tische vrouwenverhaal in het Engels voorlas op een groot podium in een enorm auditorium, kreeg ik het wel even benauwd. De kleine schoentjes in mijn linkerhand waren haast niet te zien op de achterste twintig rijen. En voor mij horen ze inmiddels onlosmakelijk bij het voorlezen van dit verhaal. Dus sprong ik van het podium en rende al voorlezend met mijn schoentjes en boek met Harrie's illustraties langs de rijen heen en weer terwijl mijn schoondochter op het podium met de microfoon de tekst in het Japans voor hen vertaalde. Ze vonden het enig, moesten steeds enorm lachen en bleken ook dol te zijn op de illustraties van Harrie. Net als ik. Want in de motoriek van zijn Ella (die wel heel erg op zijn Imme lijkt) kun je het hele emotionele schoenendrama uitstekend aflezen. Ook als je Japanse bent. Dat voegt hij met zijn tekeningen toe aan haar tekst. Zo mooi, die gave eenheid tussen woord en beeld.
Mag je trouwens seksistisch gesproken alweer zeggen dat dit eigenlijk een echt meisjesprentenboek is? Voor de veiligheid gauw even de loftrompet steken over een ander lievelingsprentenboek van hun beider hand, over het boze jongetje Jan in Morgen ga ik naar China (1995): ‘En dat is net goed. Dat zal jullie leren.’ Hij is dus woedend op zijn ouders en fantaseert dat hij ervandoor gaat, ver weg naar China als verstekeling in de koffer van een mevrouw op Schiphol, of op de trein naar China of in de bagageruimte van de bus naar China. Dat zal ze leren. Waarom China? Omdat ze daar maar één kind hebben dat alles mag en nooit een tik voor zijn billen krijgt en de vaders daar alles doen wat kinderen vragen en altijd tijd voor ze hebben. Die laten hun werk gewoon even wachten om met hun enige kind te gaan doen wat het wil. Dat kind is alles wat ze hebben. ‘Een kind kan doen wat hij wil in China.’ En zo fantaseert Jan nog een tijd door en ziet zijn ouders al radeloos naar hem zoeken. Maar hij gaat morgen naar China. ‘En ik kom overmorgen nooit meer terug.’ Wat een heerlijk prentenboek om aan dwarse jongens (en meisjes) voor te lezen! Zo duidelijk herkenbaar beschrijft Imme zijn onmacht tegenover de volwassenen en zo geestig zijn die knotse fantasieën, dat zelfs het meest boze jongetjes in mijn nageslacht keer op keer vroeg om dit boek voorgelezen te krijgen. Het gaf dan ook steeds weer aanleiding voor een gesprek. Maar bovenal is het een prachtig prentenboek over emoties, waarin de prenten hun eigen verhaal naast de woorden vertellen. Zij reikt iets aan en hij gaat