Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 30
(2016)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| ||||||||||||||||
Wat is ‘literatuur zonder leeftijd’ en kan jeugdliteratuur een label krijgen?
| ||||||||||||||||
GeadresseerdheidOm deze vraag te kunnen beantwoorden is het van belang om ‘leeftijd’ en ‘doelgroep’ theoretisch te kaderen. Volgens Barbara Wall (1991, pp. 30-35) kan er in jeugdboeken sprake zijn van een single, double en dual address. Bij single address is het boek gericht op één enkele lezersgroep. Dat wil zeggen | ||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||
dat er met een kinderboek alleen kinderen worden aangesproken of juist enkel volwassenen. Eigenlijk is er bij dergelijke boeken sprake van ‘literatuur mét leeftijd’, aangezien een auteur of verteller een specifieke, afgebakende leeftijdsgroep wil aanspreken. Een begrip dat raakvlakken heeft met deze enkelvoudige geadresseerdheid is ‘adaptatie’. Deze term wordt gebruikt om het verschijnsel aan te duiden dat auteurs zich bij het schrijven voor jeugd of het bewerken van volwassenenliteratuur tot een kinderboek specifiek aanpassen aan deze doelgroep. Er wordt rekening gehouden met de ‘belangen, behoeften, wijze van ervaren, kennis, leervermogen enz. van kinderen en jeugdigen’ (Klingberg, 1973, p. 21). Naast de enkelvoudige onderscheidt Wall ten tweede de dubbele geadresseerdheid. Dit houdt in dat een verteller in zijn verhaal wisselt in het aanspreken van kinderen en volwassenen. Daarbij worden vaak opmerkingen over kinderen gemaakt die zij zelf niet begrijpen, maar de volwassen lezers wel (Wall, 1991, p. 30). Ook Vanessa Joosen en Katrien Vloeberghs (2008, p. 23) spreken over de dubbele geadresseerdheid, die volgens hen inherent is aan jeugdliteratuur. Het zijn immers de volwassenen die boeken uitgeven, recenseren en kopen, en daar zijn schrijvers zich uiterst bewust van. Volgens Henk Peters en Helma van Lierop-Debrauwer (1998, p. 145) is deze dubbele geadresseerdheid ‘misschien wel één van de meest kenmerkende eigenschappen van jeugdliteratuur.’ Zohar Shavit schrijft over jeugdboeken die tot meerdere literaire systemen behoren, en die zij ambivalente teksten noemt. Ze doelt daarmee op werken die naar kinderen geadresseerd lijken te zijn (de pseudo geadresseerde), maar zich eigenlijk op volwassenen richten als de voornaamste lezers (Shavit 1986, p. 71). Wall brengt ten derde de duale geadresseerdheid naar voren, waarbij een verteller zich simultaan op twee soorten publiek richt door een serieuze toon aan te nemen tegenover de lezers of een onderwerp te kiezen dat zowel jeugd als volwassenen kan interesseren. In tegenstelling tot de dubbele geadresseerdheid draait het hier om een gelijkwaardige behandeling van kinderen en volwassen lezers (Wall, 1991, p. 35). Een begrip dat tevens met geadresseerdheid van doen heeft, is cross-over fiction. Dit is een verwarrende term, omdat er drie definities van bestaan die wijdverbreid en door elkaar heen worden gehanteerd. Ten eerste wordt het begrip regelmatig gebruikt als het equivalent van adolescentenliteratuur. Het | ||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||
genre dankt in dat geval zijn naam aan zijn positie tussen de jeugdliteratuur en de volwassenenliteratuur. De tweede definitie stelt echter dat cross-overs boeken zijn die door zowel kinderen als volwassenen gelezen worden (Kraaijeveld, 2005). Een derde en veel voorkomende uitleg van het begrip is daarnaast dat cross-over boeken oorspronkelijk voor een bepaald publiek werden geschreven, maar in de praktijk ook een ander publiek wisten te bereiken. Zij staken als het ware over tussen doelgroepen en werden door een ander publiek toegeëigend (Beckett, 2008, pp. 3-4). Hoewel deze definitie net als de duale geadresseerdheid draait om het aanspreken van kinderen en volwassenen, kunnen beide niet aan elkaar gelijk gesteld worden. Cross-over titels overschrijden de grens tussen lezerspublieken immers zonder dat de auteur dit bewust nastreefde. Daarnaast worden verschillende doelgroepen in duaal geadresseerde werken