| |
| |
| |
Van persoonlijk idealisme naar algemene maatschappijkritiek
Jan Terlouw en zijn jeugdboeken over Katoren
Emilie Poelmans
In 1971 schrijft Jan Terlouw Koning van Katoren, waarin hij de politieke standpunten verwerkt van d'66, de partij waarvan hij op dat moment lijsttrekker is. Vele boeken en 36 jaar later schrijft hij Zoektocht in Katoren (2007), een vervolg dat zich in hetzelfde land afspeelt. Hoe zijn de politieke standpunten van de auteur sinds 1971 geëvolueerd en hoe komen ze tot uiting in Zoektocht in Katoren? In dit artikel belicht ik die evolutie zowel op vlak van inhoud als van vorm. Aangezien beide boeken een groot aantal verwijzingen naar de realiteit bevatten, beperk ik me in deze bijdrage tot enkele thema's die in beide boeken uitgebreid aan bod komen: oorlog, economie, de rol van de protagonist en het oplossen van problemen.
| |
| |
| |
Ideologie
Alle boeken, en dus ook jeugdliteratuur, bevatten ideologie. Schrijvers geven, bewust of onbewust, hun waarden en normen mee aan hun lezers. Een aantal auteurs van jeugdliteratuur vindt dat hun boeken naast een ontspannende, ook een educatieve functie hebben. Zo wil Enid Blyton naar eigen zeggen dat kinderen zich bij het lezen van haar boeken niet enkel ontspannen en amuseren, maar de schrijfster wil hen ook iets bijleren (Dixon, 1997, p. 57). Ook Jan Terlouw probeert kinderen op een kritische manier naar de maatschappij te laten kijken en hun eigen verantwoordelijkheid op te laten nemen (Joosen, 2007).
Ideologie kan op verschillende manieren in een tekst verwerkt worden: expliciet, impliciet en in taal. Ten eerste is er het expliciete niveau, oftewel ‘the conscious surface ideology’, zoals Peter Hollindale (1988, p. 14) het noemt. Expliciete ideologie wordt voornamelijk duidelijk gemaakt door bepaalde waarden, normen en standpunten aan te vallen of te promoten (Sutherland, 1985, p. 145-147). Wanneer een auteur een ideologie verdedigt, zal hij de lezer actief proberen te overtuigen. In jeugdliteratuur zal de held de gewenste normen en waarden vaak belichamen en aanmoedigen (Sutherland, 1985, p. 144), in de hoop dat de lezer zich ermee zal identificeren (Bullen & Parsons, 2007, p. 134). Humor wordt dan weer vaak gebruikt om opvattingen onderuit te halen. Satire en ironie zijn vormen van humor die zowel impliciet als expliciet ingezet kunnen worden om een ideologie te kunnen aanvallen (Sutherland, 1985, p. 145). Robert Sutherland beweert dat ideologische aanvallen in de jeugdliteratuur meestal niet naar actuele zaken verwijzen, maar eerder gericht zijn tegen algemene eigenschappen en onderwerpen, zoals egoïsme, gulzigheid, het feminisme, enzovoort (p. 146). Toch blijkt dit bij Jan Terlouw wel het geval te zijn. In Koning van Katoren verwijst hij bijvoorbeeld naar de Koude Oorlog die bij verschijnen nog woedde tussen de Verenigde Staten en de toenmalige Sovjet Unie. Ondanks het feit dat deze verwijzing impliciet gebeurt, via een fantasiewereld, gaat het hier wel om een in die tijd actueel probleem.
Een tweede niveau dat Hollindale onderscheidt, is dat van de passieve of impliciete ideologie (1988, p. 12). Een auteur verwerkt zijn waarden en normen bijna altijd in zijn literatuur, ook al gebeurt dit niet altijd bewust. Vaak zijn
| |
| |
deze waarden wat Hollindale ‘shared values’ noemt (p. 13), gedeelde waarden. Ook Sutherland spreekt over deze passieve vorm van ideologie in een tekst, maar noemt het ‘politics of assent’ of instemming. Een aantal heersende normen en waarden wordt dan als vanzelfsprekend aanvaard. Dit wil niet zeggen dat ideologieën die op deze manier worden weergegeven minder overtuigend zijn, integendeel (Sutherland, 1985, p. 151). Enkel met een kritische leeshouding kan je de impliciete ideologie van een tekst herkennen en ter discussie stellen. Als derde niveau onderscheidt Hollindale een ideologie die is ingeschreven in de taal. Een boek wordt immers niet enkel geschreven door de auteur: ‘A large part of any book is written not by its author but by the world its author lives in’ (Hollindale, 1988, p. 15) en de taal van een gemeenschap is gekleurd door haar wereldbeeld. In dit artikel onderscheid ik op basis van deze theorieën twee algemene niveaus: expliciete ideologie, die aanvallend of verdedigend kan zijn, en impliciete ideologie.
