Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 31
(2017)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| ||||||||||||||||
Echt gebeurd?
| ||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||
2003, p. 219). Na de toespraak van Bolkestein is Anne haar dagboek gaan overschrijven en bewerken (p. 5). Wat bij een vergelijking van de twee fragmenten uit het dagboek opvalt, is dat Anne kennelijk een verschil ziet tussen een dagboek en een roman in termen van privé en publiek. Hoewel ze het niet hardop zegt, lijkt Anne te suggereren dat, wil een levensverhaal interessant zijn voor andere lezers dan de schrijver zelf, feiten alleen niet genoeg zijn: gebeurtenissen moeten worden bewerkt tot een gefictionaliseerd verhaal. Het onderscheid dat Anne hier onbewust maakt tussen dagboek en roman is niet vanzelfsprekend, integendeel. De spanning tussen life writing genres zoals het dagboek aan de ene en (auto)biografische romanvormen aan de andere kant, is een van de belangrijkste aandachtspunten in life writing onderzoek, zeker nu vandaag de dag de grenzen tussen beide genres voortdurend worden verkend, ook in de jeugdliteratuur. In wat volgt bespreek ik een aantal prominente voorbeelden van life writing genres in de hedendaagse Nederlandstalige jeugdliteratuur. Bij een aantal zal ik verwijzen naar andere artikelen in dit themanummer die dat specifieke genre scherper belichten. Deze bijdrage biedt een overzicht en gaat vooral in op de vraag hoe schrijvers van life writing omgaan met de spanning tussen feit en fictie. Een belangrijk begrip in dit verband is authenticiteit. | ||||||||||||||||
AuthenticiteitLife writing is een begrip dat zich niet gemakkelijk laat afbakenen. In een van de belangrijkste studies op dit gebied hanteren Smith en Watson (2010, p. 4) een brede omschrijving als uitgangspunt voor hun onderzoek naar de (auto)biografie: ‘We understand life writing as a general term for writing that takes a life, one's own or another's, as its subject. Such writing can be biographical, novelistic, historical or explicitly self-referential and therefore autobiographical.’ De overeenkomst tussen life writing genres is het onderwerp - het eigen leven of dat van een ander - het verschil zit in de vorm en vooral de mate van authenticiteit. Dit concept wordt veel gebruikt in life writing studies, maar zelden nauwkeurig gedefinieerd. In algemene termen gesproken heeft authenticiteit betrekking op betrouwbaarheid. Binnen onder- | ||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||
zoek naar autobiografisch schrijven impliceert authenticiteit dat lezers verwachten en aannemen dat de gebeurtenissen in het verhaal daadwerkelijk ervaren zijn door degene die erover vertelt. Philip Lejeune (1975) spreekt in dit verband van het ‘autobiografische pact’, het verbond tussen schrijver en lezer dat tot stand komt wanneer de tekst de lezer de verzekering geeft dat de auteur dezelfde is als de verteller en de hoofdpersoon. Smith en Watson (2010, pp. 236-237) relateren het concept om die reden aan autoriteit, in de betekenis van in de positie zijn om dit verhaal te vertellen. Een levensverhaal is volgens hen authentiek als de persoon die het vertelt het recht heeft om dat te doen. Voor historici heeft authenticiteit vooral te maken met de controleerbaarheid van historische feiten, met het kunnen scheiden van feit en fictie. Dat is niet altijd eenvoudig, omdat life writing genres gebruik maken van narratieve technieken en feit en fictie vermengen. Volgens Kersten (2011, p. 19) heeft het postmoderne experiment met de vorm van de biografie vandaag de dag geleid tot een toename in (auto)biografische fictie. Auteurs voelen zich steeds vaker beperkt door de conventies van de traditionele (auto)biografie en proberen de grens die gewoonlijk tussen deze genres en fictie wordt getrokken op te rekken. Tot slot kan authenticiteit ook gedefinieerd worden in relatie tot het gedrag en de taal van mensen.Ga naar voetnoot1 Deze vorm van authenticiteit is mogelijk van groter belang in jeugdliteratuur dan in literatuur voor volwassenen. De belangrijkste vraag hier is of de stem van het kind of de jongere die het verhaal vertelt door de lezers als representatief wordt gezien voor de taal van kinderen en jongeren van die leeftijd. | ||||||||||||||||
