| |
| |
| |
Het is theater, maar niet zoals het te verwachten is
De theatraal van Bart Moeyaert
Jan Staes
Noem vijf titels uit het werk van Bart Moeyaert op die u gelezen hebt. Op zich een eenvoudige opdracht. Daar draait u uw hand vast niet voor om. Maar wat als ik u vraag om minstens één theatertekst in het lijstje op te nemen? Misschien wordt het dan al moeilijker. Hoewel theater mee aan de grondslag ligt van de Vlaamse en Nederlandse literatuur, is het vaak even gekend of populair als pakweg de novelle. Of poëzie. Dit genre, dat dagelijks op tientallen podia met verve gebracht wordt, is een van de kleine broertjes geworden binnen ons uitgeefbestel. Onterecht, zo leert een blik op het werk van ‘jongste broer’ Bart Moeyaert ons.
Toegegeven, uitgevers maken het u ook niet makkelijk. Hoe interessant de tekst ook, de kans dat zo'n manuscript het bureau van de uitgeverij in boekvorm verlaat, is nog steeds klein. Zeker wat betreft theaterteksten die zich ook richten tot een grote groep jongere lezers. Moeyaerts theateroeuvre vormt hier een opvallende uitzondering op. Naast theatermonologen die in boekvorm verschenen en waarbij de lezer bijna niet merkt dat ze oorspronkelijk voor theater geschreven zijn, haalden voor opvoering geschreven teksten zoals Ongelikt (2001) of Drie Zusters (2004) de boekhandelplank. Deze werken hebben dan misschien geen grote lezersschare, ze geven wel een fascinerend inzicht in de taal, de dialogen en de denkwereld van de auteur. Verschillend van de roman, heeft de theatertekst bijvoorbeeld weinig woorden, ruimte en tijd om zijn universum aan de lezer te openbaren. Directheid, conflict of een andere vorm van contact tussen de personages zijn de drijfveren. De sfeer van de tekst wint het van de beschrijving. Theaterteksten lezen - eigenlijk hoort u ze hardop te debiteren - vraagt misschien een andere plaats, een andere tijd of een andere instelling van een lezer, wanneer je je erin verdiept zijn ze niet
| |
| |
minder meeslepend. Laat ik u daarom verleiden om Bart Moeyaerts theatertaal te leren lezen omwille van een aantal redenen.
Zo nestelt Moeyaerts theaterwerk zich getrouw in zijn prozaïsch oeuvre. Zijn theaterteksten verwijzen soms letterlijk naar zijn romans en diepen thema's uit deze verhalen verder uit. Anderzijds begeeft de auteur zich ook op het ijs van de klassiekers, en toont hij hoe relevant deze ook voor kinderen en jongeren kunnen zijn binnen een hedendaagse opvoeringgeschiedenis. Dan weer klinkt de theatermaker door in zijn teksten. Moeyaert als rasverteller, als performer, hiermee de link leggend met zijn kortverhalen. Kortom, een ontdekking. Niet lineair opgebouwd, maar modulair en vanuit de goesting om tot dialoog te komen gekozen.
| |
Papieren acteur
Ter gelegenheid van het Theaterfestival Vlaanderen Nederland 1998 schreef de Nederlandse theatermaker en auteur Oscar van Woensel een essay over acteerstijlen. Onder de titel Toneelspelen is ingewikkeld, verwoordde Van Woensel:
De kunst van het toneelspelen bestaat in essentie uit het spreken met andermans woorden. De toneelspeler verhoudt zich tot een tekst. Soms zal hij/zij duidelijk aangeven dat het niet zijn/haar woorden zijn. Zo wordt een afstand aangebracht tussen speler en tekst. Dit kan verlichtend werken, ironisch en soms vervreemdend vroeger. Het paradoxale is dat de persoonlijkheid van de toneelspeler van enorm belang is. Hij/zij moet laten zien wat hij/zij van de tekst vindt, wat het publiek zou kunnen vinden, wat eventuele emoties zouden kunnen toevoegen. De toneelspeler is zichtbaar, zo niet nadrukkelijk aanwezig, hoewel de vorm afstandelijk overkomt.
