Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 30
(2016)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |||||||||
‘Ik zie een jeugdboek als een enige jaren werkend pamflet’
| |||||||||
Verhalen als voedzame maaltijdenHenk Barnard werd in 1922 in Rotterdam geboren.Ga naar voetnoot1 Thuis hadden ze het niet breed, vandaar dat hij na de middelbare school meteen ging werken. Dat deed hij onder meer in de haven en in de boekhandel. De carrière waarmee | |||||||||
[pagina 164]
| |||||||||
hij in eerste instantie bekend is geworden, begon als floormanager bij de Nederlandse Televisie Stichting, de voorloper van de NPS. Bij de VARA-televisie werkte Barnard als regisseur mee aan Pipo de Clown en Ja zuster, Nee zuster. De overstap van de VARA naar de IKON, waar Barnard eindredacteur werd van de actualiteitenrubriek Kenmerk, bracht met zich mee dat hij veel ging reizen. Wat hij zag in met name Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen verwerkte hij niet alleen in documentaires voor de televisie, maar ook in jeugdboeken. Barnards carrière als jeugdboekenschrijver was al begonnen met de bundeling in 1959 van verhalen die eerder waren verschenen op de kinderpagina in Het Vrije Volk, maar in 1972 bracht Barnard in De Marokkaan en de kat van tante Da zijn opvattingen over jeugdliteratuur in relatie tot de actualiteit ‘voor het eerst overtuigend in praktijk’, aldus Peter van den Hoven (1997, p. 2).Ga naar voetnoot2 Barnard heeft zijn ideeën nooit onder stoelen of banken gestoken. Ze komen regelmatig terug in interviews en besprekingen in dagbladen uit de jaren zeventig en tachtig en vervolgens in overzichten en literatuurgeschiedenissen van later datum. Met zijn letterlijk en figuurlijk uitgesproken opvattingen heeft Barnard volgens Van den Hoven ‘een belangrijke bijdrage geleverd aan de discussie over de emancipatie van de jeugdliteratuur’ (p. 2). Waar komen die opvattingen op neer? Ten eerste heeft Barnard een duidelijke mening over hoe je een kind zou moeten opvoeden: ‘Ik vind dat kinderen al vroeg moeten leren vragen stellen, op zoek moeten leren gaan om informatie op te zoeken zodat ze weerbaar worden en aan onze volwassenwereld gaan twijfelen’ (p. 2). Vandaar ook zijn opmerking dat alles wat in de actualiteit speelt, in principe in zijn verhalen terecht kan komen, of dat nu ver weg of dichtbij is, en of het nu gaat over werkloosheid, woningnood of racisme. De rol die hij hierbij aan zijn verhalen toekent, is groot: het zouden voedzame maaltijden moeten zijn, die kinderen heel goed tot zich kunnen nemen, ook al zeggen ze meer van ‘patat mèt’ te houden: ‘Ik ben ervan overtuigd dat je op zo'n manier voor kinderen kunt schrijven dat ze er iets van meepikken, zonder dat ze het boek als saai of belerend naast zich neerleggen’ (p. 2). Hierbij is een belangrijke intermediërende rol weggelegd | |||||||||
[pagina 165]
| |||||||||
voor volwassenen, en met name voor leerkrachten. Barnard heeft vaak te kennen gegeven dat hij het een goede zaak zou vinden als kinderen op school in wereldoriënterende projecten ook zijn boeken zouden tegenkomen als bron van informatie of voer voor discussie. Op school komen kinderen uit diverse milieus elkaar immers tegen, of zoals Barnard het in 1977 verwoordt met betrekking tot Kon hesi baka: ‘We leven met 130.000 Surinamers in Nederland. Ik denk dat de kinderen op school nog het meest met hen te maken hebben. Volwassenen leven in het algemeen toch meer geïsoleerd van elkaar’ (Van Dijl, 1977). Discussie komt uiteraard het beste op gang in een groep, zoals een