Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 30
(2016)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |
Dieren in de hoofdrol. Toch?Ga naar voetnoot1
| |
Een boeiend verhaalHet verhaal start met een schets van de vroegere dierentuin: de ligging, de beschrijving van gebouwen, de ontstaansgeschiedenis, informatie over bewoners, bezoekers en speciale evenementen. Ook de beweegredenen voor de verhuisplannen worden opgesomd: door de verouderde infrastructuur, het dalend bezoekersaantal én de bouwplannen van de gemeente Rotterdam wordt de dierentuindirecteur onder druk gezet om drastische beslissingen voor de toekomst te nemen. In volle voorbereidingstijd voor de nieuwbouw en de verhuizing breekt echter de oorlog uit. De impact hiervan wordt uitgebreid beschreven, zowel de rechtstreekse als de onrechtstreekse gevolgen voor de dieren en voor de mensen in en rond de dierentuin. Ook | |
[pagina 243]
| |
de naoorlogse periode krijgt de nodige aandacht en het verhaal wordt uiteindelijk afgesloten in het heden. De keuze voor een chronologische benadering lijkt logisch: het helpt de jonge lezer om de rode draad in het verhaal te volgen en zo het overzicht te behouden. Bijzonder is echter dat tussen alle zakelijke beschrijvingen door telkens één specifiek dier of een diersoort in de kijker gezet wordt: talloze portretten brengen het uiterlijk, de levenswijze, het gedrag of de karakteristieke trekjes van deze dieren over het voetlicht. Deze beschrijvingen spinnen als een beknopte dierenencyclopedie een tweede rode draad door het verhaal en ze voegen aan het beladen oorlogsthema een zekere speelsheid toe. Door de tekst heen wordt vaak verwezen naar eerder beschreven eigenschappen van de dieren en naar incidenten die voordien reeds belicht werden, waardoor het lezen van dit boek om een nog grotere concentratie vraagt dan bij het eerste doorbladeren al mag lijken. In Een aap op de wc is een alwetende verteller aan het woord, hoewel deze verteller zichzelf als alweter ook durft te relativeren. Dat geldt ook voor de schrijver. Op een humoristische en expliciete wijze kruipt Akveld uit haar rol als auteur, wanneer ze bijvoorbeeld schrijft: ‘Ja, dat is raar natuurlijk, een schrijver moet een boek schrijven, verder moet hij er zich niet mee bemoeien’ (Akveld, 2015, p. 110). De verteller kruipt in de huid van meerdere personages en schotelt de lezer dus verschillende gezichtspunten voor, op de eerste plaats vanuit de dieren (die door Akveld hoofdpersonen genoemd worden, p. 3), maar ook sterk vanuit de directeur en de oppassers. Deze worden tussen de lijntjes als ware helden neergezet, omdat ze - soms met gevaar voor eigen leven - voor de hen toevertrouwde dieren blijven zorgen en inventief en doortastend optreden in moeilijke omstandigheden. De hoofdrol in het boek lijkt dan wel voor de dieren weggelegd, maar schijn bedriegt: het zijn uiteindelijk de mensen die de touwtjes in handen hebben en met hun goede wil, onverschilligheid of vernielzucht beslissen over leven en dood van de dieren. | |
Een verhaal met vele staartjesHet einde van het verhaal lijkt wel wat op het einde van een geslaagd concert: voortgestuwd door het applaus van het publiek geven de muzikanten | |
[pagina 244]
| |
toegift na toegift. Ook in Een aap op de wc blijven de toegiften zich opstapelen en wachten er na de vermoedelijke slotzin ‘Er lag een toekomst te wachten - voor mensen en voor dieren’ (p. 107) nog verrassingen. In de eerste plaats omdat de pantserkrokodillen uit een eerder portret opnieuw opduiken: Akveld kiest ervoor om actuele informatie over deze dieren in haar boek op te nemen. Met een verwijzing naar de citaten vooraan in het boek (van Ernest Hemingway en Annie M.G. Schmidt) verantwoordt ze zich tegenover de lezers, om hen daarna prompt twee mogelijke eindes aan te bieden: een positief (maar historisch niet helemaal correct) einde, of een droevig (maar correct) einde met toch nog een optimistische twist. De volgende toegift is het lange ooggetuigenverslag van Anna, die vertelt over haar leven als dochter van een dierentuindirecteur tijdens de oorlogsjaren. Zowel de tekst als de foto's hebben een duidelijke link met de verhalen in het boek en bezorgen de lezer soms een ‘aha-erlebnis’ en op andere momenten nieuwe achtergrondinformatie. En ten slotte spreekt Akveld haar lezers opnieuw rechtstreeks aan en geeft zij een toelichting bij de aanleiding tot dit boek, de gevolgde werkwijze en de geraadpleegde bronnen. Ze benadrukt hierbij hoe waarheidsgetrouw de verhalen zijn: ‘Voor dit boek dook ik veel in archieven en bibliotheken en een enkele keer in mijn hoofd’ (p. 118). Mooi hoe de auteur haar jonge lezers steevast als een volwaardig publiek benadert en betutteling afwijst. | |
