| |
| |
| |
‘Een volstrekt gelijkwaardige bijdrage’
De uitgebalanceerde samenwerking van tekst en beeld in prentenboeken van Harrie Geelen en Imme Dros
Marloes Schrijvers
Bij de uitreiking van de Woutertje Pieterse Prijs in 2006 deed de jury de volgende uitspraak:
Dat de volgorde waarin beide makers worden genoemd afwijkt van die op het omslag is een protest tegen het feit dat de ene naam in een kleiner lettercorps staat vermeld dan de andere, terwijl hun bijdrage volstrekt gelijkwaardig is. De Woutertje Pieterse Prijs 2006 gaat naar: Bijna jarig van Harrie Geelen en Imme Dros.
Om te benadrukken dat tekst en beeld in Bijna jarig (2005) even belangrijk werden geacht, werd tijdens de prijsuitreiking de naam van Geelen demonstratief als eerste genoemd. Harrie Geelen en Imme Dros ontvingen de prijs na samen al vele prentenboeken te hebben gemaakt, waaronder diverse boeken over Roosje die begin jaren negentig verschenen, en over Ella, die in Bijna jarig de hoofdpersoon is, maar al veel eerder optrad in Ik wil die! (1991). Prentenboeken met andere hoofdpersonen zijn onder meer De blauwe stoel, de ruziestoel (1993), Dit is het huis bij de kromme boom (1997), Zuurstok is de mooiste kleur (1999), Pissebed Fred (2007) en Het boeboek (2010).
De jury van de Woutertje Pieterse Prijs wees in 2006 met hun opvallende gebaar er op dat in een prentenboek tekst en beeld samen het verhaal dragen: de illustrator van een prentenboek speelt allerminst de tweede viool. Wel is het zo dat tekst en beeld op heel verschillende manieren hun aandeel in het verhaal vertellen. Juist door het samengaan van die twee ‘talen’, de taal van woorden en de beeldtaal, wordt in een prentenboek op unieke wijze een verhaal verteld. In dit artikel analyseer ik
| |
| |
enkele prentenboeken van Harrie Geelen en Imme Dros die in de loop van hun gezamenlijke carrière zijn verschenen: Ik wil die! (1991), Dit is het huis bij de kromme boom (1997), Het mooiste boek van de wereld (2003), Bijna jarig (2005), Het boeboek (2010) en tot slot Zoveel als de wereld hou ik van jou (2012). Vanwege de verspreide verschijningsdata over de afgelopen twintig jaar vormt deze selectie een min of meer representatieve afspiegeling van het oeuvre van Dros en Geelen. Bij de analyses staat de vraag centraal op welke manieren woord en beeld in deze prentenboeken samenwerken om hun verhaal te vertellen.
| |
De interactie van tekst en beeld
Een prentenboek onderscheidt zich van een geïllustreerd boek door de min of meer gelijke mate - in kwantitatieve zin - waarin tekst en beeld aanwezig zijn. Vaak heeft het beeld zelfs een groter aandeel in het boek dan de tekst, terwijl dat in een geïllustreerd boek per definitie omgekeerd is. In kwalitatieve zin kenmerkt een prentenboek zich door de gelijkwaardige rol die tekst en beeld hebben in het overbrengen van het verhaal (Nikolajeva & Scott, 2001). In een geïllustreerd boek is het de tekst die het verhaal draagt en zijn beelden dus meestal letterlijk ‘illustratief’.
Sipe (1998) stelt dat we bij het lezen van een prentenboek een proces van ‘transmediatie’ doormaken. Omdat lezers aparte cognitieve structuren toepassen voor het decoderen van tekst en beeld, vormen zij één interpretatie van de tekst en één interpretatie van het beeld. Het proces van transmediatie verwijst naar het heen en weer gaan tussen die interpretaties: de interpretatie van de tekst wordt aangepast op basis van de interpretatie van het beeld, en vice versa. Op deze manier komen lezers tot één verhaalbetekenis.
