Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 30
(2016)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een tijdschrift zonder leeftijd
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 november 1985: ‘een unieke dag’Dit tijdschrift is niet zomaar uit de lucht komen vallen, maar kent, zoals goede wijn, een rijpingstijd. In 1982 neemt Ria Bauer-van Wechem, in 1980 benoemd als eerste Nederlandse (bijzonder) hoogleraar Kinder- en jeugdliteratuur (aan de pedagogisch-andragogische subfaculteit in Leiden), het initiatief om een interuniversitaire werkgroep kinder- en jeugdliteratuur op te richten. Daarbinnen kunnen, zo was haar idee, alle mensen die her en der aan universiteiten vanuit diverse disciplines iets met jeugdliteratuur doen, de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
krachten bundelen en kennis uitwisselen.Ga naar voetnoot2 Met subsidie van het toenmalige ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur heeft de werkgroep een onderzoek gedaan naar literaire en pedagogische beoordelingscriteria. Uit de schoot van deze werkgroep is de al genoemde Stichting Landelijk Platform Kinder- en Jeugdliteratuur ontstaan. De werkgroep is erop gericht het onderzoek naar jeugdliteratuur binnen universiteiten te verstevigen, maar is zich ervan bewust dat er ook buiten de academie veel kennis over jeugdliteratuur aanwezig is en van alles gebeurt. Het platform zou, breder dan louter de universitaire wereld, alle mensen ‘die als auteur en illustrator of namens uitgeverij, boekhandel en bibliotheek of vanuit onderwijs- en onderzoekssfeer zich met jeugdliteratuur bezighouden in organisatorisch verband bijeen (...) brengen’ (Baudoin, 1985, p. 1). Dit alles om de (bestudering van) kinder- en jeugdliteratuur voort te stuwen in de vaart der volkeren en meer status te verschaffen. Die roep om meer erkenning en status is sindsdien eigenlijk niet verstomd. Jeugdliteratuur heeft nog steeds geen vaste voet aan de grond van de Nederlandse universiteiten. Feitelijk is de situatie vergeleken met 1985 verslechterd, zoals Helma van Lierop-Debrauwer elders in dit nummer schrijft: ‘intussen is jeugdliteratuur op een aantal van die universiteiten weer uit het curriculum verdwenen.’ Het vak blijft nog te zeer gebonden aan de persoonlijke interesses van wetenschappers en na vertrek, pensionering of overlijden van een deskundige verdwijnt de aandacht weer. Hoopvol is de vestiging van een master jeugdliteratuur in Tilburg. Ook de jeugdliteraire kritiek lijkt terrein verloren te hebben. Vaste wekelijkse recensies over jeugdboeken zijn in vrijwel geen enkel dag- of weekblad meer te vinden. De Leeswelp en Leesgoed, beide ontstaan in de jaren zeventig en goed voor gedegen en uitgebreide boekbesprekingen, zijn wegens bezuinigingen opgeheven. Daar staat tegenover dat in Literatuur zonder leeftijd, naast onderzoeksartikelen over een bepaalde schrijver, oeuvre of genre, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeker het laatste decennium plaats is ingeruimd voor uitgebreide boekbesprekingen. Tijdens de oprichtingsvergadering van het Platform in Den Haag zijn ruim honderd mensen aanwezig en werkgroepslid Tom Baudoin noemt in zijn toespraak ‘deze tweede november een unieke dag’ die bovendien in een ‘belangrijke traditie’ staat van jeugdboekencongressen in voorgaande decennia ‘waaraan illustere namen zijn verbonden als W.G. van der Hulst, Daalder, A. Schmidt, A. Rutgers, Bomhoff, Fens, Diekmann en Fr. de Swert’ (Baudoin, 1985, p. 4).Ga naar voetnoot3 Het is een traditie die nieuw leven ingeblazen wordt. Het platform organiseert jaarlijks twee studiedagen over jeugdliteratuur waarvan de verslagen en lezingen in dit tijdschrift kwamen. Daarnaast waren er de Tilburgse symposia die tussen 1986 en 201226 keer plaatsvonden. De laatste jaren werkte Literatuur zonder leeftijd samen met dit symposium en was het laatste nummer van elke jaargang telkens gewijd aan het symposiumthema.
