zijn - ‘Hierin herken ik zo hard de schrijver en scènes uit zijn leven...’ - en ze roepen voor haar vage herinneringen op aan Broere (2000). Zelf heeft ze de oorspronkelijke illustraties allemaal vervangen door nieuwe: enerzijds is dit noodzakelijk door het andere drukproces voor deze nieuwe uitgave (slechts twee kleuren), maar anderzijds ziet ze het als een uitdaging om materiaal volledig te herdenken. Met zwart en rood had ze al eerder gewerkt (onder meer in Jij en ik en alle andere kinderen (2013), met een overzicht van het werk van Bart voor kinderen) en bovendien leek die kleurencombinatie haar ondertussen te veel voor de hand liggend. Geïnspireerd door een bundel van studenten aan de kunstschool koos ze vol overtuiging voor blauw en oranje; dat bleek onverwacht heel wat praktische problemen met zich mee te brengen. Ze heeft zich dan ook bewust niet laten beïnvloeden door de prenten uit de oude reeks en zichzelf de tijd gegund om te experimenteren met kleuren en technieken (bijvoorbeeld zeefdruk), ‘want het is belangrijk om te blijven groeien’, als illustrator in haar boeken, maar ook als docent in haar lespraktijk.
Hoe goed auteur en illustrator op elkaar ingespeeld moeten zijn om een coherent en geloofwaardig boek te creëren mag wel blijken uit de volgende anekdote: de hond, die gestorven is, bleek na enkele pagina's toch weer te leven. Dus moest hij chronologisch later sterven, vond Gerda. Samen met Bart worden dan verschillende alternatieven in tekst of beeld overwogen. Uiteindelijk blijkt het aanpassen van de volgorde in de verhalen een goede oplossing voor het probleem. Wanneer dan even later toch weer onverwacht een hond in een illustratie verschijnt, is het aan Bart om Gerda een speelse tik op de vingers te geven: voortdurend bevragen en bewaken ze dus niet alleen hun eigen werk, maar ook dat van elkaar. De - op het eerste gezicht vanzelfsprekende - weergave van de ganzen bezorgde hen eveneens hoofdbrekers: er zijn namelijk witte, grauwe en zwarte ganzen, en die variëren niet alleen in uiterlijk, maar ook in karakter en leefwijze. Hoe verzoen je al op de eerste plaats verschillende persoonlijke voorkeuren, en zorg je er bovendien voor dat die uiteindelijke keuze ook nog eens klopt met de teneur van het verhaal? Dit werkt alleen maar in een team dat elkaar goed aanvoelt en bereid is zich kwetsbaar en meegaand op te stellen. Een team ook dat zich optrekt aan elkaars sterke kanten en zich daardoor laat beïnvloeden: Gerda is onder de