| |
| |
| |
Harde koppen
Over Spijkerzwijgen van Simon van der Geest
Fedor de Beer
Moeder verstijfde. Ze kneep het laken dat ze vast had tot een bolletje. Haar ogen staarden naar het hoofdloze popje tussen de scherven. Ze wankelde naar achter, greep zich vast aan de kastdeur en ging langzaam zitten op de bodem van de kast. Haar hoofd tussen de overhemden van pa.
Ze trilde over haar hele lijf, ik durfde niet te kijken. Een bevende arm reikte naar de kastdeur. Ze trok haar voeten in, krulde zich op en sloot de kastdeur. (p. 102)
Met deze glasheldere situatiebeschrijving schetst Simon van der Geest de eerste grote kras op de eens zo hechte relatie tussen de broers Spijker en Buts, niet lang na de Tweede Wereldoorlog. Bloedbroeders waren ze, Buts had het zelf gezegd, en toch had hij zijn broer nooit iets over het ondragelijke verdriet van hun moeder willen zeggen. Tot vandaag, tot zijn moeder door Spijkers onhandigheid haar harde masker met een klap liet vallen en in de kast kroop. En Spijker nam het zijn broer kwalijk, maandenlang, want Spijker had een heel harde kop.
Jaren later gebeurde iets soortgelijks: een meisje, een brand in de molen en zonder Spijker iets te zeggen verdween Buts naar de andere kant van de wereld. Met Johanna. En dat was de druppel. Nooit zouden de broers elkaar nog zien. Los van elkaar groeiden ze op en leefden ieder hun eigen leven.
Tot er een brief kwam. Een brief van Buts voor Spijker. Een brief die Spijker 's nachts woest verscheurde, maar die zijn nieuwsgierige kleindochter Vonkie niet veel later weer netjes in elkaar puzzelt. Want zij wil weten
| |
| |
wat toch het geheim van haar nukkige, zwijgzame opa is en waarom hij zijn lievelingsbroer Buts nooit meer wil zien. Met haar scherpe vragen die al haar opa's argumenten om het verleden te laten rusten verbrijzelen, doorbreekt zij Spijkers zwijgen en zet vervolgens alles op alles om de broers weer te verenigen.
In een notendop is dit de kern van Spijkerzwijgen van Simon van der Geest, een verhaal dat zich afspeelt in twee tijden - de jeugd van opa Spijker en het hier en nu van zijn kleindochter Vonkie.
Als tweevoudig winnaar van een Gouden Griffel - voor Dissus (in 2011) en Spinder (in 2013) - en schrijver van het kinderboekenweekgeschenk van 2015 behoeft Simon van der Geest geen introductie. Een echte veelschrijver is hij nog niet, maar dat wat al op de planken staat, is door vakjury's en recensenten alom geprezen.
Zo'n kwalitatief hoogstaand oeuvre brengt druk met zich mee bij elk nieuw boek dat verschijnt. Voor hem als schrijver natuurlijk, maar zonder twijfel ook voor recensenten. Van der Geest moet opboksen tegen torenhoge verwachtingen van mensen die als vanzelfsprekend aannemen dat hij ‘het kunstje’ wel weer flikt, terwijl recensenten de balans moet vinden tussen succes inkoppen - ‘Van der Geest komt met veelzijdig verhaal dicht bij perfectie,’ schrijft de Volkskrant (Van Lenteren, 2015) - en rücksichtslos met gestrekt been inkomen op wat beter had gekund. En dat is lastig, want Spijkerzwijgen is geen slecht boek, integendeel, maar het is zeker ook geen Spinder.
| |
Trekken aan het verleden
De twaalfjarige Vonkie logeert een paar dagen bij haar opa op de boerderij en daar geldt slechts één regel: je mag niet bij die oude molen komen die een stuk verderop staat. Jammer, want de wrakkige molen die zo duidelijk verwaarloosd is, trekt enorm aan, maar opa's lippen zijn verzegeld.
Ik kijk nog een keer om. Nu valt het me pas op dat er overal koeien staan, behalve rond de molen. Daar blijven ze liever ver vandaan. (p. 18)
| |
| |
Ook komen er geluiden uit de molen, muziek lijkt het wel en neef Sven lijkt oprecht bang om stiekem met Vonkie naar de molen te sluipen. En dat terwijl ze 's nachts zelf ziet dat haar opa de molen zelf wel bezoekt. Niet naar de molen! En hij dan? Er is iets met dat ding en zij gaat uitzoeken wat!
De molen is letterlijk en figuurlijk de link met vroeger, toen opa nog een jongen was en samen met zijn net iets oudere broer Buts opbokste tegen hun drie oudere broers die hen nooit mee lieten doen. Buts en Spijker waren twee handen op één buik. Alles deden ze samen en nu, nu zien ze elkaar nooit meer. Zelfs nu Buts ongeneeslijk ziek is, lijken de twee broers elkaar niet te willen zien.
