Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 25
(2011)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De lach van de vertaler
2009 was het jaar van Le petit Nicolas. De Franse kinderboekenreeks met de gelijknamige hoofdfiguur vierde immers zijn vijftigste verjaardag. Sinds de eerste Petit Nicolas-verhalen verschenen in 1959, wist het personage met zijn vrolijke gebabbel het hart van miljoenen lezers te veroveren, waardoor de boeken in Frankrijk een begrip geworden zijn. In de verhalen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
appreciëren. Daarbij speelt de humor in tekst en illustraties een cruciale rol. Die blijkt leeftijdsloos te zijn. Ook volwassenen herkennen hun jongere ik in de fratsen van Nicolas en zijn vrienden of vinden er een vrolijkchaotische wereld in terug waarin ze graag kind wilden zijn.Ga naar voetnoot3 Een deel van de humor spreekt vooral volwassenen aan, bijvoorbeeld wanneer gerefereerd wordt aan literaire genres of historische figuren. In die zin zijn de boeken zoals zoveel klassiekers voor kinderen ‘ambivalente’ teksten (Shavit, 1986: 63). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Humor in Le Petit Nicolas: subversiviteit en naïviteitFundamenteel voor de humor in Le petit Nicolas is het subversieve karakter ervan. Nicolas en de andere kinderen beleven duidelijk plezier aan het creëren van chaos, waarbij ze constant verboden en conventies met voeten treden. Ook hierdoor spreken ze volgens Rabany jong en oud aan: Het spektakel van de kinderlijke verwarring zorgt voor een plezier, veroorzaakt door overtredingen die in het licht stellen wat verboden is [...] De auteurs [...] gebruiken het omkeren van narratieve stereotypen en culturele modellen, de aberraties van de gedragingen en het overtreden van de conventies voor het grootste genot van de lezer en van de volwassenen op een manier waarbij ze nauwelijks verbergen meer dan eens te glimlachen in een gedeelde vreugde. (Rabany, 2000: 174-175; eigen vertaling). Gaiotti (2004: 16) wijst erop dat deze daden van bandeloosheid (actes d'indiscipline) nooit echte gevolgen hebben. Volgens Duquesnoy (2006) willen Goscinny en Sempé met hun rebelse kinderen hun visie op de opvoeding reflecteren. Het subversieve gedrag zet aan tot nadenken over opvoeding en instituties, over hoe relatief die zijn en hoe gemakkelijk die onderuitgehaald of omvergeworpen kunnen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden.Ga naar voetnoot4 Telkens weer blijkt dat volwassen gezagsdragers er niet in slagen de orde te bewaren en de kinderen in toom te houden, of ze nu ouder, juffrouw, directeur, inspecteur of schoolfotograaf zijn. Typisch voor Le petit Nicolas is dat de uit de hand gelopen situaties (bijna) altijd worden afgesloten met een uitsmijter waarin Nicolas zich laat ontvallen hoezeer de kinderen zich geamuseerd hebben. Tout le monde était levé et criait, sauf Clotaire qui pleurait toujours dans son coin et Agnan qui était allé au tableau et qui récitait Le Corbeau et le Renard. La maîresse, l'inspecteur et le directeur criaient ‘assez!’. On a tous bien rigolé. (Goscinny & Sempé, 1993: 46) Bovenstaande uitspraak is typisch voor de manier waarop de kleine Nicolas zijn kijk op de wereld verwoordt, een kijk die onderzoekers en critici omschrijven als ‘vrolijk gebabbel’ en ‘naïef’. Gaiotti verbindt dit naïeve taalgebruik met het vertelstandpunt: Het is dus meer in het algemeen zijn kijk en zijn taal die de breuk creëren [...] De lezer wordt ertoe gebracht een tekort vast te stellen en te compenseren, verbonden met de narratieve en beschrijvende incompetenties van de personale verteller. De keuze van het standpunt laat toe om een bijzonder naïeve en onschuldige stem te laten klinken, die van Nicolas, die echter in zekere zin gedoubleerd wordt door die van een al omvattende spreker die, op zijn beurt, de tekortkomingen van het oordeel suggereert, en de partijdigheid van het verhaal, zijn lacunes en zijn stiltes. (Gaiotti, 2004: 17; eigen vertaling) De specifieke humor in Le petit Nicolas vormt een bijzondere uitdaging voor de vertaler. Wellicht verklaart dit mede waarom het boek al drie keer vertaald is in het Nederlands. In dit artikel gaan we na hoe de drie vertalers de humor aanpakken en meer specifiek welke strategieën ze hanteren om die humor te vertalen. Daarbij worden typische humoristische passages uit het eerste boek van de Petit Nicolas-serie (Le petit Nicolas) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergeleken met de vertalingen. De vergelijking is descriptief, en houdt dus geen oordeel in over de kwaliteit van de vertalingen. Vervolgens wordt nagegaan welk mogelijk effect de vertaalstrategieën kunnen hebben op de jonge lezers. Daartoe werd een schriftelijke enquête afgenomen bij 192 Waalse en Vlaamse kinderen uit het vierde leerjaar (9 à 10 jaar) in zes Vlaamse en twee Waalse klassen. Zij kregen humoristische fragmenten te lezen (in hun moedertaal) en moesten vervolgens met een score van 1 tot 10 uitdrukken hoe grappig ze die vonden. Omdat één grote vragenlijst te lang uitviel voor de kinderen, werden voor de vier versies (het origineel en de drie vertalingen) twee vragenlijsten opgesteld. De vragenlijsten van de verschillende versies waren volledig gelijklopend. Op die manier werd gewerkt met een totaal van acht vragenlijsten, die elk in een andere klas werden afgenomen. In een eerste vraag moesten kinderen scores geven aan namen uit