Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 24
(2010)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||
De mier op hoge hakken
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||
schillende aspecten van deze interacties worden in deze bijdrage aan de hand van twee case studies aangetoond. Het beeld wordt aangevuld met een overzicht van de receptie van Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in Polen gedurende de tweehonderd jaar die liggen tussen Het Journaal en de in 2005 uitgegeven Poolse vertalingen van De roos en het zwijn en Bijna iedereen kon omvallen. | ||||||||||||||||||||||||
De mier op hoge hakkenIn 2005 verscheen bij de kleine, niet meer bestaande uitgeverij Kowalska/Stiasny Bijna iedereen kon omvallen van Toon Tellegen. De illustratrice Ewa Stiasny is tegenwoordig verbonden aan de uitgeverij Dwie Siostry. Jadwiga Jędryas, vertaalster van Provoost en Tellegen, woont in Luxemburg en heeft op haar naam zowel vertalingen staan van boeken voor volwassenen als voor kinderen. Ze is eveneens verbonden aan de uitgeverij Dwie Siostry en vertaalt uit het Engels, Frans en uit het Nederlands. Bijna iedereen kon omvallen werd tot kinderboek van het jaar in Polen gekozen en de uitgever werd bekroond met Duzy Dong-prijs, die misschien met de Gouden en Zilveren Griffel kan worden vergelekenGa naar voetnoot1. De jury bestaat uit critici, onderzoekers, literatoren en illustratoren. De boeken worden beoordeeld op basis van hun literaire kwaliteit, grafische vormgeving en uitwerking van de gehele boekeditie. Bijna iedereen kon omvallen werd door de jury geprezen als ‘een wijs en mooi boek van een Nederlandse schrijver, dat evenveel aan kinderen als aan volwassenen over onze wereld vertelt’Ga naar voetnoot2 (www6). Door de recensenten werd Tellegens boek in een adem genoemd met The wind in the willows, Winnie-the-Pooh en Alice's Adventures in Wonderland (www7). Door de recensent van in het tijdschrift GuliwerGa naar voetnoot3 gepubliceerde bespreking wordt gewezen op een nieuw genre dat de korte teksten vertegenwoordigen. Dit ‘nieuw soort sprookje’Ga naar voetnoot4 behelst elementen van verschillende genres: ‘sprookje, surrealistisch verhaal, poëtisch proza, filosofische vertelling’Ga naar voetnoot5. Verder wordt de symbolische, op verlangen naar contact met de ander verwijzende betekenis van elementen als brief en verjaardagstaart gewezen. Niesporek-Szamburska noemt met name de talige elementen van Tellegens verhalen waarbij de dialogen een prominente rol spelen. Het crea- | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||
tieve taalgebruik van de auteur en het schitterende werk van de vertaalster worden geprezen: (...) de woorden kijken als naar elkaar, laten de betekenissen opnieuw ontdekken en verwonderen door creatief gebruik in geijkte frasen die niet zelden worden gemodificeerd (niet: gezicht of wangen, maar vleugels van de mug ‘werden rood van opwinding’).Ga naar voetnoot6 Verder worden de illustraties van Ewa Stiasny geprezen en de manier waarop verschillende lettertypes worden gebruikt waardoor de verbale en niet-verbale codes een harmonisch en coherent geheel vormen. Tot zover de recensies. Naar aanleiding van het pleidooi van Dirk de Geest voor de herdenking van ‘ons traditioneel tekstbegrip (...) met meer oog voor de materialiteit van een tekst, de concrete verschijningsvorm die mee de functietoekenning ervan bepaalt’ (De Geest, 2008, blz. 38), wil ik even stilstaan bij de vormgeving van de Poolse uitgave. Als men de twee boeken vergelijkt, valt op dat de Poolse editie duidelijk met het oog op (kleinere) kinderen als doelgroep werd voorbereid. Het verschil valt misschien nog niet zo zeer op als men de omslagen van beide boeken vergelijkt, maar wel bij vergelijking van de illustraties. In het originele boek zijn dat zwart-witte prenten, in de Poolse vertaling zijn dat kleurrijke illustraties die vaak twee pagina's beslaan en/of grafisch nauw met de tekst verbonden zijn. Voor enkele, in sommige verhalen cruciale teksten, worden andere lettertypes gebruikt die aan het handschrift doen denken van kleine kinderen die de kunst van het schrijven eerst alleen als eigen probeersels, nog voor het schoolgaan, hebben geleerd. De tekeningen van Anne van Buul zouden in sommige gevallen een illustratie kunnen zijn bij een min of meer wetenschappelijke omschrijving van de dieren in kwestie. De dieren van Stiasny zijn duidelijk meer sprookjesachtig. Een belangrijk verschil is het geslacht van de dieren. Uit de prenten van Van Buul is het niet af te leiden en dat sluit goed aan bij de Nederlandse tekst van Tellegen. De jury van de Woutertje Pieterse Prijs die Toon Tellegen met Bijna iedereen kon omvallen in bekroonde, merkte daarover op: ‘misschien het ongewoonste aan de dieren is dat zij geen geslacht hebben. Ze zijn alleen hun soort. Een verklaring hiervoor heeft de jury niet kunnen vinden, behalve dan de voorzichtige veronderstelling dat die “neutraliteit” de dieren onttrekt aan de rollen in de traditionele dierenverhalen. Alleen is er nu het gevaar van uitsterven van Tellegens dieren. Maar hij lijkt de jury als schepper vindingrijk | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||
genoeg om zijn wereld in stand te houden’ (Fens et al, 1994; www2). De vindingrijkheid van Toon Tellegen die zijn wereld inderdaad reeds ruim vijftien jaar in stand houdt, wordt in Polen toch een handje geholpen. De dieren op de illustraties van