| |
| |
| |
Een intitiatiefrijke en energieke duizendpoot
In gesprek met Jet Manrho, hoofdredacteur van literair kindertijdschrift BoekieBoekie, én een ‘BoekieBoekie-meisje’
Linda van Scherrenburg
‘Mevrouw Manrho, uw inzet heeft een bijzondere waarde voor de samenleving. U heeft belangrijk bijgedragen aan het stimuleren van de leesvaardigheid en de interesse voor kunst en literatuur bij kinderen tot 16 jaar. Daarom is het mij een eer en een genoegen om u te vertellen dat het Zijne Majesteit heeft behaagd u te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.’
Sinds 23 april 2016 mag Jet Manrho, bedenker en maker van het literaire kindertijdschrift BoekieBoekie, zich Ridder in de Orde van Oranje-Nassau noemen. De kroon op haar werk; meer dan vijfentwintig jaren vol nieuwe ideeën, mooie projecten, inspirerende tentoonstellingen en prachtige uitgaven. Jet kreeg deze belangrijke onderscheiding tijdens de viering van het honderdste nummer van BoekieBoekie. Het jubileumnummer staat vol met verhalen, gedichten en illustraties die de lezer meenemen naar de wonderlijke werelden uit de avonturen van Jules Verne.
| |
Niet storen, ik lees
‘BoekieBoekie is ontstaan uit het project “Niet storen, ik lees”,’ vertelt Jet. Voor dit grootschalige leesbevorderingsproject ontwikkelde Jet een Niet storen, ik lees-krant die maandelijks verscheen en een reeks tweetalige kinderboekjes, in Nederlands-Turks en Nederlands-Portugees. Schrijvers als Wim Hofman en Imme Dros schreven verhalen over de stad Rotterdam. Het idee hierachter was dat alle kinderen uit de buurt met elkaar de verhalen konden lezen en elkaar konden helpen met de Nederlandse taal. Het project was een groot succes en Jet beleefde er zo veel plezier aan dat ze dacht: ik ga hiermee door. Samen met Wim Hofman en vormgeefster Renée Koldewijn, die ook
| |
| |
enkele jaargangen van Literatuur zonder leeftijd heeft vormgegeven, ontwikkelde ze toen de BoekieBoekie-krant.
Intussen kende ze al illustratoren en ze wist dat hun werk nadat een boek af was, in een la verdween. Dat vond ze zonde en daarom maakte ze van haar atelierruimte een museum. ‘Het was eigenlijk een kleine ruimte met bankjes waarin plaats was voor ongeveer dertig kinderen,’ vertelt ze. ‘Alle muren hingen vol en je hoefde eigenlijk alleen maar rond te draaien om alles te kunnen zien, een zitrondleiding dus.’ Veel schoolklassen hebben hun ogen uitgekeken in Jets museum. Helaas was het toch niet zo handig je werkruimte als een museum in te richten. Jet besloot om van BoekieBoekie een reizend museum te maken. De tentoonstellingen die ze maakte, hingen steeds in een ander museum in Nederland.
| |
De BoekieBoekie-meisjes
Met de reizende tentoonstelling kwamen ook de BoekieBoekie-meisjes. ‘Ze studeerden Pedagogiek, Letteren of gingen naar de Reinwardt Academie en waren tussen de achttien en de vierentwintig jaar oud,’ vertelt Jet. ‘Carolien Bruinisse, een van de meisjes, maakte een handleiding voor de rondleiding door het museum, zodat iedereen die kon gebruiken.’
Kirsten van Romondt, die ook een BoekieBoekie-meisje was, vertelt over de rondreizende kunstwerken uit het museum en ze herinnert zich dat er rondom die kunstwerken projecten en opdrachten werden verzonnen om aan de kinderen te laten zien en ze te enthousiasmeren. ‘Jet onderschat het kind niet. Ze beschouwt het als volwaardig.’