| |
Belangen en behoeften
Naast waarden en normen vestigt Bert Vanheste in Literatuursociologie (1981) ook de aandacht op de belangen en behoeften van de personages om de ideologie in een boek te bepalen. De behoeften en belangen worden net zoals de waarden en normen toegekend aan verschillende categorieën: individuen, groepen of maatschappelijke klassen. Daarnaast zijn er universele behoeften die voor elke mens van belang zijn. Bij mijn literatuuranalyse zal ik nagaan of de personages of groepen zich bewust zijn van bepaalde behoeften. Daarnaast onderzoek ik om wat voor behoeften het gaat: materieel, fysiek, spiritueel, enzovoort. Als laatste factor ga ik na in hoeverre de behoeften vervuld kunnen worden (Vanheste, 1981, p. 231). Vervolgens zal ik mijn aandacht richten op mogelijke veranderingspogingen. Een aantal basisvragen kan daarbij helpen: Wie onderneemt er actie? Wat drijft hen? Hoe gaan ze over tot actie: rationeel of spontaan? Volgens welke methode handelen ze? (Vanheste, 1981, p. 239-240).
| |
| |
| |
Geweld en oorlog
In Koning van Katoren wil de vrijmoedige Stach koning worden. Zeventien jaar geleden, tijdens de nacht waarin Stach geboren werd, stierf de koning. Er was geen opvolger en sindsdien besturen zes ministers het land. Diezelfde zes ministers geven Stach zeven opdrachten waarvan zij denken dat ze onmogelijk te vervullen zijn. De tweede opdracht die hem wordt voorgelegd, brengt hem naar Wapenfelt. Dit kleine stadje ligt aan de grens met Eltoren, een buurland van Katoren. Buiten de stad staat een grote granaatappelboom waaraan echte granaten groeien, doordat de boom bestoven wordt met kruit uit de nabij gelegen kruitfabriek. Beide landen blijven hun wapenvoorraad aanvullen om elkaar te beconcurreren. Dit is een duidelijke verwijzing naar de wapenwedloop tussen de Verenigde Staten en de toenmalige Sovjet Unie. Beide staten bouwden rond die periode het ene kernwapen na het andere om zo minstens hetzelfde niveau te behalen als de vijand. Stach uit kritiek op het principe van de wapenwedloop: ‘“Ik begrijp er niets van, burgemeester. Bouwen wij loodsen vol kruit omdat Eltoren het doet en bouwt Eltoren loodsen vol kruit omdat wij het doen?” “Zo is het.” “Dat is toch krankzinnig.”’ (p. 39). Terlouw werkt hier met een expliciete aanvallende ideologie. Hij probeert via zijn hoofdpersonage de lezer te overtuigen dat de hele Koude Oorlog ‘krankzinnig’ is. Later geeft Stach nog een tweede maal openlijk kritiek, terwijl hij kijkt hoe er rook uit de fabrieksschouwen komt: ‘En dan zeggen ze dat ganzen en ezels zulke domme dieren zijn. Hoe is het mogelijk’ (p. 40).
Een afwijzing van de wapenwedloop is ook te vinden in het beleidsplan van d'66 voor 1971-1975: ‘Kernwapens [...] bedreigen de wereld’ (d'66, 1976, p. 1). Gedurende deze periode zetelde Terlouw in de Tweede Kamer. Dat zijn partijpunten ook in zijn literatuur terugkwamen is geen geheim, d'66 zou, volgens haar beleidsplan, Europa veilig en neutraal willen houden tijdens een mogelijke kernoorlog. In de echte wereld probeert Terlouw een vreedzame oplossing te zoeken en deze pacifistische ideologie verwerkt hij ook in zijn boek. Daarnaast becommentarieert hij de egoïstische houding van de inwoners van Wapenfelt, bij monde van het personage Kim, de dochter van de burgemeester. Zij uit openlijk kritiek op de materialistische levensstijl van haar dorpsgenoten. De bewoners van Wapenfelt maken zich, zoals Rob Damoiseaux terecht opmerkt, namelijk meer zorgen over hun auto's dan over
| |
| |
de wapenwedloop (1972, p. 42). Hoe de inwoners van het stadje zelf denken over de hele problematiek komen we enkel via de burgemeester en zijn gezin te weten. Er wordt een aantal keer vermeld, zowel door Kim, op een eerder negatieve wijze, als door haar vader, die wel neutraal blijft, dat de mensen in Wapenfelt werk nodig hebben en gesteld zijn op hun welvaart. De norm van het harde werken, een calvinistische waarde die al heerst sinds de zestiende eeuw, is duidelijk en voor iedereen aanbevolen. Hoewel niemand echt verplicht wordt te werken vanuit de regering, is de druk vanuit de maatschappij wel groot.