Nikolajeva & Scott (2001) maken in How picturebooks work een specifieker onderscheid in de manieren waarop tekst en beeld in een prentenboek kunnen samenwerken. Joosen & Vloeberghs (2008) laten zien dat er in de uitgebreide karakterisering van Nikolajeva en Scott twee hoofdvormen van interactie te onderscheiden zijn. Ten eerste kan er een symmetrische relatie tussen tekst en beeld bestaan, waarbij woord en beeld hetzelfde uitdrukken, dezelfde informatie geven en elkaar dus redundant
| |
| |
maken. Joosen en Vloeberghs wijzen er wel op dat een puur symmetrische relatie in wezen onmogelijk is: de details die het beeld laat zien, zijn vrijwel altijd specifieker dan de informatie die de tekst overbrengt. Wanneer onder een afbeelding van een auto het woord ‘auto’ staat, toont het beeld bijvoorbeeld welke vorm en kleur de auto heeft. Ten tweede kunnen tekst en beeld een complementaire relatie hebben, waarbij ze elkaar op diverse manieren aanvullen en elkaars lege plekken invullen. Zo kunnen tekst en beeld uitbreidend zijn, met elkaar contrasteren of elk een ander verhaal vertellen. Joosen en Vloeberghs benadrukken dat de verschillende soorten relaties binnen een en hetzelfde boek kunnen voorkomen en zelfs vaak op één bladzijde, een punt dat Nikolajeva (2003) zelf eveneens opmerkt.
In wat volgt analyseer ik op basis van Nikolajeva & Scott (2001) en Sipe (1998) de eerder genoemde prentenboeken van Imme Dros en Harrie Geelen. Op welke wijzen vertellen tekst en beeld in deze prentenboeken samen hun verhaal?
| |
Ik wil die! (1991)
In Ik wil die! wil Ella rode schoenen en
krijgt ze die uiteindelijk ook, hoewel ze eigenlijk te klein zijn. Tijdens een uitstapje naar oma verbijt ze de pijn aan haar voeten, maar op een onbewaakt moment trekt ze de schoenen toch uit en gaat in de wc staan om haar voeten te koelen. Als Ella en haar moeder bijna thuis zijn, houdt ze het niet meer: ‘Kind, wat is er met je? Doet je hoofd pijn? Je buik? Je keel? Je oor dan?’ ‘Neeeee, mijn schoenen!’ De schoenen gaan uit, maar mogen niet weg en krijgen een plekje in de kast, om naar te kijken: ‘Over een tijdje mag Ella nieuwe. Ze weet al welke ze wil...’
Bij de tekst van Imme Dros maakte Harrie Geelen de voor hem zo kenmerkende vierkante schilderingen in waterverf. Op de eerste paar pagina's van Ik wil die! vult het beeld een lege plek in de tekst in. Ella weet al welke
| |
| |
schoenen ze wil: ‘Die!’ Op de grote prent zien we haar omringd door blauwe en groene schoentjes, en wijst ze naar iets wat in het beeld niet te zien is. Een kleine illustratie op de linkerpagina toont wel om welke schoenen het gaat: rode schoentjes die perfect passen bij hoe Ella verder is afgebeeld, met haar vuurrode haar en jurk.
Over het algemeen geven de illustraties in Ik wil die! nagenoeg dezelfde informatie als de woorden. Bij de tekst ‘Als ze gaat slapen staan ze op haar kussen’ zien we een prent waarop Ella de schoenen inderdaad bij zich in bed heeft gezet. De tekeningen geven wat meer details - het dekbed is geel en het kussen wit. Zulke details zijn niet wezenlijk voor het verhaal op zich. Een vrijwel symmetrische relatie zien we ook wanneer de tekst vertelt over de reis naar oma in Rotterdam. Geelen kiest er hier niet voor om, zoals op alle andere prenten, één element uit de tekst uit te lichten, maar plaatst een sequentie van vier beelden op één pagina: Ella naast de trein, in de trein, op de stoep en voor oma's deur. Op deze manier sluit het beeld aan bij het verloop van tijd en bij de locatie die in de tekst wordt beschreven.
