Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 28
(2014)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Dolf Verroen, een schrijver met hart voor zijn lezers
| |
[pagina 138]
| |
domicilie heeft. Van deze jonkheer kocht Dolf een stuk bos rond zijn prachtig gelegen huis. Zelf leerde ik Dolf kennen bij een conferentie van auteurs en vertalers uit Duitsland, Nederland, Friesland en Vlaanderen. Voor het eerst werd deze conferentie gehouden in het Duitse Lingen, net over de grens, op initiatief van de Friedrich Bödeckerkreis uit Hannover, een organisatie vergelijkbaar met de Stichting Schrijvers School Samenleving. Daar kwam Dolf in zijn rode sportwagen en bood mede-conferentiegangers graag een lift aan. Wie dat wel eens gewaagd heeft, heeft het nooit meer vergeten. De auto is op zijn website nog altijd prominent aanwezig. De website bevestigt zijn aandacht voor collega's in het boekenvak. Hij heeft er een aparte rubriek met een korte beschrijving van auteurs en illustratoren met wie hij gewerkt heeft. | |
SchrijvenDolf begon al vroeg met schrijven. Als veertienjarige jongen schreef hij Het boek van Jan-Kees, dat overigens pas in 1958 als boek verscheen. Later werd het herdrukt onder de titel Paarden, van die enge grote, met illustraties van Thé Tjong Khing, met wie hij vaker samenwerkte. In eerste instantie schreef hij ook voor volwassenen. Hij debuteerde in 1955 met een bundel gedichten In los verband (met tekeningen van Miep de Leeuwe en Willy Rieser) en publiceerde nog een aantal boeken, onderandere in samenwerking met Channa Milder, Joden uit Jemen (1969) en samen met Clare Lennart Over katten (1973). Zijn debuut in kinderboekenland is Marieta's overwinning in 1957. Toch beschouwt Verroen een ander boek uit 1960 als zijn echte kinderboekendebuut: Sjoe en Piet, het eerste kinderboek over een gastarbeidersgezin. In het begin van zijn carrière heeft Dolf Verroen een poosje vertaalwerk verricht en vertaalde hij onder meer Mirjam het monster, een kinderboek van Mary Lystad. Hij was niet | |
[pagina 139]
| |
tevreden over het weinig geëmancipeerde karakter van dit boek en schreef daarom zelf Gelukkig word je elke dag een beetje groter (1973). Dit zette hem aan tot het schrijven van geemancipeerde kinderboeken. Van zijn werk verschenen vertalingen in het Fries, Frans, Duits, Deens, Noors, Zweeds, Spaans en Japans.
In deze bijdrage staat zijn werk voor kinderen centraal. Uiteraard kunnen niet al zijn boeken worden besproken; daarvoor is de lijst te lang. Daarom is in dit artikel een keuze gemaakt aan de hand van een aantal thema's. Wat betreft de leeftijd van zijn beoogde lezers kunnen we stellen dat Verroen vooral voor kinderen tot twaalf jaar schrijft. In het overzicht van zijn oeuvre komen jeugdromans beduidend minder vaak voor. Verder krijgen zijn vertalingen en de samenwerking met andere auteurs aandacht. | |
RelatiesEen eerste thema dat in Verroens boeken regelmatig naar voren komt is dat van relaties. Ouders om op te vreten (1993) zou je daartoe kunnen rekenen, evenals Een vader voor altijd (2010). In dit laatste boek brengt hij de gevoelens rondom het sterven van een geliefd iemand goed onder woorden. De hoofpersoon Ruben wordt geconfronteerd met het feit dat zijn vader kanker heeft en langzaam verzwakt en tenslotte sterft. Dolf Verroen heeft dit proces op een heel integere manier beschreven. De titel heeft betrekking op een opmerking van een vriend van de hoofdpersoon. Die vriend heeft een nog levende vader, maar dan wel iemand die zich nauwelijks om zijn zoon bekommert. De relatie tussen Ruben en zijn vrienden wordt helder en genuanceerd beschreven. Soms wordt iemand die een domme opmerking maakt door een van de anderen gecorrigeerd en soms zegt een ander juist iets waarmee hij een vriend een steuntje in de rug geeft. Ook de volwassenen in het boek worden met de nodige nuances beschreven. Heel ontroerend wordt aangegeven hoe Rubens vader zijn strijd voert tegen de ziekte en hoe Ruben en zijn moeder daarop reageren. Op bevrijdingsdag moet Rubens vader voor het eerst naar het ziekenhuis en overdenkt Ruben hoe wonderlijk het is dat dit op de dag van de vrijheid is. De lezer kent zijn gevoelens, omdat Ruben de verteller in het verhaal is. | |
[pagina 140]
| |
In het laatste hoofstuk wordt vermeld dat alles in een paar schriften is opgetekend, een hoofdstuk dat beter achterwege had kunnen blijven en aan het verhaal niets toevoegt. Het een na laatste hoofdstuk waarin Ruben vaders hoge fiets aan zijn vriend Anton geeft, waarbij hij voelt dat vader goedkeurend knikt: ‘Alsof hij met ons meeliep’ was een beter slot geweest. Wat ook jammer is, is de illustratie van het omslag, die een belangrijke passage uit het verhaal weergeeft, maar zodanig alsof we hier te maken hebben met een streekroman.