Daarnaast willen de burgers van Wapenfelt ook graag in veiligheid kunnen leven. Deze veiligheid wordt bedreigd door de granaatappelboom, al hebben de mensen al zelf enkele praktische oplossingen gevonden. Zo zijn de ramen gemaakt van dikker glas en zijn er overal op de straten afdakjes gebouwd om de auto's te beschermen tegen dakpannen die na een ontploffing naar beneden vallen. Beide behoeften - werk en veiligheid - kunnen gekoppeld worden aan de gemeenschap van dit dorp. Daarnaast is veiligheid ook, zoals Vanheste het noemt, een persoonlijke, individuele behoefte (1981, p. 231). De mensen in deze maatschappij zijn zich, net zoals hun burgemeester, bewust van deze noden. De materiële behoefte aan werk wordt ingevuld door de plaatsen die beschikbaar zijn in de wapenfabriek. In het boek wordt verder heel duidelijk aangegeven dat de overheid, hier de burgemeester, er wel alles aan doet om ook aan de behoefte aan veiligheid te beantwoorden. Men heeft een dikke rode lijn laten aanbrengen rond de boom die het gevaar aangeeft (p. 40). Wanneer Stach deze lijn overtreedt, wordt hij getroffen door een granaat. Deze passage duidt impliciet aan dat de veiligheidsmaatregelen die de overheid treft om het volk te beschermen niet nutteloos zijn.
In Wapenfelt is er sprake van een conflict tussen de behoefte aan werk en de nood aan veiligheid. Terwijl de fabriek de mensen van werk voorziet, creëert ze ook het probleem dat het leven van deze mensen min of meer onveilig maakt. De kwestie is voor Stach op het eerste gezicht eenvoudig: sluit de fabriek en alles is opgelost. De burgemeester, die hier ook al aan gedacht heeft (p. 38), wijst hem erop dat dit onmogelijk is, omdat er dan geen rekening wordt gehouden met de andere behoeften van de mensen in de stad. Het probleem is dus complexer dan het lijkt. Uiteindelijk slaagt Stach erin een oplossing te vinden voor beide problemen: de mensen blijven aan het werk,
| |
| |
maar maken in plaats van wapens vuurwerk. De boom wordt niet meer bestoven met kruit uit de fabriek en kan na enkele maanden omgehakt worden. Hoewel zo beide behoeften vanuit de maatschappij vervuld worden, blijft het probleem van de wapenwedloop bestaan en wordt er een vals gevoel van veiligheid gecreëerd. De directe dreiging van de granaten is namelijk weg, maar de dreiging van een mogelijke oorlog blijft bestaan. Ook hiervoor wordt een eenvoudige oplossing aangeboden: ‘“Zo gauw ik koning ben is het afgelopen,” troost Stach’ (p. 43). Terlouw biedt zijn lezers zo een eenvoudige oplossing aan voor een reëel probleem. Als de leiders die betrokken zijn in de Koude Oorlog beslissen dat ze ermee ophouden, is het afgelopen.
