Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 26
(2012)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| ||||
Wie schrijft die blijft, maar beklijft het ook?
| ||||
Aandachttrekkende aanhef‘Während ich Geschichten erzähle, beschäftige ich mich nicht mit der Wahrheit, sondern mit den Möglichkeiten der Wahrheit.’ Met dit citaat van de filosoof Schopenhauer presenteert Paalman, studente Duits, zich op de website van ABCyourself.Ga naar voetnoot1 In een recent interview voegt zij daaraan toe dat haar stukjes niet al te letterlijk moeten worden genomen. ‘De stukjes beginnen meestal met een gevoel dat ik echt heb. Dan bedenk ik hoe ik dat gevoel het beste zou kunnen beschrijven en daarin speel ik behoorlijk met de waarheid.’Ga naar voetnoot2 Een aanwijzing dat het werk van Paalman meer inhoudt dan een beschrijving van haar eigen doen en laten. | ||||
[pagina 120]
| ||||
Meinema, student Media en Entertainment Management, introduceert zichzelf als volgt: ‘Verwacht geen Literatuur met grote L van mij. Ik hou nu eenmaal niet van expliciete seksscènes of wanneer een hoofdpersonage stront tegen een muur smeert.’ Meinema's ‘definitie’ van Literatuur zet de toon: overdreven en provocerend. De overdrijving wijst in de richting van ironie, waarbij het omgekeerde wordt bedoeld van wat gezegd wordt. Bovendien blijkt de naam Meinema een pseudoniem te zijn.Ga naar voetnoot3 Valt er aan de teksten van Meinema ook meer te ontdekken dan alleen maar een schets van zijn eigen leven? Meinema laat over zijn bedoelingen geen misverstand bestaan met de titel: Wij gaan hele goede vrienden worden. Wij, dat zijn de schrijver en de lezer, tot wie hij zich rechtstreeks richt in het eerste blog, ‘Schrijven’, en in het vijftigste en laatste blog, ‘Lezer’. ‘Ik schrijf, omdat ik het leuk vind. Jij leest, omdat je het leuk vindt. En zo zullen we elkaars hand vasthouden. Of je het nu wilt of niet’ (Meinema, 2012, p. 5). De omslagillustratie van de bundel van Meinema - twee jongens die elkaar enthousiast een high-five geven - bevestigt de intenties van de auteur. De omslagtekst vermeldt: ‘Het [de bundel] is een mozaïek van zijn leven, waarin de scherven ieder een andere kleur hebben, maar samen één geheel vormen: Mathijs Meinema.’ De auteur wordt een ‘observator’ genoemd, zowel van zijn eigen leven als dat van anderen. In de titel wordt een eerste thema zichtbaar: vriendschap. De titels van enkele van de blogs wijzen expliciet naar hetzelfde thema, zoals: ‘Vriendschap’ en ‘Vriendenboekje’. Het tweede thema wordt gevormd door het schrijverschap van Meinema. ‘Inspiratie’, de titel van een van de blogs verwijst daar expliciet naar. Afgaande op de aanhef van de blogs is een derde aandachtspunt bij Meinema opgroeien of volwassen worden: ‘Oud’, ‘Volwassen(1)’, ‘Sollicitatie’ en ‘Volwassen(2)’ verwijzen hiernaar. Wat | ||||
[pagina 121]
| ||||
