Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 30
(2016)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |||||||||
Verbeter de wereld en begin met het kinderboek
| |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
zet daartegen. Harriet Beecher Stowe was met Uncle Tom's Cabin (1852, Nederlandse vertaling 1854), ondanks alle kritiek die daarop mogelijk is, haar tijd ver vooruit. Erich Kästner met zijn Pünktchen und Anton (1931) en Die Konferenz der Tiere (1949), en Kurt Kläber en Lisa Tetzner met hun Die schwarzen Brüder (twee delen, 1940-1941, Levende bezems, 1950, vertaling Annie Winkler-Vonk) en Lisa Tetzner alleen met Erlebnisse und Abenteuer der Kinder aus Nr. 67 (1933-1949) waren uitzonderingen die Nederlandstalige auteurs kennelijk niet echt inspireerden, hoewel na de Tweede Wereldoorlog An Rutgers van der Loeff met bijvoorbeeld Mens of Wolf? (1952) en Je bent te goed, Giacomo (1957), en Miep Diekmann met bijvoorbeeld De boten van Brakkeput (1956) een eind in de buurt kwamen. Na de jaren vijftig kwam er meer verzet in de jeugdliteratuur. Vooral in de jaren zeventig nam het aantal verhalen toe waarin personages vragen stelden bij of zich verzetten tegen oude patronen, of waarin personages zich zo gedroegen dat bij lezers zulke gedachten zouden kunnen opkomen. Ook nam het aantal beschouwingen toe waarin jeugdliteratuur werd doorgelicht op wereldbeeld. De zogeheten ‘werkgroepen’ speelden daarbij in het Nederlandse taalgebied een belangrijke rol. | |||||||||
Rolpatronen: het moet anders, ook in het kinderboekJoke Kool-Smit publiceerde in november 1967 een artikel in De Gids over het ‘onbehagen bij de vrouw’. Dit artikel wordt algemeen als startsein beschouwd voor een beweging van vrouwen die zich beijverden om gelijke rechten als mannen te krijgen - een beweging die met pieken en dalen en diverse richtingen tot op heden actief is. Joke Kool-Smit richtte in 1968 de groep Man Vrouw Maatschappij (MVM) op, samen met Hedy d'Ancona, die van 1972-1981 hoofdredacteur van Opzij was en tot op heden nog vaak van zich laat horen. Joke Smit overleed helaas in 1981. MVM was een van de bewegingen die zich in Nederland inspanden voor de emancipatie van de vrouw, naast bijvoorbeeld het Vrouwencontact in de PvdA (vanaf 1969) en later de Rooie Vrouwen (1975) en Dolle Mina (1970).Ga naar voetnoot1 | |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
In het kielzog van deze ontwikkelingen waren er groepen bibliotheekmedewerkers, onderwijsgevenden en andere betrokkenen die zich bogen over wat kinderen te lezen werd geboden: strookte dat met nieuwe opvattingen over de rolverdeling van man en vrouw. Zij vormden groepjes en lichtten kinderboeken door. Een overzicht van zulke groepjes is nergens te vinden, we weten niet precies hoeveel er waren en hoe lang ze bestonden. We weten wel dat sommige groepjes uitgroeiden tot werkgroepen die dat doorlichten systematisch aanpakten. Sommige van die werkgroepen lieten door publicaties en andere activiteiten van zich horen. Vanuit MVM waren zulke werkgroepen actief in Leiden en Enschede en met name die van Leiden timmerde vanaf 1974 energiek aan de weg. Tekenend voor de MVM-werkgroepen was dat zij nadrukkelijk ook mannen uitnodigden om mee te denken over man-vrouw-rolpatronen en de weerspiegeling daarvan in kinderboeken. In Eindhoven ontstond in 1972 een werkgroep die wat dat betreft een tikje radicaler was, geen mannen toeliet en ook wat meer keek naar de weerspiegeling van bezit- en arbeidsverhoudingen in kinderboeken. Deze werkgroep vond gelijkgezinden in Nijmegen en Antwerpen, maar sprong er evenals de Leidse MVM-werkgroep uit door een reeks boekjes te publiceren. | |||||||||