Dat blijkt wanneer Jet uitlegt hoe het eraan toe ging tijdens een rondleiding in het BoekieBoekie-museum. ‘Bij ons is alles wat je zegt goed. Je hebt geen mening, geen oordeel.’ Ze wijst naar een luciferdoosje dat aan de muur hangt van de Rotterdamse Kunsthal, waar het jubileum van BoekieBoekie gevierd wordt met een tentoonstelling. Op het luciferdoosje is een gezichtje getekend, en als je het half openschuift steken de rode kopjes van de lucifers boven uit het hoofd. Als een kind zou vragen: ‘Juf, wat is dat? Waarom heeft dat jongetje lucifertjes in zijn hoofd?’, dan zou Jet daar niet direct antwoord op geven, maar het kind zelf laten nadenken door op haar beurt ook een vraag te stellen. ‘Wat denk jij, wat kun je maken met lucifers?’ Het kind zou
| |
| |
bijvoorbeeld kunnen antwoorden met: ‘Vuur.’ Dan zou Jet weer vragen: ‘En wanneer heb je vuur in je hoofd?’, waarop het kind zou antwoorden: ‘Als je boos bent’ of ‘Als je iets heel graag wil.’ Beide antwoorden zijn goed. ‘Zo leidden wij de kinderen rond,’ vertelt Jet. ‘We hadden kleine filosofische gesprekken.’
De BoekieBoekie-meisjes hielpen Jet niet alleen met de rondleidingen, maar ook met het maken van de BoekieBoekie-krant. Kirsten vertelt dat Jet bepaalde wat er ongeveer in kwam te staan en dat elk meisje een stukje voor haar rekening nam. ‘We waren in mijn tijd denk ik met acht,’ zegt ze. ‘Jet vertelde ons waar een bepaald stuk over moest gaan, wat het doel ervan was naar de lezer toe en hoeveel woorden we mochten gebruiken.’ Als het af was, bekeek Jet of ze het goed genoeg vond. ‘Ze is best streng, maar dat vond ik juist fijn. Ik heb veel van haar geleerd.’ Wat ze zich ook nog goed herinnert waren de teamuitjes, om ‘de spirit erin te houden’. ‘We zijn bijvoorbeeld een keer naar de Hoge Veluwe geweest en hebben daar op tandems gefietst en gepicknickt.’ Maar vooral het afwisselende aan haar baan vond ze fijn. De ene keer maakte Jet een tentoonstelling in een zeecontainer bij Hotel New York in Rotterdam, dan weer reisden de kunstwerken van Delft naar Purmerend. ‘Ik denk dat ik daarom zo lang ben gebleven [twee jaar, red.], ik verveelde me nooit.’
| |
Vierduizend gulden
De eerste echte BoekieBoekie-krant (die toen nog vier pagina's telde), maakte Jet met behulp van het geld van mevrouw Fennema. ‘In 1954 richtte mevrouw Fennema het kindertijdschrift Kris Kras op,’ vertelt Jet. Twaalf jaar later zag Fennema zich genoodzaakt om te stoppen met uitgeven. ‘Toen heeft ze het geld dat ze over had, vierduizend gulden, aan het tijdschrift St. Kitts van de Bovenwindse gegeven in de hoop dat zij het geld goed zouden gebruiken.’ St. Kitts ontdekte na een jaargang gemaakt te hebben, dat het bijna onmogelijk is een literair tijdschrift uit te geven. Ze gaven de vierduizend gulden die ze nog over hadden aan Jet, om BoekieBoekie te maken. ‘Inmiddels is mevrouw Fennema overleden, maar we zijn nog een keer bij haar langs gegaan om te vertellen dat de vierduizend gulden die zij ooit aan St. Kitts had gegeven nu door ons gebruikt werd om BoekieBoekie te maken. Ze vond het
| |
| |
| |
De Poem Express en de StArt Award
In 1992 bedacht Jet de Poem Express: een internationale gedichtenposterwedstrijd voor kinderen. Inmiddels bestaat de collectie uit gedichtenposters uit vierendertig landen in achtentwintig verschillende talen. Nummer vijftig van BoekieBoekie (dat toen niet langer meer een krant was, maar een echt tijdschrift) stond in het teken van de Poem Express. Het omslag was het logo van de Poem Express gemaakt van letters en er stonden gedichten in in vier verschillende talen. ‘Er volgden nog meer viertalige dichtbundels voor kinderen en de laatste was zelfs zeventalig!’ vertelt Jet. ‘Nederlands, Frans, Duits, Engels, Zweeds, Pools en Catalaans. En er stonden nog een paar gedichten in het Papiaments in.’
