Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 28
(2014)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| ||||||
Kussen en koel water
| ||||||
[pagina 104]
| ||||||
In dit artikel analyseer ik de rol die de natuur speelt in vijf initiatieromans van Marita de Sterck:Ga naar voetnoot1 vinden de protagonisten tijdens hun crisis steun in de natuur, keren zij zich ervan af of is er door de toenemende verstedelijking vandaag de dag helemaal geen ruimte meer voor de natuur? Marita de Sterck, behalve schrijfster met een smeuïg en rijp taalgebruik ook cultureel antropologe, tekende veel mondeling overgeleverde verhalen op veelal stammend uit vreemde culturen met het initiatieproces als overeenkomst. Verhalen vertellen over de natuur en jonge mensen is Marita de Sterck daarom zeer toevertrouwd. In dit artikel worden de romans Splinters (1998), Op kot (2002), Wild vlees (2003), Met huid en haar (2006) en Niet zonder liefde (2012) besproken. | ||||||
‘Nature writing’ en ‘ecocriticism’De natuur heeft altijd een grote rol gespeeld in de literatuur in het algemeen en de jeugdliteratuur in het bijzonder. (Jeugd)literatuur waarin natuur een prominente plaats inneemt wordt vaak aangeduid als ‘nature writing’ en de bestudering daarvan als ‘nature oriented studies’ (Bracke, 2012, p. 24). Bekende jeugdklassiekers die zich afspelen in een natuurlijke en betekenisvolle omgeving zijn Heidi van Johanna Spyri (1880) en The Secret Garden (1911) van Frances Hodgson Burnett. De natuurlijke ruimte wordt in deze boeken veelal als idyllisch en romantisch voorgesteld. De afgelopen paar decennia wordt de natuur in jeugdboeken echter nadrukkelijker geplaatst in de context van de vernietiging van de natuur die de aarde bedreigt. De boeken worden ingezet om jonge lezers van deze situatie bewust te maken en om hen te stimuleren verantwoordelijkheid te nemen voor het ecosysteem. The Lorax van Dr. Seuss (1971) wordt gezien als het eerste boek waarin de ecologische situatie van de aarde het onderwerp is. Deze ontwikkeling wordt de ‘greening’ van (jeugd)literatuur genoemd (Sigler, 1994-1995, p. 148). In lijn hiermee heeft de studie van de natuur in jeugdboeken zich ontwikkeld van ‘nature oriented studies’ naar ‘ecocriticism’: de kritische studie van de verbeelding van de relatie tussen | ||||||
[pagina 105]
| ||||||
mens en natuur in literatuur en in andere cultuuruitingen (Sigler, 1994-1995, p. 148). Belangrijk aandachtspunt binnen de vroegste eco-kritische studies is de milieukritische boodschap die uit de tekst moet spreken. Teksten moeten milieubewustzijn bevorderen en actie genereren. Deze richting binnen ecocriticism wordt aangeduid als ‘environmental activism’ (Bracke, 2012, p. 11). Vertegenwoordigers van ‘academie activism’, een tweede richting binnen ecocriticism, vinden echter dat een dergelijk corpus te beperkt is. Wil ‘ecocriticism’ uitgroeien tot een volwaardige literatuurwetenschappelijke benadering, dan moet volgens hen elke literaire tekst geanalyseerd kunnen worden op representaties van de natuur, ook teksten zonder ecologische boodschap of aandacht voor het milieu en ook teksten met een stedelijke setting (Bracke,, 2012, p. 12-13). In de analyse van de initiatieromans van Marita de Sterck is deze brede benadering van natuur in de literatuur als uitgangspunt genomen. De romans hebben geen expliciet kritisch ecologisch perspectief of een milieuactivistische inhoud, maar gaan over adolescenten die op de drempel van een nieuwe levensfase staan. | ||||||
Natuur op de achtergrondNiet zonder liefde (2012), het meest recenteboek van Marita de Sterck, is een stadsroman. De geliefden Juma en Arjun maken beiden, tegelijkertijd, een reis door Antwerpen. Juma ondergronds, in de metro, en Arjun bovengronds, gebruik makend van parkourtechnieken (free running). Beiden denken tijdens deze reis na over hun relatie en over de toekomst daarvan. De reis als motief is kenmerkend voor initiatieromans (De Sterck, 1997, p. 89) en symboliseert de zoektocht naar de eigen identiteit. Natuur is in Niet zonder liefde amper aanwezig en bij de initiatie van de protagonisten Juma en Arjun speelt ze geen rol van betekenis. Centraal staan de problematische familierelaties van Juma en Arjun: zij brengen Juma's initiatie- | ||||||
