| |
| |
| |
‘Rijd maar met ons mee naar Schiphol’
Uitgever Jacques Dohmen vertelt over zijn samenwerking met Bart Moeyaert
Linda van Scherrenburg
‘Kort voor het verschijnen van mijn tweede boek, Terug naar Af, blaast Je moet dansen op mijn graf van Aidan Chambers me van mijn sokken,’ schrijft Bart Moeyaert in 56 kilometer (2004, passage 30). Het leidde ertoe dat de boeken van Aidan Chambers onderwerp werden van zijn eindwerk op de hogeschool. Bart schreef Aidan een brief om hem te vragen of ze elkaar wellicht zouden kunnen ontmoeten in Engeland. Aidan had het op dat moment erg druk, maar stelde voor om tijdens de uitreiking van de Gouden en Zilveren Griffels in Nederland af te spreken.
Daar begint het verhaal van Jacques Dohmen, voormalig hoofdredacteur van Querido. Aidan stuurde hem een bericht waarin stond dat er een Belgische student naar de uitreiking zou komen met wie hij had afgesproken. Hij vroeg of Jacques hem zou kunnen opvangen. De Griffeluitreiking vond dat jaar - 1986 - plaats in het Circustheater in Scheveningen. Na afloop was er gelegenheid om boeken te laten signeren. Voor de stand van Aidan stond een hele rij kinderen te wachten. ‘Op een gegeven moment zag ik een bedeesde jongeman staan, die maar niet opschoof. Al die Nederlandse kinderen drongen naar voren, zij wel!,’ vertelt Jacques. ‘Ik sprak hem aan: Je bent vast Aidans Vlaamse afspraak. Hij bevestigde dat en ik nam hem mee naar Aidan, want anders kwam hij nooit aan de beurt.’ Aidan moest echter zoveel signeren, dat hij voor zijn terugreis eigenlijk geen tijd meer had voor Bart. Jacques stelde voor dat Bart dan maar mee naar Schiphol zou rijden, want Aidan moest op een holletje terug naar Engeland. Aidan en hij konden dan achterin zitten en bespreken waarvoor Bart was gekomen. ‘Ik zat voorin en hoorde dat zo'n beetje aan. Ik vond het interessant wat hij te vertellen had. Het was een piepjonge schrijver, pas een jaar of 22.’ Nadat Aidan in zijn vliegtuig was gestapt, gaf Jacques
| |
| |
zijn kaartje aan Bart met de vraag of hij hem wat wilde toesturen als hij weer iets geschreven had.
| |
Van brief naar boek
Bart stuurde Jacques zijn tweede boek, Terug naar Af. ‘Ik heb hem toen geschreven waarom ik het boek niet zo goed vond, ik was meteen heel streng,’ zegt Jacques lachend. Bart schreef uitvoerig terug en vanuit het al snel intense briefcontact ontstond een hechte vriendschap. ‘Toen ben ik me ook met zijn andere boeken gaan bemoeien, nog voor hij bij Querido was.’
In zijn eerste brief aan Bart schreef Jacques dat het verhaal nog te veel over hemzelf ging, over hoe hij herexamen moest doen en hoe dat allemaal mislukte. ‘Hij zat nog te dicht bij zijn onderwerp,’ vertelt Jacques. ‘Dat soort kritiek vond hij eigenlijk wel prettig. In de brieven die volgden hebben we het altijd gehad over literatuur, over wat hij nou wilde en wie zijn grote voorbeelden waren.’ Al snel is Bart de literaire richting uitgegaan. ‘Waardoor het ook eigenlijk onontkoombaar was dat hij wegging bij uitgeverij Averbode en naar Querido toekwam. Hij vond dat hij daar beter werd begeleid en bovendien kwam hij terecht tussen auteurs die hij zelf enorm bewonderde, zoals Els Pelgrom, Imme Dros, Joke van Leeuwen, Veronica Hazelhoff en Toon Tellegen.’
