| |
| |
| |
Noord en zuid, met of zonder grens
In gesprek met Marita Vermeulen (De Eenhoorn) en Dik Zweekhorst (Querido)
An-Sofie Bessemans
Dertig jaar Literatuur zonder leeftijd, dat betekent dertig jaar de ogen gericht op de jeugdliteratuur, haar geschiedenis en haar ontwikkeling. Vanaf het begin was er in het Nederlandse tijdschrift aandacht voor het internationale perspectief en zo ook voor het aangrenzende Vlaanderen. In 1988 wordt bijvoorbeeld verslag uitgebracht van een ontmoeting tussen Vlaamse en Nederlandse kinderboekenauteurs en -illustratoren. De lezer vandaag moet een glimlach onderdrukken als hij leest over de avontuurlijke ‘reis naar Baarle (zit je nu in België of Nederland? Moet ik een paspoort meebrengen? Gaan er bussen heen? Kun je 's avonds nog terug?)’ (Duijx, 1989, p. 6) en het schuchtere contact tussen de aanwezigen.
Ook in latere nummers wordt bericht over de band tussen Nederland en Vlaanderen of wordt de aandacht gevestigd op trends bij de zuiderburen. Zo waren er twee auteursnummers gewijd aan Vlaamse schrijvers (Henri van Daele en Bart Moeyaert). En zo schrijft Annemiek Hoitink (Hoitink, 2004) over een Vlaamse school, een groot aantal talentvolle illustratoren die rond de eeuwwisseling in Vlaanderen aan de slag is, en wijst Jet Marchau (2004) op de evolutie van het probleemboek in Vlaanderen aan de hand van het werk van onder meer Gerda Van Erkel. Wisselwerking is nooit ver weggeweest, zo blijkt ook uit een stuk van Annemie Leysen (2005) die in ‘Vlaamse uitgeverijen in beweging’ onder meer aantoont hoe de invloed van Nederlandse uitgeverijen sommige Vlaamse uitgeverijen tot bewustere keuzes dwong. Ook buiten het tijdschrift kwam het onderwerp ter tafel. In Een gat in de grens (Van Lierop-Debrauwer, Peters & De Vries, 1998) vraagt Nelleke Berns (oud-redactrice Querido) zich af: ‘Bestaat [er] één Nederlandstalige jeugdliteratuur? Ik zou zeggen, een beetje, soms, als het goed uitkomt, als het niet te veel moeite kost.’
| |
| |
Ter gelegenheid van het honderdste nummer stelt de redactie van Literatuur zonder leeftijd zich opnieuw de vraag: Hoe zit het anno 2016 met het contact tussen Nederland en Vlaanderen? Weten auteurs, illustratoren, uitgeverijen en lezers elkaar te vinden aan de andere kant van de Moerdijk? Marita Vermeulen (uitgeefster bij De Eenhoorn) en Dik Zweekhorst (redacteur Querido Kinderboeken) zoeken mee naar antwoorden.
| |
Groter zelfbewustzijn
Hoe is de Nederlandstalige jeugdliteratuur de voorbije dertig jaar veranderd, dat wil ik eerst van Vermeulen en Zweekhorst weten. Het antwoord luidt zoals vaak op dat soort vragen: er is veel en tegelijk niet veel veranderd. Er worden nog steeds veel boeken gemaakt, zowel boeken van mindere kwaliteit als goede boeken, en sommige daarvan zijn succesvol. Gemiddeld gaan de oplages achteruit, waardoor het voor schrijvers en uitgevers soms moeilijker geworden is. Minder boeken oogsten dus succes, op enkele de markt dominerende boeken na. Aan die populaire titels merk je al een verschil tussen Vlaanderen en Nederland. Algemene hypes als Harry Potter buiten beschouwing gelaten, heeft elk van beide landen zijn voorkeuren: las Vlaanderen een tijd geleden massaal Marc De Bel, Francine Oomen deed het in Nederland erg goed.