Vanuit een andere hoekIn 1972 gaf Tonne Cox het startschot met een artikel in De openbare bibliotheek, ‘Een boekje open over kinderliteratuur’. Het artikel is terug te vinden in onze onvolprezen DBNL, evenals overigens het bovengenoemde artikel van Joke Kool-Smit. Het was een schotschrift, met alle overdrijving van dien, maar klonk als een klok en heeft vermoedelijk veel bibliotheekmedewerkers geïnspireerd. Tonne Cox was de drijvende kracht achter de Eindhovense werkgroep, die officieel Werkgroep Kinder- en Jeugdlectuur heette. In 1980 verdween zij echter van het toneel. Nel Teeuwen, met wie ik voor dit artikel sprak en die vanaf het begin lid van de werkgroep was, heeft geen idee of ze nog leeft en waar ze woont. Haar naam staat nog in Het kinderboek vanuit een andere hoek 3 (1979) en ontbreekt in Het kinderboek vanuit een andere hoek 4 (1980). | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
Dat zijn de twee laatste delen uit een reeks die in 1974 startte met Het kinderboek vanuit een andere hoek, in 1976 volgde deel 2. Ze werden uitgegeven door het NBLC en die afkorting stond voor Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (de k van lektuur is authentiek). Dat het NBLC hier als uitgever optrad, is een interessante voetnoot. Het NBLC, op dat moment het boegbeeld van de Nederlandse openbare bibliotheken, herbergde de dienst Boek en Jeugd, die een voortzetting was van het op 1 november 1952 (ver voor het NBLC) opgerichte Bureau Boek en Jeugd, onder leiding van de energieke jeugdbibliothecaris Annie Moerkercken van der Meulen, die dit informatiecentrum leidde tot ze in 1978 met pensioen ging. Hier werkten in de jaren zeventig diverse vrouwen die zich goed konden vinden in de boven beschreven emancipatiebeweging, onder wie vier leden van bovengenoemde Leidse MVM-werkgroep. Of Annie Moerkercken van der Meulen zich er ook in kon vinden, is niet bekend, maar ik sluit niet uit dat deze zeer zelfstandige vrouw er sympathiek tegenover stond. Zij zag in ieder geval kansen om meer aandacht te genereren voor het kinderboek middels zulke publicaties. Het is voorts interessant dat door toedoen van Boek en Jeugd het NBLC als uitgever fungeerde voor de Eindhovense werkgroep, terwijl er juist zoveel personele banden waren met de Leidse werkgroep. Ik werkte vanaf 1977 bij Boek en Jeugd, maar kan me niet herinneren dat er ooit over is gesproken om ook de boekjes van de Leidse werkgroep te publiceren. Truuske Sanders, mijn ex-collega die langer dan ik bij Boek en Jeugd werkte, schreef me desgevraagd daarover: ‘In die tijd was ik de enige “mvm-er” binnen de dienst en wij zochten geen uitgever. Tonne Cox is veel bij Boek en Jeugd op bezoek geweest vanwege de bronnen. Zij zocht wel een uitgever en vond gehoor bij Boek en Jeugd.’
De vier delen van Het kinderboek vanuit een andere hoek waren alle min of meer op dezelfde manier ingericht. Ze bevatten een of meer inleidende teksten, vermelden de samenstelling van de werkgroep, bieden een lijst van de besproken boeken en vervolgens de besprekingen. De indeling van de besproken boeken is in deel één thematisch. Twaalf hoofdstukken, van ‘Boeken waarin een bestaansminimum aan de orde komt’ tot ‘Boeken waarin kinderen uit onvolledige gezinnen (ook ongehuwde vaders en moeders) en/of andere vormen van samenleven voor- | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
komen’ en tot slot ‘Boeken die niet onder een van de vorige categorieën vallen, maar die wij ook erg goed vinden’. Uit de inleiding van Het kinderboek vanuit een andere hoek 1 (1974): Hoe die selectie tot stand kwam, beschreef Nel Teeuwen als volgt: Iedereen had een aantal boeken gelezen, die werden besproken en daarover werden vragen gesteld. De boeken met verouderde zaken, met een ouderwetse visie, gingen op de ene en de boeken die we geschikt vonden gingen op de andere stapel. Dat waren vooral boeken gericht op de maatschappij, geen sprookjes en dergelijke. En in die tijd was voor ons | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