het boek. In een volgende vraag moesten ze woorden beoordelen, vervolgens zinnen en tot slot fragmenten. Daarbij konden ze hun score ook motiveren. De enquêtes werden klassikaal afgenomen: eerst werd de vraag toegelicht, waarna de kinderen die schriftelijk mochten beantwoorden en eventueel vragen stellen als ze iets niet begrepen. Wanneer iedereen klaar was met antwoorden, werd de volgende vraag voorgelezen.Ga naar voetnoot5 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Humor typerenOm humor te kunnen bestuderen, moet de onderzoeker de humoristische passages kunnen detecteren en typeren. Dat is minder eenvoudig dan het lijkt. Op de eerste plaats is humor moeilijk te definiëren. In 1959 schreef Daninos al dat er honderd mogelijke definities van humor zijn (Daninos, 1959: 18). Ook Attardo beklemtoonde in zijn standaardwerk Linguistic Theories of Humor (1994: 4-8) dat humor bijzonder lastig te definiëren is, waarbij linguïsten, psychologen en antropologen allemaal eigen definities proberen te geven. Woordenboeken definiëren humor doorgaans als ‘dat wat grappig is’, waarbij grappig wordt omschreven als wat mensen aan het lachen brengt. Deze definitie is problematisch omdat ze gekoppeld wordt aan het bereikte effect, dat echter individueel en cultureel sterk kan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschillen en bijgevolg geen noodzakelijke voorwaarde is om van humor te spreken. Voor Attardo is het bedoelde effect veel belangrijker dan het bereikte effect. In zijn spoor wordt in dit onderzoek als humoristisch beschouwd alles wat (mogelijk) grappig bedoeld is, los van het effect. Deze definitie maakt het mogelijk om humor op tekstniveau te bestuderen. Aansluitend bij Attardo stelt Vandaele (2002a) dat onderzoekers zowel aandacht moeten besteden aan de (taalkundige en andere) oorzaken van humor als aan de (bedoelde en onbedoelde) effecten ervan. Een definitie van humor als wat doet lachen is ook beperkt omdat humor meer kan doen dan aan het lachen brengen. Volgens Lopez (2002) kan humor bijvoorbeeld ook dienen als verdedigings- of aanvalsmiddel, als manier om iets te aanvaarden of aan te klagen, om verlegenheid te overwinnen of om te trotseren wat we niet kunnen verklaren. Daarbij sluit ze aan bij theorieën die proberen bloot te leggen wat aan de basis ligt van humor. In de meeste studies worden drie dergelijke theorieën onderscheiden, die Berger (1993) typeert als de incongruentietheorie, de superioriteitstheorie en de psychoanalytische theorie. Volgens de incongruentietheorie volgt humor uit wat onverwacht of verrassend is of in de woorden van Berger: ‘All humor involves some kind of a difference between what one expects and what one gets’ (Berger, 1993: 3). Om een grappig effect te ressorteren moet de ontvanger de incongruentie of ongerijmdheid niet enkel herkennen, maar ook kunnen oplossen. Daartoe moet hij verstandelijke vermogens gebruiken, vandaar dat deze theorie ook de cognitieve theorie wordt genoemd (Attardo, 1994: 144). De superioriteitstheorie stelt dat humor voortkomt uit situaties waarbij het publiek zich superieur voelt aan het ‘slachtoffer’ van de grap. Er wordt gelachen om de domheid of het ongeluk van de ander. Deze theorie wordt ook de sociale theorie genoemd (Attardo, 1994: 47) omdat de sociale context er een cruciale rol speelt. Humor wordt er gezien als een middel om kritiek, censuur of controle uit te oefenen. Positief gesteld kan humor hierdoor helpen om eigenwaarde en vertrouwen op te bouwen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de psychoanalytische theorie wordt humor gezien als een mechanisme dat helpt om spanningen als gevolg van onderdrukte gevoelens, verlangens en agressie te ontladen. Vandaar dat deze theorie ook de ‘relief theory’ of affectieve theorie wordt genoemd. Waar veel onderzoekers de ene of de andere theorie aanhangen, proberen sommige die te verzoenen. Volgens Vandaele (2002b) is het precies het samenspel van incongruentie en superioriteit dat aan de basis ligt van humor.Ga naar voetnoot6 Vandaele onderscheidt positieve en negatieve superioriteit, een onderscheid dat bijzonder relevant is voor humor in kinderliteratuur. Negatieve superioriteit houdt in dat er een doelwit of slachtoffer is van de grap. Iemand wordt onderuitgehaald of belachelijk gemaakt, waardoor de ander zich superieur voelt. In kinderboeken zijn het vaak de volwassenen die dommer blijken dan de kinderen. Positief houdt superioriteit het prettige gevoel in dat je krijgt als je de grap herkent of snapt. In die betekenis is het onlosmakelijk verbonden met het oplossen van incongruentie,Ga naar voetnoot7 iets waar kinderen ‘in de groei’ veel genoegen aan kunnen beleven, zeker als volwassenen de oplossing niet weten. Overigens valt ook ‘relief’ niet strikt te scheiden van ‘incongruity’. Agressie bijvoorbeeld is op zichzelf niet grappig, ze wordt dat pas als ze gesitueerd wordt in een ongerijmde context (bijvoorbeeld een scheldpartij in een deftig gezelschap) of versterkt door ongerijmde technieken als herhaling of overdrijving, iets waar Nicolas in uitblinkt. Om humor in concrete teksten te kunnen bestuderen en daarbij te vermijden dat het een ondefinieerbaar begrip wordt, is het nodig humor in te delen in specifieke humorvormen of -typen. Intussen zijn er tientallen typologieën ontwikkeld die vaak aansluiten bij de hierboven genoemde theorieën, maar van elkaar verschillen doordat ze toegepast worden op