Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 28
(2014)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||||
Een sprankje hoop in een verschrikkelijke wereld
| |||||||||
YA: boeken voor jongvolwassenen over jongvolwassenenDe term Young Adult wordt in de praktijk op verschillende manieren gebruikt. ‘Waar in Nederland vaak gedacht wordt aan boeken voor vijftien jaar en ouder, ziet men in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk Young Adult als een genre voor 12+,’ concludeert Sandra van der Molen in haar afstudeerscriptie ‘Over YA gesproken. Hoe uitgeverij en boekhandel meer voor elkaar kunnen betekenen’ (2012). Bij Uitgeverij Unieboek, de grootste Nederlandse uitgeverij van YA-literatuur, hanteert men deze definitie: ‘Young Adult-literatuur is - conform de definitie die in de Verenigde Staten aan het genre wordt gegeven - literatuur voor (jong)volwassenen. (...) [het] zijn (...) romans waarbij de hoofdpersoon pakweg 15 tot 25 jaar oud is, en die wat betreft thematiek aansluiten bij de belevingswereld van jongeren en jongvolwassenen’ (p. 17). In dit artikel wordt vastgehouden aan de definitie van Uitgeverij Unieboek. De term wordt hiermee in de eerste plaats gehanteerd als een leeftijdsaanduiding. De afgelopen jaren is het genre van de dystopie opvallend populair binnen het YA-aanbod. Veel boekenkasten of -tafels met het label YA in boekhan- | |||||||||
[pagina 26]
| |||||||||
dels lijken zelfs vooral dit soort boeken te bevatten (p. 34). Het markeert de huidige populariteit van het genre van de dystopie bij de jongvolwassen doelgroep. | |||||||||
Een wereld slechter dan de onzeEen overstroomde wereld waarin een handjevol overblijvers moet zien te overleven. Een wereld waarin medische experimenten om het leven te rekken zo uit de hand zijn gelopen dat alle nieuwgeborenen sterven voor ze 20 jaar zijn. Een regering die niet alleen je dagelijkse menu en je latere beroep bepaalt, maar ook met wie je zult trouwen - en of je überhaupt mag trouwen. Dit is slechts een greep uit de dystopische YA-romans die de laatste jaren zijn verschenen, en nog steeds in rap tempo verschijnen - vaak in de vorm van een trilogie. In ‘Scary New World’, een in de New York Times verschenen artikel uit 2008, wees de Amerikaanse auteur John Green al op de ‘rising sea of dystopias’ die in dat jaar verscheen. Zes jaar later is het genre nog steeds populair. Het genre van de dystopie is niet nieuw: het komt voort uit het bredere genre van de sciencefiction. Bekende voorbeelden uit de volwassenenliteratuur zijn Brave New World van Aldous Huxley (1932) en 1984 van George Orwell (1949). Na het succes van series als De Hongerspelen van Suzanne Collins (in het Nederlands verschenen bij Van Goor in 2009) en Gone van Michael Grant (in het Nederlands verschenen bij Van Holkema en Warendorf, 2008) groeide het genre uit tot een van de populairste genres voor de YA-doelgroep. Voor de beschrijving van het genre die hieronder volgt, is Contemporary Dystopian Fiction For Young Adults (2003) van Basu, Broad en Carrie als leidraad gebruikt. Dystopische literatuur beschrijft niet-bestaande samenlevingen die minder aantrekkelijk zijn dan de wereld zoals de lezer die kent. De dystopie is daarmee de tegenhanger van de utopie, waarin eveneens een niet-bestaande samenleving wordt geschetst, maar dan een die juist veel beter en prettiger is dan die van de lezer. In het geval van dystopische literatuur voor jongeren is de dystopie echter niet zonder meer de tegenhanger van de utopie, aldus Basu, Broad en Hintz. Dystopische romans voor volwassenen tonen de dystopie zonder hoop op verbetering, terwijl | |||||||||
[pagina 27]
| |||||||||
in YA-romans een groep jongeren met succes strijdt tegen de dystopische samenleving waarin zij leven. | |||||||||
Diverse rampscenario'sBasu, Broad en Hintz (2003) wijzen een aantal terugkerende thema's aan binnen de dystopische YA-literatuur, zoals de manipulatie en/of het achterhouden van informatie. Vaak ontdekken de hoofdpersonen gaandeweg de waarheid over de wereld waarin zij leven, en komen ze uiteindelijk in opstand tegen de regering die hen heeft gemanipuleerd of voorgelogen. In Matched van Allie Condie bijvoorbeeld (in het Nederlands verschenen bij Lemniscaat, 2010) ontdekt hoofdpersoon Cassia dat de pillen die alle inwoners geacht worden bij zich te dragen bedoeld zijn om herinneringen aan geweld of impopulaire beslissingen van de machthebbers te wissen. In dystopische YA-romans waarin de regering informatie achterhoudt of manipuleert, wordt (de toegang tot) informatie vaak gepresenteerd als gevaarlijk, maar tegelijk als de enige manier waarop de hoofdpersonen zichzelf kunnen losmaken van de maatschappij waarin ze leven. In Het mes dat niet wijkt van Patrick Ness (in het Nederlands verschenen bij Moon, 2013) is juist het tegenovergestelde aan de hand: hoofdpersoon Todd groeit op in een wereld waarin alle mannen (en dieren) door een virus non-stop elkaars gedachten kunnen horen. In deze wereld is het nooit stil, en het bewaren van geheimen is vrijwel onmogelijk. De opstand tegen de gevestigde regering is eveneens een terugkerend thema. Vaak staat de jonge hoofdpersoon tegenover de volwassenen, die de (negatieve) gevestigde orde representeren (al zijn er soms wel een paar volwassenen die ook verandering willen en de jonge hoofdpersonen daarbij helpen). In Starters van Lissa Price (in het Nederlands verschenen bij Van Holkema & Warendorf, 2012) zijn de volwassenen heel letterlijk de vijand. Een biologische aanval heeft alle volwassenen tussen 20 en 60 jaar weggevaagd en de oudere generatie leeft een rijk en lang leven ten koste van de jongeren. Het gaat zelfs zo ver dat de 16-jarige hoofdpersoon zich uit geldnood inschrijft bij een Bodybank, waar volwassenen jonge lichamen kunnen inhuren om zich weer even jong en mooi te voelen. | |||||||||
[pagina 28]
| |||||||||