klas. Barnard zegt hierover: Ik geloof dat kinderboeken nog teveel individueel worden gelezen. Niet dat dat niet mag, zoiets is natuurlijk ook uitstekend, maar wanneer het collectief wordt gelezen en bediscussieerd dan geloof ik dat het boek uiteindelijk meer meningvormend zal werken. En dat vind ik toch het belangrijkste. (Van den Hoven, 1980, p. 97) Eigenlijk kun je, ter aanvulling op wat Van den Hoven stelde over zijn bijdrage aan de discussie over de emancipatie van de jeugdliteratuur, concluderen dat Barnard een dubbele emancipatie bepleitte, namelijk die van het kind én van de jeugdliteratuur. Als we ons beperken tot De Marokkaan en de kat van tante Da en Kon hesi baka. Kom gauw terug, die beiden een Gouden Griffel hebben gekregen, dan levert dat toch twee verschillende verhalen op, ook al heeft Barnard ze bewust bedoeld voor dezelfde leeftijdscategorie, namelijk die vanaf tien jaar. Over deze leeftijdsgroep schreef hij in relatie tot de thema's en problemen in zijn boeken uit de jaren zeventig en begin jaren tachtig: Ik merkte dat er eigenlijk zo weinig belangstelling was bij volwassenen en dat er bovendien heel weinig over geschreven werd. Toen dacht ik: ik moet terugschakelen naar een leeftijdsgroep die nog niet zo vast zit. Een heleboel zaken moet je jong doorgeven, ook al heeft het de beperking van iedere kommunikatie. Dat is ook de reden dat ik voor de leeftijdsgroep van zo'n tien tot dertien à veertien jaar kies. In die leeftijdsgroep kun je de problemen een beetje bespreekbaar maken, daar gaan ze | |||||||||
[pagina 166]
| |||||||||
leven. Ik denk dat dat de groep is waar de akker rijp is. Daarom vind ik het ook zo belangrijk dat je de maatschappelijke realiteit doorgeeft, dat ze weten hoe alles funktioneert. (De Visser, 1982) Enkele jaren daarvoor formuleerde hij zijn ambitie nog wat vergaander: ‘[...] als je de maatschappij een beetje veranderen wil, wat ik persoonlijk erg graag zou willen, dan dacht ik dat je het meer bij de jeugd dan bij de volwassenen moet zoeken. Ze zijn nog open, ongevormd, wij zitten al helemaal vastgebakken in allerlei patronen’ (Van Dijl, 1977). | |||||||||
Illegalen en emigranten‘Illegalen en immigranten’ was een mooiere kop geweest met het oog op alliteratie, maar de keuze voor ‘emigranten’ in plaats van ‘immigranten’ is een bewuste; deze heeft namelijk te maken met het vertelperspectief dat Barnard heeft gekozen in respectievelijk De Marokkaan en de kat van tante Da en Kon hesi baka. In het eerste verhaal is dat het perspectief van vijf buurtkinderen, twee meisjes en drie jongens, die bij elkaar in de klas zitten en van tante Da, bij wie de buurtkinderen regelmatig langskomen. Op zoek naar de weggelopen Siamese kat van tante Da ontdekken de kinderen in een treinwagon op een rangeerterrein een man die illegaal in Nederland is. Die man is de aardige Ali Ben Guiba, een Marokkaan die zijn vrouw en kind in Marokko heeft achtergelaten om elders alvast een beter bestaan te vinden. Omdat Ali geen verblijfsvergunning heeft, is hij voor de Nederlandse maatschappij een illegaal. In Kon hesi baka is het vertelperspectief dat van de tienjarige Surinaamse Georgien, die bij haar oom en tante op het platteland verblijft totdat ze samen met haar twee jaar jongere broer in Nederland herenigd wordt met haar moeder. Hoewel ze in Suriname al bekend was met verschillende, goed met elkaar samenlevende bevolkingsgroepen in een multiculturele samenleving avant la lettre, krijgt ze in Nederland op school en in haar woonomgeving expliciet te maken met | |||||||||
[pagina 167]
