Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 30
(2016)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||||
Liever puber dan paard
| |||||||||
De jaren zeventig en tachtigHet paard Rudolf, Duif maar dapper (later herdrukt als Duif, de dappere duif), Spicht en de burgemeester en De zomer van dat jaar verschenen in de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig. Deze jaren vormen een bijzondere periode in de geschiedenis van de jeugdliteratuur. Volgens Een land van waan en wijs, de nieuwste jeugdliteratuurgeschiedenis, ‘zijn de jaren zeventig en tachtig hoogtijdagen voor het realisme en het zogenaamde | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
probleemboek, waarin kinderen en jongeren kennismaken met sociale thema's zoals drugsmisbruik, de milieuproblematiek, racisme en uitbuiting’ (Ghesquière, Joosen & Van Lierop-Debrauwer, 2014, p. 48). De vernieuwing van de jeugdliteratuur lag in die periode vooral in de thematiek: ‘voor het eerst (...) koos de jeugdliteratuur openbaar en expliciet voor een maatschappijkritisch standpunt’, constateren Joosen en Vloeberghs (2008, p. 105). Auteurs legden, volgens Helma van Lierop-Debrauwer, echter zoveel nadruk op problemen dat er sprake was van hyperrealistische boeken die de boodschap te veel op de voorgrond stelden (Van Lierop-Debrauwer, 2007, p. 49). Toch waren ook fantasievolle kinderboeken in deze periode succesvol. Een land van waan en wijs betoogt: Terwijl realistische jeugdboeken in de jaren zeventig en tachtig geprezen werden, kregen traditionele genres zoals sprookjes veel kritiek, omdat ze gedateerd zouden zijn en oude rollenpatronen in stand houden. Toch was dit een bloeiperiode voor fantasievolle kinderboeken, die een alternatief bieden voor de kommer en kwel van het realistische probleemboek. (Ghesquière e.a., 2014, p. 49) Peter van den Hoven signaleert in de jaren zeventig en tachtig ook een literaire emancipatie van de jeugdliteratuur. Deze literaire vernieuwing vroeg volgens Van den Hoven ‘meer aandacht voor vorm en stijl, voor de onvervreemdbare toon van een eigen, authentieke schrijversstem en de talige creatieve aspecten van de tekst’ (Van den Hoven, 2011, p. 26). | |||||||||
Het paard RudolfZijn deze ontwikkelingen in de jaren zeventig en tachtig in de debuutroman van Imme Dros terug te vinden? Het paard Rudolf is een verhaal over dieren, in het bijzonder, zoals de titel aangeeft, over het paard Rudolf, het hoofd van de stallen van de boerderij naast het Eikenbosje: ‘Een groot paard, een bruin paard. Een bijzonder en een geweldig paard, een sterk paard, maar vooral een slim paard’ (p. 7). In Het paard Rudolf staan de belevenissen van Rudolf en de andere dieren op de boerderij centraal: het is opgebouwd als een raamvertelling. De stal van Rudolf en zijn merrie Theodora vormt het | |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
decor voor de verhalen die de dieren elkaar vertellen. Zo vertelt Meijertje de geit over een spin die ze bijna had opgegeten, verhaalt Knoert de rat over het leven onder water van Piet Aal, laat Theodora de andere dieren kennismaken met een jongen die per se kok wil worden, neemt Rudolf de lezer mee naar een verdrietig porseleinen theekopje en leeft kat Fisto mee met een vork die afgedankt wordt. Het boek maakt echter niet duidelijk waarom juist deze verhalen verteld moeten worden; de verhalen hangen als los zand aan elkaar. Dat het anders kan, bewijst Het sleutelkruid van Paul Biegel uit 1964; dat boek is ook een raamvertelling van en over dieren (en was en is nog steeds zeer succesvol). In Het Sleutelkruid komen dieren van heinde en verre met verhalen om de zieke koning Mansolein in leven te houden, terwijl de dokter het medicijn sleutelkruid zoekt. ‘Het hart van de koning moet éénmaal per dag flink kloppen, dan haalt