via dezelfde elementen aangesproken, terwijl cross-over boeken op een gelijkwaardige manier, maar in andere elementen de verschillende soorten lezers adresseren (pp. 3-4). Het grensverkeer (het Nederlandse equivalent van het woord cross-over) gaat in de meeste gevallen om jeugdliteratuur die volwassen lezers bereikt. Andersom is veel minder vaak het geval (Overmeijer, 1994, p. 140). Het ontstaan van cross-over literatuur is volgens veel academici en critici het gevolg van de literaire emancipatie van de jeugdliteratuur, die in de jaren tachtig van de vorige eeuw begon. Aan kinderboeken werd een hogere literaire kwaliteit en status toegekend, waardoor de grenzen tussen jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen vervaagden en ook oudere lezers vaker naar jeugdboeken grepen. De discussie die sindsdien wordt gevoerd over het onderscheid en de scheidingslijn tussen beide soorten literatuur, wordt het grensverkeerdebat genoemd (Van Lierop-Debrauwer, 2000, p. 336). In dit overzicht komen verschillende soorten artikelen voor waarvan velen een bijdrage aan dit debat leverden. Mijn selectiecriterium bij het kiezen van artikelen voor het overzicht was een aanwijzing in de titel (en vervolgens natuurlijk in de inhoud) die te relateren was aan de termen grensverkeer, cross-over, duale geadresseerdheid of literatuur zonder leeftijd.Ga naar voetnoot1 | ||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||
Een verhitte discussieEen artikel dat de tegengestelde meningen binnen het grensverkeerdebat perfect illustreert, is ‘Discussie voor alle leeftijden?’ van Quirin van Os (2003). De bijdrage bespreekt een krantenartikel over het cross-over verschijnsel, dat op 30 mei 2003 verscheen in de Volkskrant en geschreven is door Hans Bouman. Daarin worden onder andere de grenzen tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur besproken en in het kader daarvan komt Anton Korteweg aan het woord, op dat moment directeur van het Letterkundig Museum en Kinderboekenmuseum. Hij stelt dat in kinderboeken ‘de ruimte van het volledige leven’ niet aan de orde komt en dat dit genre vooral geruststellend werkt, terwijl echte literatuur verontrustend is (Van Os, 2003, p. 126). Ted van Lieshout reageert op deze uitspraken met zowel een korte ingezonden reactie naar de Volkskrant als in een persoonlijke brief die hij aan Korteweg stuurt en beide zijn in Literatuur zonder leeftijd gepubliceerd. Daarin legt hij uit dat jeugdboeken wel degelijk uiting geven aan ‘de ruimte van het volledige leven’, omdat de werken door volwassen auteurs zijn geschreven die veel levenservaring bezitten. Dat niet iedere jeugdige lezer de dieper gelegen betekenissen van een boek meekrijgt, is een andere zaak. Met een eigen voorbeeld illustreert Van Lieshout vervolgens dat zijn jeugdverhalen zowel kinderen als volwassenen aan het denken kunnen zetten: ‘Die kunstervaring is voor alle mensen, van welke leeftijd ook, even belangrijk’ (p. 130). De reactie van Korteweg op deze brief is tot Van Lieshouts teleurstelling slechts kort en heeft dezelfde strekking als zijn eerdere uitspraken. Korteweg beziet de jeugdliteratuur vanuit de lezer en niet vanuit de makers van de boeken, en stelt de volwassenenliteratuur daarmee boven jeugdboeken. | ||||||||||||||||
De grens tussen jeugd- en volwassenenliteratuurIn hoeverre er sprake is van een grens tussen jeugdboeken en literatuur voor volwassenen is regelmatig in Literatuur zonder leeftijd onderzocht via vergelijkend onderzoek. Zo gaat Selma Niewold (1992) in ‘Literatuur voor volwassenen of literatuur voor kinderen?’ na waarom Jan, mijn vriend (1991) van Peter Pohl en Rooie van Willem van Toorn (1991) als jeugdboeken gezien worden, terwijl Robinson van Doeschka Meijsing uit 1976 tot de literatuur voor volwassenen wordt gerekend. Ze vergelijkt de werken uit verschillende literaire | ||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||