Een doordachte en doorzichtige structuurEerder werd al beschreven hoe in het verhaal de chronologische en zakelijke beschrijving van de gebeurtenissen in de dierentuin voor, tijdens en na de oorlog steeds wordt afgewisseld met levendige dierenportretten. Deze structuur wordt bovendien visueel sterk ondersteund door het consequent gebruik van achtergrondkleuren: centraal staat het verhaal van de dierentuin, voor de oorlog (op een zachtgroene achtergrond), tijdens de oorlog (lichtgrijs) en erna (crèmekleurig). De oorlog is intens verweven in dit verhaal, en de lezer krijgt in de kantlijn af en toe nog extra informatie (hier zijn de letters in het bruin gezet). Eveneens in de kantlijn bevinden zich de schetsmatige voorstellingen en de handgeschreven naam van minder bekende dieren die in de tekst voorkomen. De verhalende intermezzo's over de | |
[pagina 245]
| |
dieren verschijnen op een witte achtergrond en worden telkens begeleid door een grote afbeelding. De lezer wordt door het verhaal heen uitgenodigd op een pad van inzoomen en uitzoomen, hoofdlijnen en zijwegen: een knap staaltje van systeemdenken (waarin het geheel meer is dan de som van de delen en ook onderlinge verbanden bestudeerd worden). De ritmische afwisseling van meer algemene gegevens met gedetailleerde dierenportretten maakt het lezen bovendien prettig en voorspelbaar, biedt een houvast om de massa aan informatie de baas te blijven en lijkt zowel de weetjeslezer als de verhalenzoeker te plezieren. | |
Gewikt en gewogenAkveld hanteert een vlotte pen, waaruit een variatie aan stijlen vloeit: nuchtere en zakelijke beschrijvingen (bijvoorbeeld een droge opsomming van de aanwezige dieren) verbroederen soepel met poëtische beelden, zoals ‘De lijst was lang en slingerde de hele wereld over’ (p. 9). Ook kwinkslagen vinden hun plekje: ‘Dat is zo'n handige tang waarmee je van alles kunt doen: buigen, knippen, monteren. Je kunt er ook hard mee slaan’ (p. 21). Moeilijke onderwerpen of pijnlijke informatie worden niet vermeden, maar voldoende in hun context geplaatst en slechts een enkele keer wat verbloemd: ‘Een hele woonwijk verdween. En de mensen die er woonden, die verdwenen ook’ (p. 102). Met kritische opmerkingen, bijvoorbeeld of de in Afrika achtergebleven ouders van de zwarte kind-oppasser Nasor hem zouden missen en zich zorgen om hem zouden maken (p. 17), wordt de lezer aan het denken gezet en actief betrokken in het verhaal. Dat alles zorgt ervoor dat het toch geen moeilijk verteerbaar boek is geworden, ondanks het zwaar beladen thema. En misschien is hiervoor nog wel een andere reden te noemen: de auteur maakt gebruik van een rijk taalpalet en doorrijgt haar tekst haast onopvallend met stijlfiguren. Een mooi voorbeeld hiervan is de klanknabootsing ‘Paard-en-wagens vervoerden hun vrachtjes klossend en ratelend door de stad’ (p. 10). Alliteraties komen eveneens voor, bijvoorbeeld in de zin ‘Het paste helemaal in het paradijselijke plaatje’ (p. 22). Hier en daar duiken neologismen op, bijvoorbeeld: ‘Speelvrienden waren ze, geen praatvrienden’ (p. 114). En de zin ‘In het centrum lag een dierentuin die een bouwput werd, in Blijdorp werd een bouwput een dierentuin’ (p. 34) | |
[pagina 246]
| |
draagt een verrassend chiasma in zich. Deze stijlfiguren zullen voor de jonge lezer waarschijnlijk niet herkenbaar zijn en dat hoeft ook niet: genieten van schoonheid kan ook onbewust. | |