hij het misschien. Vertel hem elke dag een spannend avontuur, voordat hij naar bed gaat’ (p. 8). Het zijn mooie, filosofische en spannende verhalen die naar een climax leiden. De verhalen zijn prachtig ingebed in het grote geheel. Dat is niet het geval bij Het paard Rudolf. De dieren in Het paard Rudolf onderhouden betrekkingen met de mensen op de boerderij, ze kunnen echter niet met hen praten (met uitzondering van het appelvrouwtje) en zoeken creatieve manieren om toch met hen te kunnen communiceren. Imme Dros beschrijft de dieren in Het paard Rudolf, hun gesprekken en hun gedachten alsof ze mensen zijn. Zelf zegt zij hierover: ‘(...) het zijn altijd mensen die model voor de dieren in mijn boek staan’ (Van der Velde, 1981). Wam de Moor typeert de dierenwereld in de boeken van Dros als volgt: In haar eerste verhalen vond ze, waarschijnlijk onder invloed van Koolhaas, veel inspiratie in de gefantaseerde wereld waarin dieren dierlijk handelen op basis van menselijk denken. Het Paard Rudolf (1971) en Duif, de dappere duif (1974) laten overigens ook een onderscheid met | |||||||||
[pagina 100]
| |||||||||
Koolhaas' dierenverhalen zien: de dieren sluiten zich niet op in een eigen wereld, ze gaan ook met mensen om. (De Moor, 1988) Dit dierlijk handelen op grond van menselijk denken wringt af en toe in Het paard Rudolf, met name daar waar de dierenwereld en de mensenwereld elkaar raken. Als het paard Rudolf zich bijvoorbeeld beklaagt over de technische vooruitgang, dan is het menselijk denken in mijn ogen te ver doorgeslagen en niet passend bij de mogelijkheden om te handelen van deze dieren. In Het paard Rudolf spelen veel personages een rol. De karakters van de dieren blijven daardoor eendimensionaal. Het volgende voorbeeld illustreert dit: ‘Hugo [de haan; MV] had schele hoofdpijn. Zijn kippen hadden allebei de kerstdagen ruzie gemaakt wie nu de tweede was in eierenleggen. (...) De hele dag dat getater en geruzie. Je moest wat slikken als je zoveel vrouwen had’ (1971, p. 76). Deze karakterisering van Hugo de haan komt op meerdere plekken in het boek op eenzelfde wijze terug: de man die gek wordt van zijn vrouwen. Er zit geen ontwikkeling in deze personages, ze krijgen weinig diepte. Dat geldt ook voor het dikke varken Bertha dat per se wil trouwen, Knoert de waterrat die het leven op het land maar niets vindt, Meijertje de bijziende dromerige geit en de andere dieren. In een interview uit 1976 geeft Dros aan dat ‘het voordeel van dierenfiguren is dat je alleen maar de essentie van bepaalde problemen en karaktertrekken nodig hebt’ (Drossaers, 1976), verhalen over mensen vergen veel meer context. Dit streven van Dros om alleen de essentie weer te willen geven is in Het paard Rudolf blijven steken in platte karaktertekeningen en platitudes. Duif, de dappere duif en Spicht en de burgemeester zijn sterker in hun karakterschets van de bangige Duif en het | |||||||||
[pagina 101]
| |||||||||
onzekere veulen Spicht. In Duif, de dappere duif staat het karakter van Duif centraal, daardoor verliest Dros de focus niet en krijgt het karakter van Duif diepgang. De lezer snapt waarom Duif denkt dat hij niet dapper en slim is, maar het tegelijkertijd wel is. Recensent Fransje Drossaers stelt in 1976 over de drie dierenboeken van Dros: ‘Opvallend is dat er vaak dieren onder zijn die slechts met grote moeite ervan te overtuigen zijn, dat ze niet zo dom en lelijk zijn als ze er uit zien’ (Drossaers, 1976). Dros weet de lezer van Duif, de dappere duif hier wel van te overtuigen en de lezer van Het paard Rudolf niet. Met een zin als ‘“Stom pluimvee”, dacht Rudolf’ (p. 29) worden vooroordelen niet ontkracht, maar bevestigd en blijven de karakters vlak. Ook al zijn in Duif, de dappere duif en Spicht en de burgemeester de hoofdpersonages minder plat, toch werden ook