Wat is er ooit tussen die twee gebeurd? En wat heeft dat met die molen te maken? Vonkie voelt dat opa iets voor haar verzwijgt, iets heel ergs, en nieuwsgierig als ze is grijpt ze elke gelegenheid aan om naar Buts te vragen, naar de tijd toen opa zo oud was als zij nu. En haar stugge, zwijgzame opa neemt zijn kleindochter beetje bij beetje mee terug naar zijn jeugd, door grappige, ontroerende en spannende verhalen te vertellen over hoe Buts en hij samen hun broers terugpakten. Vonkie luistert ademloos naar deze verhalen en met haar ook de lezer, want zodra opa begint te vertellen over vroeger, begint het verhaal te stromen en volgt de ene mooie zin op de andere. Zoals wanneer Spijker en Buts hun broers foppen en Buts in zijn vlucht het onvoorstelbare presteert:
Nee, hij sprong niet, hij vloog.
Hij spreidde zijn jas als vleugels en zweefde. Hij ging bijna horizontaal. Teur, Tenk en Sleutel stonden aan de dijk genageld, hun monden vielen open.
Buts zweefde... als een zwaan, een enorme zwaan. De laatste meters klapwiekte hij zelfs een beetje, voor hij met een smak neerkwakte in de slootkant. Goed, zijn benen lagen half in het water, maar hij had de overkant gehaald. Dat deed niemand hem na. (pp. 24-25)
Van der Geest laat opa Spijker de verhalen over vroeger zelf vertellen en creëert hiermee een tweede ik-persoon. En dat werkt; juist de verhalen uit het verleden maken het boek tot een spannende pageturner.
| |
| |
Om het overzichtelijk te houden, zijn opa's verhalen bewust opgenomen in aparte hoofdstukken met kenmerkende titels als ‘Het Verhaal van de Kippencowboys’, ‘Het Verhaal van Heerlijk-Heerlijk’ en ‘Het Verhaal van de Kievietseieren’. Ten overvloede zijn deze hoofdstuktitels voorzien van een klein molentje. In de tussenliggende hoofdstukken probeert Vonkie te verwerken wat opa vertelt, verbanden te leggen met bijvoorbeeld de verscheurde brief en de geheimzinnige molen en haalt ze alles uit de kast om opa Spijker opnieuw op zijn praatstoel te krijgen.
De plot zelf is misschien wat simpel en voorstelbaar en het einde wat zoet - Vonkie achterhaalt de reden van de ruzie tussen de twee broers, vindt dat het koppige zwijgen nu lang genoeg geduurd heeft en brengt ze met succes weer bij elkaar - maar de compositie zelf is dat zeker niet. Van der Geest verweeft heden en verleden mooi met elkaar, verandert de molen van een spookachtige ruïne in een schuilplaats voor travestieten en deinst er niet voor terug beide hoofdpersonages - Vonkie én Spijker - met een razende brand en een terminale kanker onder druk te zetten en beslissingen te forceren. En dit alles in de kenmerkende en veelgeprezen beeldende stijl van Van der Geest, die vooral in de opa-verhalen het meest tot zijn recht komt.
| |
Laat ouders lekker hun eigen ruzies uitvechten (als ze niet heel hard nodig zijn)!
Dat Vonkie bij haar opa logeert, is niet zonder reden. Thuis bij Vonkie is het namelijk oorlog: op de dag dat zij door een uit woede veel te hard rijdende moeder bij opa wordt afgeleverd, heeft mama 's morgens met een koekenpan papa's aquarium aan diggelen geslagen.
Daar stond ze, in de keuken, trillend en bleek, met de grote koekenpan in haar handen. Aan haar voeten een enorme plas water met scherven, waterplantjes, steentjes en felgekleurde, spartelende vissen. Papa's vissen. (pp. 10-11)
Een relatiecrisis dus om U tegen te zeggen en omdat haar ouders tijd nodig hebben om tot zichzelf te komen, en tot elkaar, als dat ooit nog lukt, wordt
| |
| |
Vonkie gemakshalve voor onbepaalde tijd bij opa Spijker gestald, de vader van haar moeder.
Op zich een prima begin van het boek, alleen al vanwege de manier waarop de lezer de ruzie en frustratie ingezogen wordt, maar al snel wordt duidelijk dat de ruzie en het mogelijk gaan scheiden van haar ouders weinig te maken hebben met het verhaal dat Van der Geest eigenlijk lijkt te willen vertellen in Spijkerzwijgen: dat van twee bloedbroeders die elkaar ergens in het leven zijn kwijtgeraakt.