SpringlevendHet boek is mooi geïllustreerd door Martijn van der Linden, een bekroonde dierenillustrator. Zijn liefde voor dieren en de speciale band die hij heeft met Blijdorp (tijdens zijn opleiding illustratie aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam ging hij vaak schetsen in de dierentuin) maakten van hem de geknipte persoon om Een aap op de wc te illustreren. Het eindresultaat is geen prentenboek in strikte zin, want het telt meer dan 32 pagina's en niet elke dubbele pagina is geïllustreerd. Toch heeft Van der Linden een heerlijk kijkboek gecreëerd. Tientallen dieren springen in en uit de tekst en bevolken zelfs de schutbladen. Kleine schetsen in de kantlijn helpen de lezer om zich een beeld te vormen van minder gekende diersoorten, maar ook de andere afbeeldingen zitten boordevol informatie over uiterlijk, activiteiten en reacties van dieren. Informatief? In ieder geval. Maar er is meer: met zijn illustraties weet Van der Linden de sfeer te versterken (de gitzwarte afbeelding met de opgesloten aap op p. 71) en verwondering op te wekken (de ogenschijnlijk dartelende zeeleeuwen op pp. 50-51 blijken bij nader inzien door een explosie weggeslingerd te worden). Door veel dieren de lezer rechtstreeks te laten aankijken, zorgt hij voor een grotere betrokkenheid bij het verhaal. Ook slaagt Van der Linden erin sterke gevoelens over te brengen, zoals bij de woedende aap op p. 93, die getekend is vanuit ‘sleutelgat’ perspectief. De lezer krijgt bovendien een esthetische ervaring aangereikt door de rijke variatie in stijlen (schetsmatig of ragfijn gedetailleerd, dynamisch of statisch), technieken (tekenen, schilderen, drukken), materialen (potlood, ecoline, aquarel), kleurgebruik (natuurgetrouw of monochroom, zacht of fel), perspectief (in- en uitzoomen), grootte en plaatsing op de bladzijde. En de afbeelding van een aap op het woord ‘wc’ op de cover lijkt wel een knipoog naar het surrealisme. Woord en beeld hebben elk op zich al een duidelijk bestaansrecht in dit boek, omdat ze onafhankelijk van elkaar hun verhaal weten te vertellen. Auteur en illustrator kiezen daarvoor niet per se dezelfde benadering: waar | |
[pagina 247]
| |
Akveld in haar tekst niet alleen dieren, maar ook mensen opvoert (deze laatsten in een dubbele rol als beschermers én vernielers), beklemtoont Van der Linden met zijn illustraties vooral de dieren. Slechts twee maal zijn ook oppassers afgebeeld, en zelfs de wijze waarop deze voorgesteld worden (als silhouetten op pp. 74-75 en sterk op de achtergrond op p. 80) lijkt hun rol in het verhaal te minimaliseren. Dit spel met de aan- en afwezigheid van mensen in tekst en illustraties brengt een zekere spanning in het verhaal en zou bij de lezer de vraag kunnen oproepen: wie heeft hier nu eigenlijk de hoofdrol? Een tweede verschil betreft de aanwezigheid van de oorlog (en de gevolgen ervan): tekstueel is deze alomtegenwoordig, maar visueel ontbreekt deze nagenoeg. De al eerder vermelde zeeleeuwen verwijzen eerder onrechtstreeks naar de oorlog en slechts één afbeelding toont op de achtergrond de verwoestingen door de bombardementen: de zebra's bij de Diergaardesingel op p. 63. Deze divergentie verleent het verhaal iets verzachtends en laat de lezer als het ware even op adem komen: de soms schokkende mensenwereld verdwijnt naar de achtergrond en maakt plaats voor de meer rustgevende observatie van de afgebeelde dieren. De samenvloeiing van de behoedzame verwoordingen van Joukje Akveld met de niet-bedreigende afbeeldingen van Martijn van der Linden verhogen de aantrekkingskracht van het boek en maken er een sterk geheel van. | |
Tot besluitEen aap op de wc geeft een inkijkje in de levendige wereld van Blijdorp, maar bovenal ook een nuchtere blik op wat een oorlog kan aanrichten. Met dieren als originele invalshoek, een ritmische opbouw, een uitgebalanceerde taal en treffende beelden slagen auteur en illustrator erin om een moeilijk thema te verbeelden. Als ervaren gidsen loodsen ze de (jonge) lezer gezwind langs wetenschappelijke en/of geschiedkundige feiten, akelige momenten en rake dierenportretten, maar gunnen hem ook geregeld wat verpozing. De lezer is hier in goede handen, en of hij nu zelf leest of voorgelezen wordt, het boek in één adem uitleest of met onderbrekingen vastneemt: dit verhaal zal hem allicht niet onberoerd laten. En dieren of mensen in de hoofdrol: maakt dat dan nog wat uit? |