deze boeken geen succes. Herman Verschuren, recensent bij NRC-Handelsblad oordeelt over de dierenboeken in 1982: ‘Vlot geschreven allemaal, hoewel hier en daar wat moeilijk voor de jonge kinderen die je je bij dergelijke verhalen voorstelt, en niet opvallend’ (Verschuren, 1982). De dierenverhalen lijken niet aan te sluiten bij de belevingswereld van de beoogde jonge lezers. Dros zelf beaamt wat Karel Eykman haar voorhield: ‘Hij zei dat mijn boeken over dieren niet voor te jonge lezers geschikt waren, terwijl ze door iets oudere kinderen afgewezen werden omdat boeken over dieren te kinderachtig zouden zijn. Ik vond dat hij - weer eens - gelijk had’ (Van der Velde, 1981). Toch zien we ook in Het paard Rudolf de kenmerken van de latere Dros al doorschemeren. Dros staat bekend om haar precieze schrijfstijl en krachtige dialogen. Zo schrijven Sara Van den Bossche en Sylvie Geerts: (...) Dros neemt alle emoties even ernstig. De zoektocht naar de juiste woorden typeert haar schrijfstijl. Een rake taal is namelijk onontbeerlijk voor de genres waarbinnen zij werkt, van een vertaling van een Grieks epos tot een prentenboek waar geen woord te veel in staat. (Van den Bossche & Geerts, 2013, p. 7) Het paard Rudolf heeft nog niet deze kracht, het heeft veel overbodige tekst. Hoofdstuktitels als ‘Er komt een eind aan de lange winter. Er komen sneeuwklokjes, crocusjes en nog veel meer lenteachtige dingen’ (p. 112) kunnen korter. Sommige zinnen smaken echter naar meer. ‘Dus ze leefden | |||||||||
[pagina 102]
| |||||||||
nog lang en gewoon’ (p. 46) is zo'n zin. Ook deze zin: ‘Hoera! De zon straalde en de wereld was vol fanfare en boterbloemen’ (p. 30) geeft de lezer direct een raak beeld. Dergelijke beeldende zinnen komen in haar latere werk vaak voor, te beginnen in De zomer van dat jaar. | |||||||||
De zomer van dat jaarDe zomer van dat jaar (1980) is een heel ander boek dan de dierenboeken die er aan vooraf gingen. Hoofdpersoon Daan List maakt in deze zomer de overgang van de basisschool naar de middelbare school, van Texel naar Den Helder aan ‘de overkant’. Daan is een onzekere en stotterende jongen, die niet weet wat hij wil en kan: ‘Ik wilde geen onderwijzer worden zoals mijn vader, die voor aktetjes zat te zwoegen, terwijl hij al hartstikke oud was, en ik wilde geen boer worden en geen timmerman en geen notaris en geen vent op een bank’ (p. 6). Imme Dros laat de gedachten en gevoelens van Daan in mooie beeldende zinnen zien. Daan die de waarde van zijn tekentalent ontkent, denkt bijvoorbeeld: Als ik Wubbe Witte was geweest had ik kunnen uitleggen, dat ik graag kijk naar dingen. Hoe ze eruit zien. Naar de kleur. Naar hoe oud ze zijn en waar je dat aan merkt. Zulke dingen, waar je niks aan hebt. (p. 7) De tekenlessen bij het ‘geitewijf’, een excentrieke kunstenares die op Texel woont, maken Daan zekerder van zichzelf, door zijn tekeningen verwerft hij status op zijn nieuwe school. Bovendien raakt Daan verliefd op Jetta en blijkt zij, geheel onverwacht, ook verliefd op hem. ‘En voor ik het wist zag ik in elke zonsondergang vonken van haar rode krulletjes en in de zee het grijsgroen van haar scheve ogen’ (p. 108). De zomer van dat jaar is een boek over vriendschap, verliefdheid en vooral over alle levensvragen die een opgroeiende jongen kunnen bezighouden. Imme Dros beschrijft ingewikkelde zaken voor jongeren heel gewoon: ze horen bij het volwassen worden. Zo is Daan doods- | |||||||||
[pagina 103]
| |||||||||
