Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 28
(2014)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Waar hangt je engel?
| |
[pagina 139]
| |
hemel komen, of uit de zesde chakra, ik wil het kwijt zijn, maar in feite zijn ze wereldser dan de mensen zelf. Met hun opmerkingen proberen ze schrijvers tot vergelijken te dwingen. ‘Kijk, auteur X heeft ook al over dat onderwerp geschreven. Wel anders, maar toch. Zou je je boek nog wel schrijven?’ Ze meten ruggen van boeken na, en zeggen: ‘Je hebt al twaalf centimeter boekenplank gepubliceerd. Gefeliciteerd.’ Soms neuzen engelen ook in je rekeninguittreksels. ‘Dat eerste boek van je, dat verkoopt zo goed. Zou je er eens niet nog zo eentje schrijven?’ En in het slechtste geval verwarren ze zichzelf met een muze, wat ze helemaal niet zijn. Een muze vertelt van binnenuit wat een auteur moet gaan schrijven, maar een engel zegt rechttoe rechtaan wat het gat in de markt is. ‘Schrijf eens over een meisje waarvan de ouders gaan scheiden, omdat de moeder lesbisch is, daar bestaat nog geen jeugdboek over.’ Of: ‘Die brief van dat jongetje dat vraagt of je geen boek over zijn leven wil schrijven, zou je daar eens niet op ingaan, dan schrijf je tenminste nog eens een écht jeugdboek.’ Zulke dingen zeggen engelen. Natuurlijk doen ze het om je tegen de wereld te beschermen, dat is hun werk, maar laat je niet misleiden. Verwar je engel niet met je muze, je eet ook geen peer als je een appel eet. Engelen zitten op je schouder als je de straat oversteekt. Ze geven door jouw mond antwoord, als je bij een ruzie begint te schelden. Ze pakken je bij de kraag, als je over een brede sloot springt. Een engel is een lijfwacht. Verder gaat zijn bevoegdheid niet. Als je boeken schrijft, kun je het hem maar beter meteen duidelijk maken: ‘Jij moet alleen maar zorgen dat mij niks overkomt.’ Dat horen ze niet graag, dat kan ik je wel vertellen. Ze vloeken en ze morren, en ze voorspellen je een hoop last. Dat is het enige waar ze gelijk in hebben: last krijg je, als je niet naar je engel luistert, en voor je muze kiest.
Een muze komt of komt niet, een muze fluistert en vraagt geen antwoord, een muze denkt alleen aan de wereld waarin je zelf bestaat. ‘Jij jij,’ zucht ze. ‘Jij bent wat je schrijft, dus schrijf het, schrijf het!’ Ooit fluisterde een muze Carson McCullers in het oor dat ze over het meisje Frankie van twaalf moest schrijven. Ooit zei een muze tegen Roddy Doyle dat hij over Paddy Clarke van dertien moest schrijven. Ooit blies een muze Els Pelgrom in het oor dat ze over Sofie van pakweg negen moest | |
[pagina 140]
| |
schrijven. En Carson en Roddy en Els, die deden het nog ook. Het rare was dat alleen Els' engel huilde van woede: ‘Jij krijgt last, je vraagt erom!’ En de Engel kreeg gelijk. Met haar De bruiloft ging Carson beroemd dood, en met zijn Paddy Clarke Hahaha kreeg Roddy de Bookerprize. Geen mens die zei dat het eigenlijk kinderboeken waren, geen haan die ernaar kraaide. En Els? Die kreeg een Gouden Griffel en een hoop heisa, want heel veel mensen zeiden dat Kleine Sofie en Lange Wapper een boek voor volwassenen was, en anderen vonden het een kinderboek, en er werden veel woorden aan versleten, en discussies, en complete studies. De engel van Els heeft ondertussen geleerd zijn mond te houden. Els doet gewoon wat ze vindt wat ze moet doen, zoals haar muze het wil. Zelf vind ik dat niet eens moedig van haar. Ik ben gewoon blij dat ik niet de enige persoon ben die zijn engel tegen het plafond plakt en vervolgens het raam openzet om de muze binnen te laten. Niet letterlijk, nee. Een avond zonder muziek is al goed voor het bezoek van de muze. Als het maar stil is in huis, want het enige wat geen auteur mag missen, is het gefluister in de lucht. ‘Jij jij!’ En: ‘Schrijf het, schrijf het!’ |
|