Ook Koss komt in aanraking met geweld en wapenfabrieken in Zoektocht in Katoren. Koss is een herder die een eenvoudig leven leidt in de bergen. Een oude vrouw die op de top van de berg woont, vraagt hem op zoek te gaan naar haar verloren zoon. Zo trekt hij door vele steden en dorpen en de laatste stad waar hij terechtkomt, is Cnocke en Spalk. Het gaat hier om één stad, die opgedeeld is in twee gebieden. Beide delen van de stad zijn vernoemd naar de rol die ze spelen in de oorlog die heerst in El-Ende. Cnocke voorziet de wapens, Spalk biedt hulp zowel op medisch vlak als bij de heropbouw en in ElEnde vindt alle miserie plaats. De wapenhandelaars in Cnocke verdienen er veel geld mee en hebben goede contacten met beide legers. Een deel van dat geld gaat naar de belastingen, die het op hun beurt aan de mensen in Spalk geven. Daar wordt het geld gebruikt om hulp aan de oorlogsslachtoffers te financieren. Hier geeft Terlouw kritiek op een actuele praktijk waarbij Amerika en Europa wapens leveren aan het Midden-Oosten en Afrika, maar tegelijkertijd ook humanitaire organisaties ondersteunen die daar hulp bieden. Wanneer Koss dit hoort, is zijn reactie exact dezelfde als die van Stach 40 jaar eerder in Wapenfelt: ‘Dat is toch krankzinnig’ (p. 135). In Zoektocht in Katoren wordt de zaak van twee kanten belicht. Aan de ene kant hebben we Koss en Vulcana, de dochter van een wapenfabrikant die weggelopen is van thuis. Zij verdedigen een pacifistische ideologie. Vulcana vertelt Koss hoe alles in zijn werk gaat in Cnocke en Spalk, en later volgt er een gesprek met de vader van Vulcana. Hij probeert uit te leggen waarom wapens leveren aan El-Ende wel juist is. Hierna lijken we een verschuiving waar te nemen in de manier waarop de pacifistische ideologie wordt meegegeven. Koss heeft namelijk een dubbel gevoel: hij vindt dat alles wat Vulcana's vader zegt logisch klinkt, maar beseft
| |
| |
tegelijkertijd ook dat er aan de redenering iets niet klopt (p. 138). Hierdoor lijkt het alsof hij enkel de pacifistische ideologie van Vulcana en de impliciete auteur bevestigt. Toch kan dit fragment ook als aanvallend beschouwd worden. Zo zegt Vulcana's vader: ‘Welnu, als Cnocke en Spalk die wapens niet verkoopt, doet iemand anders het wel’ (p. 137). Net als de personages moet de lezer het gevoel krijgen dat er iets niet klopt. Wat dan wel de oplossing is, moet de lezer op dat moment zelf bedenken. Vrede is alleen mogelijk als de verkoop van wapens aan El-Ende over de hele wereld verboden wordt, zoals even later wel expliciet gesteld wordt (p. 138). Koss probeert de wapenhandel stop te zetten door de treinen die de wapens vervoeren te laten ontploffen. Hij wordt hiervoor gestraft en het wapenvervoer loopt enkel vertraging op. Dit versterkt de pacifistische ideologie, op een impliciete manier. Geweld met geweld bestrijden, is niet de oplossing.
De heersende ideologie in Cnocke en Spalk wordt belichaamd en verklaard door de vader van Vulcana. In Cnocke leven de mensen naar kapitalistische waarden en normen, hoewel geen enkele inwoner ze expliciet verwoordt. De lezer krijgt enkel Koss' interpretatie van de uitleg die hij van de wapenfabrikant krijgt, in vrije indirecte rede:
Vroeger hebben rijke landen de arme landen vaak overheerst. [...] Welnu, als Cnocke en Spalk ze die wapens niet verkoopt doet iemand anders dat wel. Trouwens, als Cnocke en Spalk zou ophouden met de productie van wapens, dan zou de werkgelegenheid in de stad ernstig gevaar lopen. En je zorgt nu eenmaal eerst voor je eigen belangen, zo zit de wereld in elkaar. (p. 137)
Toch lijkt het alsof deze uitleg rechtstreeks van de wapenfabrikant zelf komt en dat het dus directe rede is in plaats van een parafrase vanuit het standpunt van een ander personage. Zo lijkt het woord ‘welnu’ eerder uit spreektaal te komen. Deze kapitalistische waarden en normen zijn dus expliciet, al is het een tijdlang onduidelijk in hoeverre Koss ermee instemt. Er worden al vijftig jaar lang wapens gemaakt en verkocht aan El-Ende (p. 134). Dat toont aan dat de waarden en normen al een lange tijd worden erkend door de groep en doorgegeven aan volgende generaties. Ze worden als vanzelfsprekend gezien. De inwoners van Cnocke en Spalk hebben naast hun kapitalistische opvattin- | |
| |
gen ook humane waarden en normen. Ook die worden verklaard in Koss' samenvatting van de uitleg van de wapenfabrikant:
Maar de mensen in Cnocke en Spalk zijn hoog ontwikkeld en zeer beschaafd. Als er in het buurland onschuldige slachtoffers vallen, als mensen gewond zijn, honger lijden, hulp nodig hebben, dan sta je als buurland natuurlijk klaar om te helpen. Dat is je menselijke plicht. Zo hoort het in een humane samenleving. (p. 137)
Naast de kapitalistische en eerder egoïstische waarden, beschouwen de inwoners van Cnocke en Spalk het dus ook als hun plicht om zorg te dragen voor hun medemens. Er is werkgelegenheid en ze kunnen hun solidariteit met de oorlogsslachtoffers tonen. Het enige verzet lijkt van Vulcana te komen. Zij gaat openlijk in tegen de waarden en normen van de gemeenschap. Volgens haar heeft iedereen recht op veiligheid en vrede. Ze gelooft ook niet dat wapenhandel de enige manier is om in werkgelegenheid te voorzien (p. 138). Koss probeert een manier te bedenken om deze wapenhandel te stoppen. Zijn oplossing is tijdelijk, strafbaar en hij pakt ook niet het echte probleem aan: een ander soort werkgelegenheid bieden aan de inwoners van Cnocke en Spalk. Oorlog en geweld zijn hier dus niet de enige thema's. Het hele boek draait immers rond geld en welvaart. De kapitalistische ideologie is daardoor veel meer overheersend in Zoektocht in Katoren dan in Koning van Katoren. Dit sluit ook aan bij verschuiving van de waarden en normen in de echte wereld, waar veel mensen eerder geïnteresseerd zijn in voordelen voor hun dagelijkse leven, dan dat ze rekening houden met de gevolgen in de toekomst (Van den Berg, 2007).