Op enkele andere momenten is de relatie tussen tekst en beeld uitbreidend. Wanneer de tekst vertelt dat Ella haar schoenen aantrekt zodra ze wakker wordt, zou je op basis van die informatie verwachten dat ze zich daarna gewoon verder heeft aangekleed. Het beeld toont echter dat ze in haar blootje voor de spiegel is gaan staan om de rode schoentjes aan haar voeten te bewonderen. Het beeld versterkt hier de tekst door te laten zien hoe gefascineerd Ella naar haar nieuwe schoenen kijkt. Uitbreidend zijn de illustraties ook op het moment dat Ella moet huilen van de pijn aan haar voeten. De schoenen zijn, zoals op elke linkerpagina met tekst, in het klein afgebeeld. Op deze pagina liggen ze in een hoekje; één van de schoenen ligt met een bandje los ondersteboven, alsof ze zijn weggeschopt en afgedankt. Op de grote prent rechts zien we Ella zitten met haar voeten in een verkoelend badje, precies zoals de tekst vermeldt. Waar de grote prent dus hetzelfde vertelt als de tekst, laat de kleine illustratie van de schoenen de frustratie van Ella zien.
Aan het slot van Ik wil die! spreken tekst en beeld elkaar tegen. Hoewel de tekst positief van toon is (‘De oude schoenen van Ella [...] kunnen nog best. Want ze zitten! En ze lopen!’), zien we Ella in de prent ernaast in de
| |
| |
vensterbank zitten, met haar hoofd omlaag en een wat bedrukte gezichtsuitdrukking. Haar teddybeer klemt ze tegen zich aan, alsof ze troost zoekt. Het grote probleem uit het verhaal mag dan verholpen zijn, maar het beeld toont in tegenstelling tot de tekst dat Ella er toch nog niet overheen is dat ze haar mooie nieuwe schoenen niet langer kan dragen. Op dit punt is het alleen het beeld dat Ella's daadwerkelijke emoties uitdrukt.
| |
Dit is het huis bij de kromme boom (1997)
Dit is het huis bij de kromme boom is een stapelverhaal:
de tekst begint op de eerste dubbele pagina met twee zinnetjes, waaraan telkens zinnen worden toegevoegd naarmate het verhaal vordert. Die zinnen beginnen steeds met ‘Dit is...’, waarbij de tekst expliciet verwijst naar wat er in het beeld te zien is: het wiegje van het zusje van de hoofdpersoon (‘toen zij kwam was het huis te klein’), een verhuiswagen, het bad dat niet mee kon verhuizen, het huis van de overleden oma waarin het gezin nu woont, enzovoorts. Omdat de tekst na elke nieuwe toevoeging letterlijke herhalingen bevat van wat eerder al is gezegd, hebben de beelden in dit boek een belangrijke functie.
De oplettende lezer ziet namelijk dat de prenten van Harrie Geelen in dit boek vrijwel volledig sequentieel zijn: ze vertellen een aaneengesloten verhaal dat nagenoeg zonder de tekst begrepen kan worden. Feitelijk vertelt het beeld hetzelfde verhaal als de tekst: we zien het leegruimen van het oude huis, de reis naar het nieuwe huis, de herinnering aan oma, de boosheid op het zusje en de verzoening met de nieuwe situatie. Wel laat dit boek zien dat een uitbreidende relatie tussen tekst en beeld niet alleen binnen een bladzijde kan bestaan, maar ook door heel het boek heen: in Dit is het huis bij de kromme boom vertellen tekst en beeld weliswaar hetzelfde verhaal, maar in een verschillend tempo. Waar de tekst telkens teruggrijpt op wat er eerder is gebeurd, lijken de beelden elkaar juist op te volgen in de tijd. Tekst en beeld vullen elkaar daardoor op een bijzondere manier aan.
| |
| |
Toch wordt het volledige verhaal pas verteld wanneer tekst en beeld béiden in ogenschouw worden genomen. Dat komt omdat de tekst refereert aan een achtergebleven badeendje dat de hoofdpersoon erg mist, wat in het beeld minder duidelijk naar voren komt. Wanneer het jongetje zijn eendje terugkrijgt (‘Dit is de post met een pakje voor mij. Mijn gele eendje! Wat ben ik blij.’) zien we in het beeld alleen de postbode op de fiets. Op dit moment heeft de lezer de tekst nodig om het beeld te kunnen duiden. Op de pagina erna is het omgekeerd: daar is de tekst herhalend, maar geeft het beeld juist wezenlijke informatie over hoe blij het jongetje is met wat de postbode heeft bezorgd. In Dit is het huis met de kromme boom zijn tekst en beeld dus op een bijzondere manier vervlochten: ze vertellen in een verschillend tempo nagenoeg hetzelfde verhaal en hebben elkaar gaandeweg het verhaal nodig om een volledige betekenis over te brengen.