systemen met elkaar en stuit niet op grote verschillen. Ze maakt dan ook duidelijk dat zij de scheiding tussen jeugd- en volwassenenliteratuur een dwaze scheiding vindt. Het werkt stigmatiserend voor jongeren, die denken dat zij nog te klein zijn voor volwassenenliteratuur en daarnaast schrijven volwassenen jeugdboeken af, omdat die niet meer voor hen bedoeld zouden zijn. Ook Bea Ros (2013) voert een vergelijkend onderzoek uit naar een jeugd- en volwassenenboek, namelijk Verraad me niet van Tessa de Loo (2011) en Vuurbom van Harm de Jonge (2011). In beide boeken staat een jeugdige protagonist centraal die met schuldgevoelens en verwarring te kampen heeft. Waar er in Vuurbom van een kinderblik sprake is, die maakt dat auteur en lezer elkaar via symmetrische communicatie ontmoeten, is dit bij De Loo ver te zoeken. Zij vertelt haar verhaal in volwassen formuleringen, die daarnaast heel beschrijvend en beschouwend zijn, en creëert zo een afstand tussen lezer en hoofdpersoon. Ze sluit tevens bij het volwassen literaire systeem aan door het gebrek aan optimisme. Wat zij wel uit de jeugdliteratuur overneemt is de eigenschap om weinig open te laten voor eigen interpretaties. Volgens Ros heeft De Loo met deze combinatie van elementen nu juist het verkeerde uit beide literaire systemen gepakt. De Jonge is er volgens haar echter erg goed in geslaagd; hij weet de authentieke kinderblik succesvol met open plekken te verenigen. De volwassenliteratuur van Tessa de Loo is vaker onderwerp in Literatuur zonder leeftijd. Zo vergelijkt Nicky de Boer (2014) de volwassenroman Kenau (2013) van De Loo en het jeugdboek Kathelijne van Kenau van Lydia Rood (2013) om te zien welke verschillen ertussen bestaan en of deze verklaard kunnen worden door de andere soorten doelpubliek. De gebeurtenissen die plaatsvinden blijken min of meer gelijk te zijn in beide boeken, maar de verhalen kennen een andere protagonist, wat gevolgen heeft voor andere belangrijke verhaalelementen. Zo worden de gebeurtenissen in het volwassenenboek vanuit de moeder bezien, terwijl in Kathelijne van Kenau het perspectief van de dochter wordt aangenomen. Zowel het vertelperspectief, de karakterisering van beide personages, de rol van de geschiedenis, de opbouw van spanning en de ontwikkeling van de moeder-dochterrelatie zijn verschillend van aard. Daarmee geeft de volwassenenroman een goed beeld van de historische periode en sluit het jeugdboek als een initiatieroman aan | ||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||
bij de belevingswereld van jonge lezers. Wanneer de artikelen van Ros en De Boer naast elkaar gelegd worden, is het interessant te concluderen dat naast een volwassen protagonist ook een kinderlijk hoofdpersonage tot een volwassenboek kan leiden. De geadresseerdheid is daarbij vooral het gevolg van de vertelwijze en het gebruik van volwassen taal. Nicole Hurkmans (2008) doet verslag van haar onderzoek, waarin ze naging of het toenemende aantal dubbelpublieksauteurs (die zowel boeken voor jeugd als voor volwassenen schrijven) leidt tot het vervagen van grenzen tussen de jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen. Zij onderzocht en vergeleek de werken van vier dubbelpublieksauteurs; Joke van Leeuwen, Daan Remmerts de Vries, Willem van Toorn en Mensje van Keulen. Hurkmans trachtte te achterhalen of hun werkinterne en werkexterne poëtica overeenkomen en ze richtte zich op de manier waarop in de kritiek met grensverkeer en dubbelpublieksauteurs wordt omgegaan. Ze concludeert dat de grenzen nog niet verdwenen zijn, omdat auteurs niet altijd op symmetrische wijze met hun kindpubliek communiceren en niet open zijn over hun poëtica wat jeugdboeken betreft. Ook in de kritiek moet nog veel gebeuren, aangezien literatuur voor de jeugd nog steeds als een ander genre wordt behandeld dan volwassenenliteratuur. Zij besluit dan ook met de woorden: ‘Pas wanneer schrijvers niet alleen jeugdboeken vanuit een literaire intentie schrijven, maar critici, lezers en wetenschappers ook bereid zijn deze boeken op literaire gronden te beoordelen en te waarderen, kan er mijns inziens volledig sprake zijn van grensverkeer.’ (p. 112) | ||||||||||||||||
