Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 28
(2014)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Een jaar met de gans en zijn broer
| |
[pagina 63]
| |
dingen passen wonderwel bij de belevenissen, conversaties en gedachtesprongen van de gans en zijn broer. De boerderij, met het erf, het huis, de schuur, het hondenhok, de knotwilgen en de struise boerin vormen samen het thuis van de ganzen. De gans die steeds wordt aangeduid als ‘de gans’ neemt aan het begin een vrij radicaal besluit: hij wil niet naar het zuiden, waar ze altijd naartoe gaan om te overwinteren. Volgens zijn broer, die doorgaans de beslissingen neemt, zijn er twee opties: thuisblijven bij zijn vrienden of meegaan met zijn familie. De gans vliegt eerst zijn broer achterna, maar is toch zo in vertwijfeling over deze keuze, dat hij er instabiel door gaat vliegen en een paar kilometer van de boerderij noodgedwongen moet landen. Zijn broer ziet dat, komt naar hem toe, en geeft hem de verklaring voor zijn actie: ‘Excuseer,’ zei zijn broer nog eens. ‘Ik heb me vergist, ik moet het toegeven.’ De ganzen overwinteren vervolgens samen in de buurt van de boerderij en kiezen zelf het moment waarop ze terugkeren. Deze vorm van barmhartigheid, waarbij de broers elkaar bewust of onbewust, en uitgesproken of onuitgesproken, een hart onder de riem steken, komt vaker in de verhalen voor. De verhalen zijn geen fabels, maar vormen wel duidelijk een menselijke spiegel. Niets menselijks is de ganzen vreemd: elkaar liefhebben en elkaar irriteren, elkaar in de weg zitten en elkaar de ruimte geven. Ten aan- | |
[pagina 64]
| |
zien van de andere dieren op het erf zijn ze soms solidair, zoals wanneer er een vreemde ‘eend’ (gans José die alles ‘andérs’ zegt) komt logeren, en soms veroordelend: ze vinden de kalkoenen dom en de schapen bruut. De relatie tussen de ganzen onderling en die met de buitenwereld wordt verbeeld door een spel met betekenissen, met letterlijke en figuurlijke betekenissen met name, en door een bijzondere logica. De gans is meestal degene die vragen stelt, die doordenkt, die bestaande situaties of rituelen ter discussie stelt. De broer is meestal degene die over kennis beschikt en niet van onzekerheden houdt; hij stapt niet in water waarvan hij niet zeker weet hoe diep het is. Een sterk staaltje van woordspel, door de verhaalfiguren zelf, is te vinden in het verhaal ‘De dagvoorzitter’. Een van de kalkoenen zegt dat te zijn, en wordt vervolgens door de ganzen daarover bevraagd. Ja, ze is de hele dag de dagvoorzitter, en ja, ze gaat daarbij zitten. Wanneer de kalkoen in het deurgat is gaan zitten, ‘met haar kont naar het erf’, gaan de andere dieren op instigatie van de ganzen naar buiten, naar het erf. Daar blijven ze staan. Wanneer de kalkoen weer herhaalt dat ze de dagvoorzitter is, antwoordt de broer: ‘Daar staan we allemaal achter’ (p. 58). Het woordspel heeft in dit geval een humoristisch effect. Humor is ook aanwezig in de volgende situatie, die aanvankelijk eigenlijk helemaal niet zo humoristisch is, omdat de ganzen denken dat ze dood zullen gaan in de sneeuw: ‘Doodgaan is hard liggen,’ zei de broer. ‘En op den duur ook vochtig. Als ik me niet vergis, smelten wij met z'n tweeën van de liefde door de sneeuw heen. De grond wordt zacht van ons.’ | |
[pagina 65]
| |
Het humoristische schuilt hier in wat volgt op de dramatische situatie en bijpassende woorden van de broer over de liefde die hen door de sneeuw heen laat smelten. Dood, nieuw leven, geluk, verdriet, het creëren van herinneringen, het lot... Grote onderwerpen passeren de revue in het ganzenleven aan de hand van alledaagse voorvallen van de herfst tot en met de daarop volgende zomer. Vooral de verhalen waarin de gans zich verwondert over ogenschijnlijk vanzelfsprekende gebeurtenissen of verschijnselen zijn prachtig. Zo roept een mooie volle maan bij hem verdriet op, omdat hij zich nu afvraagt waarom ganzen ook niet in zo'n perfecte figuur vliegen, maar in een v, ‘in een vierkant dat maar half is, twee slordige lijnen die nergens op slaan’ (p. 41). Het laatste verhaal vormt een ontroerende afsluiting. De gans, die voortdurend aan het observeren is - wat niet zo vreemd is, gezien het feit dat ganzen van nature waakzame dieren zijn - vindt het erg vermoeiend dat de wereld de hele dag verandert: De een wijst naar de hemel en maakt zijn ogen groot, de ander zegt iets nieuws, en zo gaat het maar door, heen en weer en kriskras. Dat is erg vermoeiend. Niet alleen voor iedereen, maar vooral ook voor de wereld zelf. (p. 146) Nu het even rustig is op de boerderij, wil hij iets over zich heen: ‘Als het maar iets is waardoor ik er niet meer ben’ (p. 146). Zijn broer denkt eerst nog dat hij een steen bedoelt, en dus uit het leven wil stappen, maar door de net geciteerde toelichting van de gans is hij gerustgesteld. Maar wat moet er over hem heen? De broer moet er even over nadenken, maar komt met de volgende oplossing: hij gaat op zijn broer liggen. Hij probeerde elk stukje van zijn lijf te bedekken, en dat lukte. Alleen de poten van de gans staken onder hem uit, maar dat was niet erg, want poten veranderen nooit veel aan de wereld. (p. 147) Taal doet dat in zekere zin wel, omdat in taal de wereld op andere, verrassende manieren benaderd kan worden. En Moeyaert weet als geen ander welke taal daarvoor geschikt is. Hij prikt door de ogenschijnlijke zekerheid | |
[pagina 66]
| |
en knusheid van het bestaan op de boerderij heen door onze aandacht te richten op kleine of grotere voorvallen, gevoelens en gedachten van twee kibbelende, elkaar liefhebbende ganzen.
Bart Moeyaert, De gans en zijn broer (illustraties van Gerda Dendooven). Amsterdam, Querido, 2014. |
|