Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 27
(2013)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| ||||||
‘Een schat die me werd aangereikt’
| ||||||
Een leven van tekenen en verhalen vertellenIllustratrice en schrijfster Margriet Heymans (Den Bosch, 1932) was als kind altijd al aan het tekenen en kleuren. Haar vader werkte op het stadhuis en zat de raadsvergaderingen voor. Daardoor was er veel papier in huis: Margriet en haar zus Annemie tekenden op de achterkant van beschrevenvellen. Bovendien zorgde haar vader voor prachtig geslepen potloodpunten. Tijdens het tekenen vertelden de twee zussen elkaar verhalen. ‘Altijd tekenen en schrijven, zo is mijn leven geweest,’ aldus Margriet. Hun vader las hun elke avond voor. Daarna, als Margriet en haar zusjes moesten gaan slapen, | ||||||
[pagina 106]
| ||||||
wachtte Margriet net zo lang tot jonger zusje Loes in slaap gevallen was. Twee jaar lang vertelde ze Annemie zelfbedachte vervolgverhalen, waarvoor ze Loes te jong vond. De vervolgverhalen stopten toen Margriet als twaalfjarige met de rest van het gezin in de kelder schuilde. Maar het schrijven bleef. Op het lyceum zat Margriet bij de schoolkrant. Ze schreef gedichten en op den duur steeds meer, want als er weinig kopij was, vulde ze bijna de gehele krant. Toch stond voor haarzelf nog niet vast dat ze kinderboekenschrijfster en -illustratrice wilde worden. Als kind wilde ze kinderarts worden en daarna advocaat. Later wilde ze dichter worden en erbij tekenen. Maar het lyceum maakte ze op een haar na niet af. Toen ze hoorde over de school voor Kunst en Kunstnijverheid, die ook nog eens in Den Bosch was, deed ze toelatingsexamen. Na twee jaar verhuisde ze naar Amsterdam, waar ze naar de kunstacademie ging. Zus Annemie volgde haar, hiertoe aangespoord door hun moeder. Annemie had contacten bij Lemniscaat. De zussen schreven en illustreerden samen Het poppenfeest (Lemniscaat, 1971), een omkeerboek waarvoor ze elk de helft van de prenten maakten. Zo kwam Margriet in de wereld van de kinderboeken terecht. Na Het poppenfeest gingen de zussen ieder hun eigen weg, al bleven ze ook samenwerken. In 1972 publiceerde Margriet haar eerste eigen boek, Hollidee de Circuspony, waarvoor ze het allereerste Gouden Penseel ooit kreeg. Margriet ontwikkelde zich tot een dubbeltalent. ‘Zonder tekenen kan ik niet schrijven.’ Met Janosch, Sendak en Waechter als inspiratiebronnen bouwde ze een veelbekroond oeuvre op, zowel voor haar illustraties als voor haar teksten. Zo ontving ze onder meer een Zilveren Penseel voor Jipsloop (1984), de Woutertje Pieterse Prijs voor Lieveling, boterbloem (1988), het Gouden Penseel voor De wezen van woesteland (1997) en een Zilveren Griffel, de Woutertje Pieterse Prijs en de Nienke van Hichtumprijs voor De | ||||||
[pagina 107]
| ||||||
prinses van de moestuin (1991). Dit laatstgenoemde boek maakte ze weer samen met zus Annemie. Daarnaast illustreerde ze ook werk van anderen. Een van deze boeken is Annetje Lie in het holst van de nacht.Ga naar voetnoot1 | ||||||
Een koortsdroom vol fantasie en werkelijkheidWie zingt er het liedje, eene twee
van het meisje een, twee, drie
ze leeft in een koninkrijk aan zee
en haar naam is Annetje Lie.