| |
De kapitalistische economie
Zoektocht in Katoren draait vooral om luxe, rijkdom en welvaart, maar ook in Koning van Katoren neemt dit onderwerp een belangrijke plaats in. De inwoners van Smook vragen hulp in verband met een draak die hen teistert. Terlouw verwijst hiermee naar de milieuvervuiling, die net als de wapenwedloop een belangrijke plaats in zijn partijprogramma bekleedde (d'66, 1976, p. 7). Ook hier is de ideologie expliciet en aanvallend. Stach houdt als zeven- | |
| |
tienjarige een voordracht over de zon, waar miljonairs vol belangstelling naar luisteren. Zo klaagt Jan Terlouw het gebrek aan milieubewustzijn in Smook op satirische wijze aan. Stach legt uit wat de zon doet voor mens en natuur en waarom ze zo belangrijk is, alsof hij tegen kleuters praat: ‘Als de zon op je huid schijnt krijg je een gezonde kleur. Daarom hebben de Katorenen buiten Smook allemaal een gezonde kleur, behalve op hun achterwerk want daar houden ze altijd een broekje overheen’ (p. 59-60).
Door de draak lijkt het alsof de mens zelf niet verantwoordelijk is voor de milieuvervuiling, maar die gedachte wordt teniet gedaan door enkele observaties van Stach. Wanneer hij de stad verkent, merkt hij dat hij de enige is die wandelt. De mensen bewegen zich voort in ‘toestelletjes’ die heel erg snel door de stad bewegen, hangend aan een soort rails en ‘uit hun uitlaatpijpen komen zwarte wolken vuiligheid’ (p. 51). Hij verwijt Smook een ‘typische stad’ te zijn (p. 55), maar legt dit niet verder uit. De vervuiling is daarnaast verbonden met de kapitalistische ideologie van de inwoners van Smook. Terlouw klaagt namelijk ook de heersende mentaliteit aan die rijkdom en welvaart boven alles verheft en milieuverontreiniging accepteert als onontkoombaar gevolg (Damoiseaux, 1972, p. 41).
De waarden van de inwoners van Smook worden ook hier openlijk weergegeven en aangevallen. De burgemeester van Smook verklaart de hoge werkdruk door een gebrek aan alternatieven. De butler is niet veel later explicieter: ‘Wij, Smokenaren, [...] houden van werken’ (p. 55). De inwoners van Smook zijn doordrongen van kapitalistische waarden. Ze verdienen dan ook niet enkel geld, maar geven het ook met plezier weer uit. Dit blijkt wanneer Stach vertelt over de huizen, ‘paleizen’, waar de mensen in wonen. Deze waarden gelden voor de hele gemeenschap en worden door iedereen aanvaard. De heersende normen zijn, wanneer we ze beschrijven aan de hand van Vanhestes kenmerken, concreet en duidelijk (p. 228): zo veel mogelijk werken en zo weinig mogelijk vrije tijd nemen. De uitdrukking ‘tijd is geld’ is hier letterlijk van toepassing. Dit wordt ook duidelijk wanneer de lezing ten einde is en de voorzitter afsluit met: ‘U hebt hier twee uur doorgebracht, dames en heren. Al was het ook goed bestede tijd, toch een ongelooflijke luxe’ (p. 61). Hoewel men in Smook oorspronkelijk hard werkte door een gebrek aan alternatief, wordt het later een norm die geldt voor de hele maatschappij. De mensen hebben nog steeds een constante behoefte aan een alternatief, maar ze gaan er niet actief
| |
| |
naar op zoek. Ze proberen deze eerder passieve en onderbewuste behoefte (Vanheste, 1981, p. 231) te onderdrukken door al hun energie in hun werk te stoppen.