Opvallend als we kijken naar de Nederlandstalige literaire productie - de Nederlandse en de Vlaamse dus - is wel een groter zelfbewustzijn aan Vlaamse kant, een constatering die beide geïnterviewden bevestigen.
‘Vlaanderen had dan ook een achterstand in te halen,’ zegt Marita Vermeulen. ‘Veel Vlamingen van mijn generatie zijn opgegroeid met Nederlandse jeugdboeken. Pas vanaf de jaren tachtig kwamen illustratie en vormgeving in Vlaanderen op gang. Sinds de jaren negentig heeft er een explosie van talent en verscheidenheid in de jeugdboekenillustratie plaatsgevonden die nog steeds gaande is. Kijk maar naar het werk van bijvoorbeeld Gerda Dendooven, Carll Cneut en Kaatje Vermeire. In Vlaanderen hebben we een heel rijk aanbod van illustratoren met een eigen stem. Maar ook de kwaliteit van Vlaamse teksten doet niet onder voor de Nederlandse. Soms wordt er wat minder over gedaan, maar we hebben heel goede vertellers. Dan denk ik bijvoorbeeld aan Kristien Dieltiens, van wie Kelderkind internationaal gepre- | |
| |
zen wordt. Het is wel zo dat De Eenhoorn initieel veel meer aandacht had voor illustratie dan voor tekst. Maar ik denk niet dat dat nog geldt voor onze boeken van de laatste tien jaar. We hebben een mooi team van auteurs die allemaal op hun eigen manier, vanuit hun eigen noodzaak en bezieling schrijven. Onze teksten zijn warm, hebben een eigen toon en verteladem.’
Dik Zweekhorst bevestigt dat: ‘De golf van goede Vlaamse auteurs als Bart Moeyaert en Gerda Dendooven heeft zich steeds meer uitgebreid. In Nederland zijn er niet zo veel talenten bij gekomen als in Vlaanderen.’ Dat het zelfbewustzijn van Vlaamse auteurs is toegenomen, merkt hij bijvoorbeeld aan de taal: ‘Je weet nu wanneer je een boek oppakt en een paar zinnen begint te lezen, of het geschreven is door een Nederlander of een Vlaming. Het automatisme bij Vlamingen om te streven naar Standaardnederlands ebt weg. Vijftien jaar geleden waren Vlaamse auteurs sterker geneigd om te kiezen voor het Standaardnederlands, waar ze nu vaker typisch Vlaamse woorden of formuleringen prefereren. Onze aanpak bij Querido is niet veel veranderd. Bij het redigeren en het persklaar maken van een boek wijst een Nederlandse redacteur op constructies of woorden die voor Nederlandse lezers voor verwarring kunnen zorgen. Het is dan aan de auteur om te beslissen wat hij of zij daarmee wil doen. Vijftien jaar geleden waren Vlaamse auteurs sterker geneigd om Standaardnederlands te willen schrijven, waar ze nu vaker het Vlaamse alternatief prefereren. Natuurlijk is dat niet heel nieuw: in de boeken van Marita De Sterck kwam er altijd al veel Vlaams en spreektaal voor. Maar ik denk wel dat er vandaag een groter geloof is in de kracht van het Vlaams. Het is interessant om te zien wat Vlaamse auteurs willen en kiezen. Problemen ontstaan daar bij ons nooit over, ik vind taaldiversiteit iets positiefs. We bevinden ons in een klein, maar rijk taalgebied, ik denk dat het belangrijk is om van elkaars literatuur kennis te nemen. Daarom ben ik blij als ik op onze titelpagina “Amsterdam/Antwerpen” zie staan als plaats van uitgave, het is een symbool dat we open willen staan voor kleine verschillen.’
| |
Begeleiding
Is naast (de status van) de Vlaamse illustratie, tekst en taal ook (die van) de Vlaamse uitgeverij ten opzichte van de Nederlandse verbeterd? Zweekhorst
| |
| |
denkt van wel: ‘Ik denk dat het lange tijd voor Vlaamse auteurs belangrijk was om een Nederlandse uitgever te hebben. Dat geldt trouwens ook voor auteurs van volwassenenliteratuur. Dat heeft zeker te maken met het grotere bereik van Nederlandse uitgevers. Ik denk ook dat er voorheen minder oog was voor de kwaliteit van redactionele begeleiding in Vlaanderen. Dat is nu veranderd, Vlaamse uitgevers zijn kwalitatief beter geworden. Ik weet niet of een Vlaamse auteur heel veel beter zit bij Querido dan bij De Eenhoorn.’ Lachend: ‘Wij zorgen goed voor ze, maar dat doen Vlaamse uitgeverijen ook, en nadrukkelijk beter dan vroeger.’