Annetje Lie in het holst van de nacht gaat over een klein meisje dat zonder enige uitleg door haar vader naar oma wordt gebracht om daar een tijdje te wonen. De onzekerheid over wanneer (en of) haar ouders haar komen ophalen maakt Annetje Lie letterlijk ziek. In haar koortsdromen, waarin de akelige kinderliedjes van oma tot leven komen, beleeft ze vreemde avonturen. Onder haar donsdeken ontdekt Annetje Lie het holst van de nacht. Ze kan er praten met de maan, die haar naar het huis van pappa en mamma brengt. Het huis is echter leeg, waardoor zelfs het ooit vertrouwde huis iets bedreigends voor Annetje Lie heeft. Ze ontmoet er de woest zwaaiende schommel, de Muizenkoning en de nare Jurkenvrouw, die wel tien jurken over elkaar heen draagt en die de mooie trouwschoenen van mamma wil inpikken. De droom ontwikkelt zich steeds meer tot een angstdroom, met Heintjevaar die haar wil meelokken in het diepe water, de vos die haar in zijn oude woonhuis gevangen houdt, de soldaatjes van de thee en andere droomfiguren. Af en toe ontwaakt Annetje Lie uit haar koortsdromen. Dan blijkt het niet de Muizenkoning, maar oma die haar iets te drinken geeft. In de loop van het verhaal verschijnen ook de dokter en pappa aan haar bed. Wanneer Annetje Lie opnieuw wakker wordt, deze keer op de bank in de huiskamer waar oma haar heeft neergelegd, ziet ze de Muizenkoning, ook al lijkt ze op dat moment bij bewustzijn te zijn. ‘Wat doe jij hier?’ roept Annetje Lie. ‘Dadelijk komt oma en dan vangt ze je’ (p. 65). Op deze mo- | ||||||
[pagina 108]
| ||||||
menten lopen de twee werkelijkheden van de droomwereld en de realiteit in elkaar over. Annetje Lie lijkt zelf ook steeds beter te beseffen dat ze droomt: als de maan de gevels van de huizen laat zakken zodat Annetje Lie er naar binnen kan kijken, ziet ze zichzelf slapend in bed liggen. ‘Hoe kan dat nou?’ vraagt ze aan de maan. ‘Hoe kan ik daar liggen als ik hier sta?’ ‘Dat kan heel goed,’ zegt de maan. (...) ‘Als je daar niet sliep, zou je ook niet dromen dat je hier liep’ (p. 56-57). En als de vos aanneemt dat Annetje Lie zijn deftige, in onbruik geraakte woorden niet kent, zegt ze: ‘Ik kende ze wel, anders kon ik ze niet dromen’ (p. 82). In het ziekenhuis ontdekt Annetje Lie dat het holst van de nacht zich ook onder de dunne ziekenhuisdeken bevindt. Maar waarom komt mamma maar niet? Is ze soms bij Heintjevaar? Aan het eind van het verhaal komt mamma dan eindelijk. Daarmee komt er een einde aan Annetje Lies onzekerheid: ze blijft voorlopig bij oma, maar mamma zal elke zondag naar haar toe komen. Het is misschien niet het antwoord waar Annetje Lie op had gehoopt, maar ze weet nu waar ze aan toe is - al blijft onduidelijk wat er nu precies aan de hand is in het gezin. Na mamma's antwoord gaan Annetje Lies dromen verder, maar deze keer bepaalt ze zelf de richting. Door het gegeven van de droom, maar vooral ook door de associatieve overgangen, absurde dialogen en de vreemde liedjes doet Annetje Lie denken aan het beroemde Alice in Wonderland van Lewis Caroll. Al eerder wees Harry Bekkering in zijn uitgebreide bespreking en analyse van Annetje Lie in Literatuur zonder leeftijd (1991) op andere intertekstuele verwijzingen in het verhaal, onder andere naar Annie M.G. Schmidt, naar het gedicht Om mijn oud woonhuis peppels staan van dichter Leopold en het gedicht Anabel Lee van Edgar Allan Poe. | ||||||