| |||||||||
de niet altijd prettige behandeling van ‘vreemdelingen’. Aan het eind van het verhaal beschouwt Georgien zichzelf dan ook eigenlijk als een tijdelijke emigrant, want ze is zeker van plan om naar haar geboorteland terug te keren nadat ze een opleiding tot verpleegster heeft voltooid. | |||||||||
De vorm van de twee verhalenQua vorm, of liever qua stijl, hebben de verhalen veel overeenkomsten. Beiden zijn eerst geschreven als hoorspel, een in die tijd nog zeer geliefde mediale vorm. Dit is vooral aan de dialogen te merken, die, zoals Van den Hoven (1980, p. 99) stelt, ‘vlot, erg levendig en in gewone spreektaal’ zijn geschreven. En het is ook te merken aan de cliffhangers waarmee elk hoofdstuk eindigt. Hoewel ik ervoor wil waken om de verhalen een genre-etiket op te plakken, volgt Barnard in De Marokkaan en de kat van tante Da meer de ‘wetten’ van het avonturenverhaal, zoals ook door recensenten en jury's is opgemerkt, terwijl Kon hesi baka, hoewel niet wars van avonturen, veel meer de innerlijke wereld en geestelijke ontwikkeling van Georgien volgt. Georgiens belevenissen staan centraal, terwijl de scènes in De Marokkaan en de kat van tante Da afwisselend vanuit verschillende personages is verteld. Qua vorm verschillen de verhalen ook als het gaat om de manier waarop feitelijke informatie is verwerkt: in het verhaal over de illegaal Ali komt de maatschappelijke context aan de orde in de gesprekken tussen de kinderen of komt het uit de monden van volwassenen. In Kon hesi baka heeft Barnard op de pagina voor elk hoofdstuk een informatieve tekst opgenomen, die op zich niets met de inhoud van het hoofdstuk te maken heeft, maar los gelezen kan worden als achtergrond bij het koloniale verleden van Europese landen, waaronder Nederland, in relatie tot Suriname. Van den Hoven schrijft hierover: | |||||||||
[pagina 168]
| |||||||||
Vanaf 1594, het moment waarop de eerste Europeanen het land binnendrongen, tot en met de onafhankelijkheid van kort geleden, vertelt Barnard in sobere bewoordingen van onderdrukking en uitbuiting, van slavernij en kolonialisme en neemt daarbij duidelijk stelling: tegen de eeuwenlange, vooral economische overheersing en voor de opbouw van een onafhankelijk Suriname. (pp. 103-104) Dat kinderen deze informatieve stukken tekst misschien overslaan, noemt hij erg jammer: ‘stond het zo maar in de geschiedenisboekjes van de basisschool’ (p. 104). | |||||||||
Het beloofde landIn het avontuurlijke en humoristische De Marokkaan en de kat van tante Da wisselen de scènes van spanning en opluchting elkaar snel af. Hoewel tante Da aanvankelijk wat bezwaren heeft, weten de kinderen haar ervan te overtuigen dat ze Ali één nachtje moet laten logeren. Daarna kan hij verblijven in het huis van één van de kinderen, van wie de ouders een paar dagen weg zijn. Helaas ontdekt één van de nieuwsgierige buurvrouwen dat er een vreemde man bij tante Da in huis is en wordt de politie gebeld. Dit levert een hilarische situatie op, waarbij de agenten van de vreemdelingendienst die aan de deur komen flink voor gek staan. Ze zijn namelijk in de veronderstelling dat er een illegale Siamese gastarbeider bij tante Da in huis is. Tante Da kan vervolgens in alle eerlijkheid uitleggen dat ze een Siamees in huis had, maar dat die nu weg is. Na nog wat verwarring komen de agenten er achter dat het om Ali Baba, de Siamese kat van tante Da gaat. Hierna wordt het verhaal nog spannender: nadat de Marokkaan net op tijd is ontkomen uit het huis van tante Da en naar het huis van een van de jongens is gebracht, ligt ook daar het gevaar van ontdekking op de loer vanwege té oplettende buurtbewoners. Terwijl de meisjes blijven zoeken naar Ali Baba, houden de jongens zich vooral bezig met het verkrijgen van een werk- en verblijfsvergunning voor de andere Ali. Waar de volwassenen vooral bezwaren kunnen opwerpen of pertinent tegen zijn, lossen de kinderen de moeilijke situatie voor Ali (zonder werkvergunning geen verblijfs-vergunning en vice versa) na de nodige verwikkelingen op. En de kat wordt | |||||||||