de man-vrouw-verhouding, en die tussen jongens en meisjes, toch het grote punt. De indeling van de besproken boeken in deel twee tot en met vier is gebaseerd op leeftijdsaanduiding, maar bevat ook lijstjes van soortgelijke categorieën als in deel één, met verwijzing naar de pagina waarop de bespreking te vinden is. Alle vier delen bieden dus een selectie van wat de werkgroep goede boeken acht. In de inleiding van deel twee vermeldt de werkgroep dat van het eerste deel ‘meer dan 5000’ exemplaren werden verkocht, ‘meer dan wij verwacht hadden’ en ‘een enorme stimulans’. En: Er zijn nu boeken verschenen over onderwerpen die wij in onze eerste uitgave aangeduid hebben als ‘ontbrekende lectuur’, zoals de dood, echtscheiding, onvolledige gezinnen, gehandicapte kinderen, homoseksualiteit e.a. Het zou de moeite waard zijn om eens te onderzoeken of er juist in die twee jaar tussen 1974 en 1976 inderdaad zo'n toename was van zulke thema's in kinderboeken. | |||||||||
Plussen en Minnen1974 was wel een cruciaal jaar, want toen verscheen ook Plus Min Boek 1974, verslag van een onderzoek naar de inhoud van kinderboeken, samengesteld door de Werkgroep Kinderboeken MVM Leiden, die een jaar eerder al een Zwart Wit Boek het licht had doen zien. Dat was min of meer een snelle gelegenheidsuitgave. Over deze werkgroep sprak ik met Tonny Meelis-Voorma en Truuske Sanders, beiden vanaf het begin betrokken bij de werkgroep. De allereerste bijeenkomst zal volgens hen rond 1971 geweest zijn, wanneer precies ‘weten we niet meer’, en de werkgroep presenteerde zich voor het eerst ‘tijdens de Emancipade 1974’, waar MVM een stand had, met onder andere ruimte voor de werkgroep. Die bood toen aan koningin Juliana | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
een Zwart Wit Boek en een selectie van kinderboeken die geschikt zouden zijn voor haar kleinkinderen aan. De stand en het Zwart Wit Boek trokken natuurlijk aandacht en ‘er kwam veel vraag naar’. ‘En toen dachten we: dan moeten we er maar mee doorgaan en gaan publiceren.’ Zo ontstond in 1974 dat eerste Plus Min Boek. (Zwart wit werd na enig overleg al te zwartwit gevonden, alsof kinderboeken categorisch in niet of wel goed te verdelen zouden zijn.)
Het ‘hing in de lucht’, geeft Tonny aan. Dat lijkt wat losjes gezegd, maar is wel accuraat. Wat er dan precies in de lucht hing, valt op diverse manieren te omschrijven, maar het is opmerkelijk dat zowel Het kinderboek vanuit een andere hoek als het Plus Min Boek 1974 veel publiciteit opwekten en veel belangstelling en bijval ondervonden. De Leidse MVM-werkgroep kinderboeken publiceerde vervolgens het Plus Min Prentenboek (1982), en werkte mee aan het Plus Min Boek 1977 van de Twentse Werkgroep Kinderboeken MVM. In de Plus Min Boeken werd een selectie jeugdliteratuur besproken - niet een kwalitatieve selectie: ‘de boeken zijn willekeurig gekozen.’ Het ging erom in beeld te brengen: welke informatie het kind via zijn boeken krijgt over de maatschappij en de rol die het in die maatschappij zal spelen. Het blijft een open vraag of het de werkgroepen waren die een verandering teweeg brachten in de Nederlandstalige jeugdliteratuur, of dat ook deze verandering ‘in de lucht hing’, in het kielzog van de veranderingen die in de samenleving plaatsvonden. Ik citeer Tonny nu even wat uitgebreider: ‘Het | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
hing in de lucht en daarom sloeg het zo aan. We kwamen precies op het goede moment, als we drie jaar eerder waren begonnen had het waarschijnlijk niet zoveel stof doen opwaaien.’ Het lijkt me echter buiten kijf vaststaan dat de werkgroepen het kritisch denken over kinderboeken flink gestimuleerd hebben. Auteurs en uitgevers voelden zich soms direct aangesproken. Tonny: ‘We kregen ook schrijvers aan de lijn. Bijvoorbeeld met een kwestie als: ik heb een manuscript ingeleverd van een verhaal met een mannelijke hoofdpersoon, en de uitgever vindt dat het een vrouwelijke hoofdpersoon moet worden. Wat vind je daar nu van?’ | |||||||||
