Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 27
(2013)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||
Werken aan een biografie van Miep Diekmann
| |||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||
beterd, de ‘achterstandssituatie’ die Joke Linders (2006) enkele jaren terug tekende, lijkt mij nog steeds een gegeven. In het wegwerken van die achterstand is voor een biografie van Diekmann, zo begrijp ik Linders, wel degelijk een plaats van enig belang. Het PBC dacht daar blijkbaar anders over. Hoe het ook zij, er was sprake van nóg een hindernis: ‘Daarnaast achten wij het minder wenselijk dat er een dermate nauwe samenwerking is van de auteur met de gebiografeerde bij de totstandkoming van deze publicatie.’ De typering van de samenwerking als ‘dermate nauw’ werd door PBC niet onderbouwd. Dat komt mij op basis van de aanvraag ook ondoenlijk voor: over de samenwerking wordt met geen woord gesproken in het aangeboden dossier. Er lijkt mij sprake van extrapolatie en mogelijk zelfs projectie. Heeft Diekmann het imago dat zij een biograaf voor haar karretje zou weten te spannen? Waarschijnlijk wel; zo karakteriseerde haar collega Dolf Verroen haar recentelijk als volgt: ‘Miep behoort tot het soort mensen dat gevraagd of ongevraagd altijd haar mening geeft. Het duurde dan ook niet lang of Annie Schmidt noemde haar: “De Kenau Simonsdochter Hasselaar van de kinderliteratuur.” [...] Ze kon als een kenau haar zaak verdedigen, liet zich door niemand in een hoek drukken en nam het tegen iedereen op, [...]’ (Verroen, 2013). Ruim vier decennia terug wees de jury van de Staatsprijs voor Kinderen Jeugdliteratuur al nadrukkelijk op deze karakteristieke vaardigheid, zoals dit citaat uit het rapport illustreert. ‘Zij schreeuwt waar anderen goedig protesteren, zij laat niet af te waarschuwen. Waarschuwen tegen de geestelijke armoede, nivellering, commercialisering, bevoogding, verouderde ethiek, verstarring en vooral onverschilligheid.’Ga naar voetnoot5 In dit licht kan ik wel begrip opbrengen voor de veronderstelling van de zijde van het PBC en voor de conclusie die - omfloerst - daaruit werd getrokken. Indachtig de kracht van de kenau sta ik, zo lijkt het PBC gedacht te hebben, waarschijnlijk niet stevig genoeg in mijn schoenen. Diekmann is echter niet mijn opdrachtgever en zij zou met mij sowieso geen publicrelationsbureau hebben ingehuurd. Van ‘medewerking’ van de zijde van Diekmann was en is wél sprake. Ik kon en kan mij het onderzoek naar haar leven niet voorstellen zónder haar medewerking. Zonder haar toestemming zou ik, bijvoorbeeld, geen toegang hebben gekregen tot archiefmateriaal | |||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||
van Miep Diekmann zelf en van haar vader Johannes M. Diekmann in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR).Ga naar voetnoot6 Het ‘oorlogsverleden’ van vader en dochter Diekmann zou met vermoedens omgeven zijn en worden gevoed door speculaties over het achterwege blijven van een ridderorde voor Miep.Ga naar voetnoot7 | |||||||||||
