Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 27
(2013)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| ||||||||||||
De schrijver als speler in het literaire veld
| ||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||
een literaire tekst vaak niet enkel gebaseerd is op de inhoud ervan, maar dat de auteur tevens buiten het literaire werk invloed heeft op de aandacht die ernaar uitgaat (1994, p. 79). Deze opvatting wordt bevestigd door Van Dijk, die na een vergelijkend onderzoek naar de loopbaan van een middenklasse auteur en een topauteur concludeert dat schrijvers een groot aandeel hebben in de beeldvorming rond hun werk (1999, p. 378). Het is dus mogelijk dat ook Van Lieshout zijn status als schrijver mede te danken heeft aan de manier waarop hij zich buiten zijn werk profileert. In dit artikel zal worden onderzocht in hoeverre Van Lieshout daadwerkelijk buiten zijn werk om een bijdrage heeft geleverd aan zijn positie als auteur. Voordat hierop wordt ingegaan, zal kort uiteen worden gezet op welke manieren volgens Janssen en Van Dijk een auteur invloed kan uitoefenen op de waardering en belangstelling voor zijn/haar werk. Deze uiteenzetting vormt een leidraad in het onderzoek naar Van Lieshout als speler in het proces van literaire meningsvorming rond zijn werk. | ||||||||||||
Een bijdrage aan de schrijversstatusEen schrijver is volgens Janssen niet zozeer iemand die schrijft, als wel iemand die als zodanig wordt erkend (1994, p. 79). Deze erkenning is in eerste instantie te vinden in de bereidheid van een uitgever om werk van een schrijver uit te geven. Om vervolgens aanspraak te maken op de aandacht van literaire critici is het een vereiste om regelmatig te publiceren. Boekpublicaties blijken doorgaans echter niet toereikend om de belangstelling van critici op te wekken of vast te houden. Auteurs zullen zich buiten het literaire werk om actief moeten opstellen om onderwerp van bespreking te worden en te blijven, stelt Janssen (1994, p. 80). Janssen onderscheidt drie manieren waarop een auteur buiten het literaire werk om een bijdrage kan leveren aan zijn/haar status als schrijver. Om te beginnen kan een auteur de belangstelling van critici en andere literaire deskundigen aanwakkeren en vasthouden door te publiceren in literaire tijdschriften. De keuze van de tijdschriften is hierbij belangrijk, omdat deze gevolgen kan hebben voor de beeldvorming over het werk van een auteur en omdat ze een auteur toegang biedt tot een netwerk van sociale relaties (Janssen, 1994, p. 80). Het publiceren in tijdschriften zorgt dus voor een toename in | ||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||
‘sociaal kapitaal’ van een auteur, dat wil zeggen een netwerk van sociale relaties waar een auteur in zijn loopbaan gebruik van kan maken (p. 81). Dat geldt ook voor de activiteiten die Jansen in tweede instantie noemt: het leveren van literaire bijdragen aan kranten of tijdschriften en het zitting nemen in een literair adviesorgaan of het bestuur van een schrijversorganisatie. Ten slotte wijst Janssen op het belang van literaire lezingen, het geven van interviews, het deelnemen aan literaire debatten en het publiceren van beschouwende teksten over literatuur (1994, p. 80). Deze activiteiten bieden een auteur de mogelijkheid te reageren op opmerkingen van critici door eventuele misverstanden recht te zetten of de aandacht te vestigen op onderbelichte thema's van het werk. Hierdoor kan een auteur zijn/haar literatuuropvatting kenbaar maken, zijn ‘visie op de aard en functie van literatuur’ (p. 80). Onder literaire critici heerst de gedachte dat aan hoogwaardige literaire teksten een dito literatuuropvatting ten grondslag ligt. Auteurs die blijk geven van een doordachte visie op literatuur worden daarom eerder serieus genomen door de