Veel verhaal weinig kritiekDe genoemde publicaties van de werkgroepen betroffen kinderboeken. Er lag noeste beoordelingsarbeid aan ten grondslag. Het lag al doende voor de hand om ook aandacht te schenken aan de recensies in dag- en weekbladen. In 1977 liet de Leidse werkgroep van zich horen met een kritische bespreking van de griffelwinnende boeken van 1977. Dat deden ze samen met de Twentse MVM-kinderboekenwerkgroep, plus de Alternatieve Werkgroep Jeugdliteratuur Antwerpen en de Werkgroep kinder- en jeugdlectuur Eindhoven. Uit de Eindconclusie van Perspublikatie n.a.v. de toekenning van zilveren en gouden en zilveren griffels, resp. penseel, tot stand gekomen door samenwerking van enige werkgroepen, die zich kritisch met jeugdliteratuur bezighouden (september 1977): | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
jongeren en arbeiderskinderen ontbreken. In 1978 volgde de publicatie Veel verhaal weinig kritiek, een doorlichting van wat andere recensenten schreven over acht kinderboeken, samengesteld door de Leidse werkgroep in samenwerking met de Alternatieve Werkgroep Jeugdliteratuur Antwerpen en de Werkgroep Kinder- en Jeugdlektuur Eindhoven. Deze publicatie veroorzaakte veel discussie onder recensenten, want ze kregen er ongenadig van langs. Passage uit de conclusie van Veel verhaal weinig kritiek (1978): In een herziene uitgave in 1979, met soortgelijke strenge conclusie, schreven de samenstellers dan ook: Wij weten maar al te goed dat redakties de recensies van kinderboeken veelal beschouwen als bladvulling. | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
De recensenten moeten woekeren met de hun toegemeten tijd en plaatsruimte. Een oproep die heden ten dage weer actueel lijkt te worden.
Veel verhaal weinig kritiek was een mooi en verder niet meer opgevolgd voorbeeld van samenwerking. Het leek of de werkgroepen hierna uitgeput raakten. In 1980 verscheen het laatste Kinderboek vanuit een andere hoek, in 1982 produceerde de Leidse MVM-werkgroep nog Plus Min Boek Prentenboek. Daarna werd het stil, hoewel geen van de werkgroepen aangaf dat het karwei voltooid zou zijn, want ondanks geconstateerde verbeteringen was er nog van alles te wensen. Zo merkte de Eindhovense werkgroep in Het kinderboek vanuit een andere hoek 4 nog op dat ‘thema's als echtscheiding, sterven en rassendiscriminatie in vergelijking met een aantal jaren geleden gelukkig nu veelvuldiger voorkomen, maar zij zijn vaak op een dusdanig moeilijk niveau uitgewerkt dat deze onderwerpen alleen bereikbaar zijn voor een selecte groep lezers.’
In Plus Min Boek Prentenboek schrijven de samenstellers: De beoordeling van het wereldbeeld hangt nauw samen met onze MVM achtergrond. We wijzen die verhalen af die sterk rolbevestigend, normbevestigend of -versterkend zijn. Positief beoordelen we die verhalen die passen in de MVM gedachten over de gelijkwaardigheid van alle mensen. Hierbij verliezen we echter niet uit het oog dat een verhaal in de eerste plaats een goed verhaal dient te zijn. De funktionaliteit van de onderdelen (waaronder de figuren) gaat ons boven de ‘leer’. | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
Dat is een opvallende toevoeging, die strookt met wat met name Tonny in ons gesprek herhaaldelijk betoogde. Waarop literaire critici ons wilden tackelen, is dat we het kinderboek niet als literatuur zouden zien, maar dat was natuurlijk waanzin. Wij zouden geen literaire maar pedagogische criteria hanteren. Daar waren we het niet mee eens. Truuske Sanders vult haar aan: We hebben daarover veel gepraat, want we vonden het een kortzichtig standpunt. We hanteerden immers ook literaire maatstaven. Maar doordat andere groepen, zoals de Rooie Vrouwen, wat radicaler bezig waren dacht men dat we het alleen over die man-vrouw-rollen hadden. Er waren nogal wat verschillen in opvattingen tussen de werkgroepen. Daarom konden we ook moeilijk samenwerken. De relatief stormachtige kritiek die de werkgroepen loswoelden is nog eens goed samengevat door Helma van Lierop in 2003. | |||||||||
Einde van de werkgroepenDe Eindhovense werkgroep hield inderdaad op te bestaan. Tonne Cox verdween van het toneel en een andere drijvende kracht, Jeannette Kok, verhuisde naar Amsterdam. Nel Teeuwen, ook een spil in de werkgroep, schreef samen met Jeannette Kok nog Later zul je dat begrijpen, later als je groot bent, anti-autoritaire kinderboeken (1979) en leverde tot 1984 nog diverse bijdragen voor het tijdschrift Refleks. Maar nu lees ik niet veel kinderboeken meer, en ben ik ook gestopt met bespreken. Mijn kleinkinderen zijn de jeugdliteratuur ontgroeid. Zolang ze klein waren bleef ik wel lezen en ik was ook de verhalenverteller. Maar ik heb nog steeds contact met schrijvers, kijk nog altijd naar nieuwe kinderboeken en kom regelmatig in de kinderboekwinkel. | |||||||||