Want dát is het geheim van opa. Dát is het verhaal dat Vonkie beetje bij beetje uit Spijker lospeutert. En de moeder van Vonkie heeft daar niets mee te maken, al heeft ze net zo'n spijkerharde kop als haar vader. Helaas duikt ze wel keer na keer op, alsof het verhaal niet gewoon spannend mag zijn, maar Vonkie ook voortdurend in angst moet zitten of het ooit nog wel goed komt. En dat is ergerlijk, omdat deze emoties het verhaal onderbreken en eigenlijk niets toevoegen aan het geheel, zoals ook het einde de lijnen niet verbindt: Buts en Spijker vinden elkaar weer, maar het huwelijk van haar vader en moeder lijkt over. En toch meent Vonkie zeker te weten dat het samenbrengen van Buts en Spijker haar in dit verband iets heeft gebracht: ‘Ik ben niet bang. Niet meer. Niet voor koud water. Niet voor wat straks komen gaat. Niet voor dat rotverhaal dat ze me straks gaan vertellen’ (p. 250).
Zonde zo'n einde, want het ging toch niet echt om haar ouders en een scheiding? Spijkerzwijgen draait om Vonkie en het verleden van haar opa!
| |
Switchen?
Spijkerzwijgen bevat veel elementen die met name Spinder fenomenaal maakten, maar het zit minder goed in elkaar. De verschillende lijnen komen zoals hierboven geschetst niet organisch samen en de personages zijn net iets minder krachtig. Zo redeneert Vonkie de ene keer ruim boven haar leeftijd - ‘Moet je hem nou zien: blozende wangen, haren gekamd, kippengeklets. Vannacht nog woest, nu zo mak als een lammetje’ (p. 31) - en de andere keer, als ze bij gebrek aan sinaasappels maar bananen uitperst, ruim eronder.
| |
| |
Verschillende recensenten vinden dat Spijkerzwijgen niet de intensiteit heeft die Spinder wel had. Zij hopen dat Van der Geest zijn literaire lijntjes weer strak trekt in een volgend project. Ik onderken het kwaliteitsverschil, maar wil tegelijkertijd als leraar ook een ander geluid laten horen. Het boek staat, net als zijn eerdere boeken, vol dialogen en beschrijvingen in een prachtige, beeldende taal.
Sven heeft een echte jongenskamer: saai, met grijs tapijt en blokjes-behang en met nog minder kleuren dan in een kantoor. Aan de muur hangen onbegrijpelijke posters: van tractoren en raceauto's. Er is ook een grote van een motorrijder met een dichte, zwarte helm op. In grote letters staat erboven dat hij Jeffrey heet. (Maar hoe kun je nou zeker weten dat hij ook echt in dat pak zit? Je ziet nog geen centimeter vel van die Jeffrey. Iedereen kan wel zo'n motorpak aantrekken en zo'n helm opzetten. Misschien had Jeffrey die dag wel helemaal geen zin om zich weer in zijn pak te hijsen voor een foto en heeft hij zijn moeder gevraagd.) (p. 150)
Met gemak creëert Van der Geest met zijn zinnen een toegankelijke wereld die iedereen zal laten grinniken en genieten.
De kamer is oersaai. Behang in de kleur van witlof, nog zo'n bed met stijve lakens en een donkerbruine kast waar een dooiemuizenlucht uit komt. Oude zwart-witfoto's aan de muur. Boven de deur hangt een kruisbeeld met een Jezus die kijkt alsof hij doodgaat van verveling. Ik snap hem wel, die Jezus. (p. 150)
Prachtig, en daar zou hij wat mij betreft eigenlijk meer mee moeten doen. Want wat moet Van der Geest met nog een derde griffel? Een winkel beginnen? De Kinderjury, dát is zijn nieuwe uitdaging. Zijn dialogen, beschrijvingen en observaties doen iedereen smullen, dus waarom daar niet op focussen in plaats van op het bij elkaar knopen van psychologische kronkels in hoofden van hoofdpersonen? Literair fantastisch, maar, zo weet ik uit ervaring, voor heel wat kinderen helaas (nog) niet om door te komen.
| |
| |
| |
Primaire literatuur
Dissus. Amsterdam/Antwerpen, Querido, 2010. |
Spinder. Amsterdam/Antwerpen, Querido, 2013. |
Spijkerzwijgen. Amsterdam/Antwerpen, Querido, 2015. |
| |
Secundaire literatuur
Lenteren, P. van, ‘Van der Geest komt met veelzijdig verhaal dicht bij de perfectie.’ In: de Volkskrant, 30 mei 2015. Geraadpleegd op 2 december 2015 via: http://www.volkskrant.nl/recensies/van-der-geest-komt-met-veelzijdig-verhaal-dicht-bij-de-perfectie~a4042133/ |
|
|