OorlogsverhalenHistorische authenticiteit speelt een grote rol in alle vormen van life writing, maar schending ervan zorgt bij autobiografische verhalen over (oorlogs)trauma's vaak voor meer en emotionelere reacties dan bij andere subgenres. | ||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||
Lezers voelen zich bedrogen als verhalen over dergelijke traumatische gebeurtenissen gedeeltelijk of geheel verzonnen blijken te zijn, zoals de wereldwijd bekende controverse rondom het testimonio van Nobelprijswinnares Roberta Menchú (Lauritzen, 2004) laat zien. Autobiografische oorlogsverhalen behoren ook tot de bekendste en vroegste voorbeelden van life writing in de Nederlandstalige jeugdliteratuur. Ze verschenen vanaf de jaren zeventig toen auteurs die de oorlog als kind hadden meegemaakt, soms tegen wil en dank,Ga naar voetnoot2 begonnen te schrijven over hun ervaringen. Klassieke voorbeelden zijn De schuilplaats (1974) van Johanna Reiss en Wie niet weg is, wordt gezien (1981) van Ida Vos. In alle gevallen zijn de historische gebeurtenissen ondergeschikt aan de persoonlijke herinneringen van de auteur aan de kindertijd. De historische context wordt steeds gegeven, maar de verhouding tussen de historische achtergrond en de belevenissen en gevoelens van de hoofdpersonages en de mogelijkheid ze uit elkaar te halen, loopt wel uiteen (Van Lierop-Debrauwer, 1997, p. 411). In Wie niet weg is, wordt gezien wordt de historische authenticiteit in het verhaal zelf benadrukt doordat aan het begin van de hoofdstukken krantenknipsels opgenomen zijn die de gevolgen van de Neurenberger wetten voor de joden laten zien. In De schuilplaats zijn de historische feiten losgemaakt van het verhaal en samengebracht in een inleiding. Waar de verhalen zelf niet altijd laten zien dat het gaat om de eigen ervaringen van de auteur, wordt het autobiografische pact onderstreept door de paratekst. De boeken van Johanna Reiss en Ida Vos benadrukken de allesoverheersende invloed van de oorlog op een kinderleven. Vanaf halverwege de jaren negentig verschenen de jeugdherinneringen van Rita Verschuur. In de eerste twee delen, Hoe moet dat nu met die papillotten (1993) en Mijn hersens draaien rondjes (1994), brengt Verschuur de jaren 1940-1945 dichtbij. De oorlog speelt daarin vanzelfsprekend een rol, maar voor de kleine Rita heeft de scheiding van haar ouders een minstens zo grote impact. De boeken | ||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||
laten zien dat het leven ondanks de buitengewone omstandigheden voor veel mensen min of meer gewoon doorging. Door de korte zinnen in de tegenwoordige tijd geeft Verschuur op een interessante manier vorm aan haar herinneringen. Er wordt niet uitgelegd wat een kind wel waarneemt, maar nog niet begrijpt en de lezer krijgt de indruk een dagboek te lezen. Hoewel het hierdoor lijkt alsof Verschuur bij het oproepen van haar jeugdherinneringen de volwassene in zichzelf heeft uitgeschakeld, is de volwassen auteur in de keuze van compositie en stijl juist sterk aanwezig. Ze construeert als het ware het verleden door middel van haar verbeelding en geeft daarmee vorm aan de inmiddels gangbare opvatting binnen life writing onderzoek dat herinneren altijd een herinterpretatie is van het verleden vanuit het heden (Smith & Watson, 2010, p. 22). | ||||||||||||||||
De stem van jongeren zelfDe historische werkelijkheid is met autobiografische verhalen over de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandstalige jeugdliteratuur goed vertegenwoordigd, maar de hedendaagse realiteit was volgens Edward van de Vendel (2006, p. 126) lange tijd onzichtbaar: Waar zijn de Nederlandse romans over Kosovo en Mladic? In welke boeken is Janita van veertien van de zwarte praktijkschool de hoofdpersoon? Waar is de Volendambrand in de literatuur te vinden? Waar wordt vanuit uitgeprocedeerde asielzoekers geschreven, ama's, jongeren op een detentieboot? Om schrijvers maatschappelijk meer te engageren en jongeren te enthousiasmeren voor literatuur initieerde hij in 2006 de Slash-reeks, boeken geschreven door bekende auteurs op basis van levensverhalen van jongeren. Dit project van zogenaamde ‘collaborative life writing’ (Smith & Watson, 2010, pp. 264-265) heeft inmiddels veertien boeken voortgebracht. De achtergrond van de jongeren die hun verhalen vertellen, is heel verschillend. De gelukvinder (2008), geschreven door Edward van de Vendel zelf in samenwerking met Anoush Elman, vertelt het levensverhaal van een Afghaanse vluchteling tegen de politieke achtergrond van de onderdrukking door de | ||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||