[pagina 169]
| |||||||||
ook nog gevonden. Kortom, de bureaucratie en onverdraagzaamheid van volwassenen is de ondernemende kinderen vreemd. Dat Kon hesi baka niet van spanning en avontuur is gespeend, is vooral in het eerste gedeelte van het verhaal te merken, waarin Georgien nog in Suriname woont. Ze heeft het bij haar oom en tante prima naar haar zin, en heeft vriendinnen met wie ze naar school kan lopen of kan gaan zwemmen op snikhete middagen. Ondertussen heeft ze wel regelmatig heimwee naar Paramaribo, waar ze met haar broertje en moeder woonde voordat haar moeder naar Nederland vertrok om daar alvast werk en een woning te zoeken. En ook mist ze haar vader, aan wie ze vage, maar warme herinneringen heeft. Zou haar moeder hem in Nederland kunnen vinden? Zullen ze straks met zijn vieren een gezin kunnen vormen? Allemaal vragen die haar bezighouden. Wat haar ook bezighoudt, is de mogelijke beheksing van de grond en het gezin van haar oom, ofwel ‘wisi’. Hiervoor gaat ze met haar vriendin Maryleen naar iemand die daar alles van weet, de ‘loekoeman’. Dankzij de assertiviteit en durf van de twee meisjes wordt deze beheksing opgeheven. Een kracht waartegen het gevecht moeilijker lijkt, is die van de vooroordelen waarmee Georgien in Nederland te maken krijgt. Op het letterlijk koude klimaat is ze voorbereid, maar tegen het figuurlijk koude Holland helpt haar warme jas niet. Nadat Georgien in ‘het beloofde land Holland’ (p. 97) is geland, moet ze zich bewijzen op school, waar in eerste instantie wordt uitgegaan van een achterstand, moet ze accepteren dat vriendinnen niet met haar tot de voordeur meelopen omdat hun ouders het niet op Surinamers hebben, en moet ze zich ondertussen ook nog druk maken over haar van school spijbelende broertje en over haar familie in Suriname, die al voor vertrek een terugkeer heeft gewenst. Wanneer haar oom op het vliegveld afscheid neemt, fluistert hij namelijk in Georgiens oor: ‘Als Suriname onafhankelijk wordt, als we fri worden, kom dan terug, Georgien, dan hebben we jullie nodig. Kon hesi baka. Kom gauw terug’ (p. 89). Dat Barnard halverwege de jaren zeventig zijn lezers zich laat inleven in een Surinaams meisje in Nederland is bijzonder, ook al lijkt de kinderjury uit Schagen, de jury waarover Marleen Wijma-van der Laan regelmatig heeft gerapporteerd, niet tot de doelgroep te behoren van Barnards pleidooi voor inleving en acceptatie: ‘De schrijver is erg tegen rassendiskriminatie en wil de Surinamers ook eens naar voren halen. Onze mening over Surinaamse | |||||||||
[pagina 170]
| |||||||||
kinderen is door het lezen van het boek niet veranderd: we vonden ze al heel gewoon’ (Wijma-van der Laan, 1977, p. 394). We kunnen er echter van uitgaan dat de acceptatie van Surinamers als ‘gewoon’ niet voor iedereen gold, zoals het op feiten en ervaringen gebaseerde verhaal van Barnard duidelijk maakt. | |||||||||