Daarnaast zien Basu, Broad en Hintz nog enkele subthema's. Een voorbeeld is de ‘environmental’ of ‘eco-dystopia’ waarin de hoofdpersonen te maken krijgen met de gevolgen van milieuvervuiling, zoals de opwarming van de aarde, stijgende zeeniveaus, droogte, stormen en het opraken van brandstoffen (en alle sociale, economische en politieke gevolgen van dien). Een Nederlandstalig voorbeeld is Overstroomd van Eva Moraal (Lemniscaat, 2012). Hierin beschrijft zij een wereld die na twee Grote Overstromingen is verdeeld in veilige, droge gebieden en terreinen die het eerst gevaar lopen als het water weer stijgt - en de verdeelde maatschappij die daardoor ontstaat. Als tweede veelvoorkomend subthema noemen Basu, Broad en Hintz de postapocalyptische dystopie. In romans met dit thema wordt ‘a variety of other huge world-changing events’ beschreven zoals epidemieën, een Derde Wereldoorlog, de gevolgen van de inslag van een meteoriet in de aarde en de komst van zombies of buitenaardse wezens die de wereld overnemen. De overlevenden blijven in kleine groepjes achter in een wereld die vaak nog onaantrekkelijker wordt door gewelddadige machthebbers; in een wanhopige poging om een sociale structuur te behouden, ontstaat er een dystopische samenleving vol angst en geheimen. Uit de hand gelopen technologische vooruitgang is eveneens een veelvoorkomend onderwerp. The Chemical Garden Trilogy - Verwelken van Lauren DeStefano (in het Nederlands verschenen bij Van Holkema & Warendorf, gepubliceerd tussen 2011 en 2013) beschrijft een wereld waarin nieuwe generaties door mislukte experimenten en een daardoor ontstaan dodelijk Virus niet ouder worden dan 20 jaar - waardoor de gehele mensheid dreigt uit te sterven. Een derde subthema binnen de dystopische YA-literatuur is conformiteit. In deze variant heeft de regering onder het mom van het algemeen belang een vergaande invloed op zo ongeveer alles: van persoonlijkheid en uiterlijk tot de keuzes die je maakt. De focus ligt op het verzet van de hoofdpersonen tegen de regering die hen wil onderdrukken, en daarmee op de vraag naar de juiste balans tussen individualiteit en sociale harmonie. ‘Whatever else they may do, all heroes of young adult fiction - and by extension, their readers - are eventually asked the two great questions of adolescence: “Who am I now? And who do I want to be when I grow up?” | |||||||||
[pagina 29]
| |||||||||
As they do so, they inevitably embark upon a quest for identity, an apparently innocuous pursuit that lies at the very core of the genre,’ schrijft Basu (p. 19). In Inwijding van Veronica Roth (in het Nederlands verschenen bij Van Goor, 2012) is de maatschappij verdeeld in enkele ‘facties’ die ieder een goede eigenschap representeren. Wie niet binnen deze facties blijkt te passen, wordt als ‘Afwijkend’ en dus gevaarlijk beschouwd, en is gedoemd tot een armoedig bestaan als ‘Factieloze’. Binnen deze verschillende (sub)thema's zien Basu, Broad en Hintz een belangrijke constante: de serieuze onderwerpen die aan bod komen. Hiermee zou dystopische YA-literatuur jonge lezers kunnen aanmoedigen om na te denken over sociale en politieke kwesties. | |||||||||
De aantrekkingskracht van het genreHet is de vraag of het de serieuze thema's zijn die de aantrekkingskracht en het succes van de dystopische YA-literatuur vormen. Basu, Broad en Hintz (2003) wijzen op de twee verschillende leesfuncties die YA-dystopias lijken te vervullen: een didactische en een escapistische functie. ‘Writing for young people tends to balance the desire to please and instruct, dulce et utile, and this tension is particularly marked in YA dystopias’ (p. 5). Basu, Broad en Hintz zoeken een verklaring voor de aantrekkingskracht van het genre in de (over)duidelijkheid van de boodschap die dystopische YA-romans uitdragen. Als voorbeeld noemen zij De Hongerspelen, waarin kritiek op het alomtegenwoordige geweld en de controle in onze hedendaagse maatschappij is verpakt in een strijd op leven en dood die op live televisie wordt uitgezonden. Veel dystopische YA-romans zijn (net als veel sciencefiction romans) echter zo lekker leesbaar dat voor verreweg de meeste lezers de spanning en het avontuur voorop zal staan. In Utopian and Distopian Writing for Children and Young Adults (2003) wijzen Hintz en Ostry op de vergelijkbare positie van de hoofdpersonen en de lezers van dystopische YA-literatuur: ‘Dystopia can act as a powerful metaphor for adolescence. (...) During adolescence, one is (...) faced with decisions that mirror those made by society as a whole: What are the proper limits of freedom? To what extent can one rebel? At what point does conformity rob one of his or her identity?’ (p. 9-10). | |||||||||
[pagina 30]
| |||||||||
Daar komt nog bij dat de jonge hoofdpersonen (vaak meisjes) in dystopische YA-literatuur vrijwel altijd een heldenrol vervullen: ‘(...) books featuring adolescents who succesfully rebel against an opprossive adult society [and often save the world from destruction, EB] are so common. In the average young adult dystopia, the adolescent knows best’ (p. 10). De mogelijkheid tot identificatie met de hoofdpersonen wordt vaak nog vergroot door de keuze voor een ik-perspectief of dagboekfragmenten (Basu, Broad & Hintz, 2003, p. 1). Een andere verklaring voor de aantrekkingskracht van het genre zien Basu, Broad en Hintz in de bekende, populaire narratieve vormen die terugkomen in de dystopische YA-roman, waaronder de Bildungsroman, het avonturenverhaal en het liefdesverhaal. Met name de plot van de (verboden) liefde vormt een belangrijk element: ‘While many dystopian novels contain romance narratives, the connection seems especially pronounced in YA dystopias (...)’ (p. 8). In Delirium Amoris van Lauren Oliver (in het Nederlands verschenen bij The House of Books, 2012) ligt de nadruk op de liefdesplot. In deze YA-roman wordt verliefd worden bestempeld als een (gevaarlijke) ziekte die voorkomen moet worden - en natuurlijk verliest hoofdpersoon Lena vlak voor de ingreep die haar, vóór haar 18e verjaardag, immuun moet maken haar hart aan een verboden jongen. Een laatste verklaring voor de populariteit van het genre ligt wellicht in de relatief goede afloop van de meeste dystopische YA-romans, hoe onrealistisch dat ook mag zijn. In het eerder genoemde Utopian and Dystopian Wrting for Children van Hintz en Ostry worden enkele auteurs van dystopische verhalen voor jongeren geciteerd. Inderdaad lijken zij een voorkeur te hebben voor een hoopvolle afloop. Zo schrijft Lois Lowry, Amerikaanse auteur van de YA-reeks The Giver: ‘I can't imagine writing a book [for young people, EB] that doesn't have a hopeful ending’.Ga naar voetnoot1 Hiermee lijkt dystopische YA-literatuur duidelijk ook een escapistische leesfunctie te vervullen, waarbij de lezer even kan ontsnappen aan de door volwassenen geregisseerde realiteit - ‘surely an adolescent's dream’ (p. 5), schrijven Basu, Broad en Hintz. | |||||||||
[pagina 31]
| |||||||||
De didactische en escapistische functie lijken, hoe tegenstrijdig ook, onlosmakelijk met elkaar verbonden in dystopische YA-literatuur. Het genre dat wordt gekenmerkt door duistere werelden en nachtmerrieachtige omstandigheden lijkt daarmee uiteindelijk, verrassend genoeg, juist hoop te bieden. | |||||||||