StatuurMiep Diekmann was drieënzeventig toen zij de tentoonstelling opende, die het Letterkundig Museum in Den Haag aan haar leven en werk wijdde. Zij nam daarbij ook de royaal geïllustreerde uitgave Ogen in je achterhoofd in ontvangst, die de samenstellers van de tentoonstelling verzorgden en waaraan nog zes auteurs bijdragen leverden.Ga naar voetnoot8 Zij belichtten Diekmanns betekenis voor het brede veld van de kinder- en jeugdliteratuur: baanbrekend in velerlei opzichten, krachtig anticiperend op turbulente maatschappelijke ontwikkelingen, en van een kwalitatief opmerkelijk niveau. Diekmann werd dan ook vele malen bekroond in binnen- en buitenland, waaronder reeds in 1970 met de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur. Daarna zouden nog ruim twee productieve decennia volgen. De publicatie over Diekmann gaat eveneens in op haar intensieve betrokkenheid bij de Antillen, haar coachen van schrijvers, adviseren van uitgevers, promoten van de studie naar kinder- en jeugdliteratuur, verbeteren van de financiële positie en status van auteurs van kinder- en jeugdboeken, prikkelende ideeën over opvoeding in het algemeen en onderwijs in het bijzonder, schrijven van boek- en filmbesprekingen, journalistieke werkzaamheden, en de introductie van auteurs vanachter het IJzeren Gordijn in Nederland. De publicatie bevat tevens een gedetailleerde bibliografie van primair werk (zo- | |||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||
wel in het Nederlands als in vertalingen) en van vertalingen naar het Nederlands die zij zelf (mede) verzorgde. Voor de tentoonstelling en de boekuitgave kon worden geput uit het materiaal dat met name Erna Staal verzamelde, waaronder honderden boeken filmbesprekingen van Diekmann zelf (met name haar bijdragen aan de Haagsche Courant in de jaren 1959-1977) en een schier eindeloze reeks besprekingen van Diekmanns kinder- en jeugdliteratuur, interviews met haar, en artikelen over haar veelzijdige werkzaamheden. Voor Staal vormde dit onderzoek onderdeel van haar werkzaamheden ten behoeve van een biografie van Diekmann. Een carrièreswitch noodzaakte Staal om achter haar schrijven van de biografie een punt te zetten. Hierop lag het Diekmannbiografieproject enkele jaren stil, waarna het door mij kon worden opgepakt. Niet alleen ‘inhoudelijk’ wist Diekmann aandacht te trekken en dikwijls te overtuigen, maar evenzeer door de wijze waarop: luidruchtig - al is dit niet op voorhand letterlijk te nemen. Diekmann verlangde gehoord te worden en gebruikte daar uiteenlopende middelen voor: confronterende jeugdliteratuur, inventieve kinderboeken, een bezwerende serie kleuterdeeltjes én ‘lekker
Een doekje voor het bloeden; Koninkrijksverband (1970).
Ontwerp van Gerrit Noordzij, sculptuur van Nepomouceno, Curaçao leesvoer’, inspirerende professionaliteit en zakelijke gereserveerdheid, vlammende betogen, verleidelijk geklede vrouwelijkheid, alsook een dreun met de vuist op tafel. In de ogen van Diekmann is schrijven een veeleisende professie. Zij maakte zich die eigen en doorleefde die zoals de directeur van een eigen bedrijf betaamt: gepassioneerd én met uitstekend ontwikkelde voelhorens van wat wél of juist niet een bijdrage zou leveren aan haar werk en taakstelling, aan haar bekendheid, aanzien en inkomen. In Een doekje voor het bloeden; Koninkrijksverband - Diekmanns journalistieke neerslag van de Curaçaose revolte in mei 1969 - maakte zij kenbaar, dat de Shell de kritische publicatie De sociale wensdromen van het landskind in de gelijke delen van het nieuwe koninkrijk had | |||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||