De gedachte aan een tijdschrift als dit, is tijdens die unieke novemberdag al geboren. Onder het rijtje suggesties van zaken waar het platform zich mee bezig zou kunnen houden noemt Baudoin ook ‘de oprichting van een bulletin dat als intermediair tussen de leden van het platform functioneert’ (p. 4). Dat tijdschrift kwam er en bleef ook, al is het door de jaren heen wel van signatuur veranderd. Volgens het ‘Ten Geleide’ van het eerste nummer (1986) wil de redactie voorzien in de ‘grote behoefte aan documentatie’: Het accent zal liggen op mededelingen en documentatie; voor publikaties met een ander karakter bieden de bestaande tijdschriften naar onze mening voldoende ruimte. Voor beschouwingen en analyses kunnen we daarbij verwijzen naar En nu over jeugdliteratuur, Leestekens en enkele literaire tijdschriften; voor onderzoeksverslagen naar een aantal wetenschappelijke tijdschriften. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Documentatieblad kent vaste rubrieken zoals ‘Lopend onderzoek’, ‘Uit de tijdschriften’ en ‘Scripties’. Geen echt tijdschrift nog, eerder een mededelingenblad met veel bibliografische en service-informatie, met hetzelfde karakter als de Berichten van de Stichting Geschiedenis van de Kinder- en Jeugdliteratuur (SGKJ, ooit opgericht onder de vlag van het Platform). Maar de redactie - Toin Duijx, Tonny Meelis-Voorma, Hugo Verdaasdonk en Anne de Vries, vanaf het tweede nummer uitgebreid met Joke Linders - neemt toch ook alvast een voorschot op beschouwende bijdragen: ‘artikelen met een documentair karakter’ en ‘over onderzoeksmethoden, waarmee aspirant-onderzoekers hun voordeel kunnen doen.’ Zo hoopt het blad een ‘nuttige aanvulling’ op het bestaande te kunnen bieden, ‘terwijl zinloze doublures vermeden worden’ (p. 2). Dertig jaar later is het gezicht van het blad geheel anders. Van documentatie verschoof het accent naar analyse, beschouwingen en discussie. Artikelen en boekbesprekingen vormen tegenwoordig de kern, documentatie is vrijwel afwezig, alleen de publicatie van juryrapporten van de Woutertje Pieterse Prijs en lezingen (Woutertje Pieterse Lezing en Annie M.G. Schmidtlezing) zou nog onder die noemer geschaard kunnen worden. Redactieraadslid Jant van der Weg-Laverman noemt overigens, gevraagd naar memorabele artikelen in de afgelopen dertig jaargangen, juist de publicatie van de Annie M.G. Schmidtlezingen: ‘met hun vaak kritische blik op de kinderboekenwereld en/of de wereld daaromheen, zoals die van uitgevers. Daarom is het goed dat ze in Literatuur zonder leeftijd worden opgenomen. De lezingen van Floortje Zwigtman en Sjoerd Kuyper zijn daarvan treffende voorbeelden. Je hoeft het met de daarin geuite kritiek niet altijd eens te zijn, maar het prikkelt de discussie wel en zorgt ervoor dat die wereld van de kinderboeken niet in slaap valt.’ Een verschil is ook dat van ‘zinloze doublures’ geen sprake meer kan zijn, want overige jeugdliteraire tijdschriften zijn, zoals gezegd, opgeheven en verdwenen. En anders dan dertig jaar geleden is natuurlijk ook de naam. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
literaire systemen? Het zijn thema's die de redactie van het Documentatieblad in toenemende mate interesseren. Dat leidt in november 1992 tot het samen met de Jan Campert Stichting georganiseerde congres ‘Literatuur zonder leeftijd: jeugdliteratuur, literatuur: een kwestie van meer of minder?’ In het voorjaar van 1993 verschijnt als speciale editie van het Documentatieblad een symposiumbundel. Joke Linders (redacteur 1987-2001, nummers 2-54) heeft thuis alle 99 nummers van dit tijdschrift staan? waarvan 23 jaargangen keurig in donkerblauw gebonden, gekregen van Toin Duijx ‘en daar ben en blijf ik hem dankbaar voor’? maar dit 25e nummer springt er voor haar toch uit. Zeker, nummer 2 is ook speciaal, omdat ze toen als nieuw redactielid onderdeel werd van een ‘voornaam gezelschap’, maar dat congres was memorabel, aldus Linders. ‘Het was een statement dat Harry Bekkering [toen namens de Jan Campert Stichting, red.] en ik zo'n beetje op eigen houtje doorgedrukt hebben. Het werd een geruchtmakend congres met geweldige sprekers en geweldige verhalen waarover nog lang gesproken werd en wordt. De vraag of de literariteit van de kinder- en jeugdliteratuur afhankelijk is van de intentie van de schrijver, haar plaats in de literatuurgeschiedenis, van beoordelingscriteria, haar status binnen de literatuurwetenschap of de aandacht in de media, is ook bij het honderdste nummer van dit blad nog altijd niet beantwoord.’ Het is een tijdloze vraag over het wezen van jeugdliteratuur (zie ook het artikel over jeugdliteraire kritiek elders in dit nummer). Tegelijkertijd past het congres helemaal in de toenmalige tijd. Immers, door de literaire emancipatie van de jeugdliteratuur in de jaren tachtig, wordt de vraag naar de precieze grenzen tussen jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen steeds vaker gesteld. In haar artikel over trends in onderzoek beschrijft Helma van Lierop-Debrauwer elders in dit nummer hoe een van de belangrijkste thema's binnen het interpretatieonderzoek van de jaren negentig en het begin van het nieuwe millennium de literaire emancipatie betrof en de toenadering tot de volwassenenliteratuur als gevolg daarvan. Grensverkeer werd een woord dat in dit tijdschrift steeds vaker te lezen viel. Het nummer volgend op het congresverslag, nummer 26, is het eerste onder nieuwe vlag: niet alleen is het blad voortaan een uitgave van de nieuwe Stichting ter Bevordering van de Studie van de Kinder- en Jeugdliteratuur - in de wandelgangen ook wel de stichting-met-de-lange-naam genoemd - maar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
draagt het ook een nieuwe, aan het congres ontleende naam: Literatuur zonder leeftijd. Het is niets minder dan een geuzennaam, een naam met een program of op zijn minst een filosofie. Het grote voorbeeld voor de redactie is Signal, het blad van Nancy en Aidan Chambers. Redacteur en stichtingsvoorzitter Joke Linders maakt in haar voorwoord bij nummer 26 het nieuwe gezicht duidelijk: Literatuur zonder leeftijd heeft eenzelfde doel [als het Documentatieblad, red.] maar wil verder gaan en plaats bieden aan discussies over de eigenaardigheden, kwaliteiten en grenzen van de kinder- en jeugdliteratuur. De titel is de eerste aanzet voor die discussie. Staat literatuur in principe niet los van welke leeftijd dan ook? (...) Literatuur zonder leeftijd voor lezers die noodgedwongen een leeftijd hebben stelt de vraag of literatuur qualitate qua (on)toegankelijk is voor kinderen, maar ook hoe leesbevordering, kinderboekenkritiek, de grafische vormgeving van het boek of de ontwikkeling van kinderen passen binnen de literatuur. Literatuur zonder leeftijd als platform voor discussies over kinder- en jeugdliteratuur. (p. 3) Discussie kwam er zeker in dit blad. En, niet toevallig, cirkelde die meestal precies rondom deze vraag. We memoreren bijvoorbeeld de polemiek tussen Peter van den Hoven en Ruud Kraaijeveld over literaire kritiek en leesbevordering in de nummers 38 en 39Ga naar voetnoot4 en die tussen Gerard de Vriend en Ruud Kraaijeveld over een vergelijkbaar thema in nummers 45 en 46.Ga naar voetnoot5 En toen de Utrechtse literatuurwetenschapper Wilfred Smulders in nummer 50 schreef dat jeugdliteratuur inferieur is aan literatuur voor volwassenen - ‘Over de onmogelijkheid van Gerard Reve als kindervriend. Jeugdliteratuur is van een andere culturele orde’ - kon hij enige nummers later op fel weerwoord reke- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen van Dick Schram (‘Gradaties in plaats van een kloof’, nummer 54) en Harry Bekkering (‘Jeugdliteratuur is nú van dezelfde culturele orde’, nummer 54). Bekkering is overigens later op zijn