Vermeulen wijst erop dat veel Vlaamse auteurs graag bij Querido publiceerden, vanwege de goede reputatie van oud-redacteur Jacques Dohmen. ‘Zijn talent om het beste uit een auteur te halen werkte als een magneet. De Eenhoorn investeert tegenwoordig erg in redactionele begeleiding. Ons contact met auteurs en illustratoren is veel intenser geworden en wij proberen ervoor te zorgen dat ze zich thuis voelen in ons uitgeefhuis. Daar kruipt veel energie in, maar je kunt een auteur of illustrator pas goed begeleiden als je elkaar goed kent en weet wat zijn drijfveren zijn. Wij bewaken heel sterk de authenticiteit, meer dan dat we mainstream willen zijn. Vanaf dat ik bij De Eenhoorn werkte, werd dat ook benadrukt, “Help vooral de mensen om zichzelf te zijn.” Je ziet dat ook aan ons fonds: de eenheid van De Eenhoorn zit in de verschillen.’
| |
Vlaamse beeldtaal
Aan dat alles valt te merken dat de Vlaamse jeugdliteratuur in de voorbije dertig jaar dus volwassener is geworden in de boekenwereld, en dat is een goede zaak, concludeert Zweekhorst. Hij wil overigens ook niet zeggen dat het in Nederland slecht gaat. Het kinder- en jeugdboek in Nederland is volgens hem stabiel. Wel heeft hij het idee dat het literaire kinderboek er minder wordt gewaardeerd dan vroeger. ‘Vijftien jaar geleden had het literaire kinderboek in Nederland veel prestige, vandaag wordt het vaak beschouwd als “mooi, maar niet voor kinderen”. In Vlaanderen kom ik dat minder tegen. Bart Moeyaert, Gerda Dendooven en Carll Cneut hebben in Vlaanderen een status verworven die weinig kinder- en jeugdboekenauteurs in Nederland hebben.’
| |
| |
Maar bovengenoemde auteurs mogen dan nog in eigen land veel succes oogsten met hun eigenzinnige oeuvre en terecht als bekende Vlamingen worden beschouwd, daarmee is de toegang tot de Nederlandse markt nog niet verzekerd. Vermeulen: ‘De Nederlandse boekhandel koopt ons maar zuinig in. Hun aanbod is helemaal anders dan in de Vlaamse boekhandel.’ Zweekhorst oppert dat dat ook door de Vlaamse beeldtaal komt, die toch meer aansluit bij een Zuid-Europese traditie. Vermeulen bevestigt dit: ‘De Vlaamse beeldtaal die geworteld is in kunst en cultuur, gaat uit van de idee dat je kinderen van alles mag laten proeven. In Nederland speelt vooral kindvriendelijkheid. Je ziet er veel meer Angelsaksische invloeden, in de stijl van Quentin Blake. Pas op, dat betekent niet dat wij enkel highbrow literatuur willen uitgeven. De moeilijkste boeken om te maken zijn in mijn ogen dan ook de goede en tegelijk toegankelijke boeken, waar een breed publiek zich in kan herkennen. Annemie Berebrouckx slaagt daar in mijn ogen weergaloos in. Ze bewaakt de leefwereld van het kind en slaagt er tezelfdertijd in zichzelf in haar illustraties te leggen. Dát zijn de boeken die lezers creëren, omdat kinderen er in kunnen binnentreden en het medium leren appreciëren, en zo verder evolueren. Natuurlijk zijn die gelaagde boeken erg interessant, maar een toegankelijk boek waarin tekst en beeld authentiek communiceren met kinderen, daar doe ik echt mijn petje voor af.’