| |
Het mooiste boek van de wereld (2003)
In 2003 keert Ella terug in een boek van
Dros en Geelen. Ditmaal vindt ze een boek dat de juf op school voorleest erg mooi en spannend, omdat het gaat over Cindy die een schoentje verliest - Ella is duidelijk nog steeds gefascineerd door schoenen. Zowel in tekst als beeld wordt zelfs even terugverwezen naar de rode schoentjes die nog steeds in de kast staan. Jammer genoeg is Ella op een maandagochtend ziek geworden en kan ze niet naar school om de afloop van het verhaal te horen. Met hulp van de juf, haar ouders en haar opa komt er uiteindelijk toch een prachtige oplossing voor haar probleem. Dros' tekst voelt vertrouwd aan en bestaat uit net zulke korte, ritmische zinnetjes als die in Ik wil die! Nog steeds weet ze grote problemen te vangen in eenvoudige taal: ‘Je hebt niks aan kleine schoenen. Maar aan één schoen heb je ook niet veel.’ Als er een verschil in tekst te benoemen valt in vergelijking met Ik wil die!, is het dat de tekst wat geslotener is
| |
| |
omdat Dros nauwelijks open plekken laat. In Ik wil die! deed ze dat wel, door niet expliciet te benoemen welke schoenen Ella wil hebben en door het suggestieve einde.
De beelden in Het mooiste boek van de wereld zijn anders dan in de vorige prentenboeken. De schilderijtjes van Harrie Geelen zijn niet meer rigoureus afgesneden, maar omlijnd met zachte streken waterverf. De kleuren zijn feller en warmer dan de pasteltinten die vooral te zien zijn in Ik wil die! en de lijnen binnen de beelden zijn wat dikker en creëren daarmee iets meer een suggestie van schaduwen en diepte. Daarnaast hebben de prenten meer details: Ella heeft bijvoorbeeld bandjes en strikjes in haar haar, er liggen meer verschillende spullen in de kast en de vloeren hebben een duidelijker patroon van gekleurde tegels of houten planken. Waar Geelen Ella in Ik wil die! nog op vrijwel elke prent volledig en gecentreerd afbeeldde, zijn de composities nu gevarieerder in perspectief en afsnijding. Een voorbeeld is de prent met de twee ramen waarachter de juf voorleest en Ella blij en gespannen luistert.
De relatie tussen tekst en beeld is regelmatig versterkend. Dros' tekst is, zoals gezegd, vrij expliciet. De uitbreidende relatie schuilt met name in het feit dat het beeld nu en dan de innerlijke belevingswereld van Ella weergeeft. Wanneer Dros schrijft: ‘Ella droomt van Cindy. In haar droom vindt Cindy het schoentje. Onder het bed van Ella.’, dan toont het beeld Ella die in bed ligt en eronder gluurt, waar ze een meisje ziet dat een rood schoentje vindt en dat sterk op haarzelf lijkt. De lezer ziet in het beeld Ella als hoofdpersoon, maar wordt tegelijkertijd meegenomen in Ella's droom zoals zij die voor zich ziet. Verderop voegt het beeld opnieuw wezenlijke informatie over Ella's gevoelens toe aan de tekst: ‘Opa weet wat. Hij gaat het boek kopen. Maar het boek is niet te koop. De winkels hebben het niet.’ De lezer ziet Ella half op de rug voor het raam staan, de poes in haar armen, kijkend naar een man met een hoed en wandelstok aan de horizon. Het beeld zet de tijd even stil en richt zich op Ella's hoopvolle, gespannen afwachten. Een laatste uitbreiding van de tekst door de tekeningen, is te zien wanneer vriendinnetje Noor belooft dat Ella haar oude boek mag hebben, omdat ze zelf een nieuw exemplaar heeft: ‘Noor zoekt twee boeken. De mama van Noor zoekt mee. Ze vinden er niet eens eentje!’ Waar Ella hoopvol naar de moeder van Noor kijkt, die op haar knieën ligt om het
| |
| |
boek te zoeken, staat Noor met een schuldig gebogen hoofd naar de grond te staren. De lezer weet daarmee al wat er gaande is: Noor heeft de boeken helemaal niet. Het beeld geeft een vooruitwijzing op de tekst, want op de volgende bladzijde blijkt pas dat Noor heeft gelogen.
