Negentienachtentachtig
Bart Moeyaert
Ik ben piepjong en ik sterf bijna. Ruim een uur te vroeg kom ik in Hilversum aan. Als een dief sluip ik langs de heggen van de Koninginneweg. Ik gluur door het struikgewas naar de voordeur van nummer x. Ik denk: zodra ik weet waar de deurbel is, zal ik rustig worden. Dan kan ik me er mentaal op voorbereiden hoe ik naar de deur zal stappen. Ik kan in mijn hoofd het aanbellen al oefenen.
Ik word niet rustig, zo vlak bij het huis. Nu ik weet dat Imme en Harrie op precies de goede plek wonen, word ik pas goed zenuwachtig. Ze wonen in een huis waar alleen maar kunstenaars kunnen wonen, het licht valt precies goed, de ramen zijn precies goed, alleen in zo'n huis kun je Roosje geboren laten worden, alleen in zo'n huis schrijf je over de slimme man.
Ik loop verder de straat in. Ik heb nog veel tijd zoek te maken. Ik blijf in de buurt hangen, loop de spoorweg over, maar ik keer meteen terug, want stel je voor dat de spoorbomen dichtgaan en veel te lang dichtblijven, dan kom ik te laat op de afspraak.
In mijn tas zit het manuscript van Immes De reizen van de slimme man. Ik ben er vol van. Het manuscript is me nog dierbaarder dan het boek dat ik later zal krijgen. Dichterbij de werktafel van een schrijver of een illustrator kun je niet komen.
Met een manuscript zit je bijna op schoot.
Er zijn met potlood en balpen aantekeningen in gemaakt. Natuurlijk heb ik ze bestudeerd. Natuurlijk heb ik bij elke aantekening geprobeerd te achterhalen waarom Imme heeft ingegrepen. Ik wil weten waarom de redacteur een woord heeft veranderd. Ik wil zien of de zin volgens mij een verbetering is, of niet. Ik wil leren. Ik ben 25 en ik wil een betere schrijver worden.
Het interview dat ik met Imme zal hebben, heb ik tot in de puntjes voorbereid.