‘opgekocht en vernietigd’ (Diekmann, 1970, p. 127). Hoe kritisch deze publicatie van de Antilliaanse auteur Amador Nita ook mag zijn, de aantijging kon door Diekmann niet worden hardgemaakt: een misslag naar het grootkapitaal. De Shell eiste, bij monde van mr. J.L.W. Sillevis Smith, dat in een volgende druk de betreffende twee zinnen zouden worden bijgesteld.Ga naar voetnoot9 Hoe bescheiden de tik op de vinger feitelijk ook was, voor Diekmann bracht dit net voldoende bedreigende afwijzing met zich mee om van een eventuele herdruk voorgoed af te zien.Ga naar voetnoot10 Ze gooide het roer volledig om: een professional associeert zich bij voorkeur uitsluitend met succes en spant zich onophoudelijk in om falen van enigerlei aard van zich af te houden of af te schuiven, desnoods af te slaan. Miep deed doelbewust aan ‘image building’ en beschermde het opgebouwde beeld als een waakhond. Een biograaf wil voorbij dat imago kijken. Van het gebruik dat Diekmann meende te moeten maken van haar professionele ‘sensoren’ zijn in haar levensloop intrigerende voorbeelden te geven. Die zouden wel eens meer dan kon worden vermoed te verbinden zijn met handelen en ervaringen van haar vader en haarzelf in de Tweede Wereldoorlog - waarover hierna. Hoe het ook zij, Miep spande zich bewust in om zo min mogelijk aan het toeval over te laten en om (potentiële) bedreigingen te neutraliseren, te verzwijgen of naar de buitenwacht anders te tekenen dan zij feitelijk waren. Het is dan ook raadzaam autobiografisch werk met de nodige voorzichtigheid te benaderen.Ga naar voetnoot11 Kortom, zij was bijzonder goed in wat tegenwoordig ‘framing’ wordt genoemd: de overbelichting van gunstige ten nadele van ongunstige aspecten, wat positieve beeldvorming - en dikwijls eveneens besluitvorming - ten goede komt. De tentoonstelling en de begeleidende publicatie vormden een eervol frame. Een biograaf wil voorbij dat frame kijken. | |||||||||||
TaakstellingDe kinder- en jeugdboeken van Diekmann vormen een onlosmakelijk onderdeel van haar bredere werkzaamheden. Deze zijn weer een integraal onderdeel van drie maatschappelijke ontwikkelingen in de tweede helft van de | |||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||
twintigste eeuw, namelijk 1) de uitbouw van de verzorgingsstaat, 2) de dekolonisatie en 3) de Koude Oorlog. In deze sociaalhistorische context werkte Diekmann en trachtte zij invulling te geven aan haar adagium: wanneer jij zelf geen stelling neemt in deze wereld, zal de wereld met jou aan de haal gaan en je een weinig verheffende ‘stelling’ toewijzen. In een interview gaf zij deze problematiek een centrale plaats in de thematiek van haar werk. Gezien de dwang die ons samenleven op ieder van ons uitoefent, ‘zal er in de jeugdliteratuur één thema altijd actueel blijven: dat van de persoonlijke vrijheid van de mens ten overstaan van de ontwikkeling van de maatschappij’ (Auwera, 1985, p. 38). Diekmann dwong zichzelf en anderen bewust keuzes te maken. Ze hielp anderen keuzes te maken. Meer in het bijzonder leerde Diekmann door haar kinder- en jeugdboeken jongeren om keuzes te maken: zij leerde hen niet alleen te kijken, maar vooral te zien: ‘het is altijd beter als je tijdig de gevaren [hebt] leren kennen en men je heeft geleerd hoe je moet terugknokken’ (Auwera, 1985, p. 39). Dat hield voor Diekmann onder meer de noodzaak in zich goed te leren informeren, maar ook het onderkennen dat dwars door alle culturen heen wij mensen - jong en oud - meer gemeen hebben dan dat wij van elkaar verschillen. Miep onderstreepte de kracht van zowel ‘nurture’ als ‘nature’ en deed dit juist in decennia dat de maakbaarheid van de sociaal-culturele omgeving (nurture) aan de menselijke natuur een zeer ondergeschikte rol toebedeelde. Ze leerde jongeren de mogelijkheden en beperkingen van de eigen leef- en belevingswereld te herkennen. Tot die beperkingen behoorden dikwijls ouders - vooral moeders komen er