hebben ‘Bejaarden’ en ‘Hyvesmeisjes’ hiermee te maken? Hierover later meer. Waar uit de boektitel en de aanhef van de afzonderlijke teksten bij Meinema een patroon zichtbaar wordt, is dat bij Paalman niet het geval. De titel van haar bundel, Hee Maisje!, laat veel te raden. Is zij het meisje uit de titel? Wie spreekt haar aan? En hoe komen deze woorden dan op haar over; bewonderend of bedreigend? Het duurt tot de veertigste en laatste blog (‘Pont’), voordat de lezer er achter komt hoe dat zit. De omslagillustratie van Hee Maisje!toont een deel van een fietswiel en een voet op een nat, donker wegdek, waarin gekleurd neonlicht wordt weerspiegeld. De omslagtekst op de achterkant van de bundel noemt Paalman ‘de voyeur, de afluisteraar, de chroniqueur van het dagelijks leven.’ Hierin zou de lezer uiteindelijk de schrijfster zelf het beste leren kennen. Behalve de blogs, zijn in de bundel van Paalman twee korte verhalen opgenomen. Wat valt er uit de aanhef van de afzonderlijke blogs op te maken? Een aantal titels bevat eigennamen, zoals: ‘Barbara’ en ‘Betty’. Wie zijn deze personages en wat is hun relatie naar Paalman? Titels als, ‘Time’, ‘Later’, ‘Vaders’ en ‘Jarig’ lijken te verwijzen naar eenzelfde thema als bij Meinema: opgroeien, ouder worden. ‘Wachten’, ‘Station’ en ‘Trein’ zijn titels die met elkaar in verband lijken te staan. Op basis van zijn quote op de website lijkt Meinema vooral een provocateur te zijn. In hoeverre hier sprake is van een grote mond om een klein hartje te maskeren, zal uit de inhoud van de blogs moeten blijken. Het beeld dat Paalman oproept, is diffuser. Haar ‘waarheid’ zou, getuige het citaat van Schopenhauer, wel eens een andere kunnen zijn, dan op het eerste gezicht lijkt. Of zij de veronderstelde chroniqueur is, valt op basis van de titels van haar blogs niet te zeggen. Als zij dat al is, blijft de vraag in hoeverre dat haar eigen dagelijks leven betreft of meer dat van derden. Bij beide auteurs lijkt het thema opgroeien een rol te spelen. De vraag is of dat voor hen op dezelfde manier het geval is. Tijd om naar de inhoud van de blogs te kijken voor een antwoord op de vraag in hoeverre aan deze verwachtingen tegemoet wordt gekomen. | ||||
[pagina 122]
| ||||
BeeldenZoals uit de quote op de website blijkt, schuwt Meinema de provocatie niet. Het sterkst komt dit tot uitdrukking op die plaatsen waarin hij zich teweer stelt tegen bepaalde groepen mensen, zoals in ‘Bejaarden’. Deze bevolkingsgroep maakt de supermarkt onveilig met hun rollators, scootmobielen en stokken. Ze zijn een gevaar voor de vakkenvullers, zoals de ikverteller, ze zijn irritant en ze komen er nog mee weg ook. Ouder worden, is zo bezien een beangstigend visioen. In ‘Hyvesmeisjes’ neemt de verteller evenmin een blad voor de mond, wat al in de eerste zin wordt aangekondigd: ‘Ja, er wordt weer even afgerekend’ (Meinema, p. 38). De jonge meisjes die zichzelf op Hyves presenteren, missen elke vorm van uniciteit en dat wordt hen flink ingepeperd. Wie niet tot de desbetreffende doelgroepen behoort, zal door het herhaalde gebruik van hyperbolen een (glim)lach niet kunnen onderdrukken. En wie wel tot de doelgroep behoort? Die begrijpt toch wel dat Meinema het ironisch bedoelt en eigenlijk wil zeggen dat hij van ze houdt? Dat laatste blijkt toch niet het geval te zijn. Uiteindelijk gaat het Meinema vooral om ‘tegen je aan te zeiken,’ zoals hij in zijn laatste blog zegt graag te doen. ‘Alles is toch de schuld van de bejaarden en de tienersletjes’ (Meinema, p. 98). Hij treedt daarmee in de voetsporen van