De auteur lijkt iets met vaders te hebben. Ook in De verdwijntruc (2003), dat Verroen samen met Bouke Oldenhof schreef, staat namelijk een gestorven vader centraal. De vader in dit boek was goochelaar en met name zijn verdwijntruc was spectaculair. Een kind zou kunnen denken dat ook de dood zo'n verdwijntruc is. De hoofdpersoon Sil kan bij haar moeder niet terecht, want die heeft genoeg aan haar eigen verdriet. Sil is op zichzelf aangewezen en denkt vaak over het bestaan na de dood. Haar droom over de hemel wordt in poëtisch taalgebruik heel subtiel weergegeven. Het boek is bedoeld voor kinderen vanaf negen jaar, maar dan wel voor de meer geoefende lezers. Voor Sil komt de oplossing als ze op school bij de opvoering van een toneelstuk haar eigen rol als tovenaar mag invullen en daarmee vorm kan geven aan haar eigen verdriet, maar ook dat van haar moeder. Ook de relaties met leeftijdgenoten spelen in veel boeken van Verroen een belangrijke rol, waarbij thema's als vriendschap en verliefdzijn de leidraad vormen. Verliefdheid staat centraal in het boek Verliefd op Sonia (1996). De ‘Dolf’ in dit verhaal is verlegen en is bovendien met zijn rode haar en vele puisten lelijk, niet alleen in zijn eigen ogen, maar ook in die van zijn klasgenoten. Daar komt nog bij dat zijn moeder hem behoorlijk verwend heeft en dat hij nogal eigenwijs is. De jongen kan zich slecht concentreren, met als gevolg dat hij geen geweldige | |
[pagina 141]
| |
leerling is. Opmerkelijk is dat dit alles hem in het vervolg van het verhaal geen echt essentiële moeilijkheden oplevert. Integendeel, zou je haast zeggen, want het meest populaire meisje op school, Sonia, wordt verliefd op hem en helpt hem zijn angst en verlegenheid te accepteren. Sonia is de dochter van een Antilliaanse moeder en een blanke vader en weet hoe zij zich moet redden in moeilijke situaties. Ze is nuchter en blijft met beide voeten op de grond staan. Aardig is hoe Verroen zichzelf een rol geeft in het verhaal. De meester heeft verschillende mensen in de klas uitgenodigd om wat over hun beroep te vertellen en daarbij is ook de schrijver Dolf Verroen. De naamgenoot Dolf geeft niet bepaald een vleiende beschrijving van het uiterlijk van de schrijver, maar toch is hij geboeid door wat de schrijver vertelt. Door het verhaal van Verroens schrijversleven krijgt de jongen de moed om voor een uitzonderlijk beroep (zanger) te kiezen, ook al durft hij dat nog niet echt uit te spreken. Een humoristisch verhaal, waarin ongekunsteld problemen als verlegenheid en rassendiscriminatie naar voren komen zonder dat deze op een goedkope manier worden opgelost. Dankzij de hulp van zijn vriendin Sonja maakt Dolf duidelijk een positieve ontwikkeling door, ook al is het aan het slot niet plotsklaps allemaal pais en vree. Hij blijft een ‘schijthuis’, maar dan wel een ‘lief schijthuis’. | |
Kolderieke verhalenEen genre waar Dolf Verroen erg sterk in is, zijn de heerlijk-kolderieke verhalen. In zijn gehele oeuvre duiken deze boeken regelmatig op. Op zijn tachtigste verjaardag verscheen nog een dergelijk boek, zijn negentigste boek. In de bibliotheek van Joure, het buurdorp van zijn woonplaats Sint Nyk zoals de Friezen zeggen, werd Mijn familie is een bende (2008) ten doop gehouden. Een dwaas, soms bijna absurd verhaal over ouders die hun kind opleiden voor het ‘vak’ van winkeldief. Gewoon naar school gaan is er voor hoofdpersoon Jessie niet bij. Als haar moeder dan ook nog bevriend raakt met de vrouw van een schatrijke ondernemer, die uiteindelijk eveneens een dievegge blijkt te zijn, maar ook de moeder van haar schoolvriend Hans, zijn alle ingrediënten voor een kolderiek verhaal over alle ellende van Jessie aanwezig. | |