literatuurkritiek (p. 31). Het onderscheid dat Jansen maakt voor wat betreft de eigen bijdrage van auteurs aan de beeldvorming rond hun schrijverschap zijn terug te vinden in het vergelijkend onderzoek van Van Dijk naar de literaire loopbanen van Nicolaas Matsier en Monika Sauwer. Ondanks een vergelijkbare uitgangspositie is Matsier uitgegroeid tot een topauteur die veel en overwegend positieve aandacht ontvangt voor zijn prozatitels, terwijl het werk van Sauwer in de loop der tijd steeds minder en negatiever is beoordeeld (Van Dijk, 1999, p. 370371). Matsier en Sauwer blijken zich verschillend te hebben geprofileerd ten opzichte van het literaire veld, waarbij Sauwer er niet in geslaagd is zich positief te positioneren. In interviews benadrukt ze herhaaldelijk haar positie als buitenstaander, die onderstreept wordt door haar keuze zich niet aan te sluiten bij een schrijversgroep of deel te nemen aan literaire polemieken. Sauwer presenteert bovendien geen duidelijke literatuuropvatting, in tegenstelling tot Matsier die in interviews keer op keer zijn visie op de aard en functie van literatuur naar voren brengt. Matsier weet daarbij een sociaal kapitaal op te bouwen; met verschillende critici maakt hij deel uit van het literaire netwerk rond een uitgeverij en een literair tijdschrift (Van Dijk, 1999, p. 376-377). | ||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||
Casus: Ted van LieshoutVan Dijk komt in haar onderzoek tot de conclusie dat auteurs zich buiten hun werk actief moeten opstellen, willen ze onderwerp van bespreking worden en blijven (1999, p. 378). Met de criteria van Van Dijk is Van Lieshout een topauteur te noemen, een auteur die erkenning geniet binnen het literaire veld. Op basis van het onderzoek van Janssen en Van Dijk is het denkbaar dat niet alleen zijn werk, maar ook zijn activiteiten buiten zijn boeken om daaraan hebben bijgedragen. Van Lieshout is een jeugdboekenauteur die veel in de publiciteit treedt. Hoe hij dat doet, zal in het vervolg van dit artikel worden nagegaan. De focus ligt daarbij op de wijze waarop hij in lezingen en interviews zijn poetica verwoordt.Ga naar voetnoot2 | ||||||||||||
Literaire activiteitenWie onderzoek doet naar de literatuuropvatting van Van Lieshout moet concluderen dat er een ruime voorraad materiaal voorhanden is waarin de auteur zich heeft uitgelaten met betrekking tot literatuur. Van Lieshout heeft gedurende zijn literaire loopbaan verschillende activiteiten buiten zijn werk om ondernomen om zijn visie op literatuur kenbaar te maken. Zo verschijnen er geregeld interviews met de auteur in landelijke dagbladen en vaktijdschriften, zoals Literatuur zonder leeftijd, Leesgoed en Boekblad. Het vroegste interview dat gevonden is, dateert uit 1987, een jaar nadat het literaire debuut van Van Lieshout, Raafs Reizend Theater (1986) verscheen. Deze interviews behoren tot het onderzoeksmateriaal, net als de blogberichten die Van Lieshout geschreven heeft. Sinds december 2005 stelt Van Lieshout op zijn weblog tedvanlieshout.nl dagelijks allerhande onderwerpen ter discussie. De onderwerpen van de blogberichten variëren van Albert Heijn-producten en reizen met de NS tot meldingen over literaire prijzen. Het weblog biedt Van Lieshout bovendien de mogelijkheid zich te mengen in discussies die binnen het literaire veld gaande zijn. Zo bracht hij in 2007 de discussie op gang over de door hem genoemde ‘KwalijkeKinderKomrijKwestie’, waarbij hij zijn verontwaardi- | ||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||