Een sprankje hoopMet dit (over het algemeen) hoopvolle einde wijkt dystopische literatuur voor kinderen en jongvolwassenen in een belangrijk opzicht af van dystopische literatuur voor volwassenen, waarin de hoofdpersonen vaak niet slagen in hun verzet of zelfs sterven, zonder een sprankje hoop. Dit sluit aan bij de bevindingen van Sambell in het essay ‘Presenting the Case for Social Change: The Creative Dilemma of Dystopian Writing for Children’ (2003). Volgens Sambell is het doel van dystopische (YA-)literatuur de jonge lezers waarschuwen voor de gevolgen van onze huidige levensstijl en tegelijkertijd hoop en overtuiging bieden voor de noodzaak voor verandering. Tegelijkertijd zit er een gevaar in deze wens van auteurs van dystopische teksten om de lezer niet alle hoop te ontnemen; de kans bestaat dat zij daarmee onbedoeld de boodschap van hun verhaal ontkrachten. Van der Logt-van IJzendoorn toont in haar masterthesis Dystopische jeugdliteratuur. Wat een ramp! (2013) aan dat dystopische kinderboeken een meer hoopvolle afloop kennen dan dystopische literatuur voor volwassenen. Ook auteurs van YA-romans lijken voor een relatief goed einde te kiezen, ook al staan de hoofdfiguren door hun leeftijd dichter bij volwassenen. Een uitzondering daargelaten leeft de hoofdfiguur voort in een wereld die door haar toedoen misschien niet drastisch veranderd is, maar al wel een stukje verbeterd - vaak in gezelschap van familie of de grote liefde met wie ze vele gevaren heeft doorstaan. Misschien wil men de jongvolwassen lezer die nog zo veel toekomst voor zich heeft liever niet al te somber stemmen over die toekomst, en ligt de nadruk daarom op dappere, jonge hoofdfiguren die overwinnen. Deze relatief goede afloop in een wrede wereld heeft de dystopische kinder- en YA-literatuur gemeen met de Holocaustroman. In Kinder- en | |||||||||
[pagina 32]
| |||||||||
jeugdliteratuur over de Holocaust. Een ontmoeting tussen werkelijkheid en weergave (2008) schrijven Joosen en Vloeberghs dat bijna elke jeugdroman over de Holocaust aan de lezer de overtuiging of ten minste de hoop meegeeft dat ook na deze verschrikking een toekomst mogelijk is. Vaak staat in een epiloog of nawoord het overwinnen van het doorstane leed centraal. Zelfs voor hen die het niet overleefden heeft de jeugdliteratuur vaak troostende woorden over. Hierdoor komt soms de historische accuraatheid of narratieve geloofwaardigheid in het gedrang. Net als in dystopische literatuur voor kinderen en jongvolwassenen lijken de auteurs van Holocaustromans hiermee te balanceren op een dunne lijn tussen noodzakelijkheid en valse hoop, hoewel een belangrijk verschil is dat de gebeurtenissen in dystopische literatuur veelal op fictie berusten. De hierboven reeds geciteerde auteur Lois Lowry geeft nog een andere reden voor de hoopvolle afloop die de dystopian novel kenmerkt: ‘Young people handle dystopia every day: in their lives, their dysfunctional families, their violence-ridden schools. They watch dystopian television and movies about the real world where firearms bring about explosive conclusions to conflict. (...) I think they need to see some hope for such a world’.Ga naar voetnoot2 Dystopische literatuur zou dus een tegenwicht kunnen bieden aan de dystopie die het dagelijkse, werkelijke leven is. Of, zoals Miller in reactie op Sambell schrijft in ‘Fresh Hell: What's behind the Boom in Dystopian Fiction for Young Adults?’, een artikel in The New Yorker (2010): ‘Dystopian fiction may be the only genre written for children and young adults that is routinely less didactic than its adult counterpart. It's not about persuading the reader to stop something terrible from happening - it's about what's happening, right this minute, in the stormy psyche of the adolescent reader’ (geen paginacijfer). Na deze beschouwing van het genre volgt een bespreking enkele voorbeelden van dystopische YA-romans. In wat volgt staan allereerst drie opvallende vertaalde titels centraal. Vervolgens komen drie oorspronkelijk Nederlandse YA-romans aan bod.Ga naar voetnoot3 | |||||||||
[pagina 33]
| |||||||||
De Hongerspelen van Suzanne CollinsEen van de bekendste dystopische YA-romansis, als gezegd, De Hongerspelen van Suzanne Collins, het eerste deel in een gelijknamige trilogie. ‘Collins' trilogy neatly outstripped all of its competitors and ensured that its genre would be the latest publication phenomenon in a post-Potter, post-Twilight market - a market which, having been suprised (one or twice) by the extraordinary success and market power that a YA franchise can offer, now always seems to be looking for the Next Big Thing. (...) YA dystopias have indisputably become just that, and have not yet been supersaded,’ schrijven Basu, Broad & Hintz (p. 1). Hoofdpersoon van De Hongerspelen is de zestienjarige Katniss Everdeen. Ze woont in District 12, het armste van 12 districten in het land Panem, ‘het land dat verrees uit de as van een gebied dat ooit Noord-Amerika heette’ (p. 22). Alle kinderen in Panem moeten vanaf hun 12e jaar meedoen aan de zogenaamde boete. Hierbij worden jaarlijks via een lotingsysteem uit elk District een meisje en een jongen gekozen die moeten meedoen aan de Hongerspelen. De Hongerspelen zijn er ter herinnering aan de Opstand uit de Donkere Dagen, en fungeren vooral als waarschuwing voor de bevolking dat er met het Capitool niet te spotten valt. Tijdens de Hongerspelen worden de in totaal 24 tributen opgesloten in een enorme openluchtarena, waar ze moeten vechten tot de dood erop volgt. De tribuut die als laatste overblijft, heeft gewonnen. De spelen worden gefilmd en live uitgezonden. Als de naam van Katniss' zusje Prim wordt getrokken bij de boete, biedt Katniss zichzelf in blinde paniek aan in haar plaats. Samen met bakkerszoon Peeta wordt ze naar het Capitool gestuurd om deel te nemen aan de Hongerspelen. Na een paar dagen van voorbereidingen, waarbij de tributen door stylisten onder handen worden genomen en in een televisieprogramma worden gepresenteerd aan het volk, is het zo ver: de 24 tribu- | |||||||||
[pagina 34]
| |||||||||