[pagina 142]
| |
En dan raakt alles in een stroomversnelling. Het begint ermee dat de intelligente Jessie die nog steeds niet naar school gaat daar eindelijk weleens verandering in wil brengen. De uitleg van haar vader over ingewikkelde breuken snapt ze niet en bovendien wil ze gewoon ook vrienden. Na lang zeuren mag ze tenslotte toch naar school en natuurlijk wordt dat een kakschool voor kinderen van rijke ouders, want dat opent immers perspectieven voor Jessie's ouders. Als Jessie dan ook nog vriendschap sluit met Hans is alles rond. Jessie moet er niets van hebben dat haar ouders bevriend raken met de rijke ouders van Hans, want ze vreest het ergste. Troost vindt ze bij haar buurvrouw, een soort oma voor het grootouderloze meisje, die niet op de hoogte lijkt te zijn van de wijze waarop Jessie's ouders zorgdragen voor het gezinsinkomen. Het aardige van het verhaal is dat het net even anders afloopt dan je zou verwachten. Zelfs de grootouders van Jessie verschijnen aan het slot waardoor het happy-ending gevoel verhoogd wordt. Een heerlijk leesboek geschreven in een vlotte stijl die dicht bij de spreektaal staat. De illustraties van Auke Herrema, die al vaker werk van Verroen illustreerde, sluiten met hun cartoonachtige stijl
heel goed aan bij het enigszins absurdistische karakter van het verhaal. In een ander familieverhaal, De familie Schreeuwstra (1989, herdruk 2004), gaat het over een familie die weet wat schreeuwen is en over de buren die juist van rust houden: dat moet problemen opleveren. Het zijn echter juist die rustige buren die voor ergerlijk lawaai zorgen met hun urenlange pianospel. Het leidt echter niet tot een denderende burenruzie. Bij dit genre van de kolderieke verhalen horen zeker ook De verschrikkelijke schoolmeester en diens evenknie De verschrikkelijke schooljuffrouw. Sommige ouders zullen hun wenkbrauwen weleens gefronst hebben bij deze boeken, want de kinderen worden toch min of meer opgezet tegen het gezag van de leerkrachten De verschrikkelijke schoolmeester en schooljuffrouw hebben enge, bijna sadistische trekjes meegekregen, die je | |
[pagina 143]
| |
doen denken aan vergelijkbare gruwelijke figuren uit de boeken van Roald Dahl. Met name het verhaal rondom de verschrikkelijke schooljuffrouw doet sterk denken aan het verhaal met Dahls enge schooldirectrice in Matilda (Nederlandse vertaling 1988). Lezers van negen jaar en ouder zullen ervan genieten, als ze tenminste tegen een stootje kunnen. De pedagogische handelingen van deze beide leerkrachten zijn niet voor tere kinderzieltjes bedoeld. Bovendien geloven de ouders van de slachtoffers hun kinderen niet, maar staan ze achter de strenge methodes zonder duidelijk te beseffen wat die precies inhouden. De wraak van de kinderen aan het slot van de verhalen is echter zoet en ook de lezers zullen, na eventueel opgelopen frustraties, zich hier helemaal in kunnen vinden.