Bart was de eerste Vlaming die naar Querido kwam, iets waar Jacques hem nog altijd erg dankbaar voor is. ‘Via Bart heb ik de Vlaamse kinderboekenscene en in het algemeen de Vlaamse cultuur leren kennen. Ik ging vaak bij hem op bezoek in Antwerpen. Daardoor werd mijn belangstelling voor de Vlaamse literatuur gewekt.’ Nelleke Berns, die zelf in Antwerpen een mooi klein kinderboekenfonds beheerde, was een goede vriendin van Bart en ook Jacques raakte bevriend met haar. Hij vroeg haar een paar jaar later om naar Querido te komen en daar de Vlaamse auteurs voor haar rekening te nemen. ‘Zo is het Vlaamse deel van het fonds ontstaan,’ vertelt Jacques. ‘Met auteurs als Anne Provoost, Els Beerten, Jan Simoen, Marita de Sterck en Jef Aerts.’
Interessant aan alle Vlaamse auteurs, en dus ook aan Bart, is hun taal. ‘Bart schrijft wel “Nederlands” Nederlands, maar gebruikt toch af en toe
| |
| |
een Vlaamse uitdrukking of woord,’ zegt Jacques. Daar spraken ze altijd uitvoerig over. Sommige woorden houdt Bart er met opzet in, mooie woorden: ‘valavond’ om de schemering aan te duiden en ‘gensters’, vonken uit het vuur. Maar er zijn in het dagelijkse Vlaamse taalgebruik woorden en uitdrukkingen die voor Nederlanders ongrammaticaal klinken, of zelfs onbegrijpelijk zijn, die haalde Bart er altijd uit. ‘Bart is de zoon van een inspecteur in het onderwijs en dat zie je ook terug in zijn manier van schrijven. In iedere zin staat nauwkeurig wat hij bedacht heeft dat er moet staan. Niets staat er zomaar, als prettige vulling.’
| |
Podiumkunsten
‘Het was heel spannend om te zien hoe Bart zich ontwikkelde,’ vertelt Jacques. ‘Hoe hij een echte toneelperformer werd.’ In de eerste jaren dat Bart veel in Amsterdam kwam, kwam hij op mensen over als een zacht pratend, verlegen jongetje dat door zijn Brugse accent moeilijk te verstaan was. En nu zitten de mensen in Nederlandse concertzalen op het puntje van hun stoel te genieten van zijn enorme podiumuitstraling. ‘Het is eigenlijk zo snel gegaan, ik heb hem zien groeien,’ zegt Jacques. Zo heeft Bart Joke van Leeuwen vergezeld bij de rondtrekkende serie Geletterde mensen. Tijdens deze voorstelling vertelde hij een paar verhalen uit Broere en heeft hij voor het eerst en plein public gezongen. Jacques bewondert hem daarom. Net als bijvoorbeeld om zijn optredens met het Nederlands blazersensemble. ‘De tijd die hij neemt tijdens het voorlezen van zijn teksten, de rustmomenten die hij inbouwt! Timing is zo belangrijk en Bart doet dat geweldig goed.’
Ook de periode dat hij stadsdichter was, heeft Bart verrijkt. ‘Hij werd min of meer gedwongen de wereld in te gaan,’ vertelt Jacques. ‘Hij is altijd iemand geweest die genoeg had aan zijn eigen rijke binnenwereld en die de buitenwereld van op een veilige afstand zat te bekijken, maar toen werd hij er met zijn neus op gedrukt. Ook op de nare, gewelddadige feiten. Hij schreef al gedichten, maar die ervaring heeft zijn volwassen dichterschap naar boven gehaald.’
| |
| |
| |
In een hokje geplaatst
‘Een van de redenen waarom Bart zo graag naar Querido wi Ide, was omdat hij het gevoel had dat de overstap naar de volwassenenliteratuur gemakkelijker zou zijn,’ zegt Jacques. Querido bestond toen uit maar één fonds met zowel boeken voor volwassenen als boeken voor kinderen. Er waren ook veel meer auteurs die voor beide doelgroepen schreven. Zo hoorde het, vond Bart. Hij heeft zich altijd opgewonden over de manier waarop kinderboeken in een hoekje worden gezet. Ook Jacques vindt het belangrijker dat een boek ‘talig’ is, dat een auteur een eigen stijl heeft, dan of er al dan niet tien te moeilijke woorden instaan. Natuurlijk begrijp je als kind niet alles, maar je haalt eruit wat je eruit kunt en wilt halen en zo leer je er bovendien weer nieuwe woorden bij. ‘Op een gegeven moment was Bart die strijd ook wel moe,’ vertelt Jacques. Zo werd hij tijdens Poetry International nogal eens behandeld alsof hij, als kinderboekenschrijver, toch echt een graadje minder was dan de anderen: ‘O, wat leuk dat jij ook meedoet!,’ alsof dat niet vanzelfsprekend was. Als hij zich op feestjes voorstelde als schrijver van vooral kinderboeken, draaiden mensen zich om en liepen weg. ‘Terwijl die mensen nooit zijn boeken hadden gelezen, ze weten niet eens waar ze het over hebben,’ zegt Jacques. ‘Dat blijft een moeilijk punt, en dat heeft hem altijd erg gestoken.’