Als ‘lezer’ van theaterteksten word je willens nillens even een acteur. De tekst die voor je ligt is bedoeld om hardop te lezen, om er stem aan te geven, zoals Van Woensel het ook uitdrukt. Niet zelden veranderen theaterteksten dan ook tijdens repetities: door de acteurs, de regisseur of de auteur zelf. Hoe belangrijk zulke acteursmomenten voor de schrijver
| |
| |
Moeyaert zijn, verwoordde hij in een van de interviews over de totstandkoming van het stuk Graz (2009), dat hij voor STAN schreef.
In theater werk je met acteurs die het gewoon zijn om teksten uit te spitten. Voor een schrijver is een tekstlezing dan het ultieme genot. Je ontdekt onvermoede intonaties of voelt meteen wat beter had gekund. Elke schrijver zou tot die ervaring verplicht moeten worden.
(De Standaard, 21 maart 2009)
Dat de gedrukte tekst in boekvorm vele stemmen krijgt, die de auteur niet onder oren komen, erkent Moeyaert. Voor hem is dit een van de moeilijkste zaken die hij ervoer bij het schrijven van zijn eerste teksten.
Toneel betekende voor mij een hele aanpassing. Dat je een verhaal op papier kunt zetten en dat dat door iedere lezer in dezelfde vorm kan gelezen worden, op het moment dat hij er echt zin in heeft, dat is voor mij nog altijd een ideale situatie. Als toneelspeler en uiteindelijk ook als toneelschrijver zit je met het probleem dat het die bepaalde avond moet gebeuren, ook als je je minder goed voelt. Hetzelfde geldt voor het publiek: je hebt een kaartje gekocht en gaat dus maar naar die voorstelling, ook al staat je hoofd er niet echt naar. Dat maakt het misschien eerlijker, maar ook lastiger. Toch heb ik absoluut geen spijt van mijn stap naar het theater. De laatste twee jaar ben ik er intensief mee bezig geweest en dat heeft me veranderd, in die zin dat ik het belang van woorden duidelijker ben gaan beseffen.
(Campuskrant KUL, maart 2002)
De invloed op ander werk komt onder andere tot uiting in Iemands Lief, de bewerking van Stravinsky's L'Histoire du Soldat. Oorspronkelijk geschreven voor theater overtuigt de tekst ook in boekvorm. Hoe klein de novelle ook, de
| |
| |
manier waarop de auteur elk woord wikt en weegt in dit dichterlijk sprookje laat een zoeken naar nieuwe, andere vormen binnen zijn eigen oeuvre zien. De in het begin van het verhaal rijkelijk aanwezige metaforen vervormen tegen het eind van het verhaal in bijna atonale klanken. Stravinsky's muziek klinkt even luid als zijn thema's doorheen deze tekst. Moeyaert is hier niet de auteur die woorden in de mond van de acteur of lezer legt, maar die de gedachten van vele lezers, van een maatschappij tot een tekst kneedt.
| |
Theater-roman
Goneril: Kies.
Regan: Kies tussen?
Goneril: Links of rechts of allebei.
Cordelia: Allebei?
Goneril: Veel keuze is er niet. Schiet op. Regan, jij begint. Kies.
Het mes. De breipennen. Of de blote handen. Kies.
(Ongelikt, 2001)
Blijft de tekst echter onmiskenbaar een theatertekst, dan valt hij bij Moeyaert - vaak letterlijk - met de deur in huis. Veel tijd om je als lezer aan te passen heb je niet. Deze directheid, die kenmerkend is voor theater, vind je echter ook terug in zijn andere werk. Wie zijn theaterteksten leest en vertrouwd is met ander werk van de auteur, voelt zich thuis in deze verhalen. Er zijn met andere woorden diverse parallellen te trekken tussen Moeyaerts toneelteksten en zijn andere fictie. Soms inhoudelijk van aard. Het samen zingen in de theatertekst Bremen is niet ver (2001) heeft opvallend veel weg van Bernie's moeder, die in Blote handen vanuit de keuken de omgeving toezingt. En ook Bernie en Ward, twee boezemvrienden, staan in dit boek onmiddellijk voor een keuze: lopen of gepakt worden.