Dolf Verroen heeft blijkbaar iets met het onderwijs en de leerkrachten die kinderen proberen iets bij te brengen, ieder op zijn of haar eigen manier. Dit zal zeker iets te maken hebben met het feit dat hij veel in scholen vertoeft, waar hij vertelt over zijn werk. Misschien dat uit een van die schoolbezoeken een verhaal als Juf doet het in haar broek (1992) is ontstaan. Een titel die voor kinderen erg aantrekkelijk is: wie wil er over zoiets niet een verhaal lezen. De kinderen in de klas van deze juf beleven de nodige avonturen met de papagaai Ka en de juf weet zich soms geen raad meer met de papagaai en met de kinderen in de klas. Verroen laat zien, dat je ook met eenvoudige taal iets moois kunt scheppen. In enkele zinnen, met zorgvuldig gekozen woorden, tekent hij heel raak een situatie of soms alleen maar een voorwerp als een simpel stukje krijt: ‘Het is klein. Het schrijft nog net.’ Daarnaast zijn het de kinderen die zonder lange omschrijvingen in enkele woorden levensecht worden neergezet. Je voelt hoe de auteur die kinderen met hun angsten en gebreken goed kent èn serieus neemt. Zoals het meisje Trees dat eigenlijk vreselijk bang is voor Ka, maar deze angst overwint, als de vogel met juf mee moet naar groep acht. Zij wil wel voor hem zorgen, als hij dan maar in de klas mag blijven. Of Bert die nooit oplet, omdat hij met zijn gedachten altijd ergens anders is. Daarnaast komen ook de gevoelens van juf invoelbaar aan bod. Kinderen leren, dat ook volwassenen niet altijd goed raad weten met hun gevoelens. | |
[pagina 144]
| |
Historische verhalenIn het omvangrijke oeuvre van Dolf Verroen zijn ook enkele historische kinderboeken te vinden. In Als oorlog echt is (1991) vertelt Verroen over het dagelijkse leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. In nuchtere bewoordingen probeert Verroen de ernst van de oorlog voor het dagelijkse leven onder woorden te brengen, waarbij ook gevoelens een belangrijke rol spelen. Hij laat zien hoe gewone mensen leefden in de oorlog en geconfronteerd werden met belangrijke zaken en vaak helemaal geen grote helden waren. Zaken die op het eerste gezicht helemaal niet belangrijk lijken, kunnen in oorlogstijd een heel belangrijke rol spelen. Voor Verroen was dat het jongetje op de nieuwe fiets van zijn moeder dat heel naief, ondanks de waarschuwingen van de omstanders, gewoon doorfietste. Die houding werd volkomen de grond ingeboord door de soldaten die zich van zijn gekerm niets aantrokken. Verroen dacht naderhand dat het jongetje de fiets waarschijnlijk stiekem had gepakt en maakt daarmee het navrante van de hele gebeurtenis nog groter. Dit soort gewone, dagelijkse dingen maken van het boek een heel indringend verslag van de oorlogsjaren. Lezers identificeren zich met de hoofdfiguur die het verhaal vertelt en voelen zo van binnenuit hoe ‘oorlog echt is’. De foto op het omslag suggereert dat het verhaal gebaseerd is op ervaringen van de auteur zelf. Bij dit genre hoort zeker ook Verroens jeugdroman Wachten op de keizer (1995), waarin de Duitse keizer Wilhelm een belangrijke rol speelt. Na de Eerste Wereldoorlog moest hij zijn land ontvluchten en kwam hij als banneling in Doorn wonen. Verroen gebruikte voor dit boek het perspectief van een naamgenoot van de keizer, de twaalfjarige Willem. Deze jonge Willem wil zo graag eens met de keizer praten, maar voor hem is dat als lid van het personeel zo goed als onmogelijk. De intelligente jongen die graag leest, is ook heel goed in zilverpoetsen en daardoor komt hij in de buurt van de keizer. Het boek heeft iets van een documentaire en dat wordt ver- | |
[pagina 145]
| |