benauwd voor het lyceum en de overkant. Zijn oma weet dat. ‘Haar ogen zagen scherp, al hield ze nog zoveel van me. En ze kon me aan de overkant niet beschermen. Ze zou wel willen, dat het leven gemakkelijker voor me was, een veilige plaats, zoals haar kamer, vol kleine, dierbare dingen, zonder scherpe hoeken’ (p. 21). De zomer van dat jaar is een boek over de groei die Daan List doormaakt. De groei van Daan krijgt zijn apotheose - ‘Het zag er naar uit dat de zomer goed voorbij was’ (p. 131) - in zijn handtekening die eindelijk van het ‘geitewijf’ onder zijn tekening mag: hij en zijn tekening zijn goedgekeurd: Ik kon het niet geloven, maar zette mijn naam in de rechteronderhoek en liet het haar zien. Ze was tevreden. Ze keek naar de tekening en naar mij. (...) Ik liep in de richting van de haven, met de tekening in mijn hand. Hij was goed, dat zag ik zelf. Later zou ik het nog beter doen, dacht ik er vlug achteraan. Daan List stond er onder. Daan List, dat was ik. (pp. 129-130) In De zomer van dat jaar zijn de personages - in tegenstelling tot in Het paard Rudolf - niet eendimensionaal, maar laten diepgang en ontwikkeling zien. Bregje Boonstra oordeelt over dit boek en over de andere jongerenromans van Dros: ‘Ze onderscheiden zich door sterke dialogen en door de wat afstandelijke, maar scherpe en vaak humoristische observatie van het menselijk gedrag’ (Boonstra, 1993, p. 150). Imme Dros geeft inzicht in het innerlijk leven van de jonge Daan op een manier die lezers zullen herkennen. Niet de problemen staan centraal, zoals vaak in de jaren zeventig, maar de ontwikkeling van een onzekere jongen. De lezers kunnen de ontwikkeling van Daan blijven volgen in twee vervolgromans. In Lange maanden (1982) is Daan 17 jaar, in Ongelukkig verliefd (1995) is hij student in Amsterdam. Imme Dros won in 1981 een Zilveren Griffel met De zomer van dat jaar. De griffeljury zegt over de bekroning: ‘Het boek is eenvoudig en boeiend geschreven. De opbouw van het verhaal is uitstekend en alle thema's die er in worden aangesneden, worden uitgewerkt. De karakters van de kinderen en de volwassenen zijn duidelijk en genuanceerd getekend’ (Van der Pennen, 2013, p. 156). Recensent Herman Verschuren waardeerde in 1982 | |||||||||
[pagina 104]
| |||||||||
vooral ‘de vaart waarmee verteld werd en de rake authentieke karaktertekening’ (Verschuren, 1982). | |||||||||
Liever puber dan paardBovenstaande analyse laat zien dat De zomer van dat jaar qua inhoud, vorm en stijl beter in elkaar steekt dan Het paard Rudolf met zijn niet functionele raamvertelling en vlakke karaktertekeningen. Deze manco's verklaren grotendeels waarom dit dierenboek geen succes werd. Heeft de nadruk die de jaren zeventig op maatschappijkritiek legden deze matige ontvangst nog versterkt? Dat een dierenboek een probleem aan de kaak kan stellen is al veel eerder overtuigend bewezen door George Orwell die met de satirische dierenfabel Animal Farm (1945) kritiek op het communisme leverde.Ga naar voetnoot2 Dat ook fantasieverhalen in de jaren zeventig maatschappijkritisch konden zijn, bewijst onder meer het zeer succesvolle Koning van Katoren (1971) van Jan Terlouw. Imme Dros antwoordt in 1976 op de vraag of zij thema's als emancipatie in haar boeken aan de orde stelt, dat zij onrecht ziet, zich er over op kan winden, maar: ‘ik ben toch niet echt strijdbaar’, aldus Dros. Zij vervolgt: ‘maar ik onthoud het wel en werk het ook uit. Ik maak het paard Rudolf echt wel een beetje belachelijk als ie zegt: een merrie hoort in de stal’ (Drossaers, 1976). Deze verhulde maatschappijkritiek van Dros paste niet in deze periode die niets aan het toeval wenste over te laten. Het paard Rudolf bood noch de onverhulde maatschappijkritiek die volop gepredikt werd, noch de literaire vernieuwing in vorm en stijl die in die jaren opkwam. De zomer van dat jaar liet die vernieuwing wel zien, wat mogelijk het verschil in de receptie van beide boeken kan verklaren. In de Zomer van dat jaar vond Dros haar authentieke schrijversstem. | |||||||||
Primaire literatuur
| |||||||||
[pagina 105]
| |||||||||
| |||||||||
Secundaire literatuur
| |||||||||
[pagina 106]
| |||||||||
|
|