cabaretiers als Youp van 't Hek, Theo Maassen en Hans Teeuwen, die van de provocatie hun handelsmerk hebben gemaakt. Meinema balanceert op de grens tussen grappig overdreven en onacceptabele grofheid, waarbij het herhaalde ‘gezeik’ op den duur zelfs irritatie oproept. Inhoudelijk blijken de afzonderlijke blogs van Meinema inderdaad onder te verdelen in de drie genoemde thema's: vriendschap (en relaties), schrijverschap en volwassen worden. In ‘Verhuisd’ komt het thema vriendschap expliciet ter sprake. De ‘ik’ beklaagt zich over het vertrek van zijn vrienden. In Volwassen(2) klinkt dezelfde klacht door. Opgroeien, het valt niet mee. En weer is een ander er de oorzaak van dat de ‘ik’ zich niet prettig voelt: ‘Jij ging verhuizen’ (Meinema, p. 66). Zelf heeft de ik-verteller, zo blijkt herhaaldelijk, het in zijn ouderlijk huis prima naar de zin en hij is naar eigen zeggen niet minder zelfstandig dan zijn vrienden die op kamers wonen. Het leidt in ‘Verhuisd’ tot een universele boodschap, die het sterkste deel van dat blog, misschien wel van de hele bundel, vormt. ‘Vriendschap is dat de neuzen de andere kant op kunnen staan en dat dat oké is’ (Meinema, p. 19). | ||||
[pagina 123]
| ||||
De vorm van de blogs is steeds dezelfde. Een ik-verteller die (quasi-) filosofisch zijn gedachten laat gaan, of een gebeurtenis beschrijft. Een enkele keer hanteert Meinema de dialoog. De zinnen zijn kort. Het taalgebruik is eenvoudig, recht-op-de-man af en staat dicht bij de spreektaal. De metro, de trein en de eigen kamer vormen een terugkerende setting voor de voorvallen. Het schrijverschap wordt expliciet benadrukt, zoals in ‘Spijt’. ‘Ik probeer zo min mogelijk slachtoffer van mezelf te zijn. Mooie zin hè?’ In ‘Vrijheid’: ‘Van vrijheid komt verveling (...). Wat ik daarmee wil zeggen? Geen flauw idee, dit hele stukje draait vooral om de eerste zin’ (Meinema, p. 25). Meinema is inderdaad, zoals de omslagtekst aangeeft, een observator van zijn eigen leven, wat het sterkst naar voren komt in ‘Spiegel’. ‘En dat (...) maakt me doodsbang om oud te worden en te stoppen met mezelf te overschreeuwen’ (Meinema, p. 96). Zelfkennis kan Meinema niet worden ontzegd. Evenals bij Meinema vormt het openbaar vervoer een dankbare setting voor Paalmans' observaties. In ‘Station’ en ‘Trein’ spreekt dat voor zich. In ‘Barbara’ en ‘Alleen’ ligt het minder voor de hand. De personages die Paalman in de aanhef van haar blogs opvoert, blijken van zeer uiteenlopende aard. ‘Barbara’ is het zwaar bekritiseerde onderwerp van gesprek tussen twee roddelende, zeer aanwezige Duitse dames in de ICE. ‘Ze klemmen mij en mijn medereizigers tussen hun tassen en hun benen, tussen hun broeken en hun parfum (...) - het lilapaars en het crèmegeel van hun blouses maken ruzie om ons heen’ (Paalman, 2012, p. 7). De laatste zin van het blog geeft de genadeslag, waarover later meer. De Betty uit het gelijknamige blog is de honderdjarige buurvrouw naar wie de ‘ik’ steeds belooft te zullen komen, ‘(...) maar ik kom steeds niet.’ Als ze uiteindelijk toch op bezoek gaat weet buurvrouw heel goed wie zij is. ‘Jij bent dat buurmeisje dat altijd zo lief belooft langs te komen.’ En dat uit de mond van een bejaarde die zelf zegt ‘dat alles nog in haar hoofd zit, heel precies en in detail, maar dat ze soms niet zo goed meer weet waar ze het vandaan moet halen’ (Paalman, p. 29-30). Als lezer voel je je betrapt. Hoe herkenbaar is de gemakkelijk gedane belofte, die maar zelden even vlot wordt nagekomen. Evenals Meinema bedient Paalman zich van korte zinnen en eenvoudig taalgebruik. In ‘Moeilijk’ drijft ze zelfs de spot met verheven taal. Haar metaforen spreken tot de verbeelding. In ‘Galerij’ wonen veel buitenlandse mensen in dezelfde flat. Een leeg appartement wacht ‘(...) op nieuwe talen’ (Paalman, p. 18). ‘Plasser’ beschrijft een man met ‘een agenda vol | ||||
[pagina 124]
| ||||
duwende afspraken en een telefoon vol trekkende mensen’ (Paalman, p. 60). Het ouder worden speelt ook bij Paalman een rol (inderdaad in ‘Later’ en ‘Jarig’), maar is minder problematisch dan bij Meinema. In ‘Later’ verwijst de ‘ik’ naar het schrijverschap. ‘Later zal ik een grandioze debuutroman schrijven en hem opdragen aan de jongen op wie ik zo verliefd was’ (Paalman, p. 56). Met enkele woorden weet Paalman een situatie helder neer te zetten. In ‘Metaal’ krijgen zowel jongens als meisjes les in metaalbewerking. ‘Tik, tik, tik, deden de meisjes op het metaal. Báf, báf, báf, deden de jongens’ (Paalman, p. 38). Het verschil is evident. De fiets die gedeeltelijk zichtbaar is op de omslag van de bundel, vormt een herhaald motief. In het eerste blog ‘Fietsenmaker’, in ‘Tongen’ waarin het echt ‘fietsenstallingweer’ is, goed om te tongen. En in ‘Trein’. ‘Wil je over je hoofd geaaid worden? Ga dan in de regen fietsen’ (Paalman, p. 74). In het laatste blog ‘Pont’ is de fiets - in een bijrol weliswaar, maar toch - opnieuw aanwezig. De aanhef of titels van de afzonderlijke blogs weerspiegelen bij Paalman minder direct de inhoud ervan dan bij Meinema het geval is. De thema's, vriendschap (en relaties), ouder worden en het schrijverschap spelen weliswaar ook bij Paalman een rol, maar minder expliciet en vooral minder problematisch. De inhoud van de blogs zetten de lezer meer aan tot nadenken over zichzelf. Bovendien zijn de blogs van Paalman gevarieerder qua vorm en taalgebruik. Niet elke tekst is in de ik-vorm geschreven. Paalman gebruikt veel dialoog. Enkele blogs bestaan vrijwel uitsluitend uit een vraag- en antwoordspel, zoals ‘Alleen’ en ‘Gesprek’. ‘Alleen’ bestaat uit opeenvolgende zinnen waarin twee mensen afwisselend aan het woord zijn. De vragen van de een worden met monosyllaben door de ander beantwoord. Elk aanbod van de vraagsteller (een hapje boterham, een slokje energiedrank, een hoestsnoepje) wordt door de tegenpartij categorisch afgewezen. De setting en daarmee de draagwijdte van de titel worden pas in de laatste zin onthuld, waarover in de volgende paragraaf meer. In het laatste blog ‘Pont’ wordt de sfeer kort maar krachtig geschetst. ‘Het is nacht. Het is stil. (...), het water is donker.’ De ik-verteller staat alleen op de pont tegenover een man. ‘“Hee maisje!” hoor ik nu uit een dreigende mannenmond naast me. “Kom je met me mee?”’ Hoe dit afloopt, blijkt wederom pas uit de laatste zin(nen). | ||||
[pagina 125]
| ||||