| |
Bijna jarig (2005)
Zoals al werd vermeld wonnen Harrie
Geelen en Imme Dros in 2006 de Woutertje Pieterse Prijs voor Bijna jarig, het derde boek over Ella. Recensenten roemden Ella als een ‘échte kleuter, niet een meisje van wie je merkt dat een volwassene haar heeft bedacht’ (Maliepaard, 2005). Positief zijn ook de reacties op de illustraties van Geelen, die ‘op een bijna naïeve manier in grove penseelstreken typische kleutermomenten vangt’ (Snoeijen, 2005). In het juryrapport van de Woutertje Pieterse Prijs wordt het boek gelauwerd als ‘een prentenboek met tekeningen die ieder voor zich een schilderij zijn, die veel te raden geven en tegelijk het schuldgevoel van het kind in kwestie prachtig zichtbaar maken. Met een sobere tekst die begrip toont voor het kind dat zichzelf een verwijt maakt en overtuigt door de combinatie van muzikaliteit en vertelkracht.’ Dat schuldgevoel verwijst naar het feit dat Ella twee geheimen heeft: ze is met vriendinnetje Lucy via een ladder op het keukendak geklommen terwijl ze nog niet eens op het keukentrapje mag, en daardoor heeft ze door het zolderraam ook nog haar verjaardagscadeau zien staan. Bijna jarig zijn is dan helemaal niet leuk meer: ‘Ella kan niet goed slikken. Het geheim zit tot in haar keel.’
Ook in dit boek over Ella zijn de beelden autonome kunstwerkjes, vanwege de spannende afsnijdingen en de originele perspectiefkeuzes. Daarnaast werken tekst en beeld inderdaad effectief samen om het verhaal te vertellen. Het beeld drukt bijvoorbeeld de verleiding van het keukendak prachtig uit door de ladder, het dak en de tuin vanuit vogelvluchtperspectief te tonen bij de tekst: ‘Om één uur gaat de timmerman weg. [...] Hij
| |
| |
laat de ladder staan. Ella en Lucy kijken naar de ladder.’ Tekst en beeld bouwen vervolgens gezamenlijk de spanning op: ‘Tussen de dakpannen is een raampje. Het staat half open en Ella kijkt erdoor.’ Eerst zien we Ella van buiten, wijzend naar het raampje. Vervolgens bevindt de kijker zich op zolder, van waaruit Ella te zien is die door het raam gluurt.
Het beeld daarna vormt de ware climax: Ella's schaduw valt op de zoldervloer, maar door de sterke perspectieflijnen, de suggestieve lichtinval en de kleurcontrasten tussen de houten betimmering en het kleurige cadeau, wordt alle aandacht getrokken naar datgene wat Ella helemaal niet mag zien: ‘Er staat een poppenhuis bij de deur. Bij de deur die dicht moet blijven.’ In de scènes die volgen geven de tekst en de beelden Ella's verdriet en schuldgevoel krachtig weer. Wanneer Dros schrijft: ‘Ze heeft iets ergs gedaan. En ze kon het niet eens helpen. Ze wist niet dat ze het deed’, zien we Ella op haar buik op bed liggen met haar gezicht in het kussen begraven. Op andere prenten toont haar mimiek en haar hele lichaamshouding hoe verdrietig ze is en hoe schuldig ze zich voelt. Opnieuw is hier sprake van een versterkende relatie tussen tekst en beeld.
In Bijna jarig vertellen tekst en beeld hetzelfde verhaal, maar versterken ze de spanning en de emoties die ze elk op zichzelf al effectief weten op te roepen. Door haar moeder aan het slot van het boek een tekening van Lucy te geven, weet Ella uiteindelijk toch te vertellen wat ze niet kón vertellen. Deze kindertekeningen geven de kracht van het beeld nog een extra dimensie. We zouden het meta-visualiteit kunnen noemen: het zijn beelden die de kracht van beelden tonen.