verschillende media en doelgroepen (romans, theater, reclame in tijdschriften, op televisie of radio,Ga naar voetnoot8 voor volwassenen of kinderen...). Een basisindeling is die in situatiehumor en taalhumor, waarbij de eerste gebaseerd is op gekke toestanden en het excentrieke uiterlijk of | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedrag van personages en de tweede op het taalgebruik van verteller of personages. De chaotische vechtpartijen, de situaties waarin volwassenen zich als kinderen gedragen, de naïeve redeneringen van Nicolas en het respectloos omgaan met cultuur in Le petit Nicolas behoren dan tot de situatiehumor. De grappige namen, scheldwoorden, de herhalingen en stopwoordjes in Nicolas' taal zijn vormen van taalhumor. De indeling in taalhumor en situatiehumor is werkbaar, maar tegelijk problematisch omdat beide vormen vaak op elkaar inwerken. Zo zijn scheldwoorden vooral grappig als ze in een ongerijmde context gebruikt worden. In kinderboeken speelt vaak nog een derde basisvorm een rol, namelijk de visuele humor. Daarbij kunnen de illustraties op zichzelf humor bevatten, maar vaak steekt die humor in het samenspel van tekst en illustraties, wat verbo-picturale humor genoemd wordt. De karikaturale tekeningen van Sempé verhogen zonder twijfel de humor in het boek, maar omdat ze in de vertalingen ongewijzigdGa naar voetnoot9 werden overgenomen, worden ze niet opgenomen in dit onderzoek. Voor deze studie worden de onderzochte humorvormen geclassificeerd onder de centrale begrippen ongerijmdheid, ontlading en superioriteit. Ook deze categorieën werken op elkaar in en zijn bijgevolg niet strikt te scheiden, maar ze sluiten beter aan bij het typische van de humor in Le petit Nicolas. De benaming van de humorvormen is gebaseerd op de typologieën van Van de BerghGa naar voetnoot10 (1972) en BergerGa naar voetnoot11 (1993), aangevuld met specifieke humorvormen voor kinderen zoals die getypeerd werden door Kappas (1966), McGhee (1979) en Mallan (1993). Onder ongerijmdheid vallen de volgende humorvormen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede categorie taboeverbreking (als vorm van ontlading) bestaat uit:
Superioriteit, de laatste categorie, is onderverdeeld in:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Humor vertalenNiet alleen vinden veel wetenschappers humor ongrijpbaar, humor is voor velen ook onvertaalbaar. Diot vindt ‘translating humor [...] as desperate as [...] translating poetry’ (Diot 1989: 84). Volgens hem is het onmogelijk om connotaties over te zetten in een andere taal. Ook Raphaelson-West (1989) stelt dat humor net als poëzie vaak onvertaalbaar is. Ze citeert Nida en Taber (1982: 182) die stellen dat dit komt omdat de vorm een essentieel onderdeel is van de boodschap, zoals bij woordspelingen. Vandaele (1993) noemt vijf redenen waarom onderzoekers humor onvertaalbaar achten: de culturele bepaaldheid, de taal, literaire elementen, audiovisuele aspecten en de opbouw van humor. Voor de meeste onderzoekers is het vooral de talige of linguïstische humor die onvertaalbaar is. Of humor als vertaalbaar wordt beschouwd, hangt vooral af van de opvatting van de onderzoeker over wat een (goede) vertaling is en meer bepaald of inhoudelijke of vormelijke ‘afwijkingen’ van het origineel als (goede) vertalingen worden aanvaard. In veel gevallen zal de vertaler, ook al is het onmogelijk om dezelfde eenheid van vorm en inhoud te bewaren in de doeltaal, toch proberen om een gelijkaardig humoristisch effect te bereiken. De vertaler stelt zich dan niet alleen de vraag of de humor verstaanbaar is voor de doeltaallezers, maar ook of die functioneert als humor in de doelcultuur. Feit is dat humoristische boeken zoals Le petit Nicolas vertaald worden en dat ze door het publiek als humoristisch gepercipieerd worden. Daarbij is het de vraag in welke mate de humor uit de brontekst bewaard blijft en of de vertaling een vergelijkbaar humoristisch effect heeft. Om het eerste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deel van de vraag te beantwoorden, hebben we in dit onderzoek humoristische passages uit de brontekst vergeleken met hun vertalingen, waarbij de strategieën worden blootgelegd die de vertalers gebruiken. Vertalers kunnen verschillende strategieën hanteren wanneer ze geconfronteerd worden met humor in teksten, van een (letterlijke) vertaling via vervanging of compensatie door een andere humoristische techniek naar het toevoegen van uitleg of weglating. Om de strategieën te benoemen, wordt gebruik gemaakt van begrippen uit het werk van vertaalwetenschappers als Raphaelson-West (1989), Delabastita (1993), Chesterman (1997) en Vandaele (2002). Om een antwoord te krijgen op de vraag naar het effect, werd een kleinschalig onderzoek uitgevoerd bij jonge lezers. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Humor in vertaling uit Le petit NicolasHij kwam met een tekst aandraven waarin een kind - Nicolas - vertelde over zijn leven met zijn makkers, die allemaal bizarre namen hadden: Rufus, Alceste, Maixent, Agnan, Clotaire ... De surveillant had de bijnaam le Bouillon. We waren vertrokken: René had de formule gevonden. (Sempé op de Site officiel consacré à l'oeuvre de René Goscinny; eigen vertaling) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grappige namenZoals in veel humoristische kinderboeken dienen in Le petit Nicolas de namen niet alleen om personages identificeren, maar ook om de lezer te amuseren. Achter namen als Mespoulet, Trempé, Croutsef, Bojojof, Hannibal of Maixent schuilen weloverwogen keuzes, waarbij Goscinny verschillende technieken gebruikt om humor op te wekken. Traditioneel worden grappige namen onderverdeeld in namen die voor humor zorgen door de klank en zij die dat doen door met betekenis te spelen. In Le petit Nicolas combineert Goscinny beide technieken en past hij ook andere toe. Om de persoonsnamen te classificeren, is voor | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit onderzoek een aangepaste versie ontworpen van de typologie van Bertills (2003). Daarbij worden de volgende categorieën onderscheiden:
Uit een vergelijking van de vertalingen van de namen uit de verschillende categorieën blijkt dat de drie vertalers elk hun eigen voorkeurstrategieën hebben. Van der Heide (1971) past de namen zoveel mogelijk aan de Nederlandse cultuur aan. Zo worden Lebrun, Martineau, Coussignon, Grosini, Sarigaut en Clotaire respectievelijk vervangen door David, Jan, Bernard, Sander, Simon en Jan-Paul. Door de familienamen met dubbele bodems te vervangen door gewone Nederlandse voornamen, gaat echter niet alleen de bijbetekenis verloren, maar ook de vreemdheid van de naam en daardoor het mogelijke humoristische effect. Uit de enquête bleek dat de Nederlandstalige kinderen vooral die vreemdheid grappig vonden: de kinderen gaven 114 keer aan dat een naam grappig is omdat hij ongewoon is. In twee gevallen krijgt de nieuwe, Nederlandse naam bij Van der Heide een extra betekenis, waardoor het humoristisch effect kan toenemen. Bojojof wordt Bokkehof en Vanderblergue wordt Van den Blerk. Van Splunteren (1981) neemt de originele namen dan weer systematisch over in haar doeltekst. Op die manier gaan de bijbetekenissen die in de namen verwerkt zijn voorbij aan een publiek dat geen Frans kent, maar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komen ze voor die lezers wel ‘vreemd’ over. Kinderen die de Franse namen volgens Nederlandse regels uitspreken, kunnen de rare klanken extra grappig vinden. Of ze kunnen Nederlandse woorden in de Franse namen ontdekken, zoals champignon in Champignac of boulet in Poulot, wat eveneens grappig kan werken. Koekoek (2005) ten slotte probeert zoveel mogelijk het originele effect te bewaren. Zij probeert rekening te houden met de bedoeling die Goscinny met de namen had: als er verwijzingen, fonologische eigenaardigheden, vreemdheid of betekenissen in de namen zitten, neemt ze die in de mate van het mogelijke over. Zo vertaalt Koekoek Mespoulet door Lievens, Mouchevin door Wijnworm en Croutsev door Kroetsov. Bij de vertaling van Grosini door De Groot verliest ze. Ze vertaalt de betekenis van ‘gros’, maar verliest de verwijzing naar de auteur. In andere gevallen voegt Koekoek betekenissen toe aan namen die origineel semantisch leeg waren, zoals Vanderblergue dat Van der Blaat, en Bordenave dat Boordevol wordt. Historische namen vervangt ze meestal door het bestaande exoniem.Ga naar voetnoot13 Zo wordt Clotaire Chlotarius, Cyrille Cyrillus en Eudes wordt Odo. De meeste krijgen daarbij de Latijnse uitgang -us. Die vorm past ze ook toe op Alceste en Agnan, waarvoor geen exoniem bestaat. Ze vertaalt ze door Alcestus en Agnanus, waarbij de laatste naam een extra humoristisch potentieel heeft (‘anus’). In Le petit Nicolas komen twee bijnamen voor, DjodjoGa naar voetnoot14 en Bouillon.Ga naar voetnoot15 Ook deze namen kopieert Van Splunteren (1981). Omdat het Franse woord ‘bouillon’ in het Nederlands bekend is, blijft de bijbetekenis bewaard. Ze voegt echter een nieuwe verklaring toe, namelijk dat dat van het vet komt. Van der Heide (1971) vervangt Djodjo door Pollo, afgeleid van de naam Paul die bij hem het oorspronkelijke George vervangt. Bouillon vervangt hij door Dobbelsteen, waardoor hij op een andere manier verwijst naar de ogen van de surveillant. Koekoek zet Djodjo om volgens de regels van de Nederlandse uitspraak in Dzjoodzjoo. Bouillon kopieert ze, wat probleemloos kan omdat het woord een eigen Nederlandse uitspraak heeft. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afwijkingen van de standaardtaalAfwijkingen van de standaardtaal kunnen tot ongerijmd taalgebruik worden gerekend. Ze zijn immers niet te rijmen met de norm. In een kinderboek vallen die afwijkingen nog sterker op, omdat ze ingaan tegen wat op school wordt geleerd. In Le petit Nicolas komen voorbeelden voor van informele taal (veinard), jongerentaal (d'ac), klanknabootsingen (ouille, ouille) en niet-standaardtalige uitspraak (m'sieur, ouais). Een vergelijking van de zeven fragmenten met spreektaal bracht aan het licht dat geen enkele vertaler kiest voor weglating. In de meeste gevallen proberen ze het spreektalige karakter te bewaren, al zijn er opmerkelijke afwijkingen. Het informele veinard vertaalt Van der Heide binnen eenzelfde register door boffer en Koekoek door bofkont. De laatste variant vinden de kinderen het grappigst, wat allicht te maken heeft met de taboedoorbreking. Van Splunteren kiest voor de neutrale vertaling geluksvogel, die bij de kinderen het laagst scoort.Ga naar voetnoot16 De afkorting d'ac is jongerentaal voor d'accord. Een letterlijke vertaling is onmogelijk en ook weglating ligt moeilijk omdat in de volgende zin commentaar gegeven wordt op het bewuste woord. Daarom kiezen de vertalers voor vervanging door een equivalent dat zo goed mogelijk de originele betekenis weergeeft: okay (Van der Heide), okidook (Van Splunteren) of okidoki (Koekoek). De vervangingen scoren allemaal hoger dan het origineel.Ga naar voetnoot17 Alle drie de vertalers vervangen de klanknabootsing ouille, ouille door een Nederlandse variant om pijn uit te drukken: auwauwauw (Van der Heide), au! au! (Van Splunteren) en Oei! Oei! (Koekoek). Door de uitroep drie keer te herhalen, versterkt Van der Heide het humoristische effect bij de kinderen.Ga naar voetnoot18 Voor Nicolas en zijn vrienden klinkt het gebrabbel van de Engelse jongen als oinshouinshouin. Van der Heide vertaalt deze klanknabootsing als whaiwhaiwhai, een fonetische schrijfwijze van het Engelse whywhywhy. Van Splunteren neemt ook hier de oorspronkelijke klanknabootsing over terwijl Koekoek ze vervangt door het Nederlands klinkende wensjensjen, een vorm die minder absurd klinkt en door de kinderen minder grappig gevonden wordt.Ga naar voetnoot19 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niet-standaardtalige uitspraak blijkt het minst overgenomen te worden. M'sieu wordt in de drie gevallen vertaald door het neutrale meneer. Van Splunteren en Koekoek vervangen ook ouais door het standaardtalige ja hoor en ja. Uit de bevraging blijkt dat de kinderen de informele variant in het origineel en in Van Splunterens vertaling (jóttem) grappiger vonden.Ga naar voetnoot20 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
StopwoordenBonjour, Alceste, j'ai dit, c'est chouette d'être venu.’ Maman a commencé à me dire qu'il ne fallait pas dire ‘chouette’ tout le temps, [...] (Goscinny en Sempé 1993: 120) Een veelgebruikte manier om humor voor kinderen op te wekken, is herhaling. Stopwoorden zijn daar een dankbare vorm van. Dat had ook Goscinny begrepen: hij laat de kleine Nicolas om de haverklap drôlement, chouette, of terrible zeggen. De vertalers blijken op verschillende, maar weinig consequente manieren met die stopwoorden om te gaan. Drôlement heeft Koekoek duidelijk als stopwoord herkend. Van de 27 onderzochte gevallen vertaalt ze het 23 keer als verschrikkelijk. Ook Van Splunteren vertaalt met een stopwoord (heel), zij het in mindere mate (16 keer). Van der Heide daarentegen bewaart het stopwoord niet: hij schrapt het 7 keer en kiest in de andere gevallen voor verschillende synoniemen. De onderstaande tabel (vertaling drôlement) biedt een overzicht.
Voor de andere stopwoorden is er nog meer variatie. Chouette vertaalt enkel Van Splunteren in de meerderheid van de gevallen door eenzelfde woord (mieters: 12/20). Zowel Koekoek als Van der Heide wisselen verschillende synoniemen af (goed, aardig, leuk, mooi, tof, fantastische...) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waardoor het effect van het stopwoord verloren gaat. Ze compenseren dit echter door versterkende adjectieven toe te voegen zoals echt, heel, hartstikke of verschrikkelijk. Eenzelfde strategie passen ze toe bij terrible. Van Splunteren vertaalt het in 7 van de 14 onderzochte gevallen door fantastisch en gebruikt verder verschillende synoniemen en versterkte combinaties (geweldig, mieters, ontzettend, verschrikkelijk goed, echt verschrikkelijk en heel eng). Van der Heide en Koekoek gebruiken opnieuw meerdere synoniemen zonder duidelijke voorkeur en compenseren door op andere plaatsen versterkende adjectieven toe te voegen als hartstikke of verschrikkelijk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herhalen/herformuleren van zinsdelenNiet alleen het gebruik van stopwoorden is typisch voor Nicolas' taal, maar ook het feit dat hij (vaak in eenzelfde zin) dingen herneemt, letterlijk of met andere woorden, zoals in het volgende voorbeeld: Ça lui a fait drôlement plaisir à papa. ‘Il est mignon’, il a dit papa (Goscinny & Sempé, 1993: 52). (lui en à papa; il en il). Zulke herhalingen zijn gebruikelijk in gesproken Frans, maar Nicolas past ze overdreven vaak toe, wat het humoristische effect versterkt. Uit een vergelijking van de 3 vertalingen in 17 willekeurig gekozen fragmenten blijkt dat de vertalers deze vorm van herhaling weinig behouden (Van Splunteren 7/17, Koekoek 3/17 en Van der Heide 2/17). De verklaring hiervoor is allicht te vinden in een taalverschil: dergelijke herhalingen zijn eigen aan de Franse spreektaal, maar komen in het Nederlands vreemd over. Uit de enquête bleek dan ook dat kinderen de zinsdeelherhalingen in het Nederlands niet grappig vinden: zij gaven de fragmenten waarin de herhalingen behouden waren, geen hoge scores, en de gemiddelde totale score voor deze fragmenten lag telkens lager dan voor het origineel.Ga naar voetnoot21 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ScheldwoordenTaalgebruik dat normaal gezien verboden is, dat breekt met de normen van het fatsoen, is een vorm van taboeverbreking. Scheldwoorden zijn daar een typisch voorbeeld van en worden regelmatig gebruikt om humor op te wekken in kinderboeken en strips. In Le petit Nicolas slingeren de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kinderen elkaar om de haverklap scheldwoorden naar het hoofd als dingue, espèce de guignol, sale menteur of vilain cafard. In geen van de vertalingen worden scheldwoorden weggelaten of toegevoegd in de 13 onderzochte fragmenten. Ofwel worden ze (letterlijk) vertaald, ofwel vervangen door een minder voor de hand liggend synoniem dat echter wel steeds een scheldwoord blijft. Koekoek blijft het dichtst bij de brontekst, wat blijkt uit de volgende tabel (scheldwoorden).
