| |
| |
| |
Met één voet in de kinderwereld en de andere in de volwassenwereld
Adolescentie in Young Adult literatuur
Julie van de Schoor
Levensfasen worden sociaal geconstrueerd en zijn daardoor onderhevig aan verandering (Blatterer, 2005a, p. 1). In dit artikel geef ik een schets van veranderingen rondom adolescentie in de huidige maatschappij en ga ik na hoe deze weerspiegeld worden in literatuur voor jongeren. Daartoe analyseer ik een selectie van de winnende boeken van de Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs. Ik spits me daarbij in navolging van Neubauer (1992) toe op het gebruik van ruimte in deze boeken. Neubauer stelt dat ruimte niet alleen in het teken staat van het handelingsverloop, maar ook van de karakterisering van de personages. Met mijn analyse hoop ik expliciete en impliciete visies op adolescentie en volwassenheid bloot te leggen.
| |
Een veranderde volwassenheid
De eenentwintigste eeuw wordt gezien als een tijdperk van onzekerheid (Lee, 2001, p. 7-8). Levensfasen als jeugd en volwassenheid zijn niet meer zo afgebakend en stabiel als voorheen en vooral volwassenheid is sterk onderhevig aan verandering. Harry Blatterer (2005a, p. 5) toont de huidige onstabiele volwassenheid aan door een vergelijking te maken tussen de hedendaagse maatschappij en die tussen de Tweede Wereldoorlog tot de oliecrisis begin jaren zeventig. Deze laatste periode ziet historicus Eric Hobsbawm als een Golden Age (geciteerd in Blatterer, 2005a, p. 5).
Blatterer (2005a, p. 5-7) beschrijft de Golden Age als een periode met strikte normen en waarden. Werk en familie vormden een veilige basis in het volwassen leven. Structuren in de maatschappij waren gebaseerd op culturele en sociale principes die niet ter discussie werden gesteld. Hij identificeert een aantal mijlpalen die het volwassen leven markeerden: trouwen, ouderschap,
| |
| |
werk en een onafhankelijk leven. Deze markeerpunten werden gezien als specifieke criteria die aangaven in hoeverre iemand volwassen was. De criteria functioneerden voor een individu als doelen, maar dienden ook voor de maatschappelijke erkenning van volwassenheid.
Door een veranderende arbeids- en economische markt vraagt de huidige samenleving andere vaardigheden van volwassenen. Flexibiliteit en open staan voor verandering zijn belangrijke waarden in het krijgen en behouden van een baan. Dit is in strijd met waarden die worden gehecht aan volwassenheid: houvast en standvastigheid. De discrepantie tussen wat de maatschappij van mensen vraagt en wat zij op willen bouwen leidt aan de ene kant tot een interne instabiliteit (Blatterer, 2005a, p. 12), aan de andere kant zorgt dit juist voor meer focus op het behalen van persoonlijke doelen. Mensen krijgen de kans om zich volledig te wijden aan hun werk, maar hun kinderwens uit te stellen of juist andersom. Dat wil niet zeggen dat ze minder volwassen zijn, maar dat ze zelf moeten kunnen beslissen aan welke zaken zij prioriteit geven (Blatterer, 2005a, p. 12). Daarnaast zijn ook normen en waarden onderhevig aan verandering. Tegenwoordig wordt er anders met intimiteit omgegaan; mensen zijn opener en krijgen de kans hun seksuele geaardheid te uiten (Blatterer, 2010, p. 67). Vroeg trouwen en gezinsvorming is niet meer de maatschappelijke norm, zoals dit het geval was in de Golden Age.