ClouPaalman en Meinema houden ervan om hun verhalen ‘rond’ te maken. Bij beiden wordt dat zichtbaar in de afsluitende clou of pointe, door de herhaling van zinnen uit de tekst of uit woorden die verwijzen naar de aanhef. ‘Hyvesmeisjes’ wordt afgesloten met: ‘Was je hiervoor zelf nog zo uniek, nu is dat alleen nog je Blackberry PIN.’ Meinema houdt verder van woordspelingen. In ‘Beetje’ wordt de vloer aangeveegd met mensen die maar een ‘beetje’ leven, alles een ‘beetje’ doen. De ik-verteller vindt ze verwarrend en vraagt om duidelijkheid en besluit: ‘Al is het maar een beetje’ (Meinema, p. 10). In ‘Gevoelloos’ komt dit ‘beetje’ terug. Opgroeien betekent afstompen, aldus dit blog, dat eindigt met: ‘En hoe dat voelt? (...) Een beetje als niks’ (Meinema, p. 87). In ‘Zonnebrand’ benoemt de ik-verteller allerlei zaken die hij in een lange vakantie zou willen doen. Elke zin begint met: ‘Ik zou...’. Het blog besluit met: ‘Maar waar haal ik het geld of de tijd vandaan? Mijn zomers zijn zou-mers’ (Meinema, p. 75). In dit spel met woorden zit de kracht van Meinema. De afsluitende woorden verwijzen direct naar het begin: ‘Laten we dan nu proosten, op wat er nog komen gaat. En hou mijn hand maar stevig vast’ (Meinema, p. 98). ‘Barbara’ uit de bundel van Paalman eindigt met: ‘Ik krijg enorm veel zin om deze vrouwen een snoeiharde klap te verkopen (...) en om eens gezellig met Barbara koffie te gaan drinken’ (Paalman, p. 8). ‘Alleen’, de dialoog tussen twee onbenoemde personen, eindigt als volgt: ‘- Moet je er zo uit? - Ja, ik moet er zo uit. - Bij welke halte? - Nog vier haltes. - Ah, oké. Wil je dan misschien gewoon nog even met me praten?’ De voorafgaande, schijnbaar zinloze, vragen krijgen door dit slot een betekenisvolle invulling, die volledig door de titel wordt gedekt. Soms schiet het rondmaken door. ‘Mankementen’ kan het als opsomming van een aantal tekortkomingen prima stellen zonder het afsluitende ‘Dit zijn mijn mankementen’ (Paalman, p. 32). Ook het laatste blog ‘Pont’ had het kunnen doen, zonder de laatste zinnen. De omstandigheden in dat laatste blog zijn vergelijkbaar met die in het eerste, ‘Fietsenmaker’. Ook daarin is het donker, de avond valt. Het is koud en nat. De ‘ik’ staat voor de zoveelste keer bij de fietsenmaker, die grinnikend opmerkt: ‘Het is je karma (...)’ (Paalman, p. 5). Daarmee verwijst de spreker naar het noodlot dat de ‘ik’ uit het verhaal treft: wekelijks een lege band. In ‘Straatroof’ lijkt datzelfde noodlot de ‘ik’ opnieuw ongunstig gezind wanneer een zwerver de verteller berooft van haar tas. | ||||
[pagina 126]
| ||||
Totdat zij haar tas terugvindt met vrijwel alles er nog in, behalve haar bibliotheekpas. De beste straatroof ooit (Paalman, p. 37). De uitspraak ‘Het is je karma’ verwijst daarmee niet langer naar het noodlot, maar krijgt een tegenovergestelde betekenis. Het afsluitende blog ‘Pont’ is met deze twee verhalen in verband te brengen. Op de hierboven vermelde, dreigende vraag van de man op de pont (‘Kom je met me mee?’) antwoordt de aangesprokene met een kort ‘Nee,’ waarop de reactie voigt: ‘“Oké”,’ zegt de man. Hij start zijn motor. ‘Dan niet, fijne avond nog.’ En weg is hij’ (Paalman, p. 79). Daar had Paalman het bij kunnen laten. Zonder de daaropvolgende afsluitende zinnenGa naar voetnoot4 wordt het aan de lezer overgelaten om de verbinding te leggen naar de eerdere verhalen. Om tot de conclusie te komen dat het zelfbewustzijn van de ‘ik’ haar heeft gered. In de woorden van de fietsenmaker, waarmee de bundel begint: ‘Het is je karma.’ | ||||