In 2006 bedacht Jet de internationale illustratiewedstrijd voor nieuw talent: de StArt Award. BoekieBoekie werd zo een podium voor jonge illustratoren. De illustraties van de StArt Award 2016, die nu in de Kunsthal hangen, zullen geveild worden. Een nieuw idee van Jet, waarmee ze hoopt genoeg geld te verdienen voor een nieuwe BoekieBoekie. ‘Het is fijn om onafhankelijk te zijn,’ zegt ze. ‘Het aanvragen van subsidies kost te veel tijd en energie.’ Bovendien kunnen kinderen en volwassenen zo genieten van een mooi kunstwerk aan hun eigen muur.
| |
| |
| |
Veel verschillende thema's
Het nummer dat bij het tienjarig jubileum van BoekieBoekie hoorde, werd gepresenteerd in Villa Zebra. Het museum dat Jet oprichtte en waarvoor ze telkens weer een andere tentoonstelling bedacht. Van de vier daaropvolgende nummers maakte ze tentoonstellingen die onder andere getoond werden in Villa Zebra. ‘Villa Zebra was bijzonder, maar op een gegeven moment was ik alleen nog de manager van het museum,’ zegt Jet. ‘Daar had ik geen zin meer in en ik stortte me weer helemaal op BoekieBoekie en de Poem Express.’
Veel uitgaven werden gemaakt in samenwerking met musea en theatergroepen. Zo was er het nummer ‘Zwarte confetti’, dat aansloot bij de tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog van het Historisch Museum Rotterdam. ‘Snorro’ ging over de gelijknamige voorstelling van het RO Theater, voor ‘Fata Morgana’ werd samengewerkt met het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en voor ‘Alice in Wonderland’ met MAAS theater en dans.
Natuurlijk zijn er ook nummers gemaakt die pasten bij de Kinderboekenweek. ‘We spelen een beetje met de thema's die de CPNB bedacht heeft,’ vertelt ze. Zo verscheen bij het thema ‘School’ het nummer ‘Klasse’ en bij het thema ‘Gedicht’ het nummer ‘Rap’. Bij het thema ‘Feest’ besloot ze het eens helemaal anders aan te pakken. ‘We brachten in februari, vooruitlopend op de Kinderboekenweek het nummer “Het cadeau” uit,’ zegt ze. Dat was niet zomaar een tijdschrift, maar een verjaardagskalender. ‘De lezer is op het verjaardagsfeestje van een bekende kinderboekenheld. Dat paste helemaal bij het thema “Feest”.’
‘Toen we voor Kunstbalie “Reinaert de Vos” hadden verstript, besloot de redactie om alleen nog maar nummers over boekenhelden te maken. Het was crisis, en de mensen wilden geen nummers meer kopen over aparte of onbekende thema's. Boekenhelden kent iedereen, we hoefden niets uit te leggen en we waren goedkoper dan het boek. Wat een businessmodel,’ zegt ze lachend.
| |
| |
| |
Een eng onderwerp
Een van de nummers die Jet nog goed is bijgebleven, is het nummer over de dood. Er stonden verhalen in over een opa en een oma die stierven, over een vader en over een doodgeboren kindje. ‘De dood is een heel bijzonder onderwerp,’ vindt Jet. ‘Niemand wil het over de dood hebben.’ Ze vertelt dat ze vlak na de verschijning van het nummer werd aangesproken door een groepje dames op leeftijd. Ze vroegen haar naar het nieuwe nummer van BoekieBoekie. ‘Ik vertelde dat het een heel mooi nummer was, over de dood. Dat vonden ze eng. Een van hen liet zelfs het nummer van schrik vallen.’ Mensen lezen liever niet over de dood, toch waren de kinderen die dat wel deden het helemaal met Jet eens. ‘Het nummer kreeg een tien van de lezers,’ vertelt Jet. ‘En terecht, het is een van de meest bijzondere nummers die BoekieBoekie ooit heeft gemaakt.’
| |
Heel veel moois in vijfentwintig jaar
BoekieBoekie is niet alleen een tijdschrift, maar ook hét podium voor gerenommeerde schrijvers en illustratoren en voor debutanten en kinderen. In de afgelopen 25 jaar zijn er 100 nummers verschenen; hieraan hebben 244 auteurs, 329 illustratoren en 414 kinderen een bijdrage geleverd. De illustratoren maakten samen meer dan 930 illustraties en de auteurs schreven meer dan 1075 teksten. De kinderen zorgden voor 279 verhalen, gedichten en strips en maakten ook nog eens 231 tekeningen!