De huidige samenleving is heel open geworden en tegelijkertijd sterk geindividualiseerd. Iedereen geeft een andere, persoonlijke betekenis aan de volwassen status. De mijlpalen uit de Golden Age zijn gebleven, maar de focus ligt nu op een aantal zelfgekozen aspecten hiervan. Dit getuigt van een individualistische blik op volwassenheid (Blatterer, 2005b, p. 17). Volwassenheid uit zich nu in de manier waarop een individu zich gedraagt, wat hij zegt, zijn houdingen en overtuigingen en de manier waarop hij deze uit. Vanuit dit perspectief wordt volwassenheid neergezet als ‘state of mind’ (Blatterer, 2005b, p. 17).
| |
Een verlengde adolescentie
Door de veranderde blik op volwassenheid is ook de kijk op adolescentie onderhevig aan verandering. Adolescenten bevinden zich in een liminale periode; zij zijn geen kind meer, maar worden ook nog niet beschouwd als vol- | |
| |
waardige volwassenen (Blatterer, 2010, p. 69). Zij staan letterlijk tussen twee gescheiden leefwerelden in, die van kinderen en die van volwassenen. Door een eigen cultuur te vormen, die hen helpt om een eigen plaats te vinden in de maatschappij, onderscheiden jongeren zich van volwassenen. Adolescentie is een fase waarin jongeren op zoek zijn naar zichzelf en een identiteitscrisis doormaken (Erikson, 1977, p. 94).
Jonge mensen uit de westerse samenleving zijn de adolescentie ontgroeid, maar nog niet klaar voor hun volwassen leven, stelt Arnett (2000, p. 268). Hij onderzocht dat na de adolescentie een fase van Emerging Adulthood komt, die kan worden gezien als verlengde adolescentie. In deze levensfase krijgen jongvolwassenen de kans om zichzelf te ontwikkelen en de tijd te nemen om hun toekomstplannen realistischer te plannen (Tanner & Arnett, 2009, p. 39). Deze fase doorlopen jonge mensen grofweg tussen de achttien en vijfentwintig jaar en wordt gekenmerkt door een hoge mate van verandering, experimenteren en instabiliteit wanneer zij de mogelijkheden in liefde, werk en wereldbeelden ontdekken. De fase lijkt op de adolescentie, maar in deze fase nemen jongeren beslissingen voor de lange termijn (Arnett, 2000, p. 268). Veel twintigers zien zichzelf niet meer als adolescent, maar hebben nog niet hun persoonlijke doelen bereikt.
| |
Young Adult literatuur; een nieuw genre
Veranderingen in de maatschappij leiden tot veranderingen in de literatuur. Net zoals de grenzen vervagen tussen adolescentie en volwassenheid, vervagen de grenzen tussen de jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur. En zoals tussen de adolescentie en volwassenheid een nieuwe levensfase is ontstaan, wordt er in literatuur de laatste jaren gesproken over een nieuw genre: de Young Adult literatuur. Dit zijn boeken voor jongeren die zowel als jeugdliteratuur en als volwassenenliteratuur verschijnen. Zij vormen als het ware een brug tussen de jeugd- en volwassenenliteratuur en vinden in beide systemen een plaats (Van Lierop-Debrauwer & Bastiaansen-Harks, 2005, p. 12).
De Young Adult roman verovert een volwaardige plaats in de literatuur wat tot uiting komt in nieuwe bekroningen, zoals de Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs. Deze prijs is in 2010 voor het eerst uitgereikt onder de naam
| |
| |
Grote Jongeren Literatuurprijs en richt zich op een breed publiek; lezers tussen de vijftien en dertig jaar.
