heeft het jeugdtheater zich sinds 1994 net als de jeugdliteratuur sterk ontwikkeld, maar het trof de redactie dat veel van wat Peter van den Hoven beschrijft nog altijd hout snijdt, zeker voor wat betreft de dwarsverbanden tussen jeugdliteratuur en jeugdtheater.
De strijdbaarheid die hij zelf aan de dag legde in de studie van de jeugdliteratuur, zag hij graag terug bij de jeugdboekenauteur, zoveel wordt duidelijk wie het hoofdstuk in zijn boek leest over ‘een fijn afgeschermd wereldje’. Helma van Lierop gaat met hem in discussie in een bijdrage over het zelfbewustzijn van de jeugdboekenauteur.
In zijn boek Grensverkeer uit 1994 en in een debat met Ruud Kraaijeveld in Literatuur zonder leeftijd uitte Peter van den Hoven al zijn ongenoegen over de oppervlakkigheid van de jeugdliteratuurkritiek. Van echte kritiek was volgens hem geen sprake: recensenten streefden vooral leesbevordering en boekpromotie na. In Jeugdliteratuur bestaat niet ziet Van den Hoven nog steeds weinig verbetering op dit punt en signaleert hij dat vooral internetrecensies ‘de aloude boekpromotionele erfenis’ (p. 48) voortzetten. Serieuze kritieken zijn te vinden in tijdschriften als De Leeswelp, een tijdschrift waarvoor Peter van den Hoven ook zelf graag schreef. Jen de Groeve, hoofdredacteur van De Leeswelp, gaat in haar bijdrage in op de verschillen tussen recensies over jeugdliteratuur en die over literatuur voor volwassenen.
Literatuur zonder leeftijd was vaak het platform waarop Peter van den Hoven van gedachten wisselde met collega's die net als hij een duidelijke visie hadden op jeugdliteratuur, jeugdliteratuurkritiek en de geschiedenis van de jeugdliteratuur. Eén van hen was Harry Bekkering. In dit nummer blikt hij terug op die discussies en geeft hij zijn mening over Jeugdliteratuur bestaat niet.
We sluiten het themadeel af met een facet van Van den Hovens werk dat weinigen zich nog zullen herinneren, namelijk de drie kinderboeken die hij zelf schreef. Sanne Parlevliet zocht ze op, las ze en beschrijft wat ze ervan vond, zodat ook aan dit aspect van het werk van Van den Hoven recht wordt gedaan.
Verder biedt dit nummer columns van Floortje Zwigtman en Rolf Erdorf, de Annie M.G. Schmidtlezing die Daan Remmerts de Vries in mei van dit jaar in Leiden hield en een boekbespreking van Britta Jung.
Peter van den Hoven eindigt het eerste deel van Jeugdliteratuur bestaat niet met een verwijzing naar Das Elend unserer Jugendliteratur (1896) van