Grenzen in de kritiekDe zienswijze van Hurkmans op de stand van zaken in de jeugdliteraire kritiek en de kritiek voor volwassenenliteratuur vindt aansluiting bij het artikel van Jen de Groeve (2012). In ‘Grensverkeer? Werkelijk? Literatuurkritiek in twee verschillende leefwerelden’ signaleert zij tevens het uitblijven van werkelijk grensverkeer tussen beide soorten kritiek. In tegenstelling tot Hurkmans stelt zij echter dat een gemeenschappelijke kritiek op dit moment ook niet wenselijk is, omdat zowel jeugdboeken als recensies hieromtrent te veel verschillen van boeken voor volwassenen en de daarbij behorende recensiepraktijk. Het algemene publiek ziet nog lang niet altijd het belang | ||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||
van een goed beargumenteerd oordeel over jeugdboeken. Daarnaast wordt in tijdschriften over jeugdliteratuur te weinig gereflecteerd op het eigen vak, terwijl literatuurtijdschriften voor volwassenen op zichzelf de literaire context waar zij onderdeel van zijn, beïnvloeden. Als ‘systeem’ zou jeugdliteratuur ‘nog heel wat aan body en persoonlijkheid moeten winnen om baat te vinden bij een gemeenschappelijke benadering’ (p. 55). Maar dan nog is het de vraag of dit wel zo positief zal uitwerken voor jeugdliteratuur. De Groeve vreest dat de boeken tegen volwassenenliteratuur afgemeten zullen worden en dat dit het oordeel over kinderboeken geen goed zal doen. Persoonlijk vraag ik me hetzelfde af en denk ik dat los van de al dan niet aanwezige inhoudelijke of generieke verschillen tussen jeugd- en volwassenenliteratuur vooral de houding van huidige recensenten van volwassenenliteratuur tegenover jeugdboeken een samensmelting van kritieken onmogelijk en onwenselijk maakt. | ||||||||||||||||
De grens tussen jeugdpoëzie en gedichten voor volwassenenEr is niet enkel onderzoek uitgevoerd naar grensverkeer wat de jeugdliteratuur en de jeugdliteraire kritiek betreft, maar ook naar jeugdpoëzie. Zo is Claire Polders (1997) er in haar artikel ‘Verborgen Poetica's. Een lezing van poëzie zonder leeftijd’ van overtuigd dat kinderpoëzie in niets verschilt van poëzie voor volwassenen, maar dat de gedichten enkel met een ander label op de markt gebracht worden. Ze stelt dat kindergedichten ook geheimzinnig en dubbelzinnig kunnen zijn, dat er meer betekenissen achter schuilgaan en dat ze opgebouwd zijn uit (poëtische) taal die door de lezer gemanipuleerd kan worden. Dit bewijst ze aan de hand van besprekingen van gedichten die voornamelijk afkomstig zijn uit de bloemlezing Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is van Tine van Buul en Bianca Stigter (1990). De gedichten lijken in eerste instantie niet poëticaal te zijn, maar blijken toch geïnterpreteerd te kunnen worden als gedichten die ‘het gedicht’ als onderwerp aangenomen hebben. Polders sluit dan ook af door te stellen dat kinderpoëzie ook de aandacht van de lezer vraagt en interessant is om intensief te bestuderen. Voor haar is van een grens tussen de kinder- en volwassenenpoëzie in feite geen sprake. | ||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||
Jan van Coillie (2005a) onderzocht poëzie voor kinderen en jongeren vanaf 1975, en focuste zich daarbij op poëtica en op formele en inhoudelijke vernieuwingen. In ‘Geen brug te ver. Poëzie zonder leeftijd?’ beschrijft hij de ontwikkeling waarbij jeugdpoëzie steeds dichter naar poëzie voor volwassenen toe is gegroeid. De typische verhalende kindergedichten met ‘de vrijblijvende fantasie en humor, de directe emoties en de klassieke vorm’ zijn voor veel dichters verleden tijd (p. 32). Steeds meer dichters voor volwassenen maakten de overstap naar de jeugd en hebben elementen als beeldspraak, enjambement en een Unbestimmtheit meegenomen naar de wereld van de jeugdpoëzie. Dit type gedichten tracht jonge lezers het bekende als nieuw te laten bekijken en het bijzondere in het gewone te laten ontdekken. In een vervolg op dit artikel gaat Van Coillie (2005b) dieper in op de zojuist beschreven ontwikkeling. Hij bestudeert, zoals Niewold dat voor de jeugdliteratuur deed, dichtbundels van vier dichters die voor beide doelgroepen schrijven: Wiel Kusters, Remco Ekkers, Elma