| |
| |
| |
Gedichten
Jacques Vriens
Voor in je poesie-album
(schreef ik vaak bij mijn leerlingen in hun ‘poesie’)
Ze zeggen: ‘Ergens anders is alles beter
aan het eind van de regenboog wacht het geluk.’
Maar laat je daardoor niet misleiden
want meestal is het daar erg druk
Een gezellig huis om in te wonen
met een hond, een kat of misschien een paard
en mensen om je heen die van je houden
dát maakt het leven de moeite waard!
| |
Voor Evi en Esther
(mijn kleindochters, bij hun geboorte)
Ik zou je alles willen geven.
Een paard, een bal, een beer, een tol.
Maar dat is een beetje lastig
want je wiegje wordt zo vol.
Maar wat er altijd nog bij kan,
al is je wiegje volgestouwd,
zijn de woorden die je zeggen
dat ik heel veel van je houd.
| |
| |
| |
Gezichtje
In je ogen een gouden stipje.
een neus met onderaan een wipje.
en een mond die altijd lacht
| |
WC
(voor mijn kleinzoon Jelle, die als kleuter nooit de deur van de wc dicht deed)
Als ik ga zitten op de pot
doe ik de deur niet op slot
maar laat hem open staan.
Het duurt echt niet zo lang,
als de deur wordt dichtgedaan.
En als ik heel erg ga stinken
of je vindt het een raar gezicht,
laat de deur dan tóch maar open
en doe je neus en ogen dicht
| |
| |
| |
Ik was kind...
(in de hal van Hotel St. Lambert in Helmond en op de gevel de eerste regel, zie foto)
logeren in mijn eigen huis
samen met handelsreizigers
die aan de leestafel voor
zitten er nog steeds mannen
| |
| |
| |
Meisje uit Marokko
Je kwam bij ons in groep drie.
We konden je niet verstaan.
en keek me nooit écht aan.
In groep vier ging het beter.
We speelden wel eens met elkaar.
En als je een som niet snapte,
dan vroeg je mij er naar.
In groep vijf werden we vrienden,
heb ik verkering met je gevraagd.
Je wilde wel en het kon je niks schelen
dat we vaak werden geplaagd.
In groep zes ineens die hoofddoek,
die je écht heel grappig stond.
Je bloosde toen ik je zei,
dat ik je zó nog liever vond.
In groep zeven andere kleren.
Er kwamen steeds meer lappen bij.
‘Dat moet ik van mijn vader,’
zei je huilend tegen mij.
In groep acht werd alles anders:
ineens zag je me niet meer staan.
Je speelde alleen nog met meisjes
en keek mij nooit meer aan.
| |
| |
| |
| |
| |
Mijn grote broer
Toen jij die morgen wegging
en een uur later de politie kwam zeggen
dat je nooit meer terug zou komen,
dat ik je nooit meer iets kon vragen.
Over hoe je tegen een meisje moet zeggen
en hoe dat nou eigenlijk gaat
als je voor het eerst moet zoenen
en wat nou eigenlijk neuken is.
Want als ik dat aan mijn moeder vroeg,
‘Daar ben je nog te klein voor.’
Maar jij gaf antwoord op al mijn vragen.
Pas toen die twee mannen in zwarte pakken
bij ons aan de huiskamertafel zaten
wat voor soort kist je moest krijgen
en hoeveel enveloppen er nodig waren
de kaarten in te versturen
dat je was omgekomen bij een noodlottig ongeval,
dat de dood bij ons aan tafel zat.
| |
| |
| |
De fijne school
vind je de wereld in het klein.
Je mag er nog wat oefenen
hoe het is om groot te zijn
ben je niet bang voor elkaar
je kunt er lachen én huilen
en niemand vindt dat raar.
dat niemand wordt gepest.
of je bruin of wit of scheel bent
| |
Groep acht
Op een dag neem je afscheid,
het komt eerder dan je dacht,
op een dag neem je afscheid
van de kinderen van groep acht.
Samen lachen, samen huilen,
samen langzaam groter groeien
die tijd is nu voorgoed voorbij.
Op een dag neem je afscheid,
van de kinderen uit je klas
op een dag neem je afscheid
van wat vanzelfsprekend was.
|
|