ten worden ‘uitgezet’ in de arena, die dit keer uit een bosrijke omgeving blijkt te bestaan. Allerlei gevaren wachten: van bosbranden, gevaarlijke dieren tot giftige bessen, alles is mogelijk. Katniss' kansen om te winnen lijken bijzonder klein. In de rijke Districten wordt het als eervol beschouwd om deel te nemen aan de Hongerspelen. Zogenaamde Beroepstributen trainen hun hele leven om zich op de Hongerspelen voor te bereiden. Katniss is veel minder goed voorbereid. Opgroeien in armoede blijkt echter toch een belangrijk voordeel op te leveren: anders dan de Beroepstributen weet Katniss hoe ze zichzelf in leven kan houden met jagen en het verzamelen van eetbare planten en zaden. Haar Districtgenoot Peeta heeft een andere strategie. In de televisieshow waarin de tributen gepresenteerd werden, heeft hij het publiek verteld dat hij verliefd is op Katniss. Een dramatische mededeling, aangezien vaststaat dat de Hongerspelen slechts één winnaar kennen. In de loop van de Hongerspelen blijkt dit een meesterlijke zet: hun coach Haymitch doet buiten de arena zijn best om Katniss en Peeta als ‘de verdoemde geliefden uit District 12’ neer te zetten. Niet alleen levert dit Katniss en Peeta hulp op in de vorm van eten en medicijnen die hun via sponsors (rijke televisiekijkers) wordt toegezonden in de arena, het brengt de Spelmakers er zelfs toe om voor het eerst in de geschiedenis van de Hongerspelen de spelregels aan te passen: vanaf dat moment is het mogelijk dat de twee deelnemers uit hetzelfde District winnen. Deze gewijzigde regel maakt het mogelijk dat Katniss en Peeta elkaar helpen. Het betekent echter ook dat ze hun rol van geliefden met verve moeten spelen. Bewust als ze zich is van de camera's die constant op hen gericht zijn en die in de eerste plaats een spannend verhaal moeten uitzenden voor de kijkers thuis, speelt Katniss het spel mee. Wanneer de Spelmakers op het laatste moment de nieuwe Spelregel veranderen en aankondigen dat er slechts één winnaar mag zijn, verzet Katniss zich tegen deze beslissing. Hiermee groeit ze voor het volk uit tot het symbool van een nieuwe Opstand. Tegelijkertijd haalt ze zich de woede van het Capitool op de hals, en die van President Snow in het bijzonder - wat voldoende stof oplevert voor twee vervolgdelen. De Hongerspelen speelt zich af in een zwaar gemanipuleerde wereld. Ook de door Basu, Broad en Hintz genoemde vaak terugkerende plot van | |||||||||
[pagina 35]
| |||||||||
het liefdesverhaal is overduidelijk aanwezig in De Hongerspelen - en wordt nog eens uitvergroot door de camera's die Katniss en Peeta overal volgen. Het feit dat de lezer niet zeker weet of Katniss' liefde voor Peeta gespeeld is of echt, geeft de liefdesplot een extra dimensie: in de wereld die Collins beschrijft, is alles nep, van de rijkdom van het Capitool, de televisieshows die de tributen tot realitysterren maken en misschien zelfs de liefde tussen de twee hoofdfiguren. Miller stelt vraagtekens bij de geloofwaardigheid van de reden achter de Hongerspelen. Het lijkt niet logisch dat een regering die eropuit is haar inwoners klein te houden, de jongeren die gedwongen deelnemen aan een sterrenstatus helpt. De winnaar van De Hongerspelen wint bovendien rijkdom voor zichzelf en zijn of haar familie, en voedsel voor het hele District. Daarmee zou het logischer zijn als de inwoners van de armste Districten liever mee willen doen dan de inwoners uit de rijke Districten, maar het omgekeerde is het geval. Wanneer men de Hongerspelen echter ziet als een verwijzing naar de dystopie die de middelbare school voor veel jongeren is, vallen bovengenoemde bezwaren weg. | |||||||||
Inwijding van Veronica RothBeatrice Prior groeit op in een toekomstigewereld die is opgedeeld in vijf facties: Oprechtheid, Eruditie, Vriendschap, Zelfverloochening en Onverschrokkenheid. Wie 16 jaar wordt, moet kiezen bij welke factie hij of zij de rest van zijn leven wil horen. Voorafgaand aan de keuze ondergaan alle 16-jarigen een test om te kijken in welke factie zij thuishoren. Deze test is echter niet bepalend; de uiteindelijke keuze is aan de jongeren zelf. Tot haar verbazing blijkt Beatrice meerdere uitslagen te hebben. Een meerduidige uitslag is echter niet mogelijk: wie niet feilloos binnen een van de facties past, is Afwijkend. En Afwijkend zijn is gevaarlijk, zo | |||||||||
[pagina 36]
| |||||||||
veel begrijpt Beatrice wel van de vrouw die haar test afneemt. Ze moet haar Afwijkendheid dus zorgvuldig geheim houden. Tijdens een spannende kiesceremonie kiest Beatrice uiteindelijk niet voor Zelfverloochening, de factie waarin ze is opgegroeid, maar voor Onverschrokkenheid. Samen met een aantal andere Aspiranten leert Tris (zoals ze zich na de kiesceremonie noemt) wat het betekent om Onverschrokken te zijn: ze leert vechten, messen werpen en haar angsten te beheersen, maar belangrijker nog: om altijd door te gaan en nooit op te geven. Aanvankelijk heeft Tris het erg moeilijk tussen de andere Aspiranten. De Aspiranten met de laagste score zullen niet worden toegelaten en zullen voortaan factieloos zijn. Een armoedig bestaan buiten de maatschappij ligt op de loer, en dus moet Tris laten zien wat ze kan. Gelukkig blijkt al snel dat ze haar eigen, opmerkelijk talenten heeft. Afwijkend zijn heeft ook een ander gevolg: Tris blijkt immuun voor een serum dat alle Onverschrokkenen zogenaamd voor de veiligheid krijgen toegediend. Algauw blijkt echter dat dit serum een heel ander doel heeft: het is ontwikkeld door Eruditie, die alle macht in handen wil krijgen. Door het serum veranderen de Onverschrokkenen in een willoos, op afstand bestuurbaar leger. Alleen Tris en enkele andere Afwijkenden blijven ‘wakker’. Ze moet de Erudiete machthebbers stoppen, voor het te laat is. Inwijding laat zich kenmerken als een dystopie die gericht is op conformiteit. Alle mensen worden in hokjes gestopt. Wie buiten deze vaststaande categorieën valt, heeft afgedaan voor de maatschappij. Een andere keuze, een andere manier om je leven te leiden, is er gewoonweg niet. Tris' verzet tegen de duistere plannen van Eruditie is net zozeer een strijd tegen de gevestigde orde als een strijd om te kunnen zijn wie ze is. De zoektocht naar een eigen identiteit in een totalitair regime is een van de terugkerende thema's binnen dystopische YA-literatuur, maar nergens is dit zo duidelijk terug te vinden als in Inwijding. In ‘What Faction Are You In? The Pleasure of Being Sorted in Veronica Roth's Divergent’ omschrijft Basu (2003) dit eerste deel in Roths trilogie zelfs als ‘a book whose entire narrative is based around a personality quiz’ (p. 23). Toch leest het boek niet zozeer als een kritiek op het categoriseren van mensen. Lange tijd lijkt hoofdpersoon Tris haar in facties verdeelde wereld als een utopie te beschouwen; ze verlangt ernaar om definitief te weten bij welke factie | |||||||||
[pagina 37]
| |||||||||