[pagina 106]
| ||||||
proces in een hogere versnelling. Voor wat betreft natuurlijke elementen moet de lezer het lange tijd slechts doen met een herinnering aan het platteland van Afrika, met een verre meeuw die door de lucht scheert en met de veelvuldige verwijzingen naar de lichamelijke bevestiging van liefde. Pas in het laatste hoofdstuk is er meer aandacht voor de natuur. Daarin vertelt de oma van Juma de parabel van Schopenhauer. Het verhaal verbeeldt het zoeken naar de juiste manier om met elkaar om te gaan: over beesten in grote kou die ontdekken dat te dicht bijeen wel warm is maar ook steekt, maar dat te ver van elkaar te koud is. De ruimte tussen de stekelvarkens verbeeldt de ruimte tussen de familieleden. Door de parabel is er in Niet zonder liefde uiteindelijk toch een stukje ‘echte’ natuur te vinden: Niet te dicht bijeen, want dat kon dus echt fameus zeer doen. Hoewel de natuur op de laatste pagina's van Niet zonder liefde zich dus toch nog als een belangrijke moraal laat gelden, is ze voor de initiatie van Juma en Arjun niet van betekenis. Met huid en haar (2006) is in dit opzicht vergelijkbaar met Niet zonder liefde, ook al is de setting van beide romans heel verschillend. In Met huid en haar is de natuur veelvuldig aanwezig en ook bepalend voor de sfeer, vooral in de hoofdstukken die zich afspelen in het (verre) verleden. De roman heeft twee verhaallijnen. De eerste verhaallijn vertelt het levensverhaal van de honderdjarige Tist, de tweede gaat over de initiatie van de achttienjarige student verpleegkunde Joppe. Hij is de achterkleinzoon van Tist en hij verzorgt zijn overgrootvader tijdens diens ziek- en sterfbed. | ||||||
[pagina 107]
| ||||||
Hoofdstukken over het leven van Joppe's overgrootvader worden afgewisseld met hoofdstukken over Joppe's eigen leven. Vooral in de eerste hoofdstukken over het leven van Tist is natuur, in de aanwezigheid van het platteland, belangrijk. In aanvang zijn de beschrijvingen idyllisch, het leven in 1913 is eerlijk en gelukkig. Wanneer de tijd verstrijkt wordt de situatie grimmiger en ten tijde van de Eerste Wereldoorlog ronduit rampzalig. Het platteland is van vriend vijand geworden. Er heerst gigantische armoede en er is honger. Tists jongste zusje overlijdt en zijn moeder loopt daarna bij het gezin weg. Tist voelt zich verantwoordelijk voor beide gebeurtenissen en vlucht als soldaat de oorlog in. En hoewel Joppe de ‘echte’ protagonist is in Met huid en haar, is in de gebeurtenissen die Tist op jonge leeftijd meemaakt diens initiatieproces te herkennen, gebeurtenissen die hem bruut de volwassenheid in hebben geworpen. In de verhaallijn van Joppe en in zijn groei naar volwassenheid is de natuur slechts indirect van belang via de klanken van de Afrikaanse djembé. Dit instrument refereert aan natuur en natuurvolken en het ritme van de verschillende melodieën die worden gespeeld komt overeen met de hartslag van de personages. De djembé kan zorgen voor rust, geruststelling en ontspanning, maar kan ook opzwepen en zorgen voor opwinding. De ritmes en klanken van de djembé hebben een sterke invloed op Joppe. Iedere keer dat hij ze hoort, ondergaat hij heftige emoties. Het is de djembé die hem in de opeenvolgende stadia van zijn initiatieproces begeleidt. Ook de dood is een alom aanwezig natuurlijk element, maar het belangrijkste aspect in het initiatieproces van Joppe is de verzorging van Tist en zijn stage in een ziekenhuis. Joppe ontwikkelt zich ook tijdens zijn stage, als hij zijn vader ziet stuntelen met Tist beseft hij dat hij zijn vader heeft ingehaald wat betreft de verzorging van de oude man, van Tist: ‘Sinds mijn eerste stage ben ik geen kind meer’ (p. 216). Hiermee geeft Joppe zelf aan wat het proces van zijn initiatie heeft versneld. De maanden van zorg voor Tist vielen samen met zijn stage en kunnen daarom worden beschouwd als zijn liminale fase, de overgangsfase op de grens tussen jeugd en volwassenheid (Joosen & Vloeberghs, 2008, p. 146). De natuur speelt hier geen rol in. | ||||||