Taliban in Afghanistan aan de ene en de Nederlandse maatschappij kort na de moord op Pim Fortuyn aan de andere kant. Ik ben Alice (2010) van Jan Simoen en Alice Dupont is het verhaal van een jonge studente met anorexia nervosa. De andere boeken uit de serie gaan onder meer over een jonge transgender, een jongen die als drugsdealer in een buitenlandse gevangenis moet zien te overleven en een meisje dat opgroeit in een illegaal kindertehuis. De auteurs benadrukken dat alles wat verteld wordt echt is gebeurd, maar geven ook aan dat de gebeurtenissen soms zijn gefictionaliseerd en dat ze gebruik maken van romantechnieken zoals veranderingen in de chronologie en verzonnen personages. Omdat niet duidelijk is waar de romans afwijken van de historische realiteit, is het vaststellen van de authenticiteit gecompliceerd en dat is wat sommige recensenten ondanks hun lof voor het project toch irriteert. Naar aanleiding van De gelukvinder merkt Karel Berkhout (2008) in de NRC op dat ‘in een boek dat zo nadrukkelijk wordt gepresenteerd als “echt gebeurd”’ beter mag worden aangegeven wat feit en wat fictie is. De authenticiteit kan nu vooral worden afgeleid uit de toestemming die alle jongeren de auteur hebben gegeven om hun verhalen te publiceren. Niet in de Slash-serie opgenomen, maar wel een boek met een vergelijkbare opzet is Dansen voor je leven van Meysam Noori en Kristien Dieltiens (2012). Meysam kreeg bekendheid door het televisieprogramma So you think you can dance en heeft daarna zijn levensverhaal verteld aan Kristien Dieltiens. Net als Anoush Elman is Meysam Noori een Afghaanse jongen die omwille van het Talibanregime naar Nederland is gevlucht. Zijn vader en broer zijn in Kabul verdwenen en hij moet samen met zijn moeder, broertje en zusje een nieuw leven opbouwen in een land waar alles anders is dan hij gewend was. In Dansen voor je leven is meer dan in de Slash-reeks het proces van collaborative life writing zichtbaar en wordt ook de onmogelijkheid om zich alles te herinneren zoals het was meer benadrukt. Wat het project van Van de Vendel en het boek van Dieltiens bijzonder maakt, is dat gestreefd wordt naar authenticiteit van taal en gedrag door jongeren zelf een stem te geven. Jeugdliteratuur gaat van oudsher over kinderen en jongeren en wordt voor hen geschreven, maar het zijn volwassenen die de verhalen schrijven. Dat is in deze boeken feitelijk niet anders. Hoewel de toestemming van de jongeren een aanwijzing is dat ze zich in de | ||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||
woorden van de volwassen auteur herkennen, verandert dat niets aan het feit dat het een gemedieerd verhaal is. Dat is anders in twee recente vormen van life writing binnen de jeugdliteratuur: fan fiction (zie de bijdragen van Sanna Lehtonen en Tiny la Roi in dit nummer) en het ABCyourself-project, opnieuw een initiatief van Edward van de Vendel. Waar fan fiction een typisch internetfenomeen is, kunnen de blogs die jongeren binnen ABCyourself schrijven over de dingen die ze meemaken, gepubliceerd worden bij uitgeverij Lemniscaat. Inmiddels zijn er daadwerkelijk al zes boeken verschenen, waaronder Heej Maisje! (2012) van Iduna Paalman (zie La Roi, 2012). De blogs kunnen autobiografisch zijn, maar dat hoeft niet. | ||||||||||||||||
(Auto)biografische prentenboeken en graphic novelsVerhalen over het eigen leven of dat van anderen worden in de hedendaagse beeldcultuur in toenemende mate niet meer alleen verteld in woorden, maar ook in beelden (Smith & Watson, 2010, pp. 167-168). In de jeugdliteratuur heeft het beeld door middel van het prentenboek overigens altijd al een grote rol gespeeld. Een nieuw, sterk opkomend genre, eerst in de volwassenenliteratuur, maar steeds duidelijker ook in de jeugdliteratuur is de graphic novel. Recentelijk zijn in beide genres interessante voorbeelden van life writing verschenen. Niet verbazingwekkend gezien de woord/beeld-interactie in beide genres is dat het daarbij vooral gaat om levensverhalen van kunstenaars. Zo