[pagina 68]
| |||||||||
En ook: Ik denk dat ze bij mensen die geïnteresseerd waren in maatschappijverandering en veranderingen in de opvoeding van kinderen goed gewerkt hebben. Dat was natuurlijk wel een speciale groep. En misschien heb ik bij ouders iets kunnen bijdragen aan een ander zicht op kinderboeken. Dat hoop ik tenminste en ik heb er ook goede reacties op gehad. Maar toen die boekjes er waren, was het ook klaar en had ik geen zin meer om in diezelfde lijn door te gaan. De Leidse werkgroep bestaat nog steeds en bespreekt nog steeds kinderboeken, naast nu ook theater en andere literatuur. Maar aan publiceren denken ze al sinds de jaren tachtig niet meer. Terugkijkend Tonny aan het woord: Ik denk dat veel schrijvers toch wat meer zijn gaan nadenken over de eigenschappen die ze aan hun hoofdfiguren gaven en aan het wereldbeeld in hun werk. En ook Truuske kijkt even terug: | |||||||||
[pagina 69]
| |||||||||
Het is jammer dat de rozengeur en maneschijn weer een beetje terug zijn, vooral in boeken voor jongere kinderen. Het is zo voorzichtig allemaal dat we soms denken, waar hebben we nu in vredesnaam voor gestreden. Al zijn er natuurlijk uitzonderingen. Tony vult aan: We vinden nu dat veel hoofpersonen net zo goed een jongen als een meisje zouden kunnen zijn, zo erg lijken ze op elkaar. Ze zijn bijna androgyn geworden. En ook dat is niet goed. Maar ook hierop zijn gelukkig uitzonderingen. Nogmaals, het lijkt me buiten kijf vaststaan dat de werkgroepen het kritisch denken over kinderboeken in de jaren zeventig en tachtig flink gestimuleerd hebben, in het kielzog van andere maatschappelijke ontwikkelingen. Inmiddels kan eveneens worden vastgesteld dat deze ontwikkelingen plaatsvonden in een periode van stijgende welvaart, waarin bovendien de boekdruktechniek zich spectaculair ontwikkelde en daardoor bijvoorbeeld steeds mooiere prentenboeken voortbracht. Er werden steeds meer boeken verkocht en de bibliotheken hadden middelen om met kracht aan leesbevordering te doen. De jeugdliteratuur ging steeds meer variatie vertonen. En dat kinderboeken een belangrijke rol kunnen spelen in het leesonderwijs is daardoor inmiddels ook een algemeen gedeeld inzicht, een project als ‘Bibliotheek op school’ speelt daar goed op in.
Helaas stijgt de laatste decennia de welvaart niet meer (behalve voor de happy few), boekverkopen zakken per jaar, de gemiddelde boekomloop wordt steeds korter en op de bibliotheken is zeer fors bezuinigd. Uitgeverijen moeten hard aan de weg timmeren om te kunnen voortbestaan en wagen zich niet meer zo makkelijk aan uitgeefavonturen met ongewisse opbrengst. We mogen ons gelukkig prijzen dat er nog steeds een gestage stroom aan goede jeugdliteratuur verschijnt, van betrokken en hun kunst serieus nemende auteurs en illustratoren en hun uitgevers, maar onvermijdelijk is er ook een berg boeken die geen ander doel lijken te hebben dan de uitgeverijen (niet toevallig vaak onderdeel van grote bedrijven) draaiend | |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
te houden. Op zijn best nog braaf werk, maar inderdaad ‘zo voorzichtig allemaal dat we soms denken, waar hebben we nu in vredesnaam voor gestreden’. Genoeg redenen om niet tevreden achterover te leunen, terugkijkend op al die prachtige boeken die er sinds de jaren zeventig zijn verschenen, maar de vinger aan de pols te houden, de krenten uit de pap onder de aandacht te brengen en van tijd tot tijd die pap zelf eens goed te zeven. Werk aan de winkel voor een kritisch tijdschrift. | |||||||||
Secundaire literatuur
| |||||||||
Publicaties van de werkgroepen
| |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
|