[pagina 108]
| ||||||
Natuur als louteringIn de romans Splinters (1998) en Op kot (2002)zijn natuurlijke elementen van grote betekenis voor de initiatie van de hoofdpersonages. Splinters gaat over Jutta en Anton. Zij ontmoeten elkaar op een natuurkamp en krijgen een relatie. Wanneer ze elkaar steeds beter leren kennen, wordt echter bij Jutta de angst steeds groter dat Anton haar zal verlaten, zoals haar vader haar en haar moeder ooit verliet. Uit angst gekwetst te worden, beëindigt zij de relatie zelf, ondanks dat zij daar zelf, letterlijk, ziek van wordt en in een diepe crisis belandt waar zij slechts met veel moeite en met de hulp van Anton uit weet te komen. Het volgende citaat beschrijft het sleutelmoment in de roman dat Jutta de crisis van zich af spoelt en in staat is de draad van haar leven weer op te pakken: Ze zet de straal op hard en heet. Het water ranselt haar nek, haar schouders. Jutta laat zich door het water ranselen, zo spoelt ze onder de hete stralen water van de douche de crisis die ze doormaakt van zich af. Ze maakt gebruik van de genezende kwaliteiten: het water loutert haar en zorgt dat ze weer verder kan en beter bestand is tegen haar angst om verlaten te worden. Een ander belangrijk natuurlijk element in Splinters is het heremietkreeftje waarvan Jutta's vader ooit de schelp afnam. De paniek, onzekerheid en het gevoel van onbestemdheid dat dit bij het kreeftje teweegbrengt is vergelijkbaar met het gevoel dat Jutta ervaart op het moment | ||||||
[pagina 109]
| ||||||
dat Jutta's vader haar en haar moeder verlaat. Dit veroorzaakt een groot gevoel van ontheemd en onbeschermd zijn. Jutta trekt zich, als zij dit gevoel ervaart, terug op haar veilige kamer, in de veilige flat waar ze woont met haar moeder en is bang om zich ooit nog open te stellen voor een ander. Op kot vertelt het verhaal van Nina. Zij gaat studeren in de stad en daarom op kot wonen. Dit valt niet mee. De studie valt tegen, ze maakt moeilijk vrienden en heeft een negatief zelfbeeld omdat ze zichzelf de schuld geeft van het overlijden van haar tweelingzusje in de baarmoeder wat ze ziet als de (logische) reden van haar moeder om haar te verstoten. Een lichtpuntje is het ratje Ib dat ze heeft gekocht als huisdier. Net als in Splinters is een dier dus een belangrijk natuurlijk element in deze roman, al heeft het heremietkreeftje daar vooral een symbolische rol. Een kotgenote die een zwangerschap afbreekt en de worp van zwangere Ib waarna een klein ratje sterft, storten Nina in een heftige crisis. Het beestje fungeert als katalysator in Nina's initiatieproces. Ib volgt slechts haar natuurlijke, dierlijke gedrag, maar voor Nina is het beestje de verpersoonlijking van het drama dat zij zelf heeft meegemaakt. Het confronteert haar met zichzelf en met het drama van haar bij de geboorte overleden tweelingzus. In de avonturen van Ib is niet alleen de natuurlijke cyclus van het leven te herkennen (haar komst, haar ontsnapping, zwangerschap, moederschap en ziekte), maar de wijze waarop Nina op die verschillende momenten met Ib omgaat, weerspiegelt ook haar innerlijke gemoedstoestand. Het zijn vooral haar kotgenoten die Nina er langzaam bovenop helpen. Het citaat aan het begin van dit artikel, over het baden, markeert het moment van Nina's hergeboorte en de eerste stap op weg naar haar nieuwe leven. Beide ‘watermomenten’ - de douche in Splinters en het bad in Op kot - zijn sleutelpassages. Er is sprake van een kentering in de identiteitscrisis | ||||||
[pagina 110]
| ||||||