ging liet gelden over de vergoeding die dichters ontvingen nadat hun gedichten waren opgenomen in de door Komrij samengestelde bloemlezing kinderpoëzie (Van Lieshout, 10 oktober 2007). Via zijn blog hield Van Lieshout lezers op de hoogte van de discussie en uiteindelijk liet hij weten met behulp van juridische steun zijn gelijk behaald te hebben (Van Lieshout, 6 november 2007). Andere activiteiten die Van Lieshout de mogelijkheid hebben geboden om zijn visie op literatuur te expliciteren zijn de lezingen die hij gehouden heeft. In 2005 hield hij de Leonardolezing, ter afsluiting van het bekleden van de Leonardo-wisselleerstoel. De leerstoel is verbonden aan de Tilburg School of Humanities (Faculteit Geesteswetenschappen) en wordt jaarlijks bekleed door een gastdocent die op verschillende terreinen werkzaam is; een eigentijdse ‘uomo universale’ (Tilburg University, 2012). In Kunst voor alle leeftijden dat is uitgegeven naar aanleiding van de lezing zijn fragmenten uit de lezing opgenomen. Deze uitgave dient als onderzoeksmateriaal voor de analyse van de literatuuropvatting van Van Lieshout buiten zijn werk om, net als de berichten die de auteur naar aanleiding van zijn Annie M.G. Schmidtlezing op zijn weblog geplaatst heeft. In 2013 is Van Lieshout de veertiende en laatste spreker geweest van de lezing. In het kader van de Annie M.G. Schmidtleerstoel voor kinder- en jeugdliteratuur die van 1998 tot 2013 werd bekleed door prof. dr. Helma van Lierop-Debrauwer vond de lezing jaarlijks plaats, met als doel de kritische reflectie op jeugdliteratuur te stimuleren vanuit het perspectief van de schrijver. | ||||||||||||
Van Lieshout als kunstenaarVan Lieshout spreekt over zijn werk als ‘kunst’ en lijkt dit te koppelen aan zijn persoonlijkheid en zijn eigen talent. Over dit talent spreekt de auteur bijvoorbeeld wanneer hij verwijst naar de kinderboekenbijlage van Vrij Nederland, ‘de Blauw Geruite Kiel’ waar hij als afgestudeerde terecht is gekomen. ‘De Blauw Geruite Kiel was hèt podium voor poëzietalent,’ zo stelt Van Lieshout (Frederik, 1988, p. 9). Dit talent is iets dat als het ware verscholen lag en onthuld moest worden. Deze gedachte is op te maken uit het feit dat Van Lieshout Karel Eykman, die indertijd de eindredactie van de bijlage uitvoerde, aanwijst als ontdekker van zijn talent (p. 9). | ||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||
Zijn talent ziet Van Lieshout als een aangeboren gave, waardoor hij unieke creaties tot stand kan brengen: ‘Er is maar één iemand die Ted-van-Lieshout-boeken kan maken’ (Van Lieshout, 28 maart 2008). ‘Tedboeken’ zijn niet los van de maker te zien; ze zijn verbonden met zijn persoonlijkheid. Een schrijver dient volgens hem te vertellen over dingen die hij/zij zelf heeft ervaren: ‘Ik vind het belangrijk dat je gebruik maakt van gevoelens en gebeurtenissen in je eigen leven. Ik vind dat eigenlijk een must. Dat is wat je kunt delen’ (Humme & Oostindië, 2002, p. 9). Van Lieshout put uit zijn eigen leven om zijn verhalen, gedichten en tekeningen vorm te geven. Zijn creaties verworden hiermee tot een stukje van hemzelf, dat hij met anderen deelt. Een ‘stukje’ Ted van Lieshout is bijvoorbeeld een persoonlijke emotie, een stemming op een bepaald moment. Door middel van deze emotie ontstaat zijn werk: Ik leg zoveel mogelijk van mijzelf in mijn werk. Als je een persoon beschrijft, moet je hem immers zo levensecht mogelijk neerzetten. Dat kan eigenlijk alleen maar door bij jezelf te gaan lenen, door naar jezelf te kijken. Ik gebruik vaak verschillende technieken en daarmee probeer ik gevoelens en stemmingen in mijn werk tot uitdrukking te laten komen. (Matthias & Joost, 1998, p. 8) Ook de thematiek in het werk van Van Lieshout volgt uit zijn persoonlijkheid. Terugkerende thema's zijn naar eigen zeggen ‘mensen die er niet bijhoren’ en ‘dood’ (Frederik, 1988, p. 9). Het eerstgenoemde thema komt voort uit het gevoel dat hij in zijn jeugd had: ‘Het gevoel dat je in een kant-en-klare wereld komt en jij er maar moet inpassen, terwijl dat lang niet altijd even soepeltjes gaat: daar gaan