Het oordeel van de juryIn het juryrapport bij de Gouden Griffel 1973 voor De Marokkaan en de kat van tante Da is, gek genoeg, een relativering te vinden. Vanwege de blijkbaar lage kwaliteit van de oorspronkelijk Nederlandse inzendingen wilde de jury deze prijs aanvankelijk niet uitreiken. Ze besloot dat uiteindelijk toch te doen, maar wel in een leeftijdscategorie die eigenlijk te laag is, namelijk zes tot tien jaar. Voor de categorie vanaf tien jaar wilde de jury echter al Oorlogswinter van Jan Terlouw bekronen. De lof voor het verhaal van Barnard is relatief kort, maar krachtig. De jury noemt het ‘een vrolijk verhaal over een zeer aktueel onderwerp’ en vindt dat de mogelijke problemen rond buitenlandse werknemers ‘op voor kinderen begrijpelijke wijze, origineel en nuchter verwerkt’ zijn. Een belangrijke toevoeging, die hoogstwaarschijnlijk de volle instemming van Barnard heeft gehad, is dat het boek zich ‘bij uitstek [leent] voor gesprekken over dit onderwerp, thuis of op school’.Ga naar voetnoot3 De toelichting van de jury van de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur, de prijs die Barnard in 1982 kreeg, is opvallend genuanceerd. Het bevat in kort bestek een typering van met name de verschillen in stijl tussen Barnards boeken uit de jaren zeventig, waarin sprake is ‘van een toenemend engagement’. De jury typeert De Marokkaan en de kat van tante Da als een avonturenverhaal, maar wel een waarmee Barnard het genre heeft vernieuwd: In tegenstelling tot wat in het genre gebruikelijk is, hoeft er in dit verhaal echter geen internationale smokkelaarsbende opgerold te worden en ontbreekt ook de bijbehorende zwart-wit-tekening [...]. Door deze problematiek aan te snijden èn door de humor die het verhaal daarnaast | |||||||||
[pagina 171]
| |||||||||
bevat, levert Barnard een bijdrage aan de vernieuwing van dit populaire genre. Een kanttekening is er wel, namelijk dat de afloop van het verhaal traditioneel is: alle problemen worden iets te gemakkelijk opgelost. Dat ze het liefst moeten worden opgelost, daarover had Barnard in 1973 al zelf het volgende gezegd: [...] er moet wel wat rottigheid in, dat is een onderdeel van het echte leven [...]. Maar ik vind ook dat kinderboeken niet te somber moeten aflopen, je moet op z'n minst de mogelijkheid openlaten dat het goed komt - ook problemen als die van de stadssanering en de gastarbeiders. Hier komt alles op z'n pootjes terecht met hulp van tante Da, een enig mens, een echte Jordaanse. (Krans, 1973) Over Kon hesi baka is de jury positiever: ‘[...] de problematiek is geheel in het verhaal verwerkt en verbonden met de emoties van de verhaalpersonen. Het verhaal wint daardoor aan ernst, de informatie aan herkenbaarheid.’ De jury ziet bij Barnard een gedrevenheid als het om de onderwerpen gaat. Het is dan ook ‘vooral om de ernst en de echtheid waarmee deze auteur zijn lezers tegemoet treedt, het innerlijk gehalte en de overtuigingskracht van zijn boeken’ dat Barnard de prijs krijgt. | |||||||||
Barnard geboekstaafdHoewel Barnard vandaag de dag geen nieuw lezerspubliek heeft gekregen, is hij wel degelijk nog aanwezig in literatuurgeschiedenissen, encyclopedische werken en andere overzichtswerken. Wie deze onder de loep neemt, ontdekt dat de nadruk op zijn werk uit de jaren zeventig ligt en met name op De Marokkaan en de kat van tante Da en/of Kon hesi baka. Ook in de beoordeling en typering van het werk en de schets van zijn ontwikkeling als schrijver zijn veel overeenkomsten te constateren. In de eerste relevante geschiedschrijving, namelijk De hele Bibelebontse berg uit 1989, bespreekt Kees Fens Barnard op de vier pagina's die in het lijvige boek van 700 pagina's worden gewijd aan ‘het maatschappijkritische | |||||||||