| |
| |
Maar ook thematisch is de parallel te maken. Vaders blinken bijvoorbeeld in zowel de theaterteksten als de romans uit door fysieke of mentale afwezigheid. Moeders, vrienden, dochters hebben een grotere impact op het verhaal en de evolutie die hoofdpersonages meemaken. In Drie Zusters (2004) halen de zusjes wel herinneringen op aan hun vader, maar verder komen ze niet. Zijn beeld blijkt bij de jongste zus zelfs al vervaagd. En waar Shakespeare in zijn King Lear een oude koning tot spil van het verhaal maakt, herwerkt Moeyaert in Ongelikt (2001) de tekst zo dat het de dochters zijn wiens gedachten, twijfels en handelingen je volgt. De oude man ondergaat het geheel. In Rover, dronkeman (2000) heeft Ondines moeder de vaderfiguur zelfs carrément het huis uit gezet. Ondine maakt van deze afwezige man dan maar de ideale papa, die altijd met haar speelde en zelfs met haar hinkelde. Een beeld dat gaandeweg in stukken wordt gesmeten, wanneer je als lezer merkt dat Ondine een leugentjeniet uit de weg gaat.
Daarnaast kun je niet om de taal van Moeyaert heen. Wie de theaterstukken leest, ontdekt hoe veel de taal die zelf verzonnen of bewerkte personages hanteren lijkt op die uit zijn romans. Zelf verwoordde de auteur het als volgt: ‘Ik durf bijna zeggen: als ik de beschrijving uit mijn boeken weglaat, hou ik theater over’ (Moeyaert in De Standaard, 5 januari 2001). Hoe personages er uit zien, wat de exacte setting is, daar besteden de meeste theaterteksten niet veel woorden aan. In de plaats daarvan krijg je vanaf de eerste regel ofwel beklemmende, scherpe en heldere dialogen zoals in Ongelikt of Slot, ofwel een verteller die de lezer/toeschouwer rechtstreeks aanspreekt met weinig, poëtische verwoording zoals in De Schepping (2003), Luna van de boom (1999) of Olek schoot een beer (2006).
In het begin was er niets. Het is moeilijk om je dat voor te stellen. Je moet alles wat er nu is nog niet laten zijn. Je moet het licht uitdoen, en er zelf niet zijn, en dan ook nog eens al het donker vergeten, want in het begin was er niets, ook het donker niet. Als je het begin van alles wil zien moet je erg veel weglaten. Ook je moeder.
(De Schepping, 2003)
| |
| |
Dit verschil tussen meer narratieve, verhalende teksten en theatrale dialoog wisselt Moeyaert in zijn theaterwerk geregeld met elkaar af. In de narratieve verhalen valt de verteller Moeyaert erg op. Op toneel speelt en speelde hij graag zelf deze rol als een soort auteur/performer. Al blijft de uitvoering steeds sober, ingetogen en met veel zin voor tekstuele en visuele kleuraccenten. Deze vertellingen richten zich op een divers publiek, jong en oud. De gelaagdheid die je in zijn romans tegenkomt, komt ook in de theatertekst tot uiting. Olek schoot een beer - een tekst gebaseerd op de oude Russische vertelling ‘De Vuurvogel’ - kun je lezen vanuit het spannende relaas van de jonge jager Olek. Tegelijk doorweeft Moeyaert de tekst met verwijzingen naar keuzes die iedereen moet maken, zonder al te belerend te worden. Het blijft een sprookje, met een duidelijke moraal. Nergens wordt deze je echter opgedrongen.