| |
Afzetmarkt
Als de Vlaamse jeugdliteratuur zo gegroeid is, wat maakt dan dat de boekenverkoop maar moeizaam noordwaarts gaat? Vermeulen: ‘In Vlaanderen is te lang gedacht dat als we kwaliteit brengen, het publiek ons wel weet te vinden. Maar zo werkt het niet: je moet kwaliteit verkondigen en je trots uiten. Promotie en pr zijn echter on-Vlaams. Maar hoewel we daar op allerlei manieren op inzetten, moeten onze titels in Nederland het vaak nog steeds hebben van een bekroning. Ook een bespreking op televisie zoals in DWDD helpt, of een selectie voor de Nationale Voorleesdagen. Dan moeten we Nederland wél ineens massaal bevoorraden. Natuurlijk moeten we de krimpende budgetten van bibliotheken en de zware investeringen waar boekhandels voor staan daarbij in het achterhoofd houden. Wie inkoopt, wil graag snel succes en kiest daardoor helaas vaak voor wat al bekend of vertrouwd is.’
| |
| |
Zweekhorst sluit zich daarbij aan: ‘Ik weet niet of het op feiten gebaseerd is of een vooroordeel dat je Nederlandse boeken slecht kunt verkopen in Vlaanderen, maar die overtuiging lijkt bij Vlaamse boekverkopers te leven. Omgekeerd zijn ook in Nederlandse boekhandels weinig Vlaamse boeken te vinden, zeker als die bij een Vlaamse uitgever verschenen zijn. Querido bevindt zich in een gunstige positie omdat we zowel in Nederland als in Vlaanderen gevestigd zijn en een fonds hebben dat uit beide regio's put, wat er allicht voor zorgt dat onze boeken beter worden opgemerkt. Ook is zowel de aandacht van de traditionele media als het effect van de recensies drastisch afgenomen. Natuurlijk bestaan er uitzonderingen: het werk van Marita De Sterck bijvoorbeeld verkoopt in Nederland bovengemiddeld goed. Haar werk wordt in Nederland ook vaker positief onthaald dan in Vlaanderen.’
| |
Groener gras
Als het zo moeilijk is om tot de andere markt toegang te vinden, kunnen organisaties als het Vlaams en Nederlands Letterenfonds, Iedereen Leest (voormalige Stichting Lezen Vlaanderen) en Stichting Lezen Nederland dan geen duw in de rug betekenen? Vermeulen legt uit dat dat zo niet werkt. Hoewel haar medewerker buitenlandse rechten warme contacten heeft met het Vlaams Fonds voor de Letteren loopt de toegang tot de Nederlandse markt niet via die weg. ‘Elke Vlaamse uitgever moet de klus op eigen kracht klaren. Wat Iedereen Leest betreft, heb ik de voorbije decennia een voorkeur voor teksten uit Nederland vastgesteld, de positieve evolutie die Vlaanderen in dat opzicht doormaakte, bleef daardoor lange tijd onderbelicht. Als ik over het muurtje kijk, zie ik hoe de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek in Nederland een heel mooie samenwerking heeft met boekhandels en uitgeefhuizen. Dat is iets waar Vlaamse uitgevers van dromen: een huis van het boek waar alle medewerkers voluit voor de promotie van het boek gaan, inzicht tonen in wat de belangen en bijdragen van de verschillende partijen zijn en voldoende budgetten durven en kunnen investeren in de promotie van boeken in het hele Nederlandse taalgebied. De hervormingen bij Boek.be, die ingaan vanaf dit najaar en een bottom-up sturing beogen van het Vlaamse boekenvak, waarbij uitgevers, importeurs en boekhandelaren de prioriteiten bepalen, moeten beterschap brengen.’