zij thuishoort. Uiteindelijk wordt Triss, door haar opstand tegen Eruditie, gedwongen om verder te denken dan de facties: ‘Ik ben niet langer Tris de onzelfzuchtige, en Tris de dappere. Ik denk dat ik nu meer dan die twee moet worden’ (p. 348). Toch lijkt deze conclusie eerder ingegeven door de omstandigheden dan omdat Tris zelf zo graag los wil zijn van het factie-systeem: ‘Ik weet niet hoe het leven zal zijn, afgesneden van een factie - het voelt verbroken, als een blad dat niet meer verbonden is met de boom die het in leven houdt. We zijn verloren wezens’ (p. 348). Inwijding lijkt hiermee eerder aan te sluiten bij het verlangen van (jonge) lezers om ergens bij te horen dan een oproep om te zijn wie je bent, desnoods dwars tegen de stroom in. Een echte afwijzing van het factiesysteem en daarmee verandering van het leven in de door Roth geschetste dystopie bevat het verhaal opmerkelijk genoeg in feite niet. Of, zoals Basu opmerkt: ‘(...) the narrative [continues] to offer the promise of categorization to the novel's readers, a promise that they render eminently desirable’ (p. 24). Het verhaal bevat een grote liefdesplot; de liefde tussen Tris en Four, een van de instructeurs binnen Onverschrokkenheid. Al snel blijkt dat ook hij (natuurlijk) Afwijkend is. Hierdoor strijden ze, twee uitzonderingen in een zorgvuldig geregisseerde wereld, samen tegen het Kwaad. De nadruk ligt echter minder op maatschappijkritische kwesties dan op avontuur: het spannende verhaal staat voorop. Van uitdagende, levensgevaarlijke opdrachten tijdens de initiatieperiode tot romantische momenten met Four: Inwijding is allereerst een ‘actionpacked’ avonturenverhaal. | |||||||||
Het mes dat niet wijkt van Patrick NessHet mes dat niet wijkt, het eerste deel in De Chaos-trilogie van Patrick Ness, verscheen in de Verenigde Staten in 2008, in hetzelfde jaar als De Hongerspelen. Ondanks diverse bekroningen en de verkoop van de filmrechten (aan de makers van de verfilmingen van Twilight en De Hongerspelen) verscheen het eerste deel van de reeks pas in 2013 in Nederland (bij uitgeverij Moon).Ga naar voetnoot4 Mogelijk had dit te maken met de omvang en dus | |||||||||
[pagina 38]
| |||||||||
hoge vertaalkosten; een andere reden is wellicht ook dat Het mes dat niet wijkt in 2008 nog te nieuw en te anders was ten opzichte van wat de Nederlandse lezer was gewend. Misschien waren we nog niet toe aan een bevreemdende, angstwekkende wereld als de wereld zoals Ness deze schetst.Ga naar voetnoot5 Hoofdpersoon van Het mes dat niet wijkt is de bijna 13-jarige Todd Hewitt. Hij woont op de Nieuwe Wereld, een planeet waar alle mannen en dieren elkaars gedachten kunnen horen dankzij de ‘Herrie-baksil’ die de oorspronkelijke bewoners (de ‘Spakkels’ of ‘spaks’) op hen hebben overgebracht. Diezelfde ‘baksil’ heeft alle vrouwen gedood. Todd is de laatste jongen van Prentissdorp die nog man moet worden. Alles wijst erop dat er iets in voorbereiding is voor zijn 13e verjaardag; na zijn verjaardag zullen er alleen nog mannen wonen, dus Todds verjaardag is iets bijzonders.Ga naar voetnoot6 Todd heeft geen idee wat hem te wachten staat, hij vangt af en toe alleen iets duisters op in de Herrie van andere mannen, iets wat hij liever wegduwt. Als Todd een maand voor zijn verjaardag ‘een gat in de Herrie’ ontdekt - een stilte die eigenlijk niet kan bestaan - is hij niet langer veilig in het dorp. Noodgedwongen slaat hij op de vlucht. In het moeras ontmoet hij Viola, terwijl er naar zijn weten geen vrouwen of meisjes meer in leven zijn op de Nieuwe Wereld - sterker nog, hij heeft nooit eerder een meisje gezien. Maar het meisje is er en ze is stil: zij kan zijn gedachten wél horen, maar hij niet die van haar. Als alle mannen van het dorp onder leiding van | |||||||||
[pagina 39]
| |||||||||
Burgemeester Prentiss achter hen aankomen, beginnen Todd en Viola aan een gevaarlijke vlucht door onbekend terrein. Todd is opgegroeid onder een allesbepalende machthebber: in het kleine Prentissdorp maakt de gelijknamige Burgemeester de dienst uit, Zijn Herrie is sterker en luider dan die van alle andere mannen. Met een groepje mannen doet hij bovendien ‘gedachteoefeningen’; het lijkt erop dat hij zijn Herrie - en in mindere mate die van anderen - min of meer kan controleren. Maar ook alle andere mannen hebben Herrie: ‘D'r is niks dan Herrie op deze wereld, niks dan de gedachten van mannen en beesten die voortdurend van alle kanten op je afkomen’ (p. 21). De Herrie in Het mes dat niet wijkt zou gezien kunnen worden als een verwijzing naar (en waarschuwing voor) de overload van informatie en het gebrek aan privacy in onze huidige wereld. Jongeren groeien op met Facebook, Twitter, Instagram en andere social media, waardoor (persoonlijke) informatie eenvoudig toegankelijk is voor heel veel mensen, ook totale onbekenden. Todd ervaart de constante Herrie als iets heel negatiefs ‘(...) als ik, de bijna-man, opkijk naar dat dorp, hoor ik de 146 mannen die zijn overgebleven. Ik kan ze allemaal horen, tot op de laatste man. Hun Herrie spoelt de heuvel af als een vloedgolf die op me is losgelaten, als een brand, als een monster zo groot als de hemel dat je wil pakken omdat je nergens naartoe kunt vluchten’ (p. 27). De ontdekking dat er stilte bestaat, is dan ook bijna te groot voor Todd om te bevatten: ‘(...) de stilte trekt aan me en d'r zit zo - veel rust in, nee, geen rust, stilte, zoveel ongelooflijke stilte dat d'r iets scheurt binnen in me, alsof ik het kostbaarste wat d'r is ga verliezen’ (p. 23). De voor dystopische YA-literatuur zo kenmerkende liefdesplot zit ook in dit verhaal verwerkt: na een periode van wantrouwen en misverstanden ontwikkelt zich een sterke liefde tussen Todd en Viola. Overgeleverd aan een wereld waarin ze niemand kunnen vertrouwen en ze nergens veilig zijn, besluiten ze te vechten voor een beter leven voor elkaar. Het mes dat niet wijkt valt op te midden van het aanbod van dystopische YA-literatuur omdat de wereld die Ness schetst misschien wel de meest sombere en uitzichtloze is van alle dystopische werelden in de hier beschreven boeken. Zo'n tien jaar voor Todds geboorte zijn de mensen naar de Nieuwe Wereld gekomen omdat de Oude Wereld niet meer de | |||||||||
[pagina 40]
| |||||||||