CodaDe bundel van Paalman wordt afgesloten met twee korte verhalen. Waar de blogs beperkt blijven tot een paar honderd woorden - in de bundels maximaal anderhalve pagina - blijkt dat Paalman ook op de langere baan prima uit de voeten kan. Enkele motieven en thema's uit de blogs komen in deze verhalen terug. In ‘Romantische komedie’ maakt de lezer in vier korte scènes kennis met de dertigjarige single Marc. Diens onvermogen om zijn gevoelens kenbaar te maken, weerspiegelt het slot uit ‘Later’. ‘Later zal ik het lef hebben om aan te bellen bij die ene jongen op wie ik zo verliefd was, alleen om hem te vertellen dat hij geweldig is’ (Paalman, p. 56, p. 88). De vlucht van Marc in zoetsappige Amerikaanse films maskeert een eenzaamheid die ook in ‘Alleen’ zichtbaar werd. In ‘De Tandarts’ begeleidt de ‘ik’ vriendin Nina, die afscheid moet nemen van een onmogelijke liefde. Dit is een spiegeling van de vriendin R. die in het blog ‘Hotel’ de ‘ik’ leert niet langer te smachten naar onbereikbare mannen. | ||||
ConclusieHet werk van Meinema valt, zoals hijzelf al aangeeft, niet onder de categorie Literatuur met een grote L. De reden daarvoor is niet het gebrek aan | ||||
[pagina 127]
| ||||
seks en stront, maar het ontbreken van gelaagdheid in zijn teksten. Zijn verhalen verwijzen direct naar zijn eigen belevingswereld en zijn slechts voor één uitleg vatbaar. De vrienden van Meinema zullen vooral te vinden zijn onder jongeren, van de mannelijke soort, tussen de 18 en de 25 jaar. Lezers die net als Meinema kampen met de problemen van het volwassen worden, die studeren, die op kamers gaan (of niet). Zijn werk past dan ook prima binnen het Young Adult-fonds van Lemniscaat, waarin het is uitgebracht. Voor degenen die niet tot de doelgroep behoren, blijft Meinema op afstand. Voor hen is Meinema niet meer dan een soms grappige, maar soms ook irritante, thuiswonende student. Als de neuzen te vaak een andere kant op staan, is er onvoldoende aanleiding voor een vriendschappelijke relatie. De gelaagdheid die het werk van Meinema ontbeert, is wel te vinden bij Paalman. Hoe kort de blogs ook zijn, ze schept in wisselende vormen en door het gebruik van toepasselijke metaforen een aparte verhaalwereld waarmee zij pas in tweede instantie naar haar eigen wereld èn die van de lezer verwijst. Dit maakt Paalmans' lezerspubliek in potentie veel groter dan dat van de 18-25-jarigen. Ze houdt lezers van uiteenlopende leeftijden op gevarieerde en niet-nadrukkelijke wijze een spiegel voor. De blogs van Paalman hebben het karakter van (zeer) korte verhalen, die aanzetten tot herlezen en nadenken over jezelf. Lezers leren niet zozeer Iduna Paalman, als wel zichzelf kennen. Het is terecht dat Lemniscaat haar schaart onder de auteurs in hun fonds voor volwassenen, Lemniscaat Literair, om een breder publiek dan alleen dat van de oorspronkelijke doelgroep te bereiken.Ga naar voetnoot5 Met haar ga je heel goede vrienden worden. | ||||
Literatuur
|
|