| |
| |
Zweekhorst op zijn beurt ziet bij de buren ook groener gras. Het Nederlandse Letterenfonds behandelt illustratoren en auteurs niet gelijk. ‘In Nederland kunnen auteurs wel aanspraak maken op een werkbeurs van het Letterenfonds, maar illustratoren niet. Dat is een ongelijkheid die niet goed uit te leggen is, en waarbij illustratoren toch meer worden gezien als mensen die in opdracht werken in plaats van als makers van een eigen boek.’ Het Vlaamse fonds daarentegen steunt soms ook de productie van prentenboeken. ‘In Vlaanderen zijn strips en graphic novels een serieus literair genre, waar in Nederland nog steeds voor moet worden gestreden. Vlaamse volwassenen lezen zelf meer beeldverhalen en daardoor is de bereidheid om prentenboeken te kopen veel groter. Dat maakt allicht dat Nederlandse uitgevers voorzichtiger zijn in hun keuzes dan in Vlaanderen, dat illustratoren actief financieel ondersteunt, waardoor diversiteit veel makkelijker kan ontstaan. In Nederland is het voor een illustrator veel moeilijker om een boek te maken van zesennegentig geïllustreerde pagina's. Daar werk je een hele tijd aan en de kans bestaat dat je van je uitgever maar een heel klein voorschot krijgt. Dan moet je het wel héél graag willen maken. Bovendien worden in Vlaanderen veel meer illustratoren opgeleid. Al met al heeft Vlaanderen daardoor een rijkere voedingsbodem voor geïllustreerde boeken dan Nederland.’
| |
Combinaties
Met afslankende bibliotheekbudgetten, schuchtere boekhandels, onzekere media-aandacht en bekroningen waar je niet op kan rekenen hangt heel veel af van auteur en uitgever die zelf de handen in elkaar slaan. Querido bevindt zich in een bijzondere positie, met een lange traditie van een nadrukkelijk gemengd Nederlands-Vlaams fonds. De Eenhoorn heeft enkel een uitgeefhuis in Vlaanderen. Beide uitgeverijen stellen de kwaliteit voorop in het beoordelen van de manuscripten, of het nu om Vlaams of Nederlands werk gaat, zo klinkt het, maar er spelen ook andere factoren mee. Iedere uitgeverij hanteert daarbij strategieën die hem passen. Bij Querido zien we bijvoorbeeld vaak Vlaamse auteurs en illustratoren in tandem, zoals Michael de Cock en Judith Vanistendael in de reeks over Rosie en Moussa. Zweekhorst legt uit hoe die combinatie tot stand is gekomen: ‘Belle Kuijken, onze redactrice in Vlaanderen, wilde heel graag een boek met Judith maken en toen ze
| |
| |
de tekst van Michael las, vond ze die heel goed bij Judith passen. Bijna al onze Vlaamse auteurs worden begeleid door Belle Kuijken, die beter op de hoogte is van Vlaamse illustratoren en sneller aan hen denkt. Maar soms komt het initiatief ook van een Vlaamse auteur die heel graag zelf met deze of gene Vlaamse illustrator wil werken. Daarnaast zijn er ook tegenvoorbeelden, zoals bij Groter dan een droom van Jef Aerts en Marit Törnqvist. Maar inderdaad, het gebeurt te vaak dat Vlamingen met Vlamingen samenwerken en Nederlanders met Nederlanders om toeval te zijn. Het heeft er allicht ook mee te maken dat meer nog dan vroeger boeken vooral verkocht worden op de eigen markt. Als illustratoren het op de eigen markt beter doen, daar meer aandacht krijgen en dus betere verkoopmogelijkheden, dan hou je daar als uitgever rekening mee.’