waarin Jutta en Nina zich bevinden. De ranselende douche die Jutta neemt in Splinters volgt op het opruimen van haar herinneringen en, letterlijk, van haar slaapkamer. Hierin heeft zij zich een aantal weken opgesloten. Haar slaapkamer functioneerde als liminale ruimte die ze nu kan verlaten omdat de crisis voorbij is. In Op kot dringt zich de vergelijking op tussen het bad met het warme water waarin Nina gezelschap krijgt van kotgenote Judith en het ‘samenzijn’ van haarzelf en haar zusje in de baarmoeder. Nina maakt als het ware haar geboorte opnieuw door, iets wat zij nodig heeft om haar schuldgevoel dat is ontstaan na haar ‘eerste’ geboorte onder ogen te kunnen zien en te kunnen verwerken. Aan het overgangsmoment in het bad gaat voor Nina, net als bij Jutta in Splinters, een periode van eenzaamheid vooraf. De herstellende, genezende (louterende) kwaliteiten van de natuur kunnen volgens Whitley (p. 20) op het persoonlijke niveau van personages veranderingen teweeg brengen. Voorwaarde is wel dat zij daar op zeker moment aan toe zijn, voor herstel open staan. Vaak vindt deze loutering plaats na een periode van instabiliteit en lijden en deze verandering reflecteert op dat moment dan ook hun psychologische ontwikkeling. Deze helende kracht van de natuur voor het individu noemt Whitley (p. 20) ‘nurturing human development’. Zowel Nina in Op kot als Jutta in Splinters hebben deze ervaring dankzij water, een natuurlijk element. Tegenover deze overeenkomst tussen beide romans is er ook een belangrijk verschil voor wat betreft de rol van de natuur en dat is de setting. Op kot is een stadsroman waarin ‘echte’ natuur - natuurlijke ruimte - nauwelijks voorkomt. De enige ‘natuurplek’ is een stadspark. Dit is gecultiveerde natuur in de stad en wordt ‘urban nature’ genoemd. Het park speelt geen belangrijke rol. Op kot speelt zich bijna volledig af in het huis waar Nina ‘op kot’ is en dat zij bewoont met haar ‘kotgenoten’. Splinters speelt zich voor een belangrijk deel af op een zomerkamp in de natuur. Daar ontmoeten Jutta en Anton elkaar. Het moeras in de omgeving fungeert als metafoor voor de crisis die Jutta doormaakt. Het is bruinzwart. Het lijkt peilloos diep. Het stinkt. Niemand zal je er in terugvinden als je er in ten onder gaat (Splinters, p. 22-23). Jutta snijdt zich in het moeras en 's nachts in haar dromen gaat ze er in kopje onder. Het moeras | ||||||
[pagina 111]
| ||||||
vormt een scherp contrast met het heldere, schone warme water van de douche dat haar later loutert. | ||||||
Natuur in de hoofdrolDe roman waarin de natuur de belangrijksterol speelt, is Wild vlees. Deze roman draait om protagonist Max die als hij terugkomt van een wandeltocht in Zwitserland te horen krijgt dat zijn grootvader is verongelukt en dat de begrafenis al achter de rug is. Max is ontroostbaar, maar vooral woest. Hij heeft namelijk enorm veel tijd bij zijn grootvader doorgebracht die hem alles verteld en geleerd heeft over zijn grote passie, zijn appelboomgaard. Een passie die Max heeft overgenomen. Hij is deels bij zijn grootvader opgegroeid, hij idealiseert hem en daardoor ook de boomgaard. Max vindt dat zijn ouders alles rond de begrafenis fout hebben gedaan en hij maakt een tocht langs alle personen en instanties die iets met de dood van zijn grootvader te maken hebben gehad om zo de waarheid over deze voor hem zo dramatische gebeurtenis te achterhalen. Gaandeweg de zoektocht van Max worden er stukken uit de geschiedenis van zijn familie onthuld. Pas als Max alles heeft uitgezocht, er geen geheimen meer zijn en alles is uitgesproken kan Max de situatie accepteren en weer open staan voor zijn familie en voor Linde, het meisje dat al jaren zijn beste vriendin is, maar dan eindelijk ook zijn geliefde wordt en met wie hij zal kussen, met een mond vol koel water. Een moment waarbij de natuur het overneemt en de liminale fase definitief wordt afgerond. Het is de appelboomgaard die de hoofdrol voor zich opeist in Wild vlees. Deze vormt in de meeste hoofdstukken het bepalende decor, zowel in de hoofdstukken in het heden als die in het verleden, en staat tegelijkertijd symbool voor de ‘gronding’ van zijn bewoners. De boom gaard biedt een thuis, is een stabiele factor in het bestaan, zorgt voor geborgenheid en verleent identiteit. De boomgaard fungeert ook als symbool voor de cyclus | ||||||
[pagina 112]
| ||||||