van Haren en Eva Gerlach. Zijn conclusie is dat de auteurs veel elementen vanuit hun bundels voor volwassenen overhevelen naar de jeugdpoëzie, zoals beeldspraak en de vrije versvorm. Het is volgens Van Coillie moeilijk te beoordelen of de dichters ook kenmerken van hun jeugdgedichten naar de poëzie voor volwassenen meenemen, zoals speelsheid en klankrijke elementen. Verschillen in onderwerpen zijn opvallend. Waar voor volwassenen abstracte, algemene thema's worden uitgewerkt, zijn de onderwerpen in de jeugdbundels concreet en zoeken zij aansluiting bij de leefwereld van deze doelgroep. De gedichten voor volwassenen zijn tot slot ook veel meer hermetisch dan de jeugdpoëzie. In tegenstelling tot Polders neemt Van Coillie, ondanks de verschuiving van de jeugdpoëzie richting de gedichten voor volwassenen, toch nog wezenlijke verschillen tussen beide genres waar. Dit is wellicht de reden dat hij niet, zoals Niewold, oproept de scheiding tussen beide op te heffen. | ||||||||||||||||
Het cross-over fenomeenHet verschijnsel dat als geen ander illustreert dat de grenzen tussen jeugd- en volwassenenboeken vervagen is die van de cross-over fiction. Zonder de term expliciet te gebruiken wordt deze ontwikkeling door Henk Peters en Helma van Lierop-Debrauwer (1998) al waargenomen en beschreven. In | ||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||
‘Volwassen leesplezier in jeugdboeken. Van escape naar goede smaak’ stellen zij namelijk vast dat volwassenen steeds meer plezier beleven aan het lezen van jeugdboeken. Als reden hiervoor wordt de escape-functie genoemd: het verlangen naar zekerheden uit de kindertijd. Maar Peters en Van Lierop-Debrauwer zoeken de reden van het volwassen leesplezier ook op literair-esthetisch vlak. Sinds de jaren tachtig verschijnen er steeds meer ambivalente jeugdboeken, die ook een volwassen publiek aanspreken doordat zij kenmerken hebben als zelfreferentialiteit en intertekstualiteit. Het adresseren van een volwassen publiek, zo benadrukken zij echter, is geen nieuw fenomeen. Verhalen zoals Alice's Adventures in Wonderland (1865) wisten door de vervaging van grenzen tussen fantasie en werkelijkheid, het parodiëren van andere, bekende verhalen en het spel met taal ook al volwassen lezers te bereiken. Eerder kwam al ter sprake dat er drie definities van de term cross-over bestaan, waardoor het gebruik ervan soms lastig en verwarrend is. Twee van deze definities werden door Joyce Kraaijeveld (2005) achterhaald. Ze ontdekte dat het begrip in literaire tijdschriften gelijk staat aan adolescentenromans, terwijl er in de landelijke dagbladen boeken mee worden aangeduid die door zowel kinderen als volwassenen worden gelezen. Ze onderzocht vervolgens twee boeken die in de verschillende media als cross-overs werden bestempeld, namelijk Gebr. van Ted van Lieshout (1996) en Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht van Mark Haddon uit 2003. Op enkele stijlverschillen na kennen de boeken veel overeenkomsten. Ook presenteert Kraaijeveld de resultaten van een kleine enquête over de leesmotivatie van volwassenen. Als zij jeugdboeken lazen, was dat vooral omdat zij dit genre als simpel beschouwen en ze kozen dus niet voor boeken die dicht bij de volwassenenliteratuur liggen. Al met al doet Kraaijeveld de term cross-over literatuur af als een verwarrende term die beter niet meer gebruikt kan worden. Ze stelt in plaats daarvan ‘dubbelpublieksboeken’ en ‘adolescentenliteratuur’ voor. Beide kunnen voor zowel jeugdboeken als volwassenenliteratuur worden gebruikt. In het eerste begrip kan ik mij goed vinden, omdat het de lading (boeken die twee publieken aanspreken) dekt. De term ‘adolescentenliteratuur’ is echter niet zo verhelderend en eenduidig als Kraaijeveld wellicht denkt, zoals later bij de bespreking van dit genre zal blijken. | ||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||