De adolescent in Young Adult literatuur probeert de volwassen wereld om zich heen te begrijpen. De boeken draaien om een transformatie die de adolescent doormaakt. De zoektocht naar identiteit en metamorfoses richt zich vandaag de dag echter niet alleen op de adolescent, maar ook op zoekende volwassenen. Maatschappelijke veranderingen komen naar voren door de ontwikkeling van een nieuw genre, maar ook binnen de boeken wordt gereflecteerd op maatschappelijke normen en waarden. Bij een analyse komen impliciete en expliciete visies op volwassenheid bloot te liggen. Volgens Neubauer (1992) kan er met een analyse van ruimte een beter beeld worden gegeven van adolescentie. Hij stelt dat ruimte niet alleen in het teken staat van het handelingsverloop, maar ook van de karakterisering van de personages. In dit artikel volg ik zijn gedachtegang en analyseer ik enkele winnende boeken van de Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs op dit punt. Deze boeken zijn: De Hemel van Heivsj (2010) van Benny Lindelauf, een oorlogsroman waarin de opgroeiende Fing centraal staat; Glijvlucht (2011) van Anne-Gine Goemans, over Gieles die een meesterplan bedenkt om zijn veelvuldig afwezige moeder te verwelkomen van haar reis; Niemand in de stad (2012), waarin Philip Huff het leven van studenten beschrijft en Skippy tussen de sterren (2012) van Paul Murray, waarin het kostschoolleven van een aantal jongeren centraal staat voor en na de dood van een van de hoofdpersonages.
| |
De natuurlijke omgeving
Ruimte maakt het mogelijk dat de adolescent een plaats kan vinden in de maatschappij en straalt door de aan- of afwezigheid van volwassen personages een bepaalde controle op adolescenten uit. De tuin bijvoorbeeld is een mythische ruimte toegeschreven aan het kind, via deze ruimte wordt een geromantiseerde kindertijd weerspiegeld. Adolescentenromans uit het modernisme verwijzen vaak nostalgisch naar de mythische tuinen, in tegenstelling tot de ruimte waarin de adolescent of volwassene zich bevindt. Zij worden vaak geplaatst in een stad of op straat; in een geürbaniseerde samenleving. De adolescent wordt weggejaagd uit de romantische omgeving van de tuin en
| |
| |
moet een plek zien te vinden in de stedelijke omgeving (Neubauer, 1992, p. 65).
De natuurlijke omgeving speelt een rol in De hemel van Heivisj (2010) van Benny Lindelauf. Deze historische roman speelt in de periode voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog; de periode net voor de Golden Age. Er was een duidelijke scheiding tussen de wereld voor kinderen en de volwassen leefwereld. Ook binnen het gezin van het hoofdpersonage Fing is een duidelijk verschil te zien tussen de leefwereld van kinderen en die van volwassenen, wat wordt ondersteund door het gebruik van ruimte. Kinderen worden beschermd opgevoed en mogen niet alle details weten van problemen met betrekking tot het gezin, het dorp en de naderende oorlog. Als hierover overlegd wordt, worden de jongste kinderen uit het gezin, Fing en haar zusjes Jes en Muulke, naar buiten gestuurd met klusjes. De volwassenen overleggen binnenshuis, de kinderen zijn buiten: in een natuurlijke omgeving. Bij het korenveld, de pomp of in het bos vullen zij de ontbrekende informatie aan met een levendige, kinderlijke fantasie. Doordat zij zich buiten bevinden, krijgen ze de kans om dit te doen zonder dat hun vader, broers of oma hen horen.