De humor door taboeverbreking wordt dus overal bewaard, al kiest de ene vertaler voor een informeler register dan de andere of voor een sterkere variant. Alle fragmenten met scheldwoorden worden door de kinderen in de bevraging als grappig ervaren, waarbij het gebruik van versterkers het humoristische effect blijkt te verhogen. Zo vinden ze Van Splunterens vertaling vuile schoft voor vilain cafard grappiger dan Van der Heides gemene klikspaan of Koekoeks lelijke klikspaan.Ga naar voetnoot22 Van der Heides en Koekoeks klerelijer en stomme hansworst vinden ze grappiger dan Van Splunterens halve gare en het origineel espèce de guignol.Ga naar voetnoot23 Soms wordt het effect afgezwakt, zoals bij de vertaling van dégonflé. Van Splunteren en Koekoek vertalen het woord door het minder informele synoniem lafaard, Van der Heide vervangt het door de omschrijving je durft niet, die minder grappig gevonden wordt.Ga naar voetnoot24 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plezierig geweldGa naar voetnoot25Taboedoorbreking komt in Le petit Nicolas ook naar voren in de gedetailleerde beschrijvingen van de vechtpartijen tussen de kinderen. Het zijn vormen van ongeoorloofd gedrag, die Nicolas echter nergens veroordeelt. Op het eind van de droge beschrijvingen laat hij zelfs vaak blijken dat hij het geweld fijn vindt, zoals in het volgende fragment. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moi, je continuais à me battre avec Geoffroy, je lui avait déchiré sa belle chemise rouge, blanche et bleue, et lui il disait: ‘Bah, bah, bah! Ca ne fait rien! Mon papa, il m'en achètera des tas d'autres!’ Et il me donnait des coups de pied, dans les chevilles. Rufus courait après Agnan qui criait ‘J'ai des lunettes! J'ai des lunettes!’ Joachim, il ne s'occupait de personne, il cherchait sa monnaie, mais il ne la trouvait toujours pas. Eudes, qui était resté tranquillement dans son but, en a eu assez et il a commencé à distribuer des coups de poing sur les nez qui se trouvaient le plus près de lui, c'est-à-dire sur ceux de son équipe. Tout le monde criait, courait. On s'amusait vraiment bien, c'était formidable. (Goscinny & Sempé, 1993: 37) Uit de vertaalvergelijking blijkt dat geen van de vertalers passages met fysiek geweld schrapt, maar dat ze het geweld soms wel (licht) afzwakken. Zo geeft George bij Van der Heide slechts één schop tegen Nicolas' enkel en geeft Emiel aan iedereen in zijn buurt maar één stomp op de neus, terwijl dat er in het origineel en bij Van Splunteren en Koekoek meerdere zijn. Deze kleine wijzigingen blijken geen effect te hebben op de waardering van de humor. Dat is anders bij Van der Heides vertaling van het volgende fragment: Alors, Clotaire s'est levé et il a dit qu'il allait faire manger son livre d'arithmétique à Agnan, ce qui était vraiment une drôle d'idée, mais ça n'a pas plus à Agnan qui a crié: ‘Non! J'ai des lunettes! - Tu vas les manger aussi!’ a dit Clotaire, qui voulait absolument qu'Agnan mange quelque chose. (Goscinny & Sempé, 1993: 26) Bij Van der Heide zegt Clotaire niet dat Agnan zijn rekenschrift en zijn bril moet opeten, maar dreigt Chiel ermee dat hij Alfons een klap zal geven. Ook de slotzin klinkt minder gewelddadig en ongerijmd, wat de kinderen duidelijk minder grappig vinden.Ga naar voetnoot26 Toen stond Chiel op en zei, dat hij Alfons een klap ging geven met z'n rekenboek. Dat was een erg goed idee, maar Alfons was er tegen. ‘Nee, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nee, ik heb een bril’, schreeuwde hij. ‘Dan zet je die maar af’, zei Chiel. (Van der Heide, 1971: 21) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Respectloos omgaan met cultureel erfgoedTaboeverbreking treedt ook op wanneer er niet respectvol wordt omgegaan met iets wat hoog gewaardeerd wordt of onaantastbaar is binnen een cultuur, een humorvorm die ook ‘satire’ wordt genoemd. In Le petit Nicolas zijn er twee voorbeelden van deze vorm van humor te vinden. In het eerste voorbeeld ontstaat er een discussie over welke kaas de raaf uit La Fontaines fabel Le Corbeau et le Renard in zijn bek houdt. De totaal overbodige discussie wordt in de drie vertalingen bewaard, maar bij Van der Heide gaat ze over zuivelproducten in plaats van over de fabel van La Fontaine. De roquefort en camembert vervangt hij door boter, kaas, eieren en moorkoppen. Hierdoor naturaliseertGa naar voetnoot27 Van der Heide zijn vertaling. Met de verwijzing naar de fabel, verdwijnt ook de taboedoorbreking. Van Splunteren en Koekoek bewaren de originele situatie, met de verwijzingen naar de Franse kazen. Om de satire te kunnen herkennen, moeten de Nederlandstalige kinderen wel bekend zijn met de fabel. Uit de enquête blijkt echter dat dit voor de meeste kinderen niet het geval is, waardoor de gekozen vertaalstrategie uiteindelijk weinig invloed heeft. Dat de kinderen de passage toch grappig vinden, wordt opnieuw bewerkt door de vreemde woorden camembert en