Naast de materiële behoefte aan welvaart, is er ook nog de lichamelijke behoefte aan zon en natuur. Van dat laatste worden de mensen zich pas volledig bewust wanneer Stach hen vertelt wat ze missen. Ze beseffen wel dat ze de vervuilende draak weg willen. Ook deze behoefte is eerder passief. Buiten het sturen van een brief naar de ministers, hebben de Smokenaars zelf nog geen actie ondernomen. Zolang de draak er is, zijn zowel deze materiële als lichamelijke behoeften constant aanwezig. Het verslaan van de draak lijkt onmogelijk en de behoeften worden dus beschouwd als ‘onvervulbaar’ (Vanheste, 1981, p. 231). De eerste veranderingspoging vertrekt vanuit de dorpsgemeenschap zelf, maar ook de regering kan geen oplossing bieden. Stach slaagt er daarentegen wel in de draak uit te roeien en het probleem op te lossen. Nadien dragen ook de inwoners van Smook hun steentje bij. De roetwagentjes en sigaren worden verbrand wanneer de draak verslagen is. Zo verdedigt Terlouw de overtuiging dat de mens zelf een bijdrage moet leveren aan het schoon houden van de natuur. De kapitalistische waarden en normen van de Smokenaars worden door deze verandering minder overheersend, maar blijven toch nog bestaan. Dit wordt vooral duidelijk wanneer de burgemeester Stach geld aanbiedt als beloning (p. 70). Daarnaast maakt Stach hen er op attent dat vanaf nu de behoefte aan geld om te overleven in de plaats van hun oude behoeftes kan komen, nu hen alternatieven geboden worden voor het harde werken.
Wanneer Koss in Loonstad aankomt, blijkt dat ook daar de mensen niets anders doen dan werken. Alleen is er geen draak die hen belet van hun vrije tijd te genieten. Ook hier krijgt Koss een handlanger die hem steunt in zijn ideeën. Ditmaal is het de achtjarige Remco. De mensen in Loonstad vinden werken, luxe en welvaart belangrijker dan tijd doorbrengen met vrienden en familie. Koss, die de geavanceerde technologie niet gewoon is, kijkt verbaasd toe wat er allemaal mogelijk is in het huis van de familie Kloostermans. Hoewel hij geniet van de luxe, kijkt hij er als buitenstaander ook kritisch naar. Terlouw hoopt zo de lezer tot nadenken aan te zetten (Van der Linden, 2007). De ideologie die het boek hier aanprijst, richt zich tegen de consumptiemaatschappij en het stellen van werk boven familie. Zowel Koss als Remco
| |
| |
verdedigen deze ideeën op een expliciete manier. Wanneer de ouders van Remco vertellen hoeveel ze werken, vraagt Koss of Remco het niet leuker zou vinden als ze wat meer thuis zijn. ‘Dat denk ik wel [...] maar er moet nu eenmaal brood op de plank komen’ (p. 110) is het antwoord van de vader. Door Koss daarna rond te laten kijken naar alle technologische apparatuur die zich in de kamer bevindt, probeert de auteur de lezers duidelijk te maken waarom er echt zoveel gewerkt wordt. Ook later wordt dit pleidooi tegen de gedigitaliseerde consumptiemaatschappij nog eens op expliciete wijze gevoerd. Koss en Remco beleven heel wat plezier samen en Remco ‘ervaart dat geen speelgoed ter wereld een mens kan vervangen die zich voor je interesseert’ (p. 113). Hoewel Remco dit niet zelf zegt, wordt dit gevoel wel aan hem toegeschreven. Helemaal duidelijk wordt het wanneer Koss Remco vraagt of hij liever de nieuwste computer heeft of dat zijn ouders vroeger thuis komen (p. 113). Door deze vraag te stellen, kan de lezer zelf kiezen wat hij of zij het belangrijkste vindt, nadat deze keuze voordien al sterk gestuurd werd.