Op het moment dat Fing moet gaan werken als dienstmeisje wordt ze door de mensen om haar heen gezien als volwassene en ontstaat er een kloof tussen haar en haar zusjes. Nu Fing bij de volwassenen hoort, moet ze opnieuw haar plek zoeken binnen het gezin. Tijdens deze fase speelt het boek zich voornamelijk af in de verstedelijkte omgeving, in de stad en in huizen. Fing reageert tijdens deze overgang heel geïrriteerd op haar omgeving en weet niet wat er met haar aan de hand is. Adolescentie werd in de tijd waarin het boek speelt gezien als aparte levensfase, maar binnen het dorp en het gezin waarin Fing leeft, wordt hier geen aandacht aan geschonken. Er is geen aparte jeugdcultuur, zoals deze vandaag de dag te onderscheiden is. Fing maakt wel dezelfde identiteitscrisis door en worstelt met dezelfde gevoelens als de hedendaagse adolescent. Dit komt voornamelijk tot uiting doordat zij tussen twee rollen in staat: de rol die haar omgeving haar oplegt, als volwassene, en
| |
| |
de rol zoals ze zichzelf ziet, als kind. Wanneer Fing samen met haar zusjes meedoet met het vangen van krombroodjes (een traditie op halfvasten), kan zij zich nog één keer gedragen zoals ze zou willen, op de plaats die typerend is voor de kindertijd: de natuurlijke omgeving:
Van het ene in het andere moment viel ik weer samen met de Fing die ik geweest was. Ik kreeg de kriebels. En toen er een paar jongens een oog op onze plek lieten vallen, greep ik een tak en joeg ik ze samen met Muulke weg. [...] Het was weer als vroeger. Het zou weer altijd als vroeger zijn. (Lindelauf, 2010, p. 162-163)
Nadat Fing zich nog eenmaal als kind heeft kunnen gedragen in de natuur, legt zij zich neer bij haar rol als volwassene. Het verlangen om weer kind te zijn blijft nog even aanhouden, totdat de oorlog uitbreekt, en zij niet meer onder haar volwassen rol uit kan en wil komen.
Ook in Glijvlucht (2011) is er een duidelijk onderscheid
tussen de natuurlijke en de geürbaniseerde ruimte. Anne-Gine Goemans beschrijft een klein dorp, waaruit steeds meer mensen vertrekken, omdat ze door de gemeente worden uitgekocht. De gemeente wil een landingsbaan realiseren en komt telkens met nieuwe plannen om het gebied opnieuw in te richten. De natuurlijke omgeving dreigt geïndustrialiseerd te worden, op dezelfde manier als het volwassen leven wordt opgedrongen aan hoofdpersoon Gieles. Niet alleen de toekomst, maar ook de geschiedenis van deze omgeving staat centraal. Via brieven van Superwaling, een nieuwe volwassen vriend van Gieles, krijgen mensen uit het verleden een stem en wordt beschreven hoe het gebied tot stand is gekomen.
Gieles staat nog aan het begin van de adolescentie en gedraagt zich langer als kind dan zijn vrienden. Hij is nog jong en vaak buiten te vinden: in de tuin en in de weilanden met zijn ganzen. Zijn beste vriend Toon is een baldadige
| |
| |
jongen die zich verzet tegen zijn omgeving. Hij hangt vooral rond in het dorpje, dat in vergelijking met het landschap waarin Gieles rondloopt een verstedelijkte omgeving is. Daar ontmoet hij vrienden, eet voedsel van de snackbar en wordt hij stoned. Dit staat lijnrecht tegenover het leven van Gieles die hier niet aan meedoet en waarde hecht aan de natuur. Voor hem vormen de ganzen die hij verzorgt en de omgeving met weilanden en bos een belangrijk onderdeel van zijn leven. Wanneer Toon een gans doodt, maakt hij letterlijk de omgeving van Gieles kapot en is de maat vol. Gieles wil geen vrienden meer met hem zijn en neemt afstand van hem.
Wanneer Gieles over dingen na wil denken, bevindt hij zich op zijn kamer. Hier werkt hij ook zijn meesterplan uit; een heldenactie met zijn ganzen om zijn moeder na haar lange reis weer thuis te verwelkomen. Zijn eigen kamer kan gezien worden als plaats tussen stad en natuur in; een perron tussen kindertijd en volwassenheid (Neubauer, 1992, p. 67). De persoonlijke ruimte wordt van de tuin vaak verplaatst naar de eigen kamer van de adolescent, stelt Neubauer: ‘The transition from garden to private room is a move from childhood into adolescence, or, rather, from childhood as seen from an adolescent perspective into the adolescent scene itself’ (1992, p. 67). Deze eigen kamer is niet altijd vanzelfsprekend, maar getuigt van enige luxe. Vandaag de dag hebben bijna alle adolescenten een eigen kamer of plek in huis en dit is terug te zien in de literatuur. Hoewel een individuele kamer in het teken staat van de groei in de adolescentie, kan deze ook worden gezien als verdediging tegen de buitenwereld (Neubauer, 1992, p. 68). In Glijvlucht is dat duidelijk te zien. Gieles wordt gedwongen de overgang te maken naar de verstedelijkte omgeving, in dit proces gebruikt hij zijn eigen kamer als tussenstop. Hier kan hij volledig zichzelf zijn, zonder oordeel door de kinderlijke of volwassen buitenwereld.
