Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 28
(2014)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
Een vischschotel met broccolitaart
| |
[pagina 126]
| |
kinderboek ontdekte, werd alles anders. Liesbeth ten Houten werd bij Leopold uitgever en zij vroeg me op te houden met vertalen en me volledig aan kinderboeken te wijden. Liesbeth zette alle deuren voor me open. Alles mocht, alles kon. Over zo'n boek als Allemaal de boom in (1976) zei Liesbeth: ‘Het verkoopt voor geen meter, maar 't is fascinerend, Dolf.’ Wat heerlijk als iemand zo in je gelooft! Ik schreef 36 verhalen. Thé Tjong Khing illustreerde ze en het werd toch een verkoopsucces. Met het tweede boek kwam mijn doorbraak: Kat in de gordijnen (1978): ik kreeg er een griffel voor. Maar er is nu zoveel veranderd. Liesbeth heeft haar loopbaan afgesloten. Ik kende haar veertig jaar. Ik loop daar nu wat rond bij Leopold en voel me ontheemd. Niet alleen door Liesbeths afwezigheid, ook door de chaos in de uitgeverswereld. Ik kom bij de nieuwe uitgever met een nieuw boek (het heet Dik en het gaat over dik zijn, maar daarnaast vooral over menselijke relaties) en ze wil het eerst twee jaar op de plank leggen. Dat werkt zo ontmoedigend. Uitgevers durven niks meer, ze hebben geen visie meer, het management heeft alles te gronde gericht. Er is geen ruimte meer voor andere zaken dan geld verdienen. Maar ik ben niet uitgeblust, hoor! Ik wil dolgraag het volgende boek schrijven. Ik ben er ook al aan begonnen. En dan ben ik sinds kort ook ineens op een ander spoor werkzaam. Vroeger schreef ik voor de krant al portretten. Toen Jenny Dalenoord gestorven is (2013), schreef ik een herinneringsstukje in Berichten van Moeder de Gans.Ga naar voetnoot2 Ik kreeg de smaak te pakken en herinneringen aan andere kunstenaars van mijn generatie kwamen boven. Inmiddels heb ik een stuk of tien portretten geschreven. Het moet een boek worden over schrijvers en illustratoren die vergeten dreigen te worden. Mensen als Leonie Kooiker, Miep Diekmann, Paul Biegel, Sonia Garmers, enz. Nee, ik ga niet over mezelf schrijven. In mijn leven is niet zoveel gebeurd dat interessant is voor een ander. De enige tijd die vol vaart zat was eigenlijk kort na de oorlog in Amsterdam. De levensdrang die de mensen toen hadden. En alles zo prachtig zonder rang of stand. Arbeiders, studenten en kunstenaars: | |
[pagina 127]
| |
iedereen ging vrij met elkaar om. Dan hoorde ik dat er in de Beurs iemand zat die verhalen over jam wilde en ik bracht hem er een en kreeg 15 gulden. Wat later ging ik naar Den Haag. Daar woonde ik in bij de zus van de schrijver A. den Doolaard, een vrouw met een aangenomen spastisch kind. Een heel andere cultuur daar, maar ik kon er rustig schrijven.’
‘Je wilt weten welk boek in die lange rij mij het liefst is? Daar kan ik snel antwoord op geven: dat is Slaaf Kindje Slaaf (2006). Dat boek ligt mij het meest na aan mijn hart. Het is verguisd en bewonderd en in vele talen vertaald. In Duitsland kreeg het de hoogste literaire prijzen, maar de Nederlandse recensenten en jury's hadden er geen oog voor. Of me dat steekt? Ik had wel op wat meer aandacht gehoopt. Maar misschien verscheen het bij de verkeerde uitgever, misschien was de Duitse omslag veel beter. Ze begrepen hier ook niet dat het rijke plantersmeisje Maria niet te verwijten is dat ze als verjaardagscadeau een mens als slaafje krijgt. Ze beseften niet dat de mentaliteit toen zo was en dat Maria nooit anders had kunnen denken. Maar ach, de teleurstelling is groter als een boek niet naar je eigen zin is. En het boek zelf? Dat is in Nederland natuurlijk al lang niet meer te koop.’ | |
[pagina 128]
| |
Desondanks lijkt Slaaf Kindje Slaaf een sleutelboek in Verroens oeuvre. Een slaaf zit in een ondergeschoven positie. En net als slaven en dieren is ook het kind ondergeschikt aan grote mensen. Het kinderleven is vaak geen prettig leven, vindt Verroen. Het is geen eerlijk spel als de volwassene zoveel meer macht heeft. Een kinderboekenschrijver moet partij kiezen voor het kind, een uitweg voor hem zoeken. In De verschrikkelijke schoolmeester (1991) ontmoeten we bijvoorbeeld een gruwelijke machthebber, die kinderen aan de lamp hangt. Maar dan is er een oud vrouwtje dat de mensen meekrijgt in een opstand tegen de onderdrukker.