Bij De Eenhoorn zien we een andere tactiek: als we de Nederlanders in hun fonds bekijken, dan springt vooral Edward van de Vendel eruit, die overigens ook bij Querido publiceert. Bij De Eenhoorn verschijnen vooral zijn prentenboeken, vaak met illustraties van jong Vlaams illustratietalent zoals Mattias De Leeuw, Alain Verster, Anton Van Hertbruggen... Vermeulen zegt daarover: ‘Edward is een echte ontdekkingsreiziger met veel oog voor illustratie en zo kwam hij bij ons terecht. Hij denkt op een heel plezierige manier mee over uitgeven, over wat er allemaal kan, heeft een grote liefde voor mooi werk en ziet graag de markt groeien. Hij geeft ook wel eens een tip over Nederlandse namen die we in het oog moeten houden. Als je een goed contact hebt met Nederlanders, komt er soms wel meer uit voort. Zo breiden we uit. Natuurlijk is het meegenomen om een Nederlandse auteur aan een Vlaamse illustrator of omgekeerd te koppelen, zodat ze elkaar kunnen versterken, of om een beginnende illustrator aan een gevestigde auteursnaam of vice versa te koppelen. De samenwerking moet natuurlijk kloppen, maar je denkt ook aan wat helpt het boek in de wereld te brengen. Zo vind je misschien op de twee markten makkelijker toegang.’
| |
Conclusie
Het ‘gat in de grens’ waar Nelleke Berns het in 1998 over had, is helaas nog niet erg gegroeid. Opvallend is wel dat Vlaanderen zelfbewuster is geworden. Maar van een Nederlandstalige jeugdliteratuur is anno 2016 ook nog aller- | |
| |
minst sprake. Vlaanderen mist een grondiger samenwerking voor de Vlaamse boekpromotie in het hele taalgebied, Nederland is jaloers op het rijke klimaat voor illustratoren in Vlaanderen. De geïnterviewden zien de afstand niet snel dichten, maar zijn het erover eens dat het gat wel groter kan. Zweekhorst: ‘Bij het literaire kinderboek is er meer uitwisseling mogelijk, denk ik. Lezers van literaire boeken zijn veelal geoefende lezers die complexere dingen aankunnen en dus makkelijker over kleine taal- en cultuurverschillen heenstappen.’
Ter inspiratie van wie het gat verder wil verbreden citeer ik graag Hugo Brems, de literatuurwetenschapper die zich beijvert voor een nader tot elkaar groeien van literair noord en zuid: ‘De lotgevallen van de geschiedenis hebben meegebracht dat de Nederlandstalige literatuur verspreid zit over twee landen, met elk een eigen verleden, eigen tradities en een eigen mentaliteit. Dat is soms frustrerend en het schept voortdurend misverstanden, maar het kan ook een grote rijkdom zijn, een kans om elkaar te verrijken en aan te vullen. Om de beweeglijkheid en de diversiteit van de Nederlandstalige literatuur te bevorderen. Zoiets is niet het werk van gedreven, blinde integreerders, maar evenmin van angstige en bekrompen provincialen.’
| |
Secudaire literatuur
Berns, N., ‘Bestaat er één Nederlandstalige jeugdliteratuur?’ In: H. van Lierop-Debrauwer, H. Peters & A. de Vries (red.), Een gat in de grens: ontwikkelingen in literatuur en onderwijs. Tilburg, Tilburg University Press, 1998, pp. 125-136. |
Brems, H., ‘Hoe Nederlands is de Vlaamse literatuur?’ In: H. van Lierop-Debrauwer, H. Peters & A. de Vries (red.), Een gat in de grens: ontwikkelingen in literatuur en onderwijs. Tilburg, Tilburg University Press, 1998, pp. 113-124. |
Duijx, T., ‘Noord-Zuid ontmoeting in Baarle.’ In: Literatuur zonder leeftijd, 3 (9), 1989, pp. 6-11. |
Hottink, A., ‘Is er een Vlaamse School?’ In: Literatuur zonder leeftijd, 18 (63), 2004, pp. 78-90. |
| |
| |
Leysen, A., ‘Vlaamse uitgeverijen in beweging.’ In: Literatuur zonder leeftijd, 19 (66), 2005, pp. 47-58. |
Marchau, J., ‘De evolutie van het probleemboek in Vlaanderen: drie Vlaamse auters als voorbeeld.’ In: Literatuur zonder leeftijd, 18 (63), 2004, pp. 36-45. |
|
|