‘Jaap Robben is opgegroeid met BoekieBoekie. Bibi Dumon Tak heeft bij BoekieBoekie leren schrijven voor kinderen. Loes Riphagen was debutant van de StArt Award 2008. Er hebben zo veel mensen bijgedragen aan alle nummers van de afgelopen jaren en ze deden het met plezier,’ zegt Jet trots.
Loco-burgemeester Pex Langenberg sprak Jet toe toen zij geridderd werd: ‘U lijkt een bijzonder actieve duizendpoot. Het is niet alleen bij BoekieBoekie gebleven. Plannen en ideeën heeft u volop en u weet ze ook te realiseren. Ik denk aan de StArt Award, de inmiddels internationale wedstrijd voor debuterende illustratoren. Zij vinden hier een dankbaar podium voor hun werk. En ik denk ook aan de Stichting Poem Express, het internationale kunst- en poëzieproject waardoor kinderen uit verschillende landen gedichtenposters kunnen maken die in een reizende expositie Europa doorgaan. En natuurlijk
| |
| |
denk ik ook aan uw initiatief om kinderkunsthal Villa Zebra op te richten. Voeg daarbij uw vele adviseurschappen, jurydeelnemingen en andere initiatieven om jeugd te betrekken bij de lees- en beeldcultuur en het is duidelijk: u lijkt niet alleen, maar u bént inderdaad een initiatiefrijke en energieke duizendpoot.’
| |
Hoe nu verder?
Jet heeft met BoekieBoekie een wonderlijke reis gemaakt, net als Jules Verne in het honderdste nummer. ‘Dit is het laatste nummer uit de serie tijdschriften,’ zegt Jet. Is dat niet jammer? Ze vindt van niet. ‘Aan alles komt een einde en nummer honderd vind ik mooi. Je kunt maar één keer beginnen en je kunt maar één keer stoppen.’ BoekieBoekie blijft nog wel bestaan, maar vanaf nu is het een jaarboek. ‘Ik heb een nieuw concept bedacht. De StArt Award is nu ons hoofdproduct geworden. Het jaarboek zal vol staan met het werk van nieuwe, jonge illustratoren.’ Aan de muur van de Kunsthal hangen ook alweer veelbelovende illustraties van het Jungleboek, die straks terug zijn te vinden in het jaarboek van volgend jaar.
Jet maakt dan wel geen tijdschriften meer, maar ze zit ook absoluut niet stil. ‘Ik ga nieuwe literaire animaties maken voor kinderen,’ vertelt ze. ‘Filmpjes met gedichten, die voorgelezen worden door kinderen. Ik vind het spannender en aansprekender om mijn filmpjes te laten inspreken door kinderen in plaats van door volwassenen.’ Daarnaast is ze vorig jaar begonnen met lesgeven in het buitenland. Ze heeft een Oost-Europatour gedaan en op verschillende kunstacademies colleges gegeven over illustreren, bijvoorbeeld over het verschil tussen tekenen voor een kinderboek en tekenen voor een tijdschrift.
‘Ik heb met heel veel verschillende mensen samengewerkt; dichters, schrijvers en illustratoren, in Nederland en internationaal, met kinderen, door kinderen en voor kinderen.’ Vijftien jaar geleden was Jet bij een workshop gedichten maken voor kinderen. Begeleider Amy de Waele had bedacht dat de kinderen een spreuk op een tegeltje moesten schrijven. Een van de jongens zat echter al een uur niks te doen, hij zat alleen maar. ‘Ik zei tegen hem: “Je moet wel wat doen, hoor, want het is leuk als je iets gemaakt hebt.” Joost heette hij, ik hoop dat ik hem ooit nog vindt. Hij keek me aan en leek te
| |
| |
denken dat ik wel een punt had. Toen pakte hij een pen en schreef dit op.’ Ze wijst naar het tegeltje, dat nu in de Kunsthal ligt. Ik moet er niet aan denken om als ik klaar ben met denken weer te gaan denken. ‘Briljant.’
|
|