De inwoners van Loonstad volgen een duidelijk kapitalistische ideologie. De normen en waarden gelden voor de hele stad, worden door iedereen geaccepteerd en worden ook expliciet verkondigd door de vertegenwoordiger van deze gemeenschap, namelijk het stadsbestuur. Zij proberen deze waarden en normen ook zo concreet mogelijk te maken. Zo benoemen ze elk jaar een ‘doelmatigheidskampioen’. Deze prijs wordt uitgereikt aan de persoon die er dat jaar voor zorgt dat het leven efficiënter gemaakt wordt (p. 119). Net zoals in Smook lijkt hier de uitspraak ‘tijd is geld’ van groot belang. Ook de kinderen dragen hun steentje bij aan het consumptiegedrag in Loonstad. Ze hebben veel en hoogtechnologisch speelgoed. De waarden en normen die gelden voor de mensen uit Loonstad zijn dus niet echt verschillend voor kinderen en volwassenen; hun behoeften en belangen daarentegen wel. De volwassen inwoners van Loonstad willen zoveel mogelijk werken om hun constante behoefte aan geld en nieuwe spullen te vervullen. Het geld dat ze verdienen is veel meer dan nodig is om in het levensnoodzakelijke te voorzien. Er is daarnaast dus een onbewuste, cultureel bepaalde behoefte aan welvaart en luxe. De kinderen genieten weliswaar ook van de materiële rijkdom, maar zij hebben daarnaast nog andere behoeften en belangen. Zij hebben vooral nood aan ouderlijke liefde. Deze behoefte is eerder onbewust: de kinderen beseffen pas wat ze missen wanneer ze erop attent worden gemaakt. Hoewel sommige
| |
| |
kinderen daarvoor al wel stiekem gewenst zullen hebben dat hun ouders wat meer thuis zouden zijn, wordt hun behoefte aan ouderlijke zorg pas openlijk erkend wanneer ze een protestactie houden op school. In de fictieve wereld is het tijdsgebrek een probleem dat voor heel Loonstad geldt en waarschijnlijk ook daarbuiten, maar ook in de reële wereld is dit een bestaand, alledaags probleem. In Loonstad is de kwestie eerder eenvoudig. De kinderen willen de ouders graag meer thuis hebben en de ouders kunnen in hun levensnoodzakelijke behoeften voorzien, zonder dat ze zoveel moeten werken. De oplossing ligt voor de hand. Men moet zich enkel nog bewust worden van het probleem en beseffen dat men ook zonder luxe kan leven. Daarvoor zorgt Koss. Ook hier weer speelt hij geen actieve rol in het oplossen van het probleem, in tegenstelling tot Stach. Hij is echter als buitenstaander wel een belangrijke schakel in het herkennen van het probleem en het initiëren van het veranderingsproces. Remco zorgt voor de bewustwording binnen zijn eigen groep, namelijk de kinderen van Loonstad, en zij ondernemen actie. Het resultaat is hoopgevend: de ouders luisteren en beloven meer tijd met hun kinderen door te brengen. Remco bevestigt zo het optimistische beeld van een betere toekomst dat de huidige maatschappij aan kinderen toekent (Bullen & Parsons, 2007, p. 127). Als de waarden en normen van de kinderen veranderen, zullen die van de volgende generaties waarschijnlijk mee evolueren.
| |
De rol van de protagonist
De drijfveren die beide protagonisten door Katoren voeren, zijn duidelijk verschillend. Dit zorgt ook meteen voor een onderscheid in het soort problemen dat ze tegenkomen. Wanneer Stach in een stad aankomt, zijn de mensen zich bewust van dat probleem - ze hebben immers hulp ingeroepen. Er wordt van Stach verwacht dat hij het oplost. Bij Koss is dit niet het geval. Hij komt in een stad en bekijkt de algemeen aanvaarde waarden en normen als buitenstaander. Op die manier stelt hij de heersende ideologie ter discussie zonder dat er een bewust probleem is in de stad. Dit verschil is ook zichtbaar in de oplossingen. Stach heeft een frisse blik op de kwesties die hem voorgelegd worden, hij handelt daadkrachtig en weet elk probleem op te lossen. Koss neemt daarentegen enkel waar. Wanneer hij uiteindelijk toch beslist om in Cnocke en Spalk een veranderingspoging te ondernemen, loopt het niet goed af. Hij
| |
| |
belandt in de gevangenis en wanneer hij uiteindelijk vrij komt, is er niets veranderd. Het optimisme in Koning van Katoren lijkt zo plaats te hebben gemaakt voor een fatalistische levensvisie in Zoektocht in Katoren.