Ook zijn nieuwe vriend Superwaling, die hij in het dorp ontmoet, helpt hem een plaats te vinden in de verstedelijkte omgeving door de geschiedenis van het landschap te koppelen aan zijn eigen, persoonlijke geschiedenis. Gieles leert zijn omgeving steeds beter begrijpen en kan zich uiteindelijk openstellen naar anderen. Wanneer zijn familieleden en vrienden zijn brief hebben gevonden, kan hij zijn problemen met hen delen. Zijn privéruimte is, doordat volwassenen binnenkomen en zijn brief lezen, een gedeelde ruimte gewor- | |
| |
den. Door de zo ontstane openheid kan er gezamenlijk een oplossing worden gevonden en maakt Gieles een stap naar volwassenheid.
| |
De geürbaniseerde omgeving
Het boek Niemand in de stad (2012) van Philip
Huff speelt zich in tegenstelling tot de vorige twee boeken af in de grote stad: Amsterdam. Het hoofdpersonage Philip is ouder dan de vorige protagonisten en ontdekt het studentenleven in de Nederlandse hoofdstad. Dat dit leven chaotisch en ongeordend is, blijkt uit de ruimtes waarin de studenten leven. De meeste ruimtes worden beschreven aan de hand van rotzooi die overal ligt, zowel in huis als op de sociëteit. Studenten malen niet om orde en netheid, zo blijkt uit het fragment waarin Philip zijn intrekking neemt in het studentenhuis. Wanneer hij als eerstejaars de taak heeft om de keuken netjes te houden labelt hij alle spullen, ruimt hij alles op en verzint een plaats voor al het keukengerei. Dit wordt niet op prijs gesteld door Jacob en de andere oudere studenten:
Als de meerderheid van dit huis geen etiketten wil met ‘borden’, ‘kopjes’ en ‘glazen’ erop, dan komen er geen etiketten met ‘borden’, ‘kopjes’ en ‘glazen’ erop. Dat is ook niet wenselijk. Want studenten willen helemaal niet nadenken waar de kopjes staan. Snap je dat? Dat komt later wel, als het moet. Voor alles is er een tijd. (Huff, 2012, p. 26)
Wanneer Jacob dit Philip heeft geleerd, besluit hij hem onder zijn hoede te nemen en door de studententijd te leiden. Philip leert snel en geeft zich over aan het studentenleven. De personages in deze roman bevinden zich in de fase van de Emerging Adulthood (Arnett, 2000). Zij stellen het volwassenleven uit door tijdens hun studententijd zo min mogelijk verantwoordelijkheid te nemen en zoveel mogelijk zorgeloos te genieten. Later, wanneer de studenten de volgende levensfase hebben bereikt, is er tijd om kastjes te labelen en op
| |
| |
te ruimen. De chaos om hen heen die ze moeiteloos accepteren en zelfs koesteren is een manier om zich te onderscheiden van verantwoordelijke volwassenen. Zij willen een eigen leefwereld, waarin ze kunnen doen en laten wat ze willen en creëren deze omgeving op de sociëteit.