| |
Het boeboek (2010)
In Het boeboek past Harrie Geelen gemengde illustratietechnieken
toe: we zien niet alleen de bekende aquareltechniek, maar ook collagetechnieken met onder meer krantenpapier en lucifers, en de digitale pixels die hij al eerder gebruikte in de illustraties bij Imme Dros' hervertellingen van Griekse mythologische verhalen, zoals Odysseus, een man van verhalen (1994). Omdat de beelden niet zijn
| |
| |
omlijnd met aquarellijnen maar zijn afgesneden, oogt het beeld wat harder dan de schilderijtjes in de recente boeken over Ella. Ook aan de personages is het één en ander veranderd. Ten eerste is het opvallend dat de protagonisten volwassenen zijn - meestal ontbreken die in de beelden die Geelen maakt. Daarnaast zijn de boeman en de boevrouw gedetailleerder afgebeeld dan bijvoorbeeld Ella of de hoofdpersoon in Dit is het huis bij de kromme boom. Hun ogen zijn geen stipjes, maar oogbollen met pupillen. Daarnaast hebben ze wenkbrauwen en duidelijker getekende monden, die sterk bijdragen aan hun vaak geschrokken gezichtsuitdrukkingen, want de boeman en de boevrouw schrikken nogal eens van elkaar. Ook de neuzen vallen op: de karakteristieke, grote, driehoekige ‘Geelen’-neuzen zijn hier vervangen door ver uitstekende Pinokkio-achtige neuzen. Dros' tekst is vooral afwijkend van eerdere boeken door het grote aantal onomatopeeën dat ze effectief inzet om dieren in en rondom het huis te karakteriseren (‘miauw’, ‘oehoe’) en om uit te drukken hoe erg vooral de boevrouw telkens schrikt, met kreten als ‘aaarch’, ‘hieieie’ en ‘waahaa’.
Aan het begin van het verhaal karakteriseert Dros de setting met verzonnen woorden, door te vertellen dat ‘het boehuis bij het rilmeer [staat]. Aan de voet van de bibberbergen. Een scheef, gezellig griezelhuisje’ (mijn cursivering). In het beeld zien we inderdaad een scheef huisje met een bordje ervoor waar ‘BOE’ opstaat. Bij de andere verzonnen woorden verwijst het beeld echter naar de werkelijkheid: aan het meer en de bergen is niets vreemds of engs te zien. De fantasie die in het taalspel wordt geuit, komt dus niet terug in het beeld.
Verderop in het verhaal staat er op een aantal pagina's alleen een onomatopee, waarbij het beeld meer vertelt dan de tekst. Om preciezer te zijn: het beeld specificeert de tekst. In de kreten van de boevrouw lezen we alleen dat ze schrikt, maar het beeld laat zien in welke situaties: in bad, als ze haar tanden poetst, als ze de was ophangt... Telkens staat de boeman achter haar zonder dat ze er erg in heeft. Zijn haast sullige gezichtsuitdrukking laat zien dat hij absoluut geen kwaad in de zin heeft. Er moet een oplossing komen, vindt de boeman: ‘Ik ga voortaan BOE roepen. Van BOE schrik je toch niet?’ Dat werkt, al ‘weergalmde [het] in de bibberbergen.’ Op die pagina drukken tekst en beeld samen een causaal verband
| |
| |
uit: de tekst wijst op het weergalmen en het beeld toont dat mensen geschrokken wegrennen uit de bergen. Je zou kunnen zeggen dat het beeld vooruitloopt op de tekst, zoals ook gebeurde in Het mooiste boek van de wereld, want pas twee pagina's verderop vermeldt de tekst dat andere mensen schrikken en niet meer naar het boebos durven.
Op de voorlaatste pagina vertelt het beeld meer dan de tekst. Deels komen tekst en beeld overeen, omdat de tekst vermeldt: ‘Alleen de oehoe bleef in zijn holle boom’ en het beeld inderdaad een uil toont die stoïcijns op zijn tak is blijven zitten. Het beeld toont daarnaast echter dat het boeroepen een goede relatietherapie voor het schrikachtige echtpaar is geweest: in de stam van de boom is een hartje met twee keer ‘boe’ gekrast, en onder de boom zitten de boeman en de boevrouw met hun armen om elkaar heen. Het verhaal eindigt vervolgens met een wat al te voor de hand liggende associatie: bij een beeld van een wei vol koeien staat dat de boeman een stel koeien heeft gekocht, want ‘een koe vindt BOE heel gewoon.’