moeite van het leven waard was. Ze stichtten er een aantal nederzettingen, maar na de oorlog met de spakkels en de ‘baksil’ van de Spakkels zijn er alleen nog mannen over. Er is niets anders dan het dorp en het moeras en alle mannen die elkaar gek maken met hun gedachten. Het is niet verwonderlijk dat Todd zijn leven in Prentissdorp beschrijft als ‘m'n stomme stinkleven’ (p. 27). In een wereld waarin geen nieuw leven meer mogelijk is en het aantal mensen alleen maar kleiner zal worden, is er weinig hoop of toekomstperspectief. Anders dan in De Hongerspelen, waarin Katniss uitgebreid de rijkdom en de glamour van het leven in het Capitool beschrijft, en Inwijding, waarin Triss lol maakt en taart eet met haar Onverschrokken mede-Aspiranten, draait het in Het mes dat niet wijkt volledig om overleven. Het boek valt bovendien op door de literaire schrijfstijl. Het taalgebruik van Ness draagt bij aan de sfeer van de dystopische wereld en de spanning van het verhaal. Todd heeft - dankzij de Visie van Burgemeester Prentiss, waardoor alle boeken verboden zijn - nauwelijks leren lezen en schrijven. Hierdoor schrijft Todd de woorden zoals hij ze spreekt: ‘praatbaksil’ (p. 11), ‘repurreren’ (p. 12), ‘alderhardst’ (p. 22). Veel zinnen neigen ook naar spreektaal: ‘Eerlijk gezegd hoeven we heel geen appels uit het moeras’ (p. 12). Todd scheldt ook veel: ‘(...) en dan zit d'r niks anders op dan achter hem aan te gaan, dwars door die (...) verdómmese velden want Cillian krijgt een hartaanval als Manchee in zo'n verdómmes slangenhol valt en natuurlijk is het dan weer mijn verdómmese schuld ook al heb ik die verdómmese hond nooit gewild’ (p. 13). Deze schrijfstijl geeft het verhaal iets heel directs en authentieks. Hierdoor heeft Het mes dat niet wijkt iets heel eigens te midden van het grote dystopische YA-aanbod. | |||||||||
Nederlandse voorbeeldenWat opvalt in het huidige grote aanbod aan dystopische YA-literatuur is dat het overgrote deel bestaat uit vertaalde, veelal Amerikaanse literatuur. Toch zijn er enkele oorspronkelijk Nederlandstalige dystopische YA-romans te vinden. Een voorbeeld is Niemand houdt mij tegen - een avontuur in de 22ste eeuw van Evert Hartman (verschenen bij Lemniscaat in 1991), lang voordat | |||||||||
[pagina 41]
| |||||||||
de YA-dystopie uitgroeide tot het populaire
genre dat het nu is.Ga naar voetnoot7 Het verhaal speelt zich af in het jaar 2136, in een Nederland dat voor de helft onder water is gelopen. Een landkaart op de schutbladen geeft aan hoe dit ‘Klein-Nederland’ van de toekomst eruitziet. De 16-jarige Richard groeit op in Amsterdam, in een van de woonlagen die uit ruimtegebrek meters diep onder de grond zijn gebouwd. Alleen senioren mogen boven de grond wonen, alle mensen onder de 60 wonen en werken onder de grond. Hoewel deze toekomstige Nederlanders het moeten doen met minder leefruimte (en daglicht), beschikken ze wel over meer technologie. Toch zijn er niet alleen verbeteringen: door het ruimtegebrek is er besloten geen ‘illegalen’ (buitenlanders zonder persoonscard) meer op te nemen. Mensen zonder persoonscard worden zonder pardon gearresteerd. En hoewel men zeer trots is op de vooruitschrijdende wetenschap die erin is geslaagd mensen te klonen, hebben diezelfde klonen een minderwaardige positie in de samenleving. Als hoofdpersoon Richard getuige is van de arrestatie van twee Vlaamse meisjes in een warenhuis, besluit hij dat hij hen wil helpen. Samen met de kloon Wesley die hij enkele dagen eerder heeft ontmoet, probeert hij hen op te sporen. Onderweg stuiten ze op de nodige problemen. Als de twee Vlaamse meisjes, Anik en Stefanie, tegen alle verwachtingen in gevonden zijn, wacht Richard en Wesley nog de schijnbaar onmogelijke taak om hen onopgemerkt mee naar Amsterdam te smokkelen - en dan? Niemand houdt mij tegen laat zich kenmerken als een ‘environmental or eco-dystopia’: Hartman beschrijft het leven in een wereld na een grote ramp. Ook (de manipulatie van) informatie speelt een rol: door de veelheid aan schermen en computersystemen is er een grote mate van con- | |||||||||
[pagina 42]
| |||||||||
trole. Een liefdesverhaal is er eveneens in terug te vinden: Richard voelt zich onmiddellijk aangetrokken tot de Vlaamse Stefanie. Een verschil met de meeste andere YA-romans is dat Richards keuze om tegen de regels in te gaan niet betekent dat hij alleen komt te staan en zich losmaakt van de volwassenen in zijn omgeving. Zijn ouders en zijn mentor steunen hem in alle opzichten in zijn plannen, ook al gaat hij tegen de wet in. Op lastige momenten steunen ze hem ook letterlijk door geld of een vervoermiddel te sturen. In die zin ontwikkelt Richard zich, hoewel hij door alle gebeurtenissen steeds kritischer gaat nadenken over de wereld om hem heen, zich nog niet helemaal tot een volwassene: aan het eind van het verhaal staat hij nog niet op eigen benen, al moet hij wel onder ogen zien dat de wereld helaas nooit zal zijn zoals hij het liefst zou willen. Een ander verschil met de dystopische YA-romans van de afgelopen jaren zijn de vele gesprekken die de personages voeren. Richard raakt constant in discussies verwikkeld over de maatschappelijke problemen die er spelen. Hierdoor ligt in Niemand houdt mij tegen meer nadruk op het maatschappijkritische element van het dystopische genre dan in de eerder besproken boeken. Hoewel het verhaal zeker ook spannende scènes bevat, halen de diverse gesprekken tussen de personages de vaart uit het verhaal. De lezers van nu zijn waarschijnlijk iets meer snelheid en actie gewend. Mogelijk komt dit omdat Niemand houdt mij tegen een al wat ouder boek is; ook het taalgebruik is ietwat gedateerd. Het geïllustreerde omslag doet, zeker in vergelijking met de flitsende omslagen van de vertaalde YA-romans van de laatste jaren, eveneens wat oubollig aan. Desondanks is het boek nog altijd leverbaar (inmiddels in een negende druk). Waarschijnlijk spreekt een overstroomd Nederland, een rampscenario dat niet ondenkbaar is, ook voor de jonge lezers van nu tot de verbeelding. De keuze voor herkenbare plaatsen (Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven) brengt dit dystopische verhaal bovendien letterlijk dichterbij; de landkaart van het overstroomde Nederland is op zijn minst verontrustend te noemen en zal wellicht meer oproepen dan het van de kaart geveegde District 13 uit het fictieve, in De Hongerspelen beschreven land Panem. | |||||||||
[pagina 43]
| |||||||||