De sociëteit heeft geen ramen, zodat niemand naar binnen kan kijken, maar ook omdat de studenten daardoor de buitenwereld niet kunnen zien. Ze sluiten letterlijk hun ogen voor de naderende volwassenheid en verschuilen zich voor de wereld. In Niemand in de stad wordt niet alleen een eigen kamer gebruikt als tussenperron om zich voor te bereiden op het volwassen leven, maar worden ook gezamenlijke ruimten ingezet als verdediging tegen de volwassenheid. Door zich met elkaar te verenigen zijn de Emerging Adults in staat een eigen gemeenschap te creëren waarin zij zelf kunnen bepalen waar belang aan wordt gehecht en waarmee zij zich kunnen onderscheiden van mensen in andere levensfasen. Hoewel de studenten samen de fase van uitstel in stand houden, zijn zij voornamelijk bezig met hun eigen problemen. Zij sluiten hun ogen niet alleen voor de maatschappij, maar ook voor elkaar. In hun eigen maatschappij waarin alle verantwoordelijkheden weg worden gestopt, is het leven heel individualistisch. Dit leidt uiteindelijk tot de dood van Jacob, die zijn zorgen niet kan delen. Zijn vrienden signaleren zijn moeilijkheden, maar sluiten hun ogen hiervoor. Zij gaan volledig op in hun zelfgebouwde wereld, waarin problemen er zijn om te vergeten en alle verantwoordelijkheid wordt weggeduwd.
Toch dringt de volwassenheid ook door in het leven van de studenten. De woonruimte van de studenten weerspiegelt de fase waarin zij zitten. Philip maakt de overgang naar de volgende fase door het studentenhuis te verlaten. Hij gaat in een appartement wonen en gaat serieuzer leven samen met zijn vriend Matt. Werk, school en serieuze vriendschappen worden belangrijker dan de speelsheid van het studentenleven. De verhuizing leidt ertoe dat zij in staat zijn een volwassen leven te gaan leiden, en hun ogen niet meer sluiten voor de buitenwereld.
| |
School en de straat
Twee plaatsen buitenshuis die belangrijk zijn voor adolescenten zijn de straat en school. De straat is gevormd door de industrialisatie en urbanisatie, stelt
| |
| |
Neubauer (1992). Het is een ontmoetingsplaats waar socialisatie plaatsvindt. Op straat is er vrijheid en worden regels niet bepaald door volwassenen. Hoewel deze vrijheid fijn is, wil het niet zeggen dat deze plaats een veilige omgeving is: ‘Precisely because authority is barely visible on the Street, the loners undergo traumatic clashes with other adolescents, whose size and strength often represent classes and forces outside the bourgeois order’ (Neubauer, 1992, p. 74).
Seabrook College, de katholieke jongensschool
in Skippy tussen de sterren (2011) van Paul Murray, is een school waarin een deel van de jongens intern leeft. Zij delen een kamer met een klasgenoot. Het merendeel van hun tijd spenderen zij dan ook met hun klasgenoten. De jongens maken deel uit van de maatschappij, van de school en hun klas, maar worden in de gaten gehouden door de leerkrachten en directie. Alleen wanneer zij zich buiten de schoolmuren bevinden is deze controle afwezig. Op straat, zeker in de donkere buurten, is er geen enkele controle door volwassenen. Er wordt door de jongeren gedeald in de drug ritalin, die ze van basisschoolleerlingen proberen te kopen. Drugs worden aan elkaar doorgegeven, doorverkocht of geruild tegen seks. Zowel de leerkrachten op school als de ouders van de adolescenten en andere volwassenen uit het dorp lijken dit niet te merken of hun ogen te sluiten voor deze handel.