roquefort of door de scheldwoorden die de personages ondertussen naar elkaars hoofd slingeren. In een tweede voorbeeld wordt het zingen van de Marseillaise als een wedstrijd opgevat, waarbij de kinderen weinig eerbied tonen voor het Franse volkslied: Mademoiselle Vandenblergue, qui est professeur de chant, nous a fait chanter La Marseillaise. Il paraît que ce n'était pas trop réussi, pourtant, on faisait un drôle de bruit. C'est vrai que nous, nous étions un peu en avance sur les grands. Eux, ils étaient déjà au jour de gloire qui est arrivé et nous, nous en étions déjà au deuxième étendard | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sanglant qui est levé, sauf Rufus qui ne connaît pas les paroles et qui faisait ‘lalala’ et Alceste qui ne chantait pas parce qu'il était en train de manger un croissant. Mademoiselle Vanderblergue a fait des grands gestes avec les bras pour nous faire taire, mais au lieu de gronder les grands qui étaient en retard, elle nous a grondes nous qui avions gagné ce n'est pas juste. (Goscinny & Sempé, 1993: 89) In het fragment worden enkele zinnen uit de Marseillaise geciteerd. De drie vertalers gaan ook hier elk op een andere manier mee om. Koekoek exotiseert: zij neemt in haar vertaling niet alleen de naam van het Franse volkslied over, maar ook de geciteerde zinnen, die ze cursiveert. Van Splunteren neutraliseert dan weer. Zij laat de naam Marseillaise onveranderd, maar vervangt de citaten door een omschrijving: zij waren nog maar aan het begin en wij al bij het tweede couplet. Van der Heide, ten slotte, vervangt systematisch alle Franse verwijzingen door verwijzingen naar het Wilhelmus, waardoor Nederlandse kinderen sneller zullen begrijpen dat het om het volkslied gaat. Voor de Vlaamse kinderen verandert er echter weinig, zij zijn immers even onbekend met het Wilhelmus als met de Marseillaise. Uit de enquête blijkt dat kinderen de vertalingen van dit fragment ongeveer even grappig vinden als het origineel.Ga naar voetnoot28 Opnieuw vonden ze net die vreemde elementen humoristisch, zoals de zin uit het Wilhelmus ben ik van Dietsen bloed. Anderen vonden Marseillaise dan weer grappig omdat het woord hen deed denken aan mayonaise. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rollenomkering kind - volwasseneDe rollenomkering in Le petit Nicolas bestaat erin dat de kinderen zich soms als volwassenen gedragen en omgekeerd. Een voorbeeld hiervan is te vinden in het hoofdstuk ‘Le vélo’ uit Le petit Nicolas. Hierin willen Nicolas' vader en buurman beiden bewijzen dat ze de beste renners zijn en na wat geduw en getrek besluiten ze een wedstrijd te houden, met een kapotte fiets als resultaat. De incongruentie steekt in het kinderlijke gedrag van de volwassenen. De superioriteit van Nicolas en zijn vriend Clotaire wordt in de verf gezet wanneer deze laatste besluit: les papas, c'est toujours pareil, il font des guignols, et, si on ne fait pas attention, ils cassent les vélos et se font mal (Goscinny & Sempé, 1993: 117). In de drie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertalingen wordt de situatie bewaard en de tekst vrij letterlijk vertaald. Dat geldt overigens ook voor andere, vergelijkbare passages. Deze vorm van situatiehumor, waarbij de taal niet voor vertaalproblemen zorgt, blijkt gemakkelijk over te zetten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NaïviteitIn bepaalde situaties is het de naïviteit van Nicolas die humor opwekt. Zijn kinderlijke visie maakt dat hij niet verder kijkt dan zijn neus lang is en bepaalde situaties totaal verkeerd beoordeelt. Ballanger typeert de naïviteit in Le petit Nicolas als volgt: [...] zijn naïviteit is zo flagrant dat de lezer het gezegde rechtzet en relativeert en in deze oefening de gelegenheid vindt om in de tekst ‘de lege plekken in te vullen’ en het plezier te ervaren te snappen wat impliciet is, zich als het ware in een superieure positie te plaatsen. (Ballanger, 2000: 78; eigen vertaling) De humor ontstaat uit de superioriteit die de lezer voelt wanneer hij beseft dat Nicolas' redenering onlogisch of zijn visie op de feiten fout is, zoals in het volgende fragment: Je me sentais très bien hier, la preuve, j'ai mangé des tas de caramels, de bonbons, de gâteaux, de frites et de glaces, et, dans la nuit, je me demande pourquoi, comme ça, j'ai été très malade. (Goscinny & Sempé, 1993: 118) In de helft van de onderzochte fragmenten met naïviteit blijven alle drie de vertalers dicht bij de brontekst, zonder elementen weg te laten, al brengen ze soms toch betekenisvolle vervangingen aan. Zo wijzigen Van Splunteren en Koekoek Nicolas' naïeve redenering door het voegwoord et te vertalen door maar in plaats van en. C'est grace à nous qu'elle s'est fait féliciter, et elle nous a tous mis en retenue! (Goscinny & Sempé, 1993: 47) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dank zij ons had de directeur bravo tegen haar gezegd, maar zij liet ons allemaal voor