al mijn boeken over’ (Maas, 1991). Voor een verklaring van het gevoel van buitenstaander verwijst de auteur naar zijn homoseksuele geaardheid: ‘Ik wist nog niet dat ik homo was, wel dat er iets niet oké was. Voor omstanders dan, zelf vond ik Ted toen al heel bijzonder’ (Van Lenteren, 2009). Homoseksualiteit is een onderwerp dat verweven is in het werk van Van Lieshout. Zo laat hij Gebr. (1996) afspelen rond de tijd van zijn eigen coming out (Humme & Oostindië, 2002, p. 9). Het is een verhaal over twee homobroers die Luuk en Marius heten. Het zijn fictieve personages die meer dan luchtigjes zijn gebaseerd op mijn | ||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||
broertje Harry en mijzelf. Ik vond het enerzijds onderdeel uitmaken van mijn opvatting over kunst om me niet te verschuilen achter fictieve personages, en maatschappelijk vond ik het belangrijk om er rond voor uit te komen dat ik homo ben. Juist ten overstaan van jeugdige lezers, die met hun geaardheid worstelen. (Van Lieshout, 2013) Met deze uitspraak bevestigt hij dat zijn poëtica, zijn ‘opvatting over kunst’, onder andere inhoudt dat hij zijn werk iets persoonlijks, in dit geval iets autobiografisch, meegeeft. Het maken van kunst is voor Van Lieshout een levensinvulling: ‘Ik bén mijn werk’ (2013). De kunst die Van Lieshout maakt, komt voort uit hem; zijn kunst kan zonder hem niet bestaan. Dit expressieve gedachtegoed verwoordt hij ten slotte in zijn Annie M.G. Schmidtlezing als volgt: Verwoorden en verbeelden zijn vormen van kunst en kunst is expressie. Mijn ‘kunst’ kan zonder mij niet bestaan en daarom is er altijd plaats op de voorgrond voor mezelf. (Van Lieshout, 2013) | ||||||||||||
Kunst voor alle leeftijdenDe kunst die Van Lieshout maakt, doet niet onder voor kunst voor volwassenen. Om deze uitspraak kracht bij te zetten, haalt hij in de Annie M.G. Schmidtlezing een dialoog aan met Veronica Hazelhoff.Ga naar voetnoot3 Kort na zijn debuteren zou Van Lieshout tegen Hazelhoff hebben verkondigd dat hij ‘een jeugdroman’ had geschreven. Hazelhoff reageerde hierop met de woorden ‘Nou, wíj schrijven maar kinderboeken, hoor!’ (Van Lieshout, 2013). Met deze benadering van het genre is hij het niet eens: ‘Ik hoefde mijn boek helemaal niet klein te houden om maar bescheiden over te komen, of omdat het publiek voor wie het boek bestemd was uit kinderen bestond’ (Van Lieshout, 2013). Van Lieshout beoordeelt zelf de kwaliteit van zijn werk: ‘Ik mocht gerust zeggen dat wat ik geschreven had een roman was, zelfs al zou dat naar kwalitatieve maatstaven pedant geweest zijn’ (Van Lieshout, 2013). | ||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||
Hij spreekt met betrekking tot zijn kunst ook wel van ‘kunst voor alle leeftijden’ (Van Lieshout, 2005, p. 19). Met de introductie die Van Lieshout op zijn Leonardolezing in 2005 geeft, legt hij nog eens uit wat dit inhoudt: Ik probeer [...] rechtstreeks kúnst te maken die geschikt is voor alle leeftijden. Dat ik daarbij misschien meer rekening houd met kinderen dan met volwassenen, komt logischerwijze doordat mensen van ‘alle leeftijden’ met elkaar gemeen hebben dat ze kind zijn of zijn geweest, en niet dat ze volwassen zijn of zijn geweest. Kinderen kunnen niet over hun eigen leeftijd heenkijken en volwassenen kunnen wel terugkijken op voorbije jaren. Dat is volgens mij het meest essentiële verschil waar kunstenaars die voor kinderen werken mee te maken hebben. (Van Lieshout, 2005, p. 5) Met zijn kunst probeert Van Lieshout dus een publiek van jongeren en volwassenen te bereiken. Hij doet dit door in zijn werk rekening te houden met de levenservaring van kinderen, die bepaalde kennis of ervaringen nog niet bezitten. In de manier waarop Van Lieshout de onderwerpen in zijn werk behandelt, laat hij zich leiden door zijn jonge