sterkt door de opgenomen foto's, zoals die van het Vikingschip, het pronkstuk dat Willem uiteindelijk mag poetsen. Expliciet wordt de grote tegenstelling tussen rijk en arm aan de orde gesteld: de leergierige zoon van een weduwe die mee moet helpen verdienen, en de rijke keizer, die ondanks zijn verbanning nog grote diners kan aanrichten. Willem komt in de loop van het verhaal erachter, dat ook rijke mensen soms ongelukkig kunnen zijn, zelfs een keizer. | |
EngagementIn veel van Verroens boeken is zijn kritischeblik op de wereld te ontdekken. Zo ervaren in het verhaal De vis en de jongen (1979) de hengelaars hoe het is, als je de rollen eens zou omkeren. Het boek kreeg na verschijnen de nodige kritiek en veel ouders hebben het uit handen van hun kinderen geweerd. Misschien was de tijd er gewoon nog niet rijp voor. Meer waardering kreeg het boek Josefientje Mongolientje (2003), een aandoenlijk verhaal over Jens en zijn grote zus Josefientje. De doelgroep van het boek bestaat uit kinderen die moeite hebben met lezen: op eenvoudige wijze met korte zinnen en gemakkelijke woorden wordt het verhaal verteld. Josefientje is een twintigjarig meisje met het Downsyndroom en woont niet meer thuis. Dat wil niet zeggen dat ze niets kan, zoals onder meer blijkt bij een verkiezing op school. Jens zorgt ervoor dat Josefientje, hoewel ze niet op zijn school zit, toch mee mag doen. Het verloopt allemaal erg goed en Josefientje wordt de ster van de avond. Omdat Jens gek is op zijn zus, heeft hij vaak moeite met de manier waarop zijn zus door anderen wordt bekeken. In het verhaal komt uiteindelijk ook het thema dood aan de orde: Josefientje sterft aan het slot van het verhaal. De hoofdpersoon is gebaseerd op een werkelijk bestaand meisje en het verhaal kan gezien worden als een klein monumentje voor een bijzonder iemand. | |
[pagina 146]
| |
Een ander verhaal waar engagement en kritiek samen komen, is Liever zwart (2001). In dit verhaal worden, net als in De vis en de jongen, de zaken omgekeerd, waardoor het thema discriminatie vanwege huidskleur nog duidelijker tot zijn recht komt. Hoofdpersoon Anne zit namelijk als enig wit kind in een klas met verder allemaal zwarte kinderen. Bovendien is de vervangjuf ook nog eens zwart. In eenvoudige taal, met een humoristische ondertoon, wordt verhaald over de problemen die zoiets mee kunnen brengen. Hetzelfde thema komt expliciet naar voren in Slaaf Kindje Slaaf (2006). Voor een uitvoerige bespreking hiervan verwijs ik naar de bijdrage van Liselotte Dessauvagie elders in dit nummer. | |
SprookjesOok sprookjes vertelt Verroen graag, zoals bijvoorbeeld in De prinses en de paradijstuin (2010), een verhaal voor jongere kinderen, waarschijnlijk vooral voor meisjes, omdat die nu eenmaal graag zelf de rol van prinses spelen. Gelukkig zijn het hier niet de zo vaak beschreven pronkende en brave prinsesjes, maar juist lekker opstandige, brutale en nogal ondeugende prinsessen. En deze prinsessen krijgen nog eens een extra dimensie in de kleurrijke en humoristische illustraties van Thé Tjong-Khing. Auteur en illustrator vullen elkaar in dit boek heel goed aan. Misschien vroeg de CPNB daarom wel aan beide kunstenaars of zij het prentenboekje voor de jonge kinderen ter gelegenheid van de Kinderboekenweek2011 wilden maken. Dat werd De prins op het witte paard. Een aantal jaren was deze speciale uitgave een mini-prentenboek, maar in dit jaar mocht het een grootformaat prentenboek worden. Ook hier zijn naast de traditionele prins op zijn zo geroemde witte paard ook prinsessen aanwezig, al draait nu wel alles om die prins. Prachtig hoe de prenten prinsessenaard, prinsenverdriet en de ware liefde uitdrukken. | |
[pagina 147]
| |