schreden teruggekeerd. Desgevraagd noemt hij als meest memorabele artikel uit dertig jaargangen dat van Joukje Akveld, Nanda Roep en Philip Hartzuiker (‘De dictatuur van de literaire norm. Over de eenzijdigheid van de literaire kritiek’, nummer 54). In hun polemische artikel - dat overigens anders dan dat van Smulders zonder weerwoord bleef in dit tijdschrift - trokken de drie auteurs van leer tegen de in hun ogen eenzijdige literaire beoordeling van jeugdboeken. Bekkering vindt dat de publicatie van dit artikel in Literatuur zonder leeftijd ervan getuigt ‘dat de toenmalige redactie er een liberaal en ruimdenkend redactiebeleid op nahield, aangezien de inhoud van het artikel haaks stond op het poëticale gedachtengoed van het merendeel van de redactie van destijds.’ Dit artikel markeert voor hem een wending in het denken over jeugdliteratuur, ‘een verschuiving van de jeugdliteraire poëticale panelen.’ Hij voegt eraan toe: ‘Ikzelf ben poëticaal ook opgeschoven,’ waarbij hij verwijst naar het interview met hem bij zijn afscheid als hoogleraar Cultuurwetenschappen aan de Radboud Universiteit. Hierin biechtte hij op: ‘Je kunt in de bestudering van de jeugdliteratuur niet louter tekstgericht bezig zijn. (...) Je kunt niet alleen jezelf bij deze tekstsoort (i.e., jeugdliteratuur) als uitgangspunt nemen, de (hypothetische) jeugdige lezer speelt altijd mee in je duiding en waardering en dat moet misschien ook wel.’ Om daar even later aan toe te voegen dat jeugdboeken, ‘hoe aardig en multi-interpretabel ook (...) toch beperkter of enkelvoudiger [zijn] dan literatuur voor volwassenen’ (Ros, 2009, pp. 179-180). Overigens maakte Joukje Akveld ten tijde van haar publicatie deel uit van de redactie. Terugdenkend aan de redactievergaderingen vertelt Akveld dat ze zich samen met oud-studiegenoot Martijn de Bont ‘de enfants-terribles’ voelde: ‘Wij wilden keten, de rest serieus vergaderen. Het is natuurlijk de vraag of Martijn zich dat ook zo herinnert.’ Dat viel reuze mee, kan ik als iets oudere jonggediende van destijds zeggen. Akveld had bovendien, zo vertelt ze nu, welbewust en vol overtuiging ja gezegd tegen het redacteurschap: ‘Ik schreef als kind voor de Lemniscaatkrant, had een vakantiebaantje bij Lemniscaat, werkte tijdens mijn studie in een kinderboekwinkel, liep stage bij uitgeverij De Vier Windstreken waar ik ook prentenboeken vertaalde - kinder- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boeken waren meer dan een hobby. Ik wilde ze niet alleen lezen, ik wilde er ook over schrijven. Literatuur zonder leeftijd werd, na de Lemniscaatkrant, mijn eerste podium.’ Voor veel meer mensen fungeert dit blad als eerste podium om iets te schrijven over jeugdliteratuur. Ook streeft de redactie qua samenstelling naar een mix van oude rotten en nieuwe garde. Daarmee blijft het een tijdschrift dat nooit op leeftijd raakt of nog erger, uit de tijd. In toenemende mate schrijven bovendien vers afgestudeerden en promovendi over hun onderzoek in dit blad. Naar de smaak van sommige abonnees wordt Literatuur zonder leeftijd daarmee iets te highbrow. Oud-redacteur Joke Linders meldt ons bijvoorbeeld: ‘De huidige leerstoel(en) en de bijdragen die dat oplevert, zijn van groot belang voor de emancipatie van de jeugdliteratuur, maar brengen lange artikelen met veel moeilijke woorden erin en die brengen boeken niet altijd dichter bij hun lezers.’ En Harry Bekkering stelt: ‘Zou het geen aanbeveling verdienen om ook schrijvers in de redactie op te nemen? En misschien is de opname van een ietwat dwarse geest in de redactie ook geen verkeerde gedachte, nu is het, als ik het goed zie, toch wel veel van hetzelfde academische kringetje, als ik het zo mag zeggen.’ De redactie kent die geluiden. Het is precies de reden waarom ze haar best doet om naast die artikelen over wetenschappelijk onderzoek ook in elk nummer minstens twee besprekingen van actuele jeugdboeken op te nemen. En inmiddels is het ook een goede traditie om jaarlijks een nummer geheel te wijden aan één schrijver. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zomer 2001: het eerste schrijversnummerHalverwege zijn bestaan, in de vijftiende jaargang en het 55e nummer, publiceert Literatuur zonder leeftijd zijn allereerste schrijversnummer, gewijd aan Tonke Dragt. Het is in meer opzichten een mijlpaal, want het is tevens het laatste nummer onder hoofdredactionele leiding van Joke Linders. In haar allerlaatste redactioneel schrijft ze: ‘Vijftien jaar stond mijn naam in het colofon. Vijftien jaar mocht ik meedenken, schrijven, praten, redigeren, aandragen, stimuleren. Tijd om plaats te maken voor nieuwe namen, geluiden en ideeën. Dat doen we met een auteursnummer.’ (p. 145) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is een bijzonder nummer, een waar collector's item. Tonke Dragt, wars van publiciteit, stemde niet alleen toe in een uitgebreid interview, maar verleende ook anderszins haar volle medewerking aan het nummer. Zo kregen niet eerder gepubliceerde illustraties en teksten een plek in het nummer en werd uitgebreid verhaald over de paspoortaffaire in het door haar verzonnen Kosmopolitaanse Rijk. Joukje Akveld noemt dit als het meest memorabele nummer. ‘Ik heb er later veel uit geput toen ik met Annemarie Terhell werkte aan ABCDragt, een boek over haar leven en werk.’ Het artikel van Terhell in dit nummer over Dragts illustraties vond ze vooral verrassend: het zorgde voor een nieuwe blik op deze illustraties. Het blijkt dat de schrijversnummers bij meer mensen zijn blijven haken. Ook Jant van der Weg-Laverman vermeldt ze als memorabel. ‘De speciale nummers gewijd aan een auteur die op de een of andere wijze iets te vieren heeft, vind ik bijzonder aantrekkelijk. Het recent verschenen nummer over Ted van Lieshout is daarvan een mooi voorbeeld. Het geeft een van alle kanten belicht en toegelicht beeld van het werk van de auteur (in dit geval ook van de illustrator).’ Na Dragt volgen Wim Hofman (nummer 69), Paul Biegel (nummer 73), Henri Van Daele (nummer 82), Imme Dros en Harrie Geelen (nummer 91), Bart Moeyaert (nummer 95) en Ted van Lieshout (nummer 98). Vanaf 2013 is het een goede traditie om het laatste nummer van de jaargang, het winternummer, ervoor te reserveren.Ga naar voetnoot6 Al deze nummers komen tot stand in nauw overleg met de schrijver zelf, die tot nu toe steeds ruimhartig en enthousiast zijn of haar archieven voor ons opent. Ze dragen zo een belangrijk steentje bij aan de geschiedschrijving van de Nederlandstalige jeugdliteratuur. Niet een echt schrijversnummer, maar wel gewijd aan een persoon, is het nummer 77. Dit was een liber amicorum voor toenmalig redacteur Gerard de Vriend, in het diepste geheim en in nauwe samenzwering met de rest van de redactie gemaakt door zijn collega's van de Universiteit van Amsterdam bij zijn afscheid in 2009. Deze collega's besloten zich speciaal voor deze gelegenheid eenmalig in Gerards vakgebied, de jeugdliteratuur, te wagen en dat leidde tot bijzondere bijdragen. Dergelijke blikken van buiten, vanuit een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
breder literatuurwetenschappelijk domein, zijn in dertig jaar dun gezaaid; het blad publiceert vooral bijdragen van mensen uit ‘het eigen wereldje’, terwijl zo'n blik van buiten verfrissend kan werken en zorgt voor waarlijk grensverkeer. Mits die anderen dan ook, zoals Gerards collega's deden, de moeite nemen om zich echt in het vakgebied te verdiepen en er niet met dedain op neerkijken. Oud-redacteur Harry Bekkering noemt dit nummer als meest gedenkwaardig: ‘Gerard was een mederedacteur met wie ik een speciale band onderhield, wij vormden de twee nestoren van de redactie, kenden een beetje dezelfde universitaire voorgeschiedenis en hielden ook nog allebei van voetbal. Daar komt nog bij dat ik het woord mocht voeren bij de uitreiking van het nummer in Amsterdam en later het in memoriam voor Gerard heb geschreven.Ga naar voetnoot7 Het was ook inhoudelijk een mooi nummer, waaruit eens te meer bleek, welk een goede, trouwe en betrouwbare collega (én mederedacteur dus) Gerard was (geweest helaas).’ Eveneens gewijd aan een redacteur is het nummer over Peter van den Hoven. Het is een postuum eerbetoon aan een bijzondere, kritische en altijd gedegen werk afleverende redacteur. Peter overlijdt zomer 2011 plotseling, tijdens een wandelvakantie in Italië, vlak voor de verschijning van zijn boek Jeugdliteratuur bestaat niet. De redactie laat zich door dit boek inspireren en wijdt een jaar later, zomer 2012, een heel nummer (88) aan dit boek en aan de auteur ervan. ‘Peter van den Hoven wilde debat, omdat hij ervan overtuigd was dat schrijven en discussiëren over jeugdliteratuur noodzakelijke voorwaarden zijn om het vakgebied als maatschappelijk fenomeen én als wetenschappelijk studieobject te laten groeien en bloeien’, schrijft Helma van Lierop in haar redactioneel (p. 5). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit is precies wat de oud-redacteuren en redactieraadslid noemen gevraagd naar hun herinneringen aan dit blad. Jazeker, ze memoreren ook de redactievergaderingen met ‘prachtige maaltijden die we al vergaderend met elkaar hadden. Van soep met broodjes tot exquise gerechten (bij Peter van den Hoven in Vught), erwtensoep en macaronischotel bij de redactieleden thuis of in door Toin georganiseerde goedkope eethuizen’ (Joke Linders) en ‘discussies in diverse Utrechtse etablissementen (soms ook bij redactieleden thuis) en dat altijd op beschaafde wijze’ (Harry Bekkering). Maar de oud-redacteuren kijken ook met trots terug. Joke Linders noemt als mijlpaal nummer 44, het ‘COMPANION 1986-1997’, met systematische annotaties van alle artikelen uit de eerste elf jaar van het blad. Niet alleen ‘een heidens karwei dat voor een belangrijk deel geklaard is door Toin Duijx en Claar van Dijk’, maar bovenal aldus Linders ‘een buitengewoon handig naslagwerkje waar ik veel gebruik van heb kunnen maken’.Ga naar voetnoot8 Linders noemt ook de ontwikkeling die het blad in dertig jaar doormaakte: ‘Ik zie dat blad groeien, niet alleen in omvang, maar ook in waarde: de wetenschappelijke bestudering van de kinder- en jeugdliteratuur staat voorop. Daarbij is er ruimte voor jonge wetenschappers, een goede zaak voor de oud(er)e scribenten die zien dat hun werk wordt voortgezet.’ En Harry Bekkering stelt: ‘Tenslotte was (en is) dit het enige academische tijdschrift over jeugdliteratuur.’ Redactieraadslid Jant van der Weg-Laverman hoopt dat ‘de redactie en uitgever het volhouden met het beperkte financiële budget voor deze onmisbare documentatiereeks en vol moed op weg gaan naar de 200. Daarnaast hoop ik dat de uitgezette lijn van de laatste jaren wordt voortgezet met aandacht voor de bestudering van de zo belangrijke kinderliteratuur en met mogelijkheden voor een nieuwe generatie onderzoekers. En uiteraard feliciteer ik de redactie van harte met dit honderd-nummer.’ Joke Linders wenst de jubilaris ‘enthousiasme, betrokkenheid, standvastigheid tegen de klippen op’. Ook zij wenst dat het blad zich staande kan houden - financieel en organisatorisch. ‘En overigens zou het geen gek idee zijn als Literatuur zonder leeftijd een eigen vriendenclub krijgt die ervoor zorgt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat het tijdschrift nog lang in papieren versie bij ons op de voordeurmat of in de brievenbus valt.’ Daar kan de redactie het alleen maar van harte mee eens zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RedacteurenGa naar voetnoot9
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vormgeving
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Secundarie literatuur
|
|