lezers. Dit is bijvoorbeeld op te maken uit een antwoord dat de auteur in een interview uit 1996 geeft op de vraag of er onderwerpen zijn die hij in een jeugdboek niet zou behandelen: Als je me deze vraag vijf jaar geleden had gesteld, zou ik je met een volmondig nee om de oren hebben geslagen. Inmiddels besef ik dat je als jeugdboekenschrijver zelfcensuur aan de dag legt en een zekere terughoudendheid in acht neemt. Nog steeds denk ik wel dat in principe elk onderwerp geschikt is om kinderen voor te schotelen, maar het gaat om de manier waarop. Als schrijver van jeugdigen moet ik zorgzamer zijn dan schrijvers voor volwassenen, die ervan uit mogen gaan dat hun lezers ongeveer evenveel levenservaring hebben als zijzelf. (Peters, 1996, p. 450) Deze zorgzaamheid van Van Lieshout ten overstaan van zijn lezers brengt hij naar eigen zeggen in zijn werk tot uiting door bijvoorbeeld het perspectief bij een kind te leggen (Peters, 1998, p. 323). Het verhaal blijft hierdoor dicht bij de beleving van een jonge lezer. ‘De blik, de belevingswereld en de taal van het kind in het gedicht moet zuiver en oprecht zijn’, zo stelt Van Lieshout | ||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||
(Maliepaard, 2008). In zijn gedichten mag volgens hem niet te lezen zijn dat de auteur meer levenservaring heeft dan zijn lezers. Dit vertaalt zich volgens hem eveneens in de stijl die hij hanteert: ‘Een woord als “exponeren” past op geen enkele manier in de vocabulaire van een kind, dus moet je dat ook niet gebruiken’ (Maliepaard, 2008). Van Lieshout stelt dat hij geleerd heeft minder ‘deftig’ te schrijven. Dat deze stijl hem goed afgaat, heeft er volgens de auteur mee te maken dat het kind dat hij eens fysiek was, psychisch nog in hem leeft (Peters, 1998, p. 323). | ||||||||||||
Dichter van het volkIn de voorgaande passages is gebleken dat Van Lieshout een schrijver is die rekening houdt met zijn lezers. Dit betekent niet direct dat hij een dichter van het volk wil zijn. Wanneer Van Lenteren, de recensent van de Volkskrant, in een recensie stelt ‘Een dichter van het volk zoals Annie M.G. Schmidt zal hij niet gauw worden, hij zal wel gruwen bij het idee’ grijpt Van Lieshout het citaat aan voor een reactie op zijn blog (Van Lenteren, 2011). ‘Gruwen bij het idee een volksdichter te zijn doe ik niet’ (Van Lieshout, 3 april 2011). Hij wil echter niet vergeleken worden met Schmidt. Aan het begin van zijn loopbaan schreef hij Koninginnen in het gras (1987). Toen door de uitgever de vergelijking werd gemaakt met de gedichten van Schmidt besloot Van Lieshout de bundel niet uit te geven. De auteur stelt achteraf dat hij zijn werk niet goed genoeg achtte om de vergelijking met de dichteres aan te gaan (Van Lieshout, 3 april 2011). Bovendien wil hij een andere dichter zijn: Een dichter van het volk wil ik juist wél graag zijn, maar dan in de breedte en niet in de engte. Juist door gevarieerd te zijn in mijn werk hoop ik dat er voor iedereen iets te vinden is dat aanspreekt in de gedichten die ik door de jaren heen geschreven heb. Ik ben, en daar heeft Pjotr gelijk in, naarmate mijn schrijverschap wel veranderd. Het mag van mij lichter van toon en toets dan vroeger, maar ik realiseer me wel dat ik daar nu zo over denk omdat die wat zwaarmoediger basis er éérst was. (Van Lieshout, 3 april 2011) | ||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||