DierenOok dieren komen in Verroens verhalen voor. Een poes en een zeehond in een verhaal dat hij samen met Karst van der Meulen schreef, passeren de revue. Twee keer komen we een leeuw tegen en ook de beer is een geliefd personage. Verroen schreef de tekst voor het humoristische prentenboek De beer in de tuin (1998) in samenwerking met de bekende Duitse illustrator Wolf Erlbruch. Erlbruch heeft in zijn illustraties humor gecombineerd met zo nu en dan een licht melancholieke ondertoon. Het is de tegenstelling tussen de grote, logge beer en de (kleine) kinderen, die een dergelijk effect oproepen. Soms heeft de beer iets bedreigends en kinderen voelen dat haarscherp aan, als de beer beslag legt op hun speeltuin. De beer is groot en sterk en ze kunnen niet tegen hem op. Toch zijn ze niet echt bang, maar eerder boos, zoals te zien is als de volwassen ijsman op de vlucht slaat en de kinderen met boze gezichten blijven staan. Een beetje bang zijn ze natuurlijk wel, maar ze nemen wraak zoals kinderen dat kunnen doen: op de wip laten ze de beer met een klap op de grond komen. Dan blijkt pas dat de beer de kinderen niet wil pesten, maar juist graag met ze mee wil spelen. Het bedreigende maakt plaats voor het meelijwekkende. De kinderen accepteren dat en met elkaar hebben ze een heerlijke middag. Ze stellen de beer zelfs als bewaker van hun speeltuin aan. Zonder dat het ergens moralistisch wordt, laat het verhaal op een kostelijke wijze zien, hoe spelen met elkaar veel leuker is dan alleen. Het boek is in het Duits en het Frans vertaald en kreeg in 2003 een vervolg in Een hemel voor Beer. | |
PrijzenDolf Verroen heeft geen enorme prijzenkast. De jaarlijkse Griffelregen bleef bij hem beperkt tot een enkel druppeltje in de vorm van Zilveren Griffels: in 1979, 1981 en 1987 voor respectievelijk De kat in de gordijnen, Hoe weet jij dat nou? en Een leeuw met lange tanden. In 1978 kreeg hij de prijs van de universiteit in Padua, de Premio Europeo voor Allemaal de boom in. Zijn boek Slaaf Kindje Slaaf viel in Nederland helemaal niet op en werd amper opgemerkt door de critici. Was dit omdat het boek bij een in die tijd | |
[pagina 148]
| |
nog niet al te bekende uitgeverij verscheen? De Duitse vertaling (van Rolf Erdorf) kreeg maar liefst drie bekroningen: de Deutsche Jugendliteraturpreis 2006, de Gustav-Heinemann Friedenspreis en de Kinder- und Jugend-Hörbuch des Jahres. | |
Samenwerking met collega's in het boekenvakOmdat Dolf Verroen in de provincie Fryslân was neergestreken, was er ook interesse vanuit het Fries voor zijn werk. Een selectie van verhalen en fragmenten uit eerder werk als Allemaal de boom in, Juf is gek en andere bundels kwam in een Friese vertaling (van Tjitske de Boer en Bouke Oldenhof) uit. De illustraties van Thé Tjong-Khing maken van die Friese vertaling, Grutte sokses (= Grote sufferd; 1984), een bijzondere uitgave. Het boek was een succes, want anderhalf jaar na verschijnen kon gemeld worden dat al tweederde van de oplage verkocht was: voor Friese begrippen een uitschieter. Geen wonder dat er een jaar later, in 1985, eveneens een Stellingwerfse vertalingGa naar voetnoot2 van deze bloemlezing uitkwam, van de in Fryslân bekende literator Pieter Jonker. In 1999 verscheen een verhaal van Verroen alleen in een Friese versie van vertaler Bouke Oldenhof: In nuver famke (= Een vreemd kind). Dat vreemde kind is hoofdpersoon Baukje. Baukje is een jaar of tien en is omde haverklap verliefd, zelfs op haar meester. Maar dan is er die nieuwe buurjongen Taco die uit Amsterdam komt. De personages maken een mooie ontwikkeling door. Zo ontdekt Baukje dat die stoere Taco ook maar een gewone jongen is met een klein hartje. Een jongen om als broer of vriend te hebben en ook niet meer dan dat. Hoewel, verliefd worden blijft nog wat bij Baukje horen, want aan het eind van het verhaal krijgt ze opnieuw de kriebels. Het verhaal speelt zich in een Fries dorp af. Dat komt tot uiting in het | |