Waar de straat een plek is waar eigen regels gelden, ontwikkelen subculturen zich ook op school, onder het toeziend oog van volwassenen. Adolescenten worden er niet zo goed in de gaten gehouden als thuis door hun ouders, maar zijn daar ook niet zo vrij als op straat (Neubauer, 1992, p. 71). Ook dit komt sterk terug in Skippy tussen de sterren. Op het moment dat twee volwassen toezichthouders een feest verlaten loopt dit totaal uit de hand en moet de orde weer hersteld worden door een ander volwassen personage, maar dit gebeurt niet door de adolescenten zelf.
| |
| |
Hoewel school een plaats is waar deels controle is van volwassenen, zijn deze in dit boek vooral met zichzelf bezig. Het boek maakt gebruikt van een veelvoudige focalisatie. Bijna ieder personage beschrijft de gebeurtenissen vanuit zijn standpunt en in zijn eigen stijlregister. De lezer wordt meegesleept in ieders individualistische blik. Hij begrijpt de beweegredenen van alle losse personages, maar het duurt lang voordat hij een overzicht van de situatie krijgt. Elk personage is zozeer met zijn eigen problemen bezig, dat hij geen aandacht heeft voor de anderen. Skippy gaat bijvoorbeeld zo op in zijn verliefdheid, dat hij niet merkt dat het slecht gaat met het meisje waar hij verliefd op is en dat zij een spel met hem speelt. Niet alleen wordt er vanuit de adolescenten gefocaliseerd, ook docenten, directieleden, de meisjes van de meisjesschool en de mensen uit het dorp krijgen een stem. Net als de jongeren zijn volwassen personages sterk met zichzelf bezig, waardoor zij geen oog hebben voor de anderen. De docenten en leidinggevende van Seabrook College bijvoorbeeld zijn zozeer bezig met het ophouden van een goede naam dat ze de zorg voor de adolescenten op de tweede plaats zetten en de controle over de jongeren steeds meer verliezen.
De jongens die intern op school zitten zouden het liefst naar huis gaan, maar ook daar worstelt iedere adolescent met de problemen binnen het gezin. Doordat adolescenten, maar ook volwassenen in het boek, hun problemen niet delen met elkaar, ontstaat er een grote eenzaamheid. Deze eenzaamheid wordt het hoofdpersonage Skippy te veel, waardoor hij zelfmoord pleegt. De eenzaamheid wordt ook getoond door het personage Rupert, een vriend van Skippy. Hij gaat volledig op in het maken van experimenten waarin hij denkt de snaartheorie te kunnen bewijzen. Volgens hem bestaan er vele dimensies en andere werelden en hij wil deze koste wat kost ontdekken. Zijn vriendengroep gaat met hem mee in deze vreemde experimenten en koestert de stille hoop dat deze lukken en dat er daadwerkelijk andere ruimtes bestaan dan degene waarin zij zich bevinden. De zoektocht naar andere ruimtes ondersteunt het verlangen om weg te zijn uit de ruimte waarin de jongens zich bevinden. Zij blijven verlangen naar een andere wereld waarin alles beter is, in plaats van de werkelijkheid onder ogen te zien en als volwassenen verantwoordelijkheden te nemen.
| |
| |
| |
Maatschappelijke veranderingen weerspiegeld
In de analyse van ruimte is een aantal belangrijke aspecten naar voren gekomen. In De hemel van Heivisj wordt de natuurlijke ruimte toegeschreven aan kinderen, die tijdens hun adolescentieperiode de overgang moeten maken naar de geürbaniseerde ruimte. In de adolescentiefase staat Fing tussen twee rollen in. Zij kan zich nog als kind gedragen in de natuur tijdens het vangen van krombroodjes, maar neemt vervolgens ook volwassen verantwoordelijkheden op zich en groeit langzaam in de rol die de omgeving haar oplegt. Fing maakt de overstap naar volwassenheid door de natuurlijke omgeving steeds meer achter zich te laten.