‘Ik was veertien jaar toen ik mijn eerste verhaal naar Ina Boudier Bakker stuurde. En in de volgende zeventig jaar is er niet veel veranderd. Ik vind nog steeds dat de grote mensen het leven van kinderen verknoeien. Ik koos de kant van de ondergeschikte partij en schreef vanuit hun kijk op de wereld en hun verwachtingen. De literatuur voor jonge kinderen heb ik in zoverre vernieuwd dat ik laat zien hoe ouders zich gedragen. Die vinden kinderen eigenlijk maar lastig. Een kind doet dingen die niet passen in het leven van de volwassenen. Die proberen van het kind een volwassene in zakformaat te maken. Ze stoppen je in een dwangbuis en laten je dingen doen die tegen de natuur van het kind ingaan. Je wordt gedwongen aardig te zijn, netjes te zijn. Opvoeden heet dat. En pas als je volwassen bent, zien ze je voor vol aan. Ik schreef Gelukkig word je elke dag een beetje groter (1973). Dat boek bracht opschudding. Sommigen vonden het schandelijk om opvoeders als slavendrijvers te beschrijven. Schandalig om de liefde en goede bedoeling van ouders zo te kijk te zetten! Het is altijd zo geweest dat ik door de een aanbeden wordt en door de ander verafschuwd. De vis en de jongen (1979) is ook zo'n boek dat opschudding bracht. Het is het verhaal met omdraaiing. Misschien ken | |
[pagina 129]
| |
je het: De jongen vangt een vis en dat vinden we normaal. Maar dan vangt een vis een jongen. Hij wordt onder water schoongemaakt, opgediend en geconsumeerd. Dat is niet zielig, want ‘mensen zijn toch geen vissen.’ Met name iemand als professor Bladergroen (1908-1983), de pedagoge uit Groningen, vond dat je bij kinderen niet met zo ‘n afgrijselijk beeld van volwassenen kon aankomen.’
‘Of mijn bekommernis om de kwetsbaren iets met mijn jeugd te maken heeft? Ik heb zelf geen slechte jeugd gehad, maar dat kwam omdat ik me wist aan te passen aan wat de grote mensen wilden. Pas als puber kwam de botsing met mijn vader. Ik voelde me afgewezen en schuldig omdat ik niet aan zijn eisen kon voldoen. Het ergste wat je een kind kunt aandoen is zijn zelfvertrouwen ondermijnen. En dat deed hij tot aan zijn dood, ik denk omdat hij mijn homoseksualiteit niet kon accepteren. Hij lag bijvoorbeeld eens in het ziekenhuis en ik gaf hem mijn boek waar ik een griffel mee gewonnen had en trots op was. Toen ik later vroeg: ‘Hoe vond je het?’, had hij het boek niet eens ingekeken, maar weggegeven aan een onbekende. Ik weet niet of ons gezin harmonisch was. Ik denk dat mijn ouders een goed huwelijk hadden. Mijn moeder was zeer empathisch, de ziel van het gezin. Ik werd door haar aanbeden en opgevoed als een jong prinsje. Ik geloof niet dat ik ongelukkig was, maar ik zocht wel iets dat in mijn leven ontbrak. Dat vond ik bijvoorbeeld in de boeken van Leonard Roggeveen. Daar kon ik als kind in wonen, daar was warmte. In boeken kun je vluchten als het leven niet zo toeschietelijk voor je is.
Ik ben niet meer een van de jongsten, maar mijn jeugd is nog steeds dichtbij. Mijn vader werkte op de Gist- en Spiritusfabriek en toen ik van school kwam, had hij daar een baantje voor mij georganiseerd. Toen hij mij op een maandagochtend kwam wekken, heb ik geweigerd om op te staan. Pas nu besef ik hoe ik hem daarmee gekwetst en vernederd heb. Daar wil ik nog een boek over schrijven. Het wordt een verhaal over een jongen die het voor zijn vader opneemt. Een droom over een harmonische vader-kind relatie.’ | |
[pagina 130]
| |
Ondertussen sissen in het keukendomein de vuren, want een bezoeker wordt bij Dolf en Gerard gastvrij onthaald. Het is deze keer een visschotel met broccolitaart. De plakjes zalm zijn in volstrekte orde op een schaal geschikt, omzoomd door mandarijntjes en de broccolitaart heeft de kleuren van een Thé Tjong Khing illustratie. De ouderwets degelijke wijze van bereiden en het culinaire geluk verplichten ons de oude spelling hier te gebruiken. We nuttigen dus een vischschotel van grote allure en de wijnen zitten niet in wijnglazen, zij fonkelen in kristallen roemers die door het pand zingen als we klinken.