[pagina 149]
| |
feit dat iedereen in het dorp Nederlands tegen Taco begint te spreken, een ervaring die Verroen heeft ondervonden toen hij in Fryslân kwam wonen. Het verhaal is rijk geïllustreerd door de Friese kunstenaar Hubertus de Jong, waardoor er meer lucht in het verhaal komt en ook kinderen die nog niet zo goed Fries lezen aangesproken worden. Verroen werkte ook samen met Nannie Kuiper (Ben je ook zo'n beest, 1982) en Hanneke de Jong. Met De Jong schreef hij het boek Time-out (2010). De Jong beschouwde het als een eer om met haar vroegere leraar van een schrijfcursus een boek te mogen schrijven. Zelf had ze ook al het nodige geschreven, zoals Sterke skouders en De lêste brief. Maar samen met Verroen een boek schrijven is voor haar een heel bijzondere ervaring geweest. De vorm waarvoor zij kozen bij dit boek vroeg om een coauteurschap. In de mail-brievenroman is Roos-Anne, een meisje dat met haar moeder in een soort kunstenaarskolonie leeft, de ene briefschrijfster. Zij heeft het initiatief genomen nadat ze op televisie een interview met een oudere kunstschilder heeft gezien. De man heeft dezelfde dubbele achternaam als zij. Wie haar vader is, wil haar moeder niet zeggen en Roos-Anne vermoedt dat deze kunstschilder weleens haar grootvader zou kunnen zijn. Door de bijzondere opzet van het boek, komen de gevoelens van beide personages goed naar voren. De oudere kunstenaar wil in eerste instantie niets van Roos-Anne weten, ook al zijn er meteen in het begin aanwijzingen dat die afwijzing niet waterdicht is. Prachtig ontwikkelt zich langzaam een goede relatie tussen grootvader en kleindochter. Jammer dat de vader van het meisje ondanks alles op de achtergrond blijft. Het gegeven dat een van de bewoners van de kunstenaarskolonie vrij onverwacht nog een kwalijke rol in het geheel speelt, is niet helemaal geloofwaardig. Roos-Anne spreekt haar afkeer van deze man wel uit, maar eigenlijk slechts terloops. Aan het slot van het verhaal krijgt deze man opeens een, er enisgzins met de haren bijgesleepte maar wel doorslaggevende rol in het verhaal. | |
[pagina 150]
| |
SlotIn het bovenstaande kon slechts een fractie van het rijke oeuvre van Dolf Verroen aan de orde komen. Toch vallen er enkele zaken heel expliciet op. Allereerst is duidelijk een maatschappij-kritische toon waarneembaar in veel boeken van Verroen. Deze krijgt vaak vorm in een hilarisch, kolderiek verhaal met een serieuze ondertoon. In sommige boeken is juist die ondertoon echter heel direct aanwezig, zoals bijvoorbeeld in Josefientje Mongolientje. Engagement met de doelgroep is een ander aspect dat in veel boeken een rol speelt. Voorbeelden hiervan zijn De vis en de jongen en Slaaf Kindje Slaaf. Dat engagement komt eigenlijk ook naar voren als Verroen onderwijsmensen als personage opvoert en dan duidelijk de kant van het kind kiest. Eenzelfde engagement vinden we binnen de familieverhalen, waarbij kinderen zich soms afzetten tegen hun ouders. Zelf zei de auteur daar in een interview over: ‘De invloed van ouders is een van de thema's die me bezig houdt.’Ga naar voetnoot3 En dan heeft Verroen het niet over lieve, begrijpende ouders. Eigenlijk ziet hij vaak volwassenen als vijanden van kinderen. Een gevolg van zijn eigen jeugd met een vader die geen belangstelling voor zijn werk had en een moeder die hem verwende? Verroen zal echter de kinderen in zijn verhalen nooit met een negatief gevoel laten zitten. Daarvoor is het leven toch veel te mooi... |