| |
Synesthesie van het authentieke
Luna van de boom, Olek schoot een beer, De
Schepping, Iemands Lief (2013) en in zekere mate Bremen is niet ver en Broere (2000) hebben minstens twee dingen met elkaar gemeen: verklanking en muziek. Deze muzikaliteit zit zowel in de tekst die Moeyaert schreef als in de composities die bij de respectievelijke teksten horen. Naast theater, vormen ze als geheel een boeiende initiatie in de hedendaagse klassieke muziek. De wisselwerking tussen muzikant/componist en schrijver, en in boekvorm ook nog illustrator, toont de veelzijdigheid van een auteur die van jongs af aan de liefde voor deze muziek en musical koestert. Elk verhaal noopt tot rust, tot een cadans die op geen enkele plek stilvalt. Tekst, beelden en muziek vloeien in de theatervertellingen naadloos in elkaar over. Ze versterken elkaar in de zoektocht naar een manier om over authentieke, persoonlijke of unieke ervaringen met een publiek/lezer te communiceren. Waar het woord stil wordt of tekort schiet, neemt de muziek of het beeld het over. Of omge- | |
| |
keerd. De auteur zoekt hiermee de grenzen af van het verhaal, om via de vermenging van artistieke disciplines te komen tot een synesthesie die verder gaat dan de zintuiglijke, narratieve of cognitieve overdracht. De geest, soms vernoemd als zesde zintuig, treedt in dialoog met het gevoel. Muziek stilt de natuurlijke narratieve honger van de toehoorder. Ze pauzeert, ze stimuleert, ze geeft ruimte aan de woorden zoals een illustratie dit doet bij een prentenboek.
Het doet denken aan de performance, die in het theater vooral in de jaren zeventig werd omarmd. Het onderzoek tussen realiteit en realisme stond hierbij centraal, tussen de alledaagse, reële werkelijkheid en de echtheid, die voortvloeit uit menselijke keuzes. Moeyaert creëert in beide teksten een realiteit die noch reëel, noch surreëel genoemd kan worden en die juist in eenvoud verbinding centraal stelt. Zijn (beeld)taal overstijgt de klassieke polariteit. In theatrale vorm zorgde de leegte van het podium in combinatie met de rust van de verteller, de muziek en de beeldprojecties voor een authentieke, unieke ervaring. In gedrukte vorm blijft deze dankzij de schijnbaar achteloze plaatsing van tekst en tekeningen - in Luna van de Boom bijvoorbeeld van de hand van Gerda Dendooven, in De Schepping van Wolf Elbruch - de harde cuts en uitsnijdingen in en van de figuren overeind. Illustraties vormen geen ‘uitleg’ bij de tekst. Ze staan op zichzelf. Net zoals de verteller op zijn podium een persoonlijke klank geeft aan de tekst, zo doen deze tekeningen dit ook.
| |
Bewerken en hertalen
‘Shakespeare is dead, get over it.’ Theaterauteur Paul Pourveur pleitte in 2002 naar aanleiding van zijn gelijknamige voorstelling ervoor om het gevecht met de traditie radicaal aan te gaan. In zijn voorstelling liet Pourveur het personage William discussiëren over de betekenis van zijn stukken nu en de manier waarop theatermakers met zijn werk omgaan. Waarom herinterpreteren we teksten die enkele eeuwen oud zijn, in de plaats van nieuw, origineel materiaal te creëren? Met zowel Ongelikt, Drie Zusters als Slot waagt Moeyaert zich aan de traditie. Hij bewerkte respectievelijk Shakespeares King Lear, Tsjechovs Drie Zusters en Maeterlincks La Mort de Tintagiles; klassiekers met een rijke opvoerings- en vertalinggeschiedenis.
| |
| |
Shakespeare zet King Lear neer als een tragische oude man die langzaam in waanzin wegzakt na de verdeling van zijn rijk onder zijn vleiende dochters. Bij Moeyaert heeft zoals gezegd niet de oude man, maar hebben de dochters de overhand. Van de oorspronkelijke karakters blijven er slechts negen over in zijn herwerking. Het noodlot, alomtegenwoordig in het originele stuk, wordt dan weer letterlijk vlees en bloed in de vorm van een nieuw personage Lot. Deze ingrepen doen meer dan de klassieke versie actualiseren. Ze verleggen de focus van verraad en redeloosheid naar universele thema's als vrijheid, macht en bezit. Tegelijk verjongt Moeyaert zowel acteurs, taal en setting als publiek en schuwt hij de brutaliteit niet. Een duidelijke en bewuste keuze. Kiezen is in deze echter winnen én verliezen, want de uitpuring van de verhaallijn en het toevoegen van een nieuw personage zorgen ervoor dat Shakespeares fascinatie voor het goede én kwade in de mens en zijn minutieuze uitdieping van deze dualiteit in elk personage sterk wordt afgevlakt ten voordele van het narratieve aspect in de tekst. De tekst verjongt, geeft letterlijk meer ruimte aan een ‘ander’ publiek. Moeyaerts tekst is bewust gesch reven om opgevoerd te worden voor een 15+ publiek. Een publiek dat in het theater in Vlaanderen de overgang maakt tussen een school- en avondpubliek. Dat Moeyaert van deze lezer/toeschouwer niet eenzelfde levenservaring verwacht als van Shakespeares toehoorders, lees je - zeker wanneer je het origineel kent - tussen de weggelaten passages en personages door. Wie de bewerking echter als een originele tekst leest, valt dit mijns inziens niet op.