‘Gerard en ik, wij houden van mooie dingen. Bij die hang naar schoonheid hoort ook de culinaire kunst. En dan verder muziek, beeldende kunst, maar voorop gaat toch de literatuur. Een van mijn grote voorbeelden is Louis Paul Boon. Zijn manier van denken, zijn betrokkenheid bij de afhankelijke mens heeft mij beïnvloed. Belangrijk vond ik ook auteurs als Blaman en Reve, Hermans natuurlijk, Vestdijk en tegenwoordig lees ik graag biografieën, bijvoorbeeld van Annejet van der Zijl.’ ‘Misschien heb je gelijk en is het wonderlijk dat bij zoveel volheid en glans mijn schrijfstijl juist zo sober is. De korte zinnen, de leegheid, die sommige mensen zelfs kaal vinden. Het is geprezen in Slaaf Kindje Slaaf. Als jij vindt dat het zo neutraal is, bijna zonder emotie, dan ben ik het niet met je eens. Het verschrikkelijke komt in de eenvoud van beschrijving nog harder aan. Er staat veel tussen de regels. Je hebt dat bijvoorbeeld ook in het prentenboek Job is dood (2009): Job rende de straat op, / achter zijn bal aan. | |
[pagina 131]
| |
Ik ben niet gevoelloos. Ik ben wel bang voor eigen sentiment, bang om me bloot te geven. Daardoor houd ik me in. Het zal te maken hebben met mijn opvoeding. Ik ben liefdevol opgevoed, maar nooit geknuffeld. Daarom loop ik weg voor elke overdrijving, elke jubel, en is mijn taal zo beknopt en eenvoudig. Jazeker, ik probeer niet over de hoofden van kinderen heen te schrijven. Ik doe geen concessies aan mijn ideeën of opvattingen tijdens het schrijven, maar ik realiseer me wel degelijk wat wel en niet kan. Alles wat gekunsteld of te gemaakt literair is gooi ik er uit. Kinderen kunnen dus bij mij niet de pot op, zoals Ted van Lieshout het wel eens formuleert. Als dat zo zou zijn, zou ik uitsluitend voor volwassenen schrijven. Ik schrijf dus zo dat ik kinderen bereik. Geen gekunstelde taal en ook geen dikke boeken. Misschien telt ook mee dat ik altijd concentratieproblemen heb gehad. Als kind al kreeg ik zo vaak strafwerk omdat mijn aandacht was afgedwaald. Misschien schrijf ik ook daarom rechtstreeks: geen zijsporen, geen versiering, geen afleiding.’
We spreken vijf uren aaneengesloten, slechts onderbroken door lofprijs voor de spijs. Ook over de donkerte aan het zwerk gaat het. Gerard, de partner van Dolf, kampt met mislukte heupoperaties en ook andere scharnierende delen haperen. Het monumentale huis moet verkocht worden. We dwalen enige tijd door het pand dat tot aan de nok is volgestouwd met koloniaal erfgoed, vele bureaus, duizenden boeken. Binnenskamers en buitenshuis duiken sculpturen op. Van het levensgrote zilverkleurige rund in de tuin tot de miniatuurtor in de vensterbank. De wanden hangen vol schilderijen. Volheid alom. Zelfs op het toilet zijn de muren bedekt met foto's en oorkondes. Waar moet dat heen als ze verhuizen naar een gemakkelijker huis? Dolf is er nuchter onder:
‘Ach, afscheid nemen van de dingen hoort bij het leven. Gerard is al begonnen met zijn archief op zolder. Mijn papieren vinden misschien een kastje in het Letterkundig Museum. (Gerard: “Ik heb al een liefhebber voor mijn stapels oude Bzzlletins, met recensies van Dolf erin.”) We geven wat weg, gooien wat weg, verkopen wat en dan zullen we dichter bij de mensen wel een nieuwe plek vinden. Wij zagen al een | |
[pagina 132]
| |
oud schoolgebouw in IJlst. Een schooltje uit de negentiende eeuw waar eeuwen geleden kleine Friezen op klompjes naar de onderwijsplek renden, dat moet een woning zijn die bij ons past. Misschien vinden we daar een nieuwe toekomst. Ik voel me nog altijd best thuis in deze drukke wereld. Nou ja, al die veranderingen met bijvoorbeeld die OV-chipkaarten, zijn soms wat lastig. Maar dan vraag ik even raad bij een ander mens. Ik heb ontdekt dat er op stations een categorie oude vrouwtjes is die groepsgewijs bij Blokker kaartjes aanschaft. Die dames beschikken over praktische intelligentie en demonstreren graag hun zorginstinct. Iemand uit die garde van oude strijdsters legde me deze week razendsnel even de werking van een modern reissysteem uit.’ Beloftevolle woorden van Dolf! Waar het tweetal ook zal neerstrijken, hij zal doorwerken tot zijn laatste snik. De gigant in jaren zal, mantelzorgend voor zijn partner Gerard, verder bouwen aan zijn omvangrijk oeuvre. Dolf houdt van mensen. In de muziek is hij ook het meest geïnteresseerd in liederen: de menselijke stem. In de beeldende kunst zijn het portretten. Hij zal de mensen dus blijven zoeken. Er zijn nog zoveel scholen waar hij niet is geweest. Zoveel bibliotheken, zoveel mensen, inclusief stationsvrouwtjes, die bediend willen worden met een speels woord. |