Van zeven naar honderdvijftien illustratiesMargriet Heymans werd destijds door de uitgeefster van Van Holkema & Warendorf benaderd om Annetje Lie in het holst van de nacht te illustreren. Dat gebeurde op initiatief van Imme Dros, die tekeningen van Margriet in een tijdschrift had zien staan. Margriet kreeg het manuscript thuisgestuurd en vond het prachtig. | ||||||
[pagina 109]
| ||||||
Al snel bleek het echter onmogelijk om zich aan de opdracht te houden. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat Margriet naast het omslag in kleur zeven binnenwerkillustraties zou maken. Het liep anders. Margriet: ‘Zeven illustraties vond ik veel te armzalig. Het verhaal was zo beeldrijk, ik kon gewoon niet kiezen welke scène ik zou tekenen. Zo kwam ik op het idee om op elke pagina een illustratie te maken.’ En zo ontstond het beeldverhaal in fijne, zwartwitte
pentekeningen boven aan elke pagina dat zo kenmerkend is voor Annetje Lie in het holst van de nacht. In plaats van de gevraagde zeven illustraties kreeg het boek er maar liefst honderdvijftien. Margriet: ‘Eigenlijk is het Immes schuld omdat het zo'n prachtig verhaal was. Het was een heerlijke opdracht. Onverdroten heb ik dag na dag zitten tekenen. Ik hoefde niet naar beelden te zoeken, die kwamen vanzelf. Ik kon onbekommerd putten uit de schat die me werd aangereikt. Voor mij is het het mooiste verhaal van een andere auteur dat ik ooit heb geïllustreerd.’ | ||||||
Een uitzonderlijk, veelbesproken boekAnnetje Lie was in 1988 het allereerste boek dat werd bekroond met de Woutertje Pieterse Prijs, een prijs ‘bestemd voor een Nederlandstalig kinder- of jeugdboek met uitzonderlijke kwaliteiten, zowel op het gebied van taal en inhoud als op dat van beeld en uitvoering’.Ga naar voetnoot2 Deze prijs ontstond in een tijd van groeiende aandacht voor het literaire kinderboek. Dros zette als eerste winnaar meteen de toon. | ||||||
[pagina 110]
| ||||||
Na de aanvankelijke lofuitingen ontstond echter een discussie over de vraag of Annetje Lie eigenlijk wel een boek voor kinderen was. Dezelfde vraag werd gesteld over twee andere literaire kinderboeken, Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pelgrom & Thé Tjong-Khing (1985) en Lieveling, boterbloem (1988) van Margriet Heymans, die eveneens werden bekroond met respectievelijk de Gouden Griffel en de Woutertje Pieterse Prijs. Anne de Vries plaatste in 1990 in zijn lezing ‘Het verdwijnende kinderboek’ vraagtekens bij deze drie titels: ‘(...) hoeveel kinderen moeten een boek eigenlijk begrijpen voor je het een kinderboek kunt noemen? (...) Jan Blokker noemt [Annetje Lie] in het juryrapport een boek dat lezers van alle leeftijden boeit, kinderen en volwassenen. Ik ben daar niet zo zeker van. Mijn dochter van negen, aan wie het werd voorgelezen, herinnert zich Annetje Lie als “dat boek waar ik niets van begreep”. (...) Ik ken een jeugdbibliothecaris die alle kinderen die het boek terugbrachten, vroeg wat ze ervan vonden. Na een jaar was er nog niet één die het had uitgelezen. Bij een goed kinderboek, zei Roald Dahl eens in een interview, ben je bij het lezen van bladzij negen benieuwd wat er op bladzij tien gebeurt. Kennelijk voldoet Annetje Lie voor veel kinderen niet aan die minimale eis.’ Ook in een recenter gepubliceerd artikel (2004) schreef Pjotr van Lenteren dat hij het bejubelen van Kleine Sofie en Lange Wapper, Annetje Lie in het holst van de nacht en Lieveling, boterbloem ‘en al die andere academische prietpraat die daarna gekomen is als één grote fout’ beschouwt. Bij het 25-jarig bestaan van de Woutertje Pieterse Prijs verscheen het verslag Voort weer gespoord naar een nieuw avontuur (2012). Daarin blikte de daarvoor bij elkaar geroepen jubileumjury terug op de laureatenlijst. Zij stelde vast dat de focus op de literaire kanten van het kinderboek is verschoven naar het leesplezier dat de lezer aan de bekroonde boeken beleeft. Ondanks deze veranderde opvattingen koos de jury Annetje Lie in het holst van de nacht als een van vijf ‘Wouters Roverhoofdmannen’, ‘die alle vijf op hun eigen manier voorbeeldig zijn voor wat de makers van een kinderboek vermogen.’Ga naar voetnoot3 Vijfentwintig jaar na de uitreiking beschreef de jury Annetje Lie als een boek dat het begin van een nieuwe bijzondere tijd | ||||||
[pagina 111]
| ||||||
markeerde. ‘Met de bekroning van Annetje Lie in het holst van de nacht werd de standaard voor de prijs gezet. Het raadselachtige verhaal met zijn rijkdom aan taal, liedjes, geschiedenis en folklore heeft een scherp oog voor de zwaarte van sommige kinderlevens. Langs de bovenkant van de pagina's ontrolt zich in minutieus getekende prentjes als een filmstrip een zelfstandige visie op het verhaal. Door de zielsverwantschap van de twee kunstenaars resulteert dat in een zelden bereikte eenheid van tekst en beeld.’ En, in de nieuwe lofrede die de jubileumjury schreef: ‘Annetje Lie is voor jong en oud, tijdloos en alomvattend.’ Hiermee is het boek zo goed als klassiek verklaard, althans door de deskundigen uit de jury. Na het uitroepen van de vijf Roverhoofdmannen verwees Thomas de Veen in een artikel in NRC opnieuw naar de eerdere discussie door zich af te vragen of deze vijf titels nog wel kinderboeken zijn. ‘Het probleem met die vraag is dat hij een tweedeling impliceert. “Literair of kunstig is kindonvriendelijk” versus “een kindvriendelijk boek is inwisselbaar maakwerk”. Dat simpele idee zijn we de laatste vijfentwintig jaar ontgroeid. Het mooie aan de selectie van de vijf Roverhoofdmannen is dat het de volwassenwording van dat idee laat zien.’ Het allermooiste is misschien wel dat Annetje Lie jaren na dato nog altijd veel losmaakt. Waarmee de wens van de jubileumjury wellicht bewaarheid zal worden: dat de vijf gekozen titels bij het vijftigjarig bestaan van de Woutertje Pieterse Prijs nog altijd gekend, geliefd en verkrijgbaar zullen zijn. | ||||||
Oude vriendenVoor Margiet is en blijft Annetje Lie in het holst van de nacht het hoogtepunt van alle boeken van een andere auteur die ze ooit heeft geïllustreerd. ‘Ik ben zeer geïnspireerd door Annetje Lie. Zonder Imme had ik dit niet kunnen maken.’ Bovendien is ze door het boek bevriend geraakt met Imme Dros en Harrie Geelen. ‘Ik ben heel blij dat ik ze ontmoet heb. Ze zijn heel belangrijk voor me. Oude vrienden, dat zijn het. Het is net alsof ik ze altijd heb gekend. Het zijn mensen bij wie ik me altijd thuis voel.’ Ook voor hun werk heeft Margriet veel waardering. ‘Immes verhalen zijn perfect. Haar bewerkingen van de Griekse mythen zijn prachtig. Harrie | ||||||
[pagina 112]
| ||||||
is een genie. Hij tekent fantastisch. Zijn tekeningen staan op zichzelf. Zijn boeken zijn persoonlijkheden op zich.’ In haar boekenkast heeft Margriet alleen boeken met ‘goede’ tekeningen. ‘De boeken van Harrie staan er natuurlijk tussen.’ En ten slotte, over het echtpaar zelf: ‘Imme en Harrie zijn een fenomeen: ze zijn cultuurdragers, alle twee. Ze zijn belangrijke mensen in Nederland. Zij horen bij de top.’ | ||||||
Literatuur
|
|