In Glijvlucht maakt Gieles hetzelfde proces door, maar is er vanuit zijn omgeving meer aandacht voor de adolescentiefase. Gieles maakt gebruik van zijn eigen kamer als tussenstop, waardoor het contrast tussen de publieke, volwassen ruimte en de kinderlijke, private ruimte niet groot is. Doordat Gieles zijn eigen kamer heeft, krijgt hij de tijd zijn eigen gevoelens op een rijtje te zetten, voordat hij deze kan uiten naar zijn omgeving. Er kan hieruit geconcludeerd worden dat natuurlijke ruimte aan kinderen wordt toegeschreven en de geürbaniseerde ruimte aan volwassenen, maar dat het contrast tussen deze ruimtes ook vervaagt. Daarnaast wordt de private ruimte gebruikt om volwassenheid als individu uit te stellen, of om als groep te ontkomen aan volwassen verantwoordelijkheden.
Tot slot blijkt individualisering een belangrijk thema te zijn. Vooral in de boeken Niemand in de stad en Skippy tussen de sterren is dit goed te zien. In het eerste boek lijkt het alsof het studentenleven heel sociaal is, maar blijkt dat niemand daadwerkelijk oog voor elkaar heeft. De studenten steken hun kop in het zand als ze merken dat hun vrienden problemen hebben. Hoewel ze veel met elkaar omgaan, delen ze maar weinig en houden ze het merendeel van hun zorgen voor zichzelf. Skippy tussen de sterren toont de individualisering door de verscheidenheid aan personages met ieder een eigen stem en een eigen blik op de gebeurtenissen. Ook zij hebben weinig oog voor elkaar. Dat het individualisme tot eenzaamheid leidt, komt in beide boeken sterk naar voren. De kostschoolroman toont de eenzaamheid van veel personages door het verlangen naar andere plaatsen. In beide boeken leidt de eenzaamheid van personages uiteindelijk zelfs tot zelfmoord.
| |
| |
| |
Primaire literatuur
Goemans, A.G., Glijvlucht. Breda, De Geus, 2011. |
Huff, P., Niemand in de stad. Amsterdam, De Bezige Bij, 2012. |
Lindelauf, B., De hemel van Heivisj. Amsterdam, Querido, 2010. |
Murray, P., Skippy tussen de sterren (vertaald door Dirk-Jan Arensman). Utrecht, Signatuur, 2011. |
| |
Secundaire literatuur
Alexander, V.D., Sociology of the arts. Exploring fine and popular forms. Oxford, Blackwell Publishing, 2008. |
Arnett, J.J., ‘High Hopes in a Grim World, Emerging Adults' Views of Their Futures and “Generation X”.’ In: Youth & Society, 31(3), London, SAGE Publications, Inc., 2000, p. 267-286. |
Blatterer, H., Reconceptualising an Uncontested Category: Contemporary Adulthood and Social Recognition. The 37th world congress of the international institute of sociology. Stockholm, Frontiers School of Sociology, 2005a. |
Blatterer, H., Without a Centre that Holds: The Redefinition of Contemporary Adulthood. PhD Thesis, School of Sociology and Anthropology, University of New South Wales, 2005b. |
Blatterer, H., ‘The Changing Semantics of Youth and Adulthood’ In: Cultural Sociology, 4(1), BSA Publications. London, SAGE, 2010, p. 63-79. |
Erikson, E.H., Identiteit, jeugd en crisis. Houten, Uitgeverij Het Spectrum, 1977. |
Neubauer, J., The fin-de-siècle culture of adolescence. New Haven: Yale University Press, 1992. |
Tanner, J.L. & Arnett, J.J., ‘The emergence of “emerging adulthood” The new life stage between adolescence and young adulthood.’ In: A. Furlong (ed.), Handbook of Youth and Young Adulthood New perspectives and agendas. London/New York, Routledge, 2009, p. 39-46 |
Van Lierop-Debrauwer, H. & N. Bastiaansen-Harks, Over Grenzen, De adolescentenroman in het literatuuronderwijs, Stichting Lezen, Reeks 6. Delft, Uitgeverij Eburon, 2005. |
|
|