In Drie Zusters zitten de personages letterlijk en figuurlijk opgesloten in één ruimte. Ze willen wel naar Moskou, maar uiteindelijk blijven ze onbewogen. Het lijkt bijna alsof Tsjechov aan het begin van de vorige eeuw als voorloper van het modernisme een van de rode draden schreef die kenmerkend zijn voor Moeyaerts werk. Ook bij Moeyaert raken de personages immers zelden uit hun eigen isolement, hoezeer ze ook pogingen ondernemen om het lot een andere wending te geven. Opvallend in zijn Drie Zusters is hoe de tekstdramaturgie zeer trouw blijft aan het origineel, maar de effectieve dialogen en concrete situaties verder weg staan van Tsjechovs werk. Deze drie zusters zitten hier en nu in de ruimte. Ze zijn vlees en bloed. Ze hebben elkaar veel en tegelijk niets betekenisvols te vertellen, maar een onuitgesproken angst en verdriet houdt hen tegen. De
| |
| |
dialogen zijn nu eens kort, zelfs bitsig, dan weer mijmerend. Accurate beschrijving is er nauwelijks, net zo min als kleur of bijvoorbeeld enig gevoel van loutering. De lezer krijgt een pokerspel voorgeschoteld, dat enkel afgewisseld wordt door vragen die de zussen zich stellen en al dan niet ware herinneringen. Moeyaert benadrukt in deze tekst Tsjechovs originele stream of consciousness of monologue intérieur: ook zijn personages uiten een ononderbroken stroom van ideeën, gevoelens, observaties en herinneringen Hoewel het stuk geschreven is voor een 8+ publiek, doet hij geen narratieve knieval om iemand ter wille te zijn. Daarvoor in de plaats krijg je een tekst die ruimte laat voor acteurs, voor scenografen, voor regisseurs. Een tekst die hermetisch - sommigen zullen het woord ‘moeilijk’ gebruiken - lijkt, maar op het toneel verrassend open overkomt door zijn meerduidigheid
Irina: Als ik droom, dan droom ik van ons.
Het is zomer in mei, zoals vandaag. De zon staat hoog en schijnt op ons dak.
Binnen is het warmer dan buiten. De deur zit klem. Het raam zit klem. De lucht in huis is bijna op. Er is nog maar net genoeg lucht voor Olga en Masja.
Het is een droom, dan weet je zulke dingen: er is nog maar net genoeg lucht daarbinnen.
Maar het is niet erg. Ik ben niet binnen. Ik kijk naar binnen, door het raam van de deur die klem zit.
Alles krimpt. Alles wordt kleiner. De kamer zit al ongemakkelijk, als een te krappe jas. Voor alle lucht op is, kijk ik nog eens naar binnen en doe het luik voor het raam van de deur die klem zit.