Toch is het verschil niet zo groot: de problemen die Terlouw in Koning van Katoren aanklaagt en die verwijzen naar de echte wereld worden meestal ook niet door Stach alleen opgelost. Zo beslissen de inwoners van Smook zelf dat ze hun vervuilende sigaren en vervoersmiddelen niet meer willen gebruiken (p. 70). Ook de wapenwedloop tussen Eltoren en Katoren kan Stach niet zelf beëindigen. Terlouw stelt in Koning van Katoren dus eenvoudige oplossingen voor, maar geeft evenzeer aan dat de kwesties in het werkelijke leven ingewikkelder zijn dan die uit het boek. De aard van de problemen evolueert ook. Eerst en vooral zijn de thema's tijdsgebonden. Zo hebben de Verenigde Staten en de voormalige Sovjet Unie ondertussen een vredesakkoord getekend. Enkele kwesties die in het eerste boek worden aangehaald, zijn nu dus niet meer van toepassing. Ten tweede is ook de oorzaak van de problemen veranderd. De ergste zorgen in Koning van Katoren werden door externe factoren veroorzaakt. De problemen die Koss in Zoektocht in Katoren tegenkomt, zijn daarentegen het resultaat van de mentaliteit die in de stad heerst. In Terlouws eerste boek werd er van de regering verwacht dat die een oplossing zocht. In Zoektocht in Katoren moet er iets veranderen bij de mensen zelf. De rol van de regering verdwijnt zo bijna volledig. Dit wijst op een duidelijke verandering bij Terlouw zelf. Toen hij het eerste boek over Katoren schreef, was hij lijsttrekker van d'66. Hij wilde vanuit die functie de mensen bewust maken van de uitdagingen in de maatschappij en oplossingen aanbieden. Die visie wordt gereflecteerd in Koning van Katoren. De toekomstige koning - Stach - draagt de verantwoordelijkheid om de problemen te beëindigen. In het tweede boek over Katoren, 36 jaar later, zijn het de burgers van Katoren die schuldig zijn, omdat ze hebben bijgedragen aan de mistoestanden en
verantwoordelijkheid dragen voor de wetten van hun stad en land. Het zijn ook de burgers die uiteindelijk de straf die Koss moet uitzitten, meedragen, zodat het boek toch een goede afloop kent. Dit is de ideologie die Jan Terlouw promoot in Zoektocht in Katoren. Het boek is niet enkel maatschappijkritisch, maar het probeert ook aan de lezer duidelijk te maken dat we allemaal verantwoordelijk zijn en samen iets kunnen veranderen aan de maatschappij.
| |
| |
| |
Conclusie
Zowel in Koning van Katoren als Zoektocht in Katoren is er een expliciete ideologie aanwezig. Deze ideologie wordt zowel op verdedigende als aanvallende wijze duidelijk gemaakt. In beide boeken toont Terlouw zich voorstander van een pacifistische ideologie en keert hij zich tegen het kapitalisme en de consumptiemaatschappij. De aard van de problemen en de oplossingen die de auteur biedt, zijn daarentegen wel veranderd. Zo lost Stach de kwesties op als toekomstig koning van Katoren en is Koss vooral een kritische waarnemer. In Zoektocht in Katoren veroorzaken de burgers de mistoestanden zelf en kunnen ze er ook enkel zelf iets aan doen. Dit wordt vooral duidelijk op het einde, wanneer de mensen allemaal de straf van Koss meedragen voor de actie die hij heeft ondernomen. Beide helden zijn een weerspiegeling van hoe Terlouw zelf in het leven staat. Toen hij Koning van Katoren schreef, begon hij zelf net aan zijn politieke carrière. Wanneer hij 36 jaar later Zoektocht in Katoren schrijft, lijkt hij al veel van zijn idealisme verloren te zijn. Niet één persoon kan iets veranderen aan de problemen die er heersen in de maatschappij, wel alle mensen samen. Dat is de ideologische gedachte die het belangrijkste is in het tweede boek over Katoren.
| |
Primaire literatuur
Terlouw, J., Koning van Katoren. Rotterdam Lemniscaat, 1975. |
Terlouw, J., Zoektocht in Katoren. Rotterdam, Lemniscaat, 2007. |
| |
Secundaire literatuur
Berg, A. van den, ‘Stach bevecht nieuwe draken.’ In: Gazet van Antwerpen, 8 juni 2007. |
Bullen, E. & E. Parsons, ‘Dystopian Visions of Global Capitalism: Philip Reeve's Mortal Engines and M.T Anderson's Feed.’ In: Children's literature in Education, 38, 2007, p. 127-139. |
D'66, Programma d'66 Tweede-Kamerverkiezingen 1967: Verkiezingsprogramma Democraten '66. Groningen, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Rijksuniversiteit Groningen, 1976. |
| |
| |
Damoiseaux, R., ‘Jan Terlouw: kernfysicus, kamerlid en schrijver van kritische jeugdboeken.’ In: Limburgs Dagblad, 21 oktober 1972, p. 41-42. |
Dixon, B., Catching them young 2: Political ideas in children's fiction. London, Pluto Press, 1977. |
Hollindale, P., Ideology and the children's book. Oxford, The Thimble Press, 1988. |
Joosen, V., ‘Verloren in Katoren.’ In: De Standaard [Vlaanderen], 22 juni 2007. |
Linden, N. van der, ‘Jeugd worstelt nu met andere gevaren.’ In: Het Laatste Nieuws [Vlaanderen], 30 maart 2007. |
Sutherland, R.D., ‘Hidden Persuaders: Political Ideologies in Literature for Children.’ In: Children's Literature in Education, 16, 1985, p. 143-157. |
Vanheste, B., Literatuursociologie: theorie en methode. Assen, Van Gorcum, 1981. |
|
|