startte het Gemeentemuseum in Den Haag samen met uitgeverij Leopold in 2010 een serie prentenboeken over beroemde kunstenaars en kunstobjecten. Ze zijn geschreven en getekend door bekende schrijvers en illustratoren en ontstaan naar aanleiding van een tentoonstelling over deze kunstenaars in het museum. Inmiddels zijn er meer dan vijftien boeken verschenen over kunstenaars als Piet Mondriaan, Wassilly Kandinsky, James Ensor, Alexander Calder en Egon Schiele. Zowel met woorden als in tekeningen worden leven en werk verbeeld. Hoewel het zichtbaar gaat om fantasieverhalen, zijn er tal van tekstuele en visuele allusies naar de werkelijkheid. Neem Meneer Kandinsky was een schilder van Daan Remmerts de Vries uit 2012. Het fantasiekarakter is vanaf de eerste bladzijde duidelijk wanneer een klein blauw paardje ontsnapt uit het schilderij waaraan meneer Kandinsky bezig is. Dit fictionele personage is echter tegelijkertijd een verwijzing naar | ||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||
de Blaue Reiter, een groep schilders waartoe Kandinsky tussen 1911 en 1914 behoorde. In het prentenboek is het blauwe paardje de inspiratiebron van de schilder die hem stimuleert om de overgang te maken van figuratief naar abstract schilderen. In het samenspel tussen tekst en beeld wordt verteld hoe Kandinsky in zijn werk steeds zocht naar nieuwe vormen van expressie. In de bijdrage van Van der Heijden en Van Lierop-Debrauwer verderop in dit nummer staan twee andere prentenboeken uit deze reeks centraal. Schildersbiografieën komen ook voor in de graphic novel, een genre dat de laatste jaren nadrukkelijk om aandacht vraagt, maar dat zich maar moeilijk laat afbakenen (Bulcaen, 2011). De graphic novel voor de jeugd heeft wat weg van een contradictio in terminis, omdat in definities vaak de volwassen, serieuze thematiek als onderscheidend kenmerk gezien wordt (Geerts, 2010). Het genre lijkt een typisch crossover karakter te hebben en aantrekkelijk te zijn voor zowel jongeren als volwassenen (Terhell, 2014). Twee recente graphic novels over het leven en werk van twee van de beroemdste Nederlandse schilders zijn Rembrandt (2013) van Typex (pseudoniem van Raymond Koot) en Vincent (2012) van Barbara Stok. Maar het genre biedt meer dan biografische boeken over schilders. Veel auteurs gebruiken de graphic novel om over het eigen leven te schrijven. Terhell (2014) noemt onder meer Dansen op de vulkaan (2012) van Floor de Goede, een roman over eenzaamheid en onzekerheid. Chris Bulcaen gaat in dit nummer verder in op de opmars van de graphic novel als een vorm van life writing. Deze bijdrage begon met de vaststelling dat autobiografische verhalen over de Tweede Wereldoorlog een van de vroegste vormen van life writing voor kinderen en jongeren waren. Deze historische periode is ook aanwezig in het relatief nieuwe genre van de graphic novel. Een bijzonder voorbeeld is Achter de kawat (2010) van Charles Burki (1909-1994). Tijdens de oorlog tekende Burki als krijgsgevange het dagelijks leven in het Jappenkamp waar hij vast zat. Na de oorlog schreef hij woorden bij de tekeningen. Eveneens in 2010 verscheen De kleuren van het getto van Aline Sax en Caryl Strzelecki. Het verhaal vertelt over de Joodse opstand in het getto van Warschau in 1943 vanuit het perspectief van het fictieve personage Misja, maar verwijst ook naar historische gebeurtenissen en figuren. | ||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||
Een breed paletDe voorbeelden van Nederlandse life writing voor kinderen en jongeren laten zien hoe verschillend wordt omgegaan met de verhouding tussen feit en fictie, zowel in woord als in beeld. Ze tonen hoe groot de variatie binnen life writing is en hoe de authenticiteit van de ervaring, de historische en de sociolinguïstische authenticiteit op heel diverse manieren vorm krijgen. De grootste uitdaging voor life writing genres in de jeugdliteratuur ligt onmiskenbaar in het geven van een stem aan jongeren zelf. Deze bijdrage begon met Het Achterhuis dat zeventig jaar nadat Anne Frank haar gedachten aan het papier toevertrouwde nog altijd het meest indrukwekkende voorbeeld is van gepubliceerde life writing door een jongere. | ||||||||||||||||
Primaire literatuur
| ||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||
Secundaire literatuur
|
|