Overstroomd van Eva MoraalNet als Niemand houdt mij tegenbeschrijft het eerder genoemde Overstroomd van Eva Moraal (Lemniscaat, 2012) eveneens een toekomstig leven in een overstroomde wereld. Twee Grote Overstromingen hebben de Lage Landen verdeeld in een paar veilige, droge gebieden, en terreinen die het eerst gevaar lopen als het water weer stijgt. Ook de bevolking leeft strikt gescheiden: de Drogen vormen de rijke elite, de Natten leiden een hard, armoedig bestaan om te overleven. Langzamerhand komen steeds meer Natten in opstand tegen de ongelijkheid en de omstandigheden waarin zij moeten leven. Door de Drogen worden zij echter als terroristen beschouwd. Hoofdpersoon Nina is een Droge, en bovendien de dochter van de Gouverneur van het Vijfde Gewest. Ze woont in een GG: een Gesloten Gemeenschap, alleen toegankelijk voor Drogen. Als Nina's school wordt getroffen door een overstroming, komt haar zusje Isa daarbij om het leven. Nina moet haar opleiding afmaken op een Natte School. Daar ontmoet ze Max, een Natte, die met zijn moeder en oudere broer in een aftandse flat vlak bij het water woont. Wanneer ze moeten samenwerken aan een schoolopdracht, zetten ze langzaam maar zeker hun wederzijdse vooroordelen opzij. Al snel groeit hun vriendschap uit tot een verboden liefde - die nog extra verboden is omdat Nina's vader jacht maakt op ‘terroristen’ als Max' broer. Alleen weet Max dat nog niet. Juist als Nina besloten heeft hem in vertrouwen te nemen over haar vader, ontdekt Max zelf haar ware identiteit. Hij besluit mee te werken aan Nina's ontvoering om de Droge regering te dwingen om andere keuzes te maken. Hij krijgt echter al snel spijt en helpt Nina te ontsnappen. Hiermee komt Max lijnrecht tegenover | |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
zijn broer maar vooral tegenover de Natten te staan. Nina heeft ondertussen ontdekt dat haar vader een zeer twijfelachtige rol heeft gespeeld bij de overstroming waarbij haar zusje en 50 mijnwerkers omkwamen, waaronder de vader van Max. De harde straffen die hij uitdeelt aan Natte ‘terroristen’ veroordeelt ze eveneens. Op haar beurt keert zij zich af van de Droge maatschappij waarin ze is opgegroeid. Samen lopen ze weg; een romantische vlucht uit een wereld waarin ze niet meer willen leven. Overstroomd laat zich, net als Niemand houdt mij tegen, typeren als een ‘environmental dystopia’. Na een ramp hebben de mensen geprobeerd een nieuw bestaan op te bouwen in een wereld die voor altijd veranderd is. Ook het manipuleren van informatie komt terug in het verhaal. Zo ontdekt Nina dat in de geschiedenisboeken op ‘Natte scholen’ een heel andere en vooral minder rooskleurige toedracht van de Grote Overstromingen staat dan de versie waarmee zij is grootgebracht: ‘[Dit] is niet de geschiedenis die aan ieder kind verteld wordt. (...) Ik lees dat onze over - winning op het water helemaal geen overwinning is. Want het water stijgt nog steeds en het ziet er niet naar uit dat het gaat zakken’ (p. 154-155). Ook het element van het liefdesverhaal speelt een grote rol. Een verschil met de meeste vertaalde dystopische YA-romans is dat in Overstroomd het lichamelijke contact tussen Nina en Max expliciet wordt beschreven. Komen de hoofdpersonen in de meeste vertaalde dystopische YA-romans niet verder dan een verboden kus of stiekeme omhelzing, Moraal beschrijft onomwonden hoe Nina en Max met elkaar naar bed gaan. Een tweede verschil is dat er, anders dan in de meeste vertaalde dystopische YA-literatuur, twee hoofdpersonen zijn: het verhaal wordt vanuit beide perspectieven verteld. Los van deze verschillen (en het ietwat sobere omslag) sluit Overstroomd goed aan bij het aanbod van dystopische YA-literatuur. Verreweg de meeste kenmerken van het genre zijn terug te vinden in deze YA-roman van Nederlandse bodem. | |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
Boy 7 van Mirjam MousIn Boy 7 van Mirjam Mous (Van Holkema &Warendorf, 2009)Ga naar voetnoot8 komt een jongen bij op een verlaten grasvlakte. Hij heeft geen idee wie hij is of hoe hij daar is terechtgekomen. Het wordt al snel duidelijk dat hij in zijn eentje antwoorden zal moeten vinden op die vragen, want een door hemzelf ingesproken voicemailbericht waarschuwt hem vooral geen contact te zoeken met de politie. Hij kan niemand vertrouwen. Noodgedwongen gaat Boy 7 - hij noemt zichzelf voorlopig maar naar de naam waarmee zijn kleding is gemerkt - op onderzoek uit en stukje bij beetje ontdekt hij wat er met hem is gebeurd en waardoor hij in deze situatie is terechtgekomen. Boy 7 blijkt te zijn opgepakt voor het hacken van het cijfersysteem van zijn middelbare school. In plaats van een taakstraf wachtte hem echter een verblijf in een ‘instelling voor jongens met problemen’ om te voorkomen dat hij misschien een echte crimineel zou worden. Deze instelling, een zwaar bewaakt, Guantánamo Bay-achtig gebouw, blijkt echter een geheim laboratorium te zijn waar wetenschappers experimenten uitvoeren op jonge jongens als Boy 7. De jongens die er worden vastgehouden, hebben geen naam meer, maar een nummer. En al snel worden ze, de een na de ander, zo mak als een lammetje. Gaandeweg ontdekt Boy 7 dat bij alle ‘Boys’ een microchip is geïmplanteerd waardoor ze niet alleen altijd te traceren zijn, maar erger nog, op afstand bestuurbaar. Hun eigen wil maakt plaats voor die van hun opdrachtgevers.Ga naar voetnoot9 De jongens worden ingezet om illegale activiteiten uit te voeren - waarvoor andere, onschul- | |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
dige mensen op belangrijke posities zullen opdraaien - en na afloop wordt hun geheugen gewist. Boy 7 is vastbesloten: hij moet de rest van de wereld inlichten over deze praktijken en bovendien de andere jongens redden. Boy 7 leest in eerste instantie wellicht meer als een (goede) whodunit dan als een dystopische YA-roman. De hoofdpersoon lijkt een doodgewone jongen van hier en nu, en ook de wereld om hem heen lijkt op de wereld zoals wij die kennen. Al snel blijken er in diezelfde wereld echter allerlei dingen mogelijk die op het eerste gezicht futuristisch lijken, zoals het chippen van mensen. Wat deze roman van Mous zo indringend maakt, is dat deze praktijken helemaal niet zo futuristisch blijken. Het testen en inbrengen van elektrodes in de hersenen (bij dieren en bij mensen) gebeurt al, bijvoorbeeld voor het verhelpen of afzwakken van aandoeningen als dwangneuroses en de ziekte van Parkinson. Deze ‘chips in je hoofd’ zouden, als de verkeerde mensen ermee aan de haal gaan, inderdaad voor slechte doeleinden gebruikt kunnen worden, zoals in Boy 7. De dystopische wereld zoals Mous die schetst, is daarmee minder sciencefiction dan op het eerste gezicht misschien lijkt. Tegelijkertijd is de waarschuwende boodschap van het verhaal (‘Wat als deze technologie in de verkeerde handen valt?’) daardoor des te dringender. Met een citaat van Aldous Huxley (auteur van Brave New World) in het binnenwerk verwijst Mous bovendien naar een andere, beroemde dystopische roman. Met deze nadruk op (verkeerd gebruik van) wetenschappelijke experimenten laat Boy 7 zich typeren als een dystopie waarin uit de hand gelopen technologische vooruitgang centraal staat. Ook speelt het achterhouden van informatie een grote rol: het geheugen van de ‘Boys’ wordt zelfs gewist om te voorkomen dat ze ontdekken wat er werkelijk met hen gebeurt. Het verzet van de jonge hoofdpersoon tegen de volwassen machthebbers is eveneens overduidelijk. De volwassenen representeren Het Kwaad: de wetenschappers voeren hun experiment bewust uit op jongeren omdat hun hersenen nog niet helemaal volgroeid zijn en dus gemakkelijker te beïnvloeden. Ook het strijden voor individualiteit, je eigen keuzes mogen maken en beslissen wie je wilt zijn, zijn duidelijk terug te vinden. | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