Ook wetenschappelijke boeken over het cross-over fenomeen kregen een plek in Literatuur zonder leeftijd, middels boekbesprekingen. Zo behandelt Harry Overmeijer (1994) het werk Grensverkeer van Peter van den Hoven, dat in 1994 verscheen. Dit boek tracht door middel van een verzameling artikelen een beeld te schetsen van de ontwikkelingen die de jeugdliteratuur sinds de jaren zeventig heeft doorgemaakt. Van Lierop-Debrauwer (2010) geeft daarnaast haar oordeel over Sandra L. Beckett's Crossover Fiction (2009). In dit boek behandelt Beckett het grensverkeer tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur. De twee voornaamste doelen van het boek zijn het plaatsen van het cross-over fenomeen in een historisch kader en het tonen van de reikwijdte van het verschijnsel. | ||||||||||||||||
Specifieke cross-oversNaast de zojuist besproken algemene artikelen over het verschijnsel grensverkeer, zijn er tevens artikelen verschenen die specifieke titels of een bepaalde auteur als cross-over bestempelen. Volgens mijn eerder weergegeven selectiecriterium bespreek ik hier enkel de bijdragen die in hun titel naar het cross-over fenomeen verwijzen. Daarmee toont deze paragraaf slechts een selectie uit de hoeveelheid artikelen die over de jaren heen in Literatuur zonder leeftijd verschenen en titels of schrijvers als cross-over benoemden. Het eerste artikel dat ik nu bespreek gebruikt de term cross-over in de zin van een boek dat voor één publiek op de markt gebracht werd, maar ook een ander publiek bereikt. De overige artikelen in deze paragraaf hanteren de definitie van cross-over als boeken die twee soorten publiek adresseren. Roddy Doyle's Paddy Clarke Ha Ha Ha (1993) is volwassenenliteratuur, maar in de ogen van Jolan Douwes (1994) ook geschikt voor tieners. Het verhaal is namelijk geschreven vanuit het perspectief van een dertienjarige jongen, die over zijn eigen leven en belevenissen vertelt in een fictieve arbeiderswijk in Dublin, in het jaar 1968. Juist omdat tieners met dezelfde blik naar de wereld kijken, verwacht Douwes dat de ‘subtiele grapjes, de frappante observaties en de onnavolgbare associaties’ voor hen heel herkenbaar zijn (p. 31). Zijn enige twijfel ligt bij de complexe structuur van het verhaal, maar ondanks dat zou hij het werk toch graag voor de jeugd uitgegeven zien. Het boek zou daarmee een van de voorbeelden binnen het cross-over | ||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||
fenomeen zijn van volwassenenliteratuur die kinderen bereikt, in plaats van de omgekeerde beweging die veel vaker wordt waargenomen. Beckett (2007) benoemt schrijver Paul Biegel in de titel van haar artikel als een auteur voor verschillende leeftijden. Ze betreurt dat zo weinig van zijn boeken naar het Engels zijn vertaald. In haar artikel ligt de focus vooral op Wie je droomt ben je zelf uit 1977, een hertelling van het sprookje van Roodkapje die volgens haar een cross-over titel is. Het boek toont het klassieke verhaal vanuit de perspectieven van alle betrokken personages en geeft op die manier een psychoanalytische en filosofische kijk op het sprookje. De gelaagdheid van het werk maakt het aansprekend voor zowel jong als oud, aldus Beckett. Moeilijke thema's worden op een toegankelijke manier gebracht en kinderen zullen intertekstuele verwijzingen zien en vatten. Subtiele ironische illusies worden enkel door volwassenen opgepikt. De algemeenheid van de problemen, instincten en emoties spreken beide lezersgroepen aan, waardoor zij allebei worden uitgedaagd om, net als de karakters in het verhaal, een reis te maken naar hun innerlijke zelf. Joke Linders (1994) ziet het succes van Erik of het klein insectenboek van Godfried Bomans uit 1941 in de veelzijdigheid en gelaagdheid van het werk (ook door Beckett genoemd als kenmerk van cross-over literatuur), waardoor verschillende soorten lezers worden aangesproken. Kinderen genieten ervan als van een sprookje, vol herkenbare emoties en situaties. Volwassenen herkennen de relativering van dat wat belangrijk lijkt (op het vlak van politiek, staat en adel), en adolescenten kunnen zich vooral vinden in de humor, overdrijvingen en omdraaiingen. Het eerste deel van de titel van het artikel ‘Literatuur is per definitie zonder leeftijd. Interview met Henri van Daele’ verwijst