| |
Zoveel als de wereld hou ik van jou (2012)
Zoveel als de wereld hou ik van jou gaat
over Muis, die eerst nog helemaal niet bestaat, maar vervolgens uit grijze lappen aan elkaar wordt genaaid en een cadeautje is voor Luzily. We volgen Muis' belevenissen als Luzily's lievelingsknuffel tot ze zichzelf te groot lijkt te vinden voor een knuffel. In De Leeswelp (2012) schreef ik in mijn bespreking van dit boek dat Harrie Geelen zijn gebruikelijke expressieve stijl van schilderen heeft losgelaten. Vooral de knuffels in Luzily's wieg (p. 15), hamster Sloompie (p. 40 en 41) en de antieke klok (p. 45) tonen veel meer details dan we meestal zien in zijn expressieve werk, bijvoorbeeld in de boeken over Ella.
Het boek lijkt op het eerste gezicht niet te voldoen aan het prentenboekcriterium dat tekst en beeld in gelijke mate het verhaal vertellen
| |
| |
(Nikolajeva & Scott, 2001): de beelden van Harrie Geelen zijn voornamelijk letterlijk ‘illustratief’ bij de tekst van Imme Dros. In het overgrote deel van het boek is de tekst de belangrijkste drager van het verhaal. In De Leeswelp merk ik op dat de tekst veel lege plekken kent die de lezer zelf moet invullen, terwijl er aan de gedetailleerde beelden weinig te interpreteren lijkt. Toch is de relatie tussen tekst en beeld complexer dan dat. Wat in het boek namelijk niet verbeeld wordt, vraagt wel om een interpretatie. Luzily is bijvoorbeeld geen enkele keer rechtstreeks in het beeld te zien; het blijft bij een vage foto van haar als baby. Dat betekent dat in het beeld dus ook lege plekken vallen: dat Luzily op de prenten ontbreekt, lijkt een symbolische weergave van het feit dat Muis haar nooit echt kan bereiken: ‘Muis vertelde wat hij had beleefd. En hoe ongerust hij was geweest. Maar Luzily verstond er niets van. Ook niet toen ze wakker was’ (p. 54). De relatie tussen de knuffel en het meisje blijft dus eenrichtingsverkeer. Die eenzijdige relatie en de soms machteloze positie van Muis worden in het beeld heel paradoxaal getoond, door juist Luzily niet weer te geven. Muis kan niet anders dan zich over te geven aan haar willekeur, zeker aan het slot: hoe lang zal ze hem nog bij zich in bed nemen? Waar de tekst een gelukkig einde heeft (‘Terwijl ze praat valt Luzily in slaap. Met haar gezicht tegen Muis aan. En Muis? Muis houdt de wacht’, p. 61), kan de lezer de donkere prenten waarop Luzily niet te zien is, juist als het tegenovergestelde interpreteren.
| |
Conclusie
Zowel de beelden van Harrie Geelen als de taal van Imme Dros kenmerken zich door een heel eigen stijl. Dros houdt daar stevig aan vast: Zoveel als de wereld hou ik van jou uit 2012 kenmerkt zich door dezelfde korte, ritmische zinnetjes en mooie vergelijkingen en taalvondsten als de prentenboeken die ze begin jaren negentig schreef. Geelen is in de beelden die hij creëert eveneens uit duizenden herkenbaar. Toch varieert hij wat meer dan Dros doet in haar taal: in veel prentenboeken zien we zijn bekende, expressieve en kleurige schilderijtjes, maar Geelen kan ook veel moois uitdrukken met digitale en collagetechnieken. In het ene boek is zijn werk gedetailleerder dan in het andere. Altijd is zijn werk krachtig en raakt het
| |
| |
precies de kern van een door Dros beschreven moment, door de tijd in het beeld stil te zetten of door juist een sequentie van beelden te creëren. Veel van zijn prenten zijn kunstwerken op zich door de spannende composities, vooral wanneer het gaat om de boeken die in de loop van de jaren 2000 verschenen zijn.