bekaaid af in Diekmanns werk. Ze gaf aan jongeren een stem, of zoals zij dat ooit een Bonairiaanse jongen hoorde zeggen: ‘Als ze niet over je schrijven is het net of je niet bestaat.’Ga naar voetnoot12 Het een en ander betekende voor haar onder meer het literair vakkundig aansnijden van onderwerpen die destijds ongepast leken voor jongeren, zoals het dagelijks leven in niet-westerse samenlevingen, slavenhandel, hippiekinderen, protestacties, anticonceptie, seksuele intimidatie, zelfdoding. Niet minder kenmerkend is echter het evenzo bekwaam aanbieden van houvast en nieuwe referentiepunten. In principe liet zij niemand met lege handen staan. Steevast waren er concrete handreikingen - meer dan eens uitgesproken | |||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||
‘directief’ - voor kinderen, jongeren, schrijvers, journalisten, uitgevers, opvoeders, leerkrachten, (politieke) beleidsmakers. | |||||||||||
PapsDiekmanns engagement is niet alleen gegrondvest in een specifieke bundeling van (aangeboren) karaktereigenschappen, maar werd evenzeer gevoed door haar omgeving, meer in het bijzonder haar opvoeding. Hiertoe behoren twee indringende ervaringen van langere duur, waarin haar vader een doorslaggevende rol speelde. Johannes M. Diekmann was lid van het Nederlandse Korps Militaire Politietroepen (KMP), wat hem tussen januari 1935 en mei 1938 op Curaçao bracht.Ga naar voetnoot13 Hij werd er commandant van de eilandelijkeMiep met haar vader Johannes Diekmann in Alkmaar, 1943.
© Foto: Cornelia J. Rutgers; privécollectie M. Diekmann KMP-brigade en de andere politieonderdelen. Hij verbleef daar met zijn vrouw Maria en hun dochters Miep en Henny. Hun derde dochter Netty werd op het eiland geboren.Ga naar voetnoot14 Hoe jong Miep ook geweest mag zijn, dit verblijf liet tastbare sporen achter in haar oeuvre: meer dan een dozijn kinder- en jeugdboeken zijn gesitueerd op een Caribisch eiland.Ga naar voetnoot15 De (Benedenwindse) eilanden zouden bovendien decennialang deel van haar werkterrein vormen: ze schreef onderwijsmateriaal voor scholen op de eilanden, begeleidde opkomende jeugdauteurs van Aruba en Curaçao, werkte mee aan de opbouw van de Arubaanse uitgeverij Charuba en becommentarieerde op eigenzinnige wijze de gewelddadige ‘revolte van mei ‘69’ op Curaçao (in het reeds genoemde | |||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||
Een doekje voor het bloeden).Ga naar voetnoot16 Haar betrokkenheid zou nog van andere aard zijn: haar werk bracht vriendschappen en felle botsingen (onder meer met de jeugdboekenauteur Diana Lebacs), én Miep had Antilliaanse minnaars, die haar betrokkenheid bij het eilandelijke wel en wee intensiveerden en soms toegankelijk maakten. Het verblijf op Curaçao midden jaren dertig legde een voedingsbodem voor werk en werkzaamheden van jaren later. Gedurende dat verblijf verscherpte haar opvoeding zich en dwong haar vader haar keuzes te leren maken. In de praktijk betekende dit ‘de werkelijkheid onder ogen durven zien’: niets verhullende politierapporten konden daarbij helpen. Al in haar jonge tienerjaren spande haar vader zich in om Miep bij te brengen ‘ogen in je achterhoofd’ te hebben, al zouden ervaringen in de Tweede Wereldoorlog hetPanoramafoto van Fort Amsterdam (links) en het Waterfort, Punda, Willemstad, het bestuurscentrum van de toenmalige kolonie Curaçao. Hierin bovonden zich diverse militaire en politiële voorzieningen, waaronder de woning van de familie Diekmann tijdens zijn dienstverblijf als korpschef op het eiland, 1935-1938.