(Drie Zusters, 2004)
Maeterlincks La Mort de Tintagiles uit 1894 is dan weer een ongewone keuze. Het stuk werd oorspronkelijk voor marionetten geschreven, maar daar houdt enige vorm van mogelijke lieflijkheid ook op. Ook hier speelt het lot immers een hoofdrol en neemt zwart het over van alle andere kleuren. Angst voor de leegte en de dood, voor het onbekende speelt
| |
| |
voortdurend haasje over met de drijvende kracht en moed die liefde is. Slot, zo heet de bewerking, gecreëerd voor het Antwerps theatergezelschap Laika, werd oorspronkelijk in een verlaten liftenfabriek gespeeld. De kilte, het ontbreken van licht en de nagalm van beton en ijzer die de acteurs en het scènebeeld opriepen, blijven ook in de naakte tekst overeind. Het symbolistisch en mystieke origineel wordt in de handen van Moeyaert een verhaal dat het midden houdt tussen thriller en horrorstory. De relatie tussen Tintagiles - opgesloten door een wreedaardige koningin - en zijn zusje blijft niet steken in existentiële emoties, maar wordt in beeldende volzinnen gestuwd naar suspens, verlangen en uiteindelijk de onvermijdelijke dood.
Moeyaert weet in zijn bewerkingen steeds te kiezen voor originaliteit, met respect voor het origineel. Hij weet zijn eigen stempel op elk werk te drukken door haast ongegeneerd in het repertoire te snijden én er tegelijk uit te putten, rekening houdend met zowel de jonge als oudere toeschouwer. Dat hierdoor bepaalde diepgang of kwaliteit van het origineel mee weggesneden wordt, is inherent aan deze keuze. De leegte wordt wel steevast ingevuld door een eigen interpretatie, visie en dramaturgische lijn, die strakker van structuur is en de lezer/toeschouwer herkenbaarheid of ingangen biedt. Al blijven de hengsels van deze deuren ook van ijzerbeslag die zich niet snel laten openen.
| |
Primaire literatuur
Moeyaert, Bart, Duet met valse noten. Onuitgegeven theatertekst. Oosterzele, Theater Leen Persijn, 1990. |
Moeyaert, Bart, Kus me. Onuitgegeven theatertekst. Antwerpen, KJT, 1994. |
Moeyaert, Bart, Mijn maan. Onuitgegeven theatertekst. Mechelen, De Maan, 1997. |
Moeyaert, Bart, Luna van de boom. Brussel, Pantalone vzw, 1999. |
Moeyaert, Bart, Rover, dronkeman. Amsterdam, Querido, 2000. |
Moeyaert, Bart, Broere. Amsterdam, Querido, 2000. |
Moeyaert, Bart, Ongelikt. Amsterdam, Querido, 2001. |
Moeyaert, Bart, Bremen is niet ver. Antwerpen, HETPALEIS, 2001. |
| |
| |
Moeyaert, Bart, De Schepping. Amsterdam, Querido, 2003. |
Moeyaert, Bart, Drie Zusters. Hasselt, Uitgeverij Afijn, 2004. |
Moeyaert, Bart, Slot. Naar Maurice Maeterlinck ‘La Mort de Tintagiles’. Antwerpen, Uitgeverij Bebuquin, 2005. |
Moeyaert, Bart, Olek schoot een beer. Amsterdam, Querido, 2006. |
Moeyaert, Bart, De Gans en zijn Broer. Onuitgegeven theatertekst. Antwerpen, Luxemburg vzw, 2006. |
Moeyaert, Bart, Graz. Onuitgegeven theatertekst. Brussel, Toneelgezelschap STAN, 2009. |
Moeyaert, Bart, Iemands Lief. Amsterdam, Querido, 2013. |
| |
Secundaire literatuur
Van Woensel, O., ‘Toneelspelen is ingewikkeld.’ In: Essays over acteerstijlen, Nederlands Vlaams Theaterfestival, 1998, p. 42-51. |
Pourveur, P., Shakespeare is dead, get over it! Onuitgegeven theatertekst. Arnhem, Keesen&Co, 2002. |
Hillaert, W., ‘Zeven acteurs, zes auteurs, één voorstelling.’ In: De Standaard, 21 maart 2009. |
ZA, ‘Uur cultuur.’ In: Campuskrant KUL, 13(9), 2002. |
| |
Internet
www.vti.be |
www.bartmoeyaert. com |
| |
Fragmenten
Luna van de boom, http://www.youtube.com/watch?v=U3rbgc-89iQ |
Iemands lief, http://www.youtube.com/watch?v=SVAmpF32T8w |
|
|