Als je eenmaal in het laatje ‘kinderboekenauteur’ zit, is het moeilijk om daar weer uit te komen. Dat merkte Jacques bij het herdrukken van de jeugdromans van Bart in een uitgave voor volwassenen. ‘Recensies van een hele pagina met een foto van de auteur, dat overkomt je als kinderboekenauteur niet. Als een boek als Het is de liefde die we niet begrijpen (1999) al besproken is in de kinderboekenkolom, kun je het verder wel vergeten.’ Er is een tijd geweest waarin het leek dat die muur tussen kinder- en volwassenenliteratuur opengebroken werd. Steeds meer auteurs van duidelijk volwassen literatuur hadden ook belangstelling voor kinderboeken en waren op de hoogte van wat er op dat gebied gebeurde. Het waren mensen die oprecht belangstelling hadden voor kinderboeken. ‘Dat is naar mijn gevoel weer een beetje verloren gegaan,’ vindt Jacques. ‘Bart vond die periode, die Bregje Boonstra altijd “de gouden jaren” noemt, prachtig.’
| |
| |
| |
Vertalen en vertaald worden
Voor iedere schrijver is het een waagstuk: besluiten om te gaan schrijven als beroep. Dat moment kwam ook voor Bart. Hij besloot niet voor de klas te gaan staan, waar hij voor opgeleid was. ‘Zo'n sprong in het diepe is verdomd moeilijk: je moet maar zien hoe je je dagelijks brood verdient, dat is in het begin ploeteren, hoor,’ merkt Jacques op. ‘Gelukkig kreeg Bart veel opdrachten voor vertalingen, daar is hij dan ook erg goed in, een echte woordkunstenaar.’ De Wissewaswinkel (1999) is een van Barts vertalingen uit het Frans. Het is een vreemd, sprookjesachtig verhaal met veel alliteraties. Vertalen is meer dan het omzetten naar een andere taal, want een letterlijke vertaling klinkt vaak niet goed. In 56 kilometer (2004) beschrijft Bart die moeilijkheid zelf: ‘Als je gevraagd wordt of je een boek vol van deze taalspielerei in het Nederlands wilt “vertalen”, moet het zomer zijn, en moet je buiten kunnen zitten. Als je niet oppast, komt er anders iets als
De behaarde vrouw die ze me verkocht in een winkeltje op Honolulu heeft me verzekerd dat een gruizel van een gruizel van de toverstok van fee Carabos...
op papier, en dat lijkt wat er staat, maar dat is het niet’ (passage 38). De uiteindelijke vertaling van Bart klinkt dan ook zo:
De behaarde kapitein/ die ze me verkocht op een plein/ zei dat een grein/ van zo'n gruizel toverstok/ van een kol / samen met het gros van het gruis van het gestampte bot van de kikvors/ een grijze olifant/ verkleint tot een korrel zand. (passage 38)
Met deze vertaling heeft hij veel succes gehad.
Omdat Bart zelf vertaalde, had hij veel begrip voor de mensen die zijn eigen werk vertaalden. Jacques en Bart hebben altijd hun best gedaan om Barts werk in het buitenland te laten uitgeven. ‘Bart ging altijd mee naar de beurzen in Frankfurt en Bologna. Dat hij zelf met de Duitse, Franse en
| |
| |
Amerikaanse uitgevers is gaan praten, heeft er zeker aan bijgedragen dat veel van zijn boeken in die landen zijn vertaald,’ vertelt Jacques. ‘Mirjam Pressler heeft veel van Barts werk in het Duits vertaald en ze hebben daar vaak samen over gesproken. Bart weet immers dat je niet alles letterlijk kunt vertalen, dat er dan bepaalde dingen verloren gaan, daar is niets aan te doen. Maar als een vertaler dat op een andere manier weet in te halen en de bedoeling van de tekst toch kan overbrengen, dan is het goed. Mirjam Pressler kan dat.’