© Foto: Privécollectie W.K.C. Antheunissen, Leiderdorp | |||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||
eerst tot haar levensmotto maken. Haar vader had dat waakzame wantrouwen zelf ook hard nodig in de Curaçaose samenleving. Diekmann werd geprezen door de eerste gouverneur waaronder hij diende, B.W.Th. van Slobbe, vanwege het gegeven dat hij ‘onder moeilijke omstandigheden, veel ijver, een zeer goede plichtsopvatting, een warm hart voor zijn ondergeschikten en het vermogen om een deugdelijke tucht te handhaven aan de dag legde.’Ga naar voetnoot17 Onder de opvolger van Van Slobbe, G.J.J. Wouters, kwam commandant Diekmann echter klem te zitten tussen de ‘zeer goede plichtsopvatting’ en de noodzaak om een zekere inschikkelijkheid te tonen waar het pleziertjes en belangen van de lokale elite betrof. Diekmann diende als ‘zondebok’ voor een faux pas van de gouverneur en vertrok voortijdig van het eiland.Ga naar voetnoot18 Ingrijpender nog zouden de oorlogsjaren worden. Mieps ouders scheidden, vader Diekmann ging een relatie aan met Cornelia Justina Rutgers. Miep zou grotendeels bij haar vader inwonen en opgroeien. In een wrang spanningsveld van plichtsbetrachting, principes en idealen, de ervaring van ‘Duitsche krijgsgevangenschap’ (in 1942), en zorg voor/om zijn dochters koos vader Diekmann ervoor om zich te schikken naar de bezetter en zodoende politiecommandant te blijven (onder meer in Schiedam en Leiden). Na het beeindigen van de oorlog werd hij op verdenking van collaboratie met de bezetters en van NSB-sympathieën opgepakt. Hij werd daarvoor veroordeeld en bestraft, terwijl enkele jaren voor zijn dood in 1954 enige clementie werd betracht. Hij bracht ruim tweeënhalf jaar in gevangenschap door, verloor het actief en passief kiesrecht én, ingrijpender, het recht om een functie te bekleden in overheids- of semi-overheidsdienst. In de loop van 1950 werd Diekmann dit recht weer gegund. Ondanks zijn didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten lukte het hem toch niet om een aanstelling als leerkracht wis- en natuurkunde te krijgen en bleef zijn verleden hem achtervolgen.Ga naar voetnoot19 Hij stierf op drieënvijftigjarige leeftijd, ontgoocheld. | |||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||
PipiDe uitwerking van de Werdegang van haar vader op Miep kan nauwelijks overschat worden. De gebeurtenissen waren zondermeer een pijnlijke ervaring met vernedering en zodoende met schaamte. Die vertaalde zich onder meer in - niet ongebruikelijk - agressie naar autoriteiten die dit haar vader aandeden.Ga naar voetnoot20 Voor haar vader is weinig te verwachten van Wilhelmina, zo verweet Miep een agent van politie tijdens een verhoor, ook al was hij (vader Diekmann), jaren eerder, betrokken bij de vlucht van haar familie naar Engeland.Ga naar voetnoot21 De vernedering was tastbaar genoeg, omdat gevangenen als haar vader niet uit de openbaarheid werden geweerd. ‘Vader heb ik 1x op straat gezien toen zijn ploeg naar huis kwam. Het zag zwart van de menschen die allemaal joelden en gilden. Paps liep voorop en keek het stelletje minderwaardig plebs letterlijk de grond in. Sindsdien hebben wij nog 2 clandestiene briefjes gehad. Haast iedere dag moet hij schepen lossen, laatst half rotten aardappelen. Eenmaal is het mij gelukt eten voor hem naar binnen te smokkelen. Daarvoor heb ik een B.S.-er vreselijk lief aan moeten kijken, maar dat vergeef je me wel voor het goede doel. [...] Op school is mij een verhoor afgenomen. Ik weet dus niet, wat mij boven 't hoofd hangt. In ieder geval zit mijn pruik er nog aan.’Ga naar voetnoot22 De ontwikkelingen zijn uiterst pijnlijk niet alleen omdat haar vader aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond, maar ook Miep zélf slipte. De ‘je’ in deze brief is O.K., 30 jaar, toentertijd woonachtig in Oegstgeest, arts en lid van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Miep bracht hem op 31 mei 1945 brood en een briefje ‘dat uit diens hand werd gerukt toen ik hem dit overhandigde.’ Zo vermeldt het proces-verbaal inzake de aanhouding van Miep op verdenking van nationaal-socialistische sympathieën. Zij wordt ondergebracht in een kamp van bewaring in Leiden. In het verbaal vervolgt Miep: | |||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||
‘Hierop ben ik, nadat ik naar huis was vertrokken, dien zelfden dag 's-avonds in mijn woning aan de Sitterlaan 139 te Leiden door de B.S. aangehouden en overgebracht naar het Politiebureau te Oegstgeest. De uitlatingen die ik in het briefje schreef, hadden een politieken achtergrond, doch door de vriendschap die ik met dokter [O.K.] had[,] gaf het mij voldoening hem dit te schrijven. Het waren zinnen die het gevoel mij op dit moment ingaf en voortvloeiden uit woede, omdat ze mijn vader zoo hadden uitgejoeld en nageschreeuwd.’ De vriendschap van O.K. en Miep betrof een amoureuze betrokkenheid en, voor Miep, initiërende band. De vriendschap wordt door de autoriteiten een beperkt gewicht toegekend, de woede wordt aannemelijk geacht en haar uitlatingen enigermate begrijpelijk, waarna Miep in oktober het interneringskamp in Leiden mag verlaten en bij haar moeder in Assen moet intrekken. Op 19 december 1945 wordt door de procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof te 's-Gravenhage, mr. F.J. Duparc, de ‘beslissing betreffende onvoorwaardelijke buitenvervolgingstelling’ ondertekend. Overwegende dat ‘de schuld van betrokkene van zoodanige aard is, dat oplegging van een straf of maatregel ingevolge het Besluit Buitengewoon Strafrecht of het Tribunaalbesluit niet gerechtvaardigd is te achten’ bepaalt de procureur-fiscaal ‘dat betrokkene te dier zake ONVOORWAARDELIJK buiten vervolging wordt gesteld, met dien verstande, dat haar in die processtukken gerelateerde gedragingen ook niet meer kunnen worden onderworpen aan het oordeel van een Tribunaal.’ Hoe reinigend de uitspraak ook mag ogen, de belangrijkste mensen in haar leven, haar vader en haar geliefde, werden gebrandmerkt en voor haar eigen handelen werd ze niet toegejuicht. Miep werd bedreigd door een stigma en sociaal-emotioneel isolement. Haar vader realiseerde zich dit, maar hij zag ook de uitdaging. Hij schreef zijn ‘lieve Miep’ in een clandestiene brief: ‘En hoe gaat het met jou[?] Ik krijg zoo den indruk dat je je erg flink houdt en dat vind ik prettig. Ja Pipi [,] naast veel narigheid heeft deze geschiedenis mogelijk ook wel voordelen voor je. Je zal nu dieper over vele vraagstukken hebben nagedacht.’Ga naar voetnoot23 Dat deed ze inderdaad. Bij het verlaten van het kamp van bewaring | |||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||
nam zij, verbeten, zich voor dat een vernedering als die van haar vader haar nooit zou overkomen.Ga naar voetnoot24 | |||||||||||
Centrale thematiekDe ‘schandvlek’ zou Miep met verve achter imagebuilding en framing weghouden, maar bovenal opzijduwen door een overrompelende prestatiedrang die potentiële afwijzing zou moeten omzetten in waardering en bewondering én dit ook deed (al was de weg naar een ‘lintje’ voorgoed afgesneden). Ze nam daarbij de leidraad die haar vader haar al bijbracht uiterst serieus: ontwikkel ogen in je achterhoofd. Feitelijk betreft het een forse mate van wantrouwen, een afschermen van kwetsbaarheid, een ijzeren discipline, een indringende zelfbeheersing (onder meer waar het teleurstellingen betreft), de verzakelijking in gedrag en