Enkele later verschenen titels van Mirjam Mous, Password (Van Holkema & Warendorf, 2012) en Test (Van Holkema & Warendorf, 2013) laten eveneens de mogelijke gevaren van technologische ontwikkelingen zien. | |||||||||
De toekomst van de dystopian novelSinds het succes van De Hongerspelen is de wereld overstroomd met dystopische YA-romans. Zelfs bij liefhebbers van het genre lijkt langzamerhand het punt van verzadiging bereikt. Zo schrijft een blogger op een Amerikaanse website over ‘science fiction & fantasy news and reviews’: ‘let's face it: the success of that one series of books [De Hongerspelen, EB] has resulted in a slew of dystopic novels hitting bookstores. Plenty of them are enjoyable reads. But for all of the good ones out there, there are plenty more that you know they only released to try and get in on Suzanne Collins' success. What's more, they all seem to have a few notable similarities...’ Wie veel van dit soort boeken gelezen heeft, kan er inderdaad langzamerhand een recept in herkennen. De hierboven genoemde blogger komt zelfs met een ‘Blue Print to Write a Hit YA Dystopic Novel’, met daar - in adviezen die uitlopen van het schrijven van een trilogie, het invoegen van een gemene regering en een driehoeksverhouding tot de keuze van een bijzondere naam voor de hoofdpersoon.Ga naar voetnoot10 Niet alleen deze lezer lijkt toe te zijn aan iets nieuws, ook Amerikaanse literair agenten voorspellen het einde van de hype. ‘Dystopia is pretty much dead,’ zegt literair agent Barry Goldblatt desgevraagd in ‘After dystopia, what's next?’, een online gepubliceerd artikel van november 2013. Toch betekent dit niet het definitieve einde van de dystopische YA- literatuur. In ‘How Reality Became the Hot New Thing in YA’, een online gepubliceerd artikel van Sue Corbett in mei 2014 waarin Amerikaanse boekenvakkers aan het woord komen, schrijft een YA-bibliothecaris: ‘A majority of teen readers still look to be swept off into a faraway land and | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
just check out for a couple of hours.’ De verwachting is dat het genre de komende jaren nog steeds volop aanwezig zal zijn, al is het maar vanwege de zich snel vernieuwende doelgroep: ‘An advantage to having young readers is that most of this stuff is fresh to them. (...) To thrill them, a story doesn't have to be unprecedented. It just has to be harrowing,’ schrijft Miller (geen paginanummer). Amerikaanse literair agenten zien wel een verschuiving: van de hype van dystopische YA-literatuur signaleren zij een hernieuwde populariteit van ‘contemporary realistic’ of ‘issue-driven YA’ als Een weeffout in onze sterren van John Green (in het Nederlands verschenen bij Lemniscaat, 2012). ‘(...) I think one could argue that John Green and Rainbow RowellGa naar voetnoot11 [threw open the door] for contemporary fiction,’ aldus literair agent Jill Grinberg. Net als andere Amerikaanse agenten en uitgevers signaleert zij een toegenomen belangstelling voor eigentijdse, realistische manuscripten. Dit genre is ‘as old als YA itself’ (Corbett, geen paginanummer): beroemde voorbeelden zijn het werk van Robert Cormier en natuurlijk Aidan Chambers. ‘The taste [for a book (...) that ignites honest emotions and gets at the complexities of human relations, EB] never really went away; it just became less fashionable during our decade of dystopia. So now we're back,’ schrijft Beverly Horowitz, redacteur bij het Amerikaanse Delacorte. Greens eerder genoemde YA-roman Een weeffout in onze sterren over twee tieners die ongeneeslijk ziek zijn, prijkt in de Verenigde Staten al (82!)Ga naar voetnoot12 weken op de New York Times Bestseller Young Adult List. De vraag is of de Nederlandse markt mee zal gaan in deze verschuiving. Tot nog toe lijken ‘losse’ realistische YA-titels het op de Nederlandse markt minder goed te doen dan de dystopische YA-series, die - zeker na verfilming en uitgebracht als filmeditie - ook hun weg naar volwassen lezers lijken te vinden. Ondanks de bekroning met de Diorapthe Jongerenliteratuur Prijs 2013 voor Een weeffout in onze sterren heeft deze titel in het Nederlandse taalgebied niet dezelfde sterrenstatus bereikt, hoewel de aanstaande filmrelease daar misschien verandering in zal brengen. | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
De volgende YA-trend in Nederland laat zich vooralsnog dus nog niet voorspellen, maar het YA-genre an sich lijkt voorlopig nog steeds in de lift te zitten. Uit het onderzoek van Van der Molen naar YA-titels op de Nederlandse markt blijkt dat Nederlandse boekhandelaren en uitgevers, ondanks het ongunstige economische klimaat, verwachten dat het genre de komende jaren nog zal groeien, mede dankzij de diverse verfilmingen. Het YA-genre wordt gezien als een overgangsgenre dat het gat kan opvullen tussen jeugdboeken en boeken voor volwassenen en ervoor kan zorgen dat jongeren blijven lezen. In deze moeilijke tijden voor het boekenvak wordt het YA-genre dus als een kansrijk genre gezien, dat meer aandacht verdient (p. 43). Dit blijkt wel uit de oproep die het boekenvak in maart van dit jaar deed bij de CPNB voor het instellen van een YA-Boekenweek.Ga naar voetnoot13 Wie weet of de dystopie nog steeds zo populair is tegen de tijd dat de gewenste YA-Boekenweek er komt? De storm van dystopische YA-literatuur zal gaan liggen, zoals ook de hypes rond toverscholen en paranormale liefdesrelaties uiteindelijk afnamen. Dystopische werelden zullen uiteindelijk plaatsmaken voor ‘The Next Big Thing’ (Basu, Broad & Hintz, p. 1). Helemaal verdwijnen zal het genre echter waarschijnlijk nooit; niet alleen omdat het zich goed leent om maatschappelijke zorgen en problemen op een toegankelijke manier bespreekbaar te maken, maar vooral omdat de essentie van de dystopie - ‘the need to weep away the past to make room for the new,’ zoals Miller het omschrijft - nooit uit de tijd zal raken. | |||||||||
Primaire literatuur
| |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
| |||||||||
Secundaire literatuur
| |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
| |||||||||
Online publicaties
| |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
|
|