straf nablijven. (VS: 37) In de andere gevallen is het vooral Van der Heide die verder afwijkt van de brontekst, waarbij hij de understatements geregeld vervangt door explicietere aanduidingen. Nadat Nicolas beklemtoond heeft dat hij, zijn papa en Rex zich vreselijk amuseerden, laat hij zich ontvallen dat de pret een beetje bedorven werd (un peu gâté) toen zijn vader met een hamer op zijn vingers sloeg. Van der Heide expliciteert het gevoel als: Het was alleen jammer dat... Als zijn vader de sigaret van een meneer helemaal verkreukelt, besluit Nicolas dat die meneer daar niet zo blij mee was (pas tellemen content). Bij Van der Heide wordt dit dat vindt die meneer dan heel vervelend. Soms is Van der Heides woordkeus ook minder consequent vanuit een kind verwoord dan in het origineel en de andere vertalingen. Als Nicolas zich erover verwondert dat de juf de directeur zou straffen (punir le directeur), wordt dat bij Van der Heide dat zij de directeur iets verbood. Deze veranderingen, waarbij de naïeve kijk van Nicolas ondanks de afzwakking in wezen behouden blijft, blijken geen gevolg te hebben voor de perceptie van de humor. Dat is anders bij het volgende voorbeeld, waarbij Van Splunteren de zin herschikt en daardoor het humoristische effect afzwakt.Ga naar voetnoot29 C'est l'anniversaire de ma maman et j'ai décidé de lui acheter un cadeau comme toutes les années depuis l'année dernière, parce qu'avant j'étais trop petit. (Goscinny & Sempé, 1993: 64) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mijn mama is jarig en ik heb besloten een cadeau voor haar te kopen, zoals alle jaren sinds vorig jaar, omdat ik vóór die tijd te klein was. (K: 65) Niet alleen leest Van Splunterens vertaling moeizamer dan het origineel en de andere twee vertalingen, maar ook komt de onlogische wending minder sterk tot uiting in de voorop geplaatste dan in de laatste positie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieUit het onderzoek komt naar voren dat de drie vertalers op heel verschillende manieren omgaan met de humor in Le petit Nicolas. Van der Heides vertaling (1971) staat het verst van de brontekst af. Hij naturaliseert niet alleen de namen en culturele elementen, maar herschikt ook veel zinnen, kiest vaker voor minder voor de hand liggende synoniemen en expliciteert meer gevoelens. Koekoek (2005) blijft globaal genomen het dichtst bij de brontekst en probeert meer dan de anderen de functie van de oorspronkelijke humor te bewaren. Zo vertaalt ze namen met een grappige bijbetekenis, zodat Nederlandstalige kinderen de humor ervan kunnen vatten. Van Splunteren (1981) behoudt alle Franse namen, waardoor de humoristische bijbetekenis echter verloren gaat voor het doelpubliek dat geen Frans kent. Het onderzoek laat tevens zien dat ook andere ingrepen van de vertalers de humoristische werking kunnen doen afnemen, bijvoorbeeld wanneer afwijkende taalvormen, scheldwoorden of fysiek geweld worden afgezwakt. Opmerkelijk is dat in geen van de drie vertalingen humoristische passages worden geschrapt, ook niet als er gescholden of gevochten wordt. Hierdoor vinden er geen grote wijzigingen van de situatiehumor plaats. Zoals verschillende wetenschappers in andere vertalingen konden vaststellen, is het vooral de taalhumor die verandert in de vertaling. Toch betekent dit niet noodzakelijk dat de humoristische werking verdwijnt. Die blijkt voor de jonge lezers van de vertaling vaak in andere elementen te steken, zoals in de vreemde woorden, die de kinderen precies omwille van hun vreemdheid grappig vinden. Bovendien blijken kinderen vaak ook aan te voelen wanneer de auteur een humoristische bedoeling heeft, ook al begrijpen ze de passage niet helemaal. Volgens Antonopoulou (2004) gaan ze dan op zoek naar aanwijzingen en wenden ze hun fantasie of culturele kennis aan om toch te proberen de humor te begrijpen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vastgestelde verschillen in de vertalingen kunnen deels verklaard worden door de veranderde houding tegenover vertalen. In de jaren zeventig werd er meer aangepast dan vandaag. Ook het gevoel voor humor in deze tijd is niet meer hetzelfde als dertig of veertig jaar geleden. Hierdoor is het erg waarschijnlijk dat ook de kinderen nu anders reageren op de humor dan vroeger. Anderzijds blijkt uit het onderzoek dat de humor in Le petit Nicolas nog steeds gewaardeerd wordt. Ook al is het in principe onmogelijk om precies hetzelfde humoristische effect te bewerken in de vertaling als in de originele tekst, toch kunnen vertalers er dus voor zorgen dat kinderen kunnen blijven genieten van de humor in het verhaal en dat ze met Nicolas mee kunnen zeggen: het is hartstikke goed, mieters of verschrikkelijk fantastisch (c'est drôlement chouette)! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Primaire literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Secundaire literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|