handelen naar derden, en bijgevolg ook terughoudendheid om duurzame relaties aan te gaan en zich zodoende emotioneel te binden. Miep nam ook grote risico's om de angst voor vernedering en afwijzing om te zetten in broodnodige koestering. Die ambitieuze inzet was evenzeer een compensatie voor gemankeerd handelen in de Tweede Wereldoorlog. Hiertoe behoren Mieps inspanningen om ten tijde van de Koude Oorlog het beperken van vrijheid achter het IJzeren Gordijn te trotseren zonder mensen in levensgevaar te brengen. Vanuit het Westen werden auteurs en uitgevers in de socialistische Oostbloklanden geholpen met vertalingen, boekpublicaties en financiële middelen. Onder de paraplu van de schrijversbelangenorganisatie PEN International speelde Miep in de jaren zeventig en, meer nog, jaren tachtig een clandestiene rol: ze was koerier van geld, manuscripten en documenten. Dit kon eerst na ‘de val van de muur’ in Berlijn, in 1989, en de daarop volgende ‘fluwelen revolutie’ in Tsjecho-Slowakije kenbaar worden gemaakt. Na ruim tien jaar werd onthuld ‘who had been so kind to support so understandingly and in the most effective way the oppressed writers,’ zoals een twintigtal auteurs in een dankbetuiging vanuit Tsjecho-Slowakije noteerden.Ga naar voetnoot25 De betrokkenheid van Diekmann ging veel verder dan wat direct zichtbaar was geworden, i.c. de publicatie en promotie in Neder- | |||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||
land van vertalingen van auteurs uit socialistische landen.Ga naar voetnoot26 Kortom, in déze oorlog - de Koude Oorlog - stond Miep, actief handelend, aan de goede kant van de geschiedenis. Het spanningsvolle karakter van de eerste twintig jaar van haar leven werd nog versterkt door de relationele dramatiek tussen haar vader en moeder. Die zorgde op essentiële momenten - onder meer op Curaçao - voor gebrekkige geborgenheid, wat specifieke persoonlijkheidskenmerken van Miep versterkte. Haar eigen huwelijk hield maar enkele jaren stand, terwijl de kinderen uit dit huwelijk in de ‘concurrentie’ met haar schrijverschap het nodige aan geborgenheid zouden tekortkomen. Als zodanig vormde dit een spanningsvol contrast met haar taakopvatting als auteur: aanhoudende inspanningen om jongeren met haar literaire jeugdwerk als het ware te coachen op het persoonlijke en maatschappelijke vlak. Haar werk zou daarenboven in nieuwe relaties en affaires meer dan eens een fikse belemmering voor duurzaamheid blijken te zijn. Diekmanns ethische overtuigingen komen onvermijdelijk in botsing met de werkelijkheid. De dekolonisatie, Koude Oorlog en de uitbouw van de verzorgingsstaat kenden onnavolgbare wendingen. Het was dikwijls niet mogelijk om gewenste keuzes daadwerkelijk in de praktijk te realiseren. In het brede maatschappelijke bestaan, maar evenzeer in haar persoonlijke leven liep Miep tegen hindernissen op, die haar doorzettingsvermogen en gedisciplineerde omgang met teleurstellingen danig op de proef stelden. Pijnlijke botsingen vereisten fikse aanpassingen in leven, werk en werkzaamheden en zouden haar uiteindelijk rond 1990 als auteur tot stilstand brengen. Ze stapte toen een nieuwe fase van haar leven in, waarin schoorvoetend verwaarloosde of ontkende gevoelens haar aandacht verkrijgen.
Zonder Diekmanns medewerking zou het onbegonnen werk zijn deze decennialange ontdekkingstocht in kaart te brengen. Het blijkt eigenlijk pas daadwerkelijk doenlijk door ‘samenwerking’. Hiervan is dit artikel een proeve, ook al is geen letter ervan door Miep ingetikt. | |||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||
Primaire literatuur
| |||||||||||
Secudaire literatuur
| |||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||
|
|