van het leven. Als door het overlijden van grootvader het huis met de boomgaard moet worden verkocht, verliest Max behalve zijn grootvader ook de appelboomgaard en daarmee de identiteit die hij er aan ontleent. Als de nieuwe bewoners dan ook nog eens een deel van de bomen hebben omgekapt, wankelt Max: Woest word ik, razend. Ik schop de stapel omver. Dat ze zijn huis, zijn tuin hebben ingepikt, is al erg genoeg. Maar dat ze ook nog zijn appelbomen hebben vermoord! Ik struikel het bosje uit. Het doet pijn om over de kale plek te lopen... De boomgaard vormt niet Max' liminale ruimte, deze wordt gevormd door alle ruimtes met de mensen die Max bezoekt op zoek naar de waarheid over het ongeluk, het overlijden en de begrafenis van zijn grootvader. Op al deze plekken tracht Max antwoorden te vinden op zijn vragen om zodoende de puzzel rondom het ongeluk compleet te krijgen. Pas dan kan hij verder met zijn leven. Hij maakt als het ware een versneld initiatieproces door. Bij een val tijdens zijn verblijf in Zwitserland heeft Max een flinke wond aan zijn hand opgelopen. Later blijkt dat deze val plaatsvond op de dag dat zijn grootvader stierf. Max houdt de wond steeds open. Deze mag niet genezen en moet veel pijn blijven doen. De wond verbeeldt de liminale fase waarin Max zich bevindt. De wond niet willen (laten) dichtgroeien, het willen blijven zien van de wond en het willen blijven voelen van de pijn staat symbool voor de gemoedstoestand van Max. De lichamelijke wond symboliseert Max' verdriet zoals het genezingsproces ervan de groei die Max doormaakt verbeeldt. | ||||||
[pagina 113]
| ||||||
Het feit dat hij bij de nieuwe bewoners van grootvaders huis als tuinman in de appelboomgaard aan de slag kann, geeft hem weer vaste grond onder de voeten, geeft hem iets tastbaars van zijn grootvader terug en maakt hem volwassener. | ||||||
ConclusieIn vier van de vijf romans is vooral sprake van een stedelijke omgeving, maar ook daar zijn natuurlijke elementen aanwezig. Deze worden echter, op het natuurkamp in Splinters na, nergens expliciet benadrukt. De natuur manifesteert zich in vele vormen: als natuurlijke omgeving van bos, park of platteland, als dieren, in de vorm van natuurlijke elementen zoals water en in de vorm van dromen en herinneringen. Hoewel de betekenis van de natuur niet altijd direct aan de oppervlakte zichtbaar is, laat nauwkeurig lezen zien dat ze, soms direct, soms indirect, altijd van belang is. Precies zoals vertegenwoordigers van het ‘academie activism’ betogen. De natuur speelt in de vijf geanalyseerde romans uiteenlopende rollen: op de achtergrond zoals in Niet zonder liefde waarin de natuur als moraal aanwezig is in de parabel over de stekelvarkens, als sfeerbepaler in Met huid en haar en als centraal element in Wild vlees waar de boomgaard letterlijk en figuurlijk de grond van Max' bestaan betekent. Initiatie en initiatieriten zijn van oudsher sterk verbonden met de natuur. De betekenis van de natuur voor de groei naar volwassenheid van de hoofdpersonages is evenmin in alle romans van Marita de Sterck dezelfde. De natuur kan het directe crisismoment veroorzaken, zoals het natuurlijke, dierlijke gedrag van het ratje Ib of de dood van Max' grootvader dat doen. De natuur kan zich tijdens het initiatieproces ook op de achtergrond bevinden zoals in de vorm van de djembé of in de vorm van de wond van Max en daar een ondersteunende of symbolische rol vervullen. De natuur kan ook voor loutering en genezing zorgen, zoals het water van Jutta's douche, het water tijdens het baden dat zorgt voor de wedergeboorte van Nina en de appelboomgaard die Max letterlijk en figuurlijk weer vaste grond onder de voeten geeft. Bij de louterende rol van de natuur wordt gebruik gemaakt van de herstellende, genezende kwaliteiten van de natuur waarbij op het persoon- | ||||||
[pagina 114]
| ||||||
lijke niveau van de personages een verandering teweeg wordt gebracht: ‘nurturing human development’. Er is sprake van een diepgaande emotionele ervaring bij het ondergaan van de natuur waarbij het dus niet uit hoeft te maken of men zich daarbij op het platteland of in de stad bevindt. De adolescenten in de romans van Marita de Sterck keren zich niet af van de natuur, maar vinden er steun op weg naar volwassenheid. | ||||||
Primaire literatuur
| ||||||
Secundaire literatuur
| ||||||
[pagina 115]
| ||||||
|
|