[pagina 172]
| |||||||||
kinderboek’ in de gehele twintigste eeuw. Fens spreekt hierbij van ‘politieke onderwerpen’ die kinderen wel degelijk interesseren, over misstanden in de wereld waarop kinderen heel emotioneel kunnen reageren, en over maatschappijkritiek die ‘in een aansprekende vorm [...] wel besteed [is] aan kinderen’ (1989, p. 454). De termen lopen hier enigszins door elkaar. Barnards boeken gaan, aldus Fens, na zijn plaatsing van Jan Terlouws Oosterschelde windkracht 10 in het politieke én maatschappelijke debat over het milieu, ‘over het andere grote politieke complex van de jaren zeventig, dekolonisatie en racisme’ (p. 457). Even terzijde: Barnards schrijverscarrière is niet beperkt tot de jaren zeventig, maar de indruk wordt hier wel gewekt dat al zijn boeken gerelateerd kunnen worden aan de genoemde thema's. Fens schenkt vervolgens alleen aandacht aan Kon hesi baka, dat volgens hem op twee elementen is gebouwd: [...] de ene kant is het een aardig en interessant verhaal over een meisje dat van de ene naar de andere cultuur reist en zich daar een plaats moet zien te veroveren. Dat is genoeg om een mooi boek te maken. Het andere element is de maatschappijkritiek. Georgien is een slachtoffer van de koloniale politiek van Nederland en als ze in Nederland komt merkt ze dat er zo iets als racisme bestaat. (pp. 457-458) Een kritiekpunt van Fens is dat het boek zo vol met gebeurtenissen staat, dat personages niet genoeg uit de verf kunnen komen om karakters te worden. Fens eindigt de bespreking met een wat kinderlijk geformuleerde constatering vanuit het perspectief van een niet-Surinaamse lezer: Georgien, Herwin, hun oom en tante, hun moeder en hun vader, hun vriendinnen en vrienden zijn allemaal aardige mensen met een Surinaamse tongval en Surinaamse gewoonten. Zo zijn Surinamers, denk je als je het boek gelezen hebt, wat gemeen om ze zo minachtend te behandelen. (p. 458) In de nog niet zo lang geleden verschenen literatuurgeschiedenis Een land van waan en wijs halen Rita Ghesquière en Vanessa Joosen zowel De Marokkaan en de kat van tante Da als Kon hesi baka aan, maar nu in de | |||||||||
[pagina 173]
| |||||||||
context van gezinsboeken en schoolverhalen, en specifiek in het kader van de ontwikkeling van Vlaanderen en Nederland vanaf de jaren zestig tot een multiculturele samenleving en het verschijnsel dat gezinnen met een niet-westerse achtergrond steeds vaker centraal staan in jeugdboeken. Hierbij noemen de auteurs Henk Barnard ‘een voorloper die kinderen wilde stimuleren om na te denken over de multiculturele samenleving’ (Ghesquière & Joosen, 2014, p. 341). Hier wil ik graag de volgende opmerking van recensent Bregje Boonstra aan toevoegen, namelijk dat Barnard zich als schrijver bezighield ‘met de problemen van etnische minderheden [...] nog voor het woord multicultureel was uitgevonden’ (Boonstra, 1982). In Het ABC van de jeugdliteratuur, een lijvig overzichtswerk met auteurs, wordt meer aandacht besteed aan Henk Barnard. Gezien zijn opname behoort hij volgens de samenstellers dus tot de auteurs ‘die tot de canon van de kinder- en jeugdliteratuur worden gerekend of bekendheid genieten bij een breed publiek’ (Linders et al., 1995, p. 6). Barnard wordt een betrokken schrijver genoemd, wiens werk, zo wordt gesteld, in de jaren zeventig veel waardering oogstte, omdat in die jaren ‘maatschappijkritische initiatieven op veel sympathie konden rekenen’ (p. 32). In de typering van zijn werk wordt op een ontwikkeling gewezen van ‘fantasierijke verhaaltjes voor jonge kinderen’ naar ‘vlot geschreven, realistische boeken die blijk geven van een grote maatschappelijke betrokkenheid’ (pp. 32-33). Die laatste soort verhalen betreft De Marokkaan en de kat van tante Da, Kon hesi baka en Laatste nacht in Jeque. Een titel uit 1982 hoort ook in dit rijtje thuis: ‘Met Hier ben ik dan [...] bereikte Barnard een synthese tussen het vlotte avonturenboek en de serieuzer uitgewerkte Derde Wereld-boeken’ (p. 33). Werk uit de periode daarna wordt niet besproken op het bestek van de twee pagina's. Dat hangt wellicht samen met de constatering dat volwassenen Barnard vooral waarderen om zijn Derde Wereld-boeken en dat zijn werk vooral populair was ‘in de tijd dat de beschreven problemen actueel waren’ (p. 33). In Leesbeesten en boekenfeesten, waarin jeugdliteratuur vanuit verschillende perspectieven wordt belicht, beschrijft Jan van Coillie in één hoofdstuk de geschiedenis van de jeugdliteratuur in een notendop van de Middeleeuwen tot en met de twintigste eeuw. Hierin komt de naam van Barnard voorbij in de alinea's over de ontwikkelingen in de jaren zeventig: | |||||||||
[pagina 174]
| |||||||||
De problematiek in jeugdboeken werd in die jaren ook opengetrokken naar politiek engagement en naar de derde wereld. Henk Barnard was zo'n geëngageerd auteur. Hij maakte onder meer naam met Kon hesi baka (1976) over de confrontatie van de Surinaamse en de Nederlandse cultuur. (Van Coillie, 2002, p. 284) Van Coillie heeft in zijn boek inhoudelijk verder geen aandacht besteed aan titels van Barnard. In de Encyclopedie van de jeugdliteratuur is Barnard te vinden in een lemma met zijn naam en onder een lemma op basis van een titel, in dit geval Kon hesi baka. In de korte beschrijving van zijn leven en werk had de volgende typering van zijn werk misschien wel wat toelichting verdiend: ‘De goed gedocumenteerde inhoud kreeg meer nadruk dan de literaire vorm’ (Van Coillie et al., 2004, p. 29). | |||||||||
De schroothoop op?Barnard was zelf altijd erg duidelijk over welke verhalen hij voor zichzelf als schrijver zag weggelegd en wat de functie van zijn verhalen was. Dit bleek al uit het citaat in de titel van dit artikel. Nog stelliger dan dit citaat is de volgende uitspraak van Barnard: ‘Mijn boeken en films moeten nu functioneren, in deze tijd en daarna mogen ze wat mij betreft de schroothoop op’ (Van den Hoven, 1980, p. 106). Het zou mijns inziens toch onjuist zijn om de in dit artikel aangehaalde titels enkel en alleen als pamfletten te zien, en de schroothoop als definitieve rustplaats van Barnards werk, om meer dan één reden. Zijn werk is divers qua uitwerking van thema's en qua vorm, het bevat spanning en humor, het roept belangrijke morele vragen op over ‘ons’ verleden en onze omgang met anderen en kan nog steeds uitstekend functioneren in het onderwijs. Ik sluit me daarom graag aan bij wat Lieke van Duin eind jaren tachtig schreef, namelijk: ‘Henk Barnard mag dan zeggen “ik schrijf niet voor de eeuwigheid”, romans als dezen [sic] blijven waardevol als waarheidsgetrouw tijdsbeeld’ (Van Duin, 1989). Hieraan kan ik alleen nog maar toevoegen dat ze ook waardevol en bruikbaar zijn in deze tijd, waarin de ogenschijnlijk tijdgebonden thema's, zoals migratie en racisme, eigenlijk alleen maar pregnanter zijn geworden en we nog steeds be- | |||||||||
[pagina 175]
| |||||||||
hoefte hebben aan auteurs die in staat zijn om zo authentiek mogelijke portretten te schetsen van iedereen in ‘het beloofde land’. | |||||||||
Primaire literatuur
| |||||||||
Secundaire literatuur
| |||||||||
[pagina 176]
| |||||||||
|
|