Van Lieshout leeft zijn wens na om een oeuvre tot stand te brengen waarin hij telkens varieert. De auteur spreekt van een zwaarmoedige basis, die er eerst was. Afgaande op de analyse van uitspraken waarin hij het werk met zichzelf in verband brengt, doelt hij hiermee op zijn literatuur waarin thema's als de dood en er niet bijhoren een rol spelen. In 2011 brengt Van Lieshout meer lucht in zijn werk. Zijn gedichten zouden ‘absoluut gemakkelijker’ zijn geworden, zo stelt hij in een interview twee jaar eerder (Van Lenteren, 2009). De variatie komt eveneens tot uiting door de vernieuwing die hij met elk kunstwerk nastreeft. Ted van Lieshout noemt zichzelf een oeuvreschrijver (Humme & Oostindië, 2002, p. 11). Dit houdt in dat hij verscheidenheid in zijn werk aanbrengt: ‘Als iets mijn handschrift bepaalt, dan is het veelzijdigheid’ (Akveld, 2009). De auteur ervaart de behoefte om afwisseling aan te brengen in zijn werk. ‘Ik wil niet vast zitten aan één stijl. Ik moet afwisseling hebben,’ zo stelt hij in 1988 (Frederik, 1988, p. 9). Ieder boek dat de auteur uitbrengt, zou verschillen van zijn voorganger. In zijn Annie M.G. Schmidlezing in 2013 geeft Van Lieshout hier een pragmatische draai aan door te stellen dat vernieuwen en experimenteren geen doel op zich meer zijn (Van Lieshout, 2013). Met Wij zijn bijzonder, misschien zijn wij een wonder (2013) maakte de auteur naar eigen zeggen een poëziebundel met een maatschappelijk doel voor ogen: Vernieuwen en experimenteren zijn geen doel op zich, de vinger aan de pols houden van de tolerantie in de samenleving voor mij nu, op dit moment in mijn leven, wel. Ik wil op mijn manier bijdragen aan het recht dat ieder van ons heeft of behoort te hebben om zichzelf te zijn. (Van Lieshout, 2013) De bundel betekent een stap vooruit voor de auteur: Het is niet leunen op het voorbeeld van Annie M.G. Schmidt, maar het losmaken van een icoon, het terugnemen van een genre dat zij annexeerde, maar dat zij zelf ook slechts te leen had. (Van Lieshout, 2013) Lange tijd konden dichters volgens Van Lieshout geen versjes maken zoals Schmidt die schreef, uit de angst om vergeleken te worden met een dichteres | ||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||
die zichzelf het genre toegeëigend lijkt te hebben. Jaren na haar overlijden beschouwt hij het als de juiste tijd om weer versjes te mogen schrijven. Van Lieshout maakt in eerste instantie waar hij zelf gelukkig van wordt. Boeken moeten volgens hem in eerste instantie gewaardeerd worden door de maker ervan. Het geluk dat een kunstenaar hieruit put staat los van het publiek. Door zichzelf in zijn werk voorop te stellen, boeken te maken die hij zélf prachtig vindt, omdat hij daar zélf gelukkig van wordt, levert Van Lieshout kwaliteit. Hiermee biedt hij lezers waar zij volgens hem in essentie behoefte aan hebben: kunst. | ||||||||||||
ConclusieVan Lieshout is een auteur die duidelijk de positie aangeeft die hij met zijn werk binnen het literaire veld in wil nemen. Door literaire nevenactiviteiten te ondernemen maakt hij zijn literatuuropvatting kenbaar; middel interviews, zijn weblog en lezingen profileert hij zichzelf als een schrijver met wie rekening moet worden gehouden en wiens werk moeilijk te negeren valt. Van Lieshout maakt naar eigen zeggen kunst die vanwege de verbinding met zijn persoonlijkheid en zijn creativiteit uniek is. Hierbij beperkt hij zijn positie niet tot het jeugdliteraire veld: de auteur creëert kunst voor alle leeftijden. De bekroningen die hij ontvangen heeft voor zijn werk wijzen erop dat de auteur erkend is door het literaire veld. Deze erkenning houdt in dat spelers binnen het literaire veld niet om hem heen kunnen, maar zich geroepen voelen om te reageren op zijn activiteiten en producten. Het is denkbaar dat zijn activiteiten buiten zijn werk om mede hebben bijgedragen aan zijn status als topauteur. Het onderzoek naar de literatuuropvatting van Van Lieshout laat in elk geval zien dat hij een auteur is die een actieve rol wil spelen in het jeugdliteraire veld in het algemeen en de meningsvorming rond zijn eigen werk in het bijzonder. | ||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||
| ||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||
|
|