naar het antwoord van Van Daele op een vraag van Van Coillie (2010) over de naam van het tijdschrift Literatuur zonder leeftijd. Zijn reactie is dat hij het altijd een sympathieke titel gevonden heeft en dat het formidabel is dat iemand zegt dat literatuur per definitie zonder leeftijd is. Van Daele geeft aan, net als vele andere auteurs overigens, dat hij zelf tijdens het schrijven of denken over zijn werk geen leeftijdsgroep in zijn achterhoofd houdt. Dit is interessant in het licht van de eerder genoemde uitspraak van Klingberg dat iedere auteur voor de jeugd zich aanpast aan zijn lezers. Van Daele lijkt zich niet in deze opmerking te kunnen vinden. Hij geeft immers aan dat hij twee soorten lezers- | ||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||
publiek bereikt, voor wie zijn werk iets anders betekent: voor kinderen vormen zijn boeken historische romans, volwassenen van zijn leeftijd herkennen hun eigen verleden er sterk in terug. Zijn boeken zijn zonder leeftijd geschreven, maar worden mét leeftijd ontvangen en fungeren daarmee op verschillende manieren binnen twee literaire systemen. | ||||||||||||||||
Adolescentenliteratuur in het grensverkeerdebatBinnen het grensverkeerdebat krijgt het genre van de adolescentenroman de meeste aandacht. Dit wordt als het gebied tussen kinderboeken en literatuur voor volwassenen gezien en als dé plaats bij uitstek voor grensverkeer (Overmeijer, 1994, p. 141). In 2000 brengt Literatuur zonder leeftijd een themanummer (53) uit over het genre. De uitgave start na de inleiding met drie artikelen rondom dit thema, die binnen dit overzicht passen, omdat zij over de lezers van adolescentenliteratuur gaan. In een artikel met de veelzeggende titel ‘Literatuur is wezensvreemd aan doelgroepen. Het bestaan, bestaansrecht en bestaande literatuur voor adolescenten’ staat Joke Linders (2000) stil bij de vraag wat adolescentenliteratuur precies inhoudt. Zijn het boeken die grote gevoelens behandelen en bij lezers herkenning oproepen rondom eigen emoties en ervaringen? Nee, beantwoordt ze die vraag, want bij elke vorm van literatuur staat herkenning centraal, ook in het geval van boeken voor volwassenen. Ze eindigt haar tekst dan ook met het voorstel geen onderscheid meer te maken tussen adolescenten- en volwassenenliteratuur, maar tussen lectuur (waarin kant en klare antwoorden worden voorgeschoteld) en literatuur (die nieuwe perspectieven aanreikt). Van Lierop-Debrauwer (2000) neemt het genre tevens onder de loep en bekijkt hoe het fungeert binnen twee verschillende literaire systemen; de jeugd- en volwassenliteratuur. Ook in die eigenschap, het bestaan van één genre binnen twee systemen, maakt de adolescentenliteratuur de grens tussen jeugdboeken en volwassenliteratuur heel tastbaar. Van Lierop doet met dit onderzoek een eerste aanzet voor systematisch onderzoek naar overeenkomsten en verschillen tussen beide genres. Om haar vraag te kunnen beantwoorden beschrijft ze allereerst hoe de adolescentenroman voor jongeren zich ontwikkeld heeft, waardoor dit genre in vorm en inhoud nu sterke aansluiting vindt bij volwassenenliteratuur. Vervolgens vergelijkt ze | ||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||
twee boeken uit beide literaire systemen, volgens dezelfde werkwijze als Van Coillie in zijn analyse van jeugd- en volwassenenpoëzie. Ze onderzoekt namelijk De bijenkoningin van Veronica Hazelhoff (1992) en Spookliefde van Vonne van der Meer (1995) door te achterhalen welke lezers er door de teksten worden verondersteld. Opvallend is dat ze niet tegen grote verschillen tussen beide boeken oploopt en daarmee aansluit bij de bevindingen van Linders. Edward van de Vendel bekijkt de adolescentenroman in zijn betoog niet vanuit kenmerken van het genre, maar vanuit de lezers die de boeken bereiken. Voor hem is de term ‘te opgepoetst, te chique, te uitgedacht’ (Van de Vendel, 2000, p. 352). Het genre zou zich richten op de doelgroep jongeren, maar die doelgroep bestaat volgens hem niet als een groep waar je in zijn algemeenheid een literaire voorkeur aan kunt hangen. Het doelgroepdenken moet dan ook worden losgelaten. Auteurs zouden zich alleen bezig moeten houden met het schrijven van hun beste boek en uitgevers zouden zich bij een nieuwe titel moeten afvragen hoe zij er zo veel mogelijk lezers mee kunnen bereiken. ‘Dan zullen er altijd mensen zijn die luisteren. Jong of minder jong.’ (p. 355) Ongeveer tien jaar na het verschijnen van de zojuist besproken artikelen over adolescentenliteratuur, schrijft Bea Ros (2010) een bijdrage over Young Adult literatuur, een begrip dat vanuit de VS is komen overwaaien. De term wordt als synoniem gebruikt voor adolescentenliteratuur en de cross-over roman en Ros gaat na of dit nieuwe label een werkelijk literair genre omvat of enkel een marketingstrategie is. Allereerst stelt ze vast dat veel jongeren van ouder dan vijftien jaar behoefte blijken te hebben aan een dergelijk label, omdat zij daarmee veel eerder een geschikt boek vinden in boekwinkels en bibliotheken. Daarnaast ondervindt Ros dat er twee soorten boeklijsten circuleren; de marketinggerichte en de literaire. Aan de ene kant worden boeken als Young Adult gepromoot die vooral herkenbaar zijn voor jongeren en over onderwerpen verhalen die hen aan zouden spreken. Aan de andere kant wordt het etiket tevens aan boeken gegeven die de ontwikkeling van jongere tot volwassene beschrijven. Deze boeken kennen dezelfde thematiek als jeugdboeken, maar dan in een literaire vorm die eigen is aan volwassenenliteratuur. Daarmee vormen deze titels dan ook bruggen naar dit laatst genoemde genre, als cross-overs. Ros besluit haar artikel dan ook met de con- | ||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||
clusie dat Young Adult zowel een literair genre als een leeftijdscategorie is die voor marketingdoeleinden wordt benut. Van welke van de twee sprake is, zal bij ieder apart boek weer opnieuw bekeken moeten worden. | ||||||||||||||||
Conclusie: Verschillende stemmen in het debatIn 30 jaar Literatuur zonder leeftijd is de titel van dit tijdschrift regelmatig door auteurs overdacht en kritisch besproken. Wat houdt het label precies in, wanneer en hoe voldoet jeugdliteratuur aan deze omschrijving en is er eigenlijk wel sprake van een verschil tussen jeugd- en volwassenenliteratuur? Om hier antwoorden op te vinden voeren veel schrijvers een vergelijkend onderzoek uit waarbij jeugd- en volwassenenboeken naast elkaar gelegd worden. Opvallend is dat er aanvankelijk vooral conclusies getrokken worden die de jeugdliteratuur volledig of bijna geheel gelijk stellen aan de volwassenliteratuur, maar dat er vanaf 2008 meerdere stemmen te horen zijn die op de wezenlijke verschillen wijzen. Ook wat de kritiek betreft wordt de grens nog sterk waargenomen. In het geval van poëzie wijzen alle bijdragen echter wel eenduidig op de vervaging van grenzen. Het cross-over fenomeen wordt meermaals besproken, waarbij duidelijk wordt dat er geen sprake is van een nieuw verschijnsel en waarbij aan het licht komt dat de term in verschillende betekenissen wordt gehanteerd. Adolescentenliteratuur geniet als belanghebbend genre binnen het grensverkeerdebat ook in Literatuur zonder leeftijd veel aandacht. De opvatting overheerst dat hier geen sprake is van literatuur voor jongeren, de adolescenten, maar van boeken voor jong en oud. Overigens laat mijn overzicht geen opvallende pieken of dalen zien in de aandacht die aan het cross-over thema wordt besteed. Het blijft een terugkerend, belangrijk onderwerp dat regelmatig aandacht blijkt te verdienen of te vragen. Wel wordt het genre van de adolescentenroman vanaf eind jaren negentig meer behandeld. De term duikt in die periode dan ook op en raakt gevestigd, omdat steeds meer boeken het etiket krijgen. Al met al kan gesteld worden dat Literatuur zonder leeftijd gehoor geeft aan verschillende stemmen binnen het grensverkeerdebat en de eigen naam niet gebruikt als een keurslijf om alleen artikelen met een zelfde standpunt te publiceren. | ||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||
Secundaire literatuur
| ||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||
|
|