 1946 weliswaar vast dat Anne ‘een begaafd schrijfster geworden was als zij was blijven leven’, maar beschouwde het gepubliceerde dagboek als een uitdrukking of een ‘De profundis’ van een van de ergste misdaden ooit begaan: de Jodenvervolging (Romein, zoals geciteerd in Van der Stroom, 2003, p. 16). Ook de historica Anne Romein-Verschoor onderkende Annes literaire talent, maar classificeerde het dagboek in haar inleiding van de eerste editie van Het Achterhuis eveneens als oorlogsdocument: Een document van de wreedheid en trieste ellende der Jodenvervolgingen, van menselijke hulpvaardigheid en verraad, van menselijke aanpassingen en niet-aanpassing; de kleine vreugden en grote misères van het onderduikersleven zijn er op een directe, on-literaire en daardoor voortreffelijke wijze beschreven door dit kind dat in ieder geval die éne belangrijke kwaliteit van een groot schrijfster had: het onbevangen blijven, het niet wennen aan en daardoor blind worden voor de dingen zoals ze zijn. Belangrijker nog vond Romein-Verschoor Annes eigen rol als symbool van een onschuldig wezen dat korte tijd tot bloei is gekomen en daarna is gesmoord: Maar het belangrijkste van dit dagboek is voor mij niet die documentatie, die zo vaak elders is, wordt en zal worden vastgelegd. Wanneer men in de tropen een jonge plant uit het gematigd bergklimaat meeneemt naar de hete vlakte, dan bloeit zij eenmaal rijk en overdadig om daarna te gronde te gaan. Dat is voor mij het ontroerende van dit dagboek. De duiding van Anne Franks dagboek als document van de Jodenvervolging en Anne zelf als symbool van onschuld won het in de loop van de jaren van | |||||||||
[pagina 69]
| |||||||||
de functie die Anne zelf aan de tekst had gegeven De historica Berteke Waaldijk was een van de eersten die hierop wees. In ‘Anne Frank lezen als een vrouw’, een artikel uit 1993, onderzocht zij Het Achterhuis op stilistische en intertekstuele verwijzingen om een herwaardering van de literaire kwaliteiten van Annes geschriften mogelijk te maken. Daarbij komt zij tot de conclusie dat Anne zich door één auteur in het bijzonder had laten beïnvloeden: Cissy van Marxveldt. Dat komt, zoals Waaldijk stelt, niet alleen tot uiting in Annes lovende opmerkingen over de Joop ter Heul-serie,Ga naar voetnoot8 maar vooral ook in de brieven aan ‘Kitty’. Anne gebruikte de briefvorm vanaf september 1942 af en toe in het oorspronkelijke dagboek, maar vaker nog in de tweede versie ervan, de beoogde roman. Zo imiteerde Anne het begin van het dagboek van Joop ter Heul, dat immers ook met brieven aan een vriendin begint en eindigt. Verder wijst Waaldijk naar de namen van Joops vrienden en vriendinnen die regelmatig in Annes dagboek opduiken, en naar zinsneden die door de Joop ter Heul-serie zijn geïnspireerd, zoals de zin over het gebruik van ‘ik’ aan het begin van een brief, en de overgangen van de verleden naar de onvoltooid tegenwoordige tijd. Al met al, stelt Waaldijk, laat het herlezen van Annes dagboek aan de hand van de vele verwijzingen naar het dagboek van Joop ter Heul zien dat ‘zuiverheid en onschuld metaforen [zijn] die niet op Anne Franks schrijven van toepassing zijn’. Anne, schrijft Waaldijk, creëerde een dagboek dat persoonlijke en publieke observaties vervlocht en ‘grote literatuur’ vermengde met schoolmeisjesromantiek. Op die wijze wist Anne Frank tegelijkertijd een verhaal over jodenvervolging door de nazi's te produceren en een verhaal over een jong meisje dat uitgroeit tot een schrijfster. Anne Franks woorden maken op hun beurt deel uit van teksten die de gevoelens en geschriften van miljoenen lezers hebben beïnvloed, niet slechts door haar symbolische waarde als slachtoffer van racisme, maar ook door de schrijfwijze voor vrouwelijke auteurs die in de tekst tot ontwikkeling is gekomen. (Waaldijk, 1993, zoals geciteerd in Van der Stroom, 2003, pp. 121-122) | |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
Zo gebruikte Anne Frank het fictieve dagboek van Joop ter Heul om haar eigen, op geleefde ervaringen gebaseerde dagboek tot een roman om te werken. Dat Het Achterhuis wereldwijd beroemd is geworden als onliterair en onopgesmukt getuigenis van een onervaren meisje doet niet alleen Anne Frank onrecht, maar ook de gelaagdheid van haar geschriften, net als die van Van Marxveldt. | |||||||||
Primaire literatuur
| |||||||||
Secundaire literatuur
| |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
|
|