| |
Samenwerking
Volgens Jacques zijn er twee soorten schrijvers: schrijvers die een vorm van begeleiding nodig hebben, een leidende hand, bijna op zinniveau, en schrijvers die vooral een muur nodig hebben om tegenaan te praten. Bart hoort bij die laatste groep. ‘Hij weet goed wat hij wil, maar hij heeft iemand nodig met wie hij kan praten over zijn projecten en plannen, daarna kan hij ze beter uitwerken.’ Als redacteur kun je een schrijver dan een héél klein beetje sturen. Onenigheid was er nooit tussen Jacques en Bart. ‘Daarvoor zitten we veel te veel op hetzelfde spoor.’
Jacques vertelt dat Bart een echte perfectionist is. Zelfs als hij het boek nog maar aan het schrijven is, weet hij al wat het formaat moet zijn en wie het omslag moet maken. Een uitgever vindt het meestal erg vervelend wanneer een schrijver zich bemoeit met dat soort dingen, maar Bart heeft er echt verstand van. Voor De melkweg (2011) heeft hij zelf een Engelse schilder benaderd. Die heeft toen een bijzonder sfeervol schilderij gemaakt voor op het omslag.
Niet alleen wat vormgeving betreft heeft Bart meteen een beeld voor ogen van hoe het moet worden. Ook het schrijven zelf begint met een beeld in zijn hoofd. Er zijn bijvoorbeeld de drie kinderen van De melkweg, die op een late zomermiddag op een muurtje zitten. ‘Aan het einde van Het is de liefde die we niet begrijpen (1999), zit er een hond buiten op een plaatsje naar de volle maan te janken. Dat is ook zo'n prachtig beeld,’ zegt Jacques. ‘Of het begin van Blote handen (1995/2004), hoe twee jongetjes in doodsangst aan het wegrennen zijn. Het idee voor dat boek, misschien wel zijn beste tot nu toe, begon met dat beeld.’ Een favoriet verhaal kan
| |
| |
Jacques maar moeilijk kiezen. Met Suzanne Dantine (1989) heeft hij een persoonlijke band. Het dorpje waar het zich afspeelt, is het Italiaanse dorp waar Bart en hij samen op vakantie zijn geweest bij Jenny Tuin, een vertaalster. Het is ook waar Jacques zelf nog steeds iedere zomer te vinden is. ‘Dat is heel grappig, er zitten bepaalde scènes, figuren en namen in die uit die tijd en uit dat dorp stammen.’
| |
Vriendschap blijft
Nu Jacques geen uitgever meer is, wil
hij toch nog graag nieuwe teksten van Bart blijven lezen. ‘Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik niet goed weet wat Bart nu zou willen. Ik kan me ook voorstellen dat hij op een gegeven moment denkt, dank je Jacques, maar ik moet nu verder. Ik hoop dat hij me nog wel teksten blijft sturen. Dat zijn toch dingen die je niet zo makkelijk loslaat, helemaal als je zo goed bevriend bent als wij. Dan lopen lezen als redacteur en lezen als vriend dwars door elkaar.’
Al weet Jacques niet welke kant Bart in de toekomst op zal gaan, hij weet wel wat hij al allemaal bereikt heeft. ‘Bart wilde graag in het buitenland uitgegeven worden, dat is hem ruimschoots gelukt. Hij wilde een roman voor volwassenen schrijven en ook dat is hem gelukt (Graz, 2009).’ In het Rembrandtjaar (2006) hebben een aantal dichters in opdracht van het Rijksmuseum een gedicht geschreven bij een schilderij (Lyrisch van Rembrandt). Bart was een van die dichters. De gedichten werden gepresenteerd in het Rijksmuseum, voorgelezen door de dichters zelf, naast het betreffende schilderij. Tussen al die grote namen, die Bart altijd had bewonderd, stond hij nu zelf. ‘Bart en ik stonden op een gegeven moment met een glaasje wijn in de hand na te praten. Ik zei: “Bart, hadden we dit ooit kunnen bedenken toen wij elkaar ontmoetten? Dat we nu met dit gezelschap hier zouden staan?” En Bart zei: “Dat is nu precies wat er ook door mijn hoofd ging.”’
|
|