Uit de analyse van de geselecteerde prentenboeken blijkt dat in hun boeken de relatie van tekst en beeld vaak overwegend symmetrisch is. Zoals Joosen & Vloeberghs (2008) opmerken, gaat het er daarbij meestal om dat tekst en beeld ongeveer dezelfde betekenis overbrengen, maar dat het beeld meestal meer details aan de tekst toevoegt. Daarnaast is de relatie tussen tekst en beeld regelmatig te karakteriseren als een uitbreidende relatie. Tekst en beeld vullen dan elkaars lege plekken in, zoals bij de rode schoentjes uit Ik wil die! De samenwerking van tekst en beeld wordt nooit opvallend complex - wat bijvoorbeeld gebeurt wanneer tekst en beeld duidelijk een ander verhaal vertellen - maar werken vaak wel samen op andere bijzondere manieren, die niet altijd direct opvallen. Voorbeelden daarvan zijn verschillende narratieve tempo's in tekst en beeld (in Dit is het huis bij de kromme boom), het beeld dat op de tekst vooruit loopt (in Het mooiste boek van de wereld), meta-visualiteit (in Bijna jarig), het uitdrukken van causale verbanden (in Het boeboek) en de tekst aanvullend is bij de grote lege plekken in beelden die op het eerste gezicht voornamelijk illustratief lijken (in Zoveel als de wereld hou ik van jou). Dat de relatie tussen tekst en beeld vaak symmetrisch is en nooit al te complex wordt, draagt mijns inziens bij aan de toegankelijkheid van de prentenboeken van Geelen en Dros. Dat betekent niet dat hun werk daarom als ‘braaf’ of ‘simpel’ kan worden gekarakteriseerd: de analyse heeft laten zien dat in de prentenboeken immers ook met regelmaat uitbreidende relaties tussen tekst en beeld te vinden zijn.
Ooit zei Geelen in een interview met Jolan Douwes en Lieke van Duin: ‘Als iets te mooi wordt, zoeken we allebei onmiddellijk iets ondermijnends’. Dros vulde daarop aan: ‘Ons werk is één grote dissonant’ (Kohnstamm, 1993). Ruim twintig jaar later valt inderdaad te concluderen dat tekst en beeld elkaar in het werk van Dros en Geelen voortdurend uitdagen, maar zien we ook dat het duo juist daarmee steeds precies de balans weet te vinden tussen toegankelijkheid enerzijds, en anderzijds een hoog
| |
| |
literair gehalte door de soms haast onopvallende wijze waarop tekst en beeld samenwerken. Keer op keer valt er te genieten van het samengaan van de rake, expressieve schilderingen van Harrie Geelen met de poëtische, ritmische teksten van Imme Dros.
| |
Literatuur
Joosen, V. & Vloeberghs, K., Uitgelezen jeugdliteratuur. Ontmoetingen tussen traditie en vernieuwing. Leuven/Leidschendam, LannooCampus/Biblion, 2008. |
‘Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs.’ In: Literatuur zonder leeftijd, 20(70), 2006, p. 153-155. |
Kohnstamm, D., ‘De bijdrage van Harrie Geelen aan de esthetische opvoeding.’ In: Literatuur zonder leeftijd, 7(27), 1993, p. 95-98. |
Maliepaard, B., ‘Op zolder staat Ella's cadeau.’ In: Trouw boeken, 29 oktober 2005. Geraadpleegd via
http://www.basmaliepaard.nl/publicaties/ trouw-recensie/bijna-jarig |
Nikolajeva, M., ‘Picturebook characterisation: Word/image interaction.’ In: M. Styles & E. Bearne (eds.), Art, narrative and childhood. Stoke on Trent, UK, Trentham Books, 2003, p. 37-49. |
Nikolajeva, M. & Scott, C., How picturebooks work. New York/London, Routledge, 2001. |
Schrijvers, M., ‘De houdbaarheid van een knuffel.’ In: De Leeswelp, 18(7), 2012, p. 242-243. |
Sipe, L.R., ‘How picture books work. A semiotically framed theory of text-picture relationships.’ In: Children's Literature in Education, 29(2), 1998, p. 97-108. |
Snoeijen, M., ‘Ziek van bijna jarig zijn in nieuwe Imme Dros.’ NRC boeken, 16 september 2005. Geraadpleegd via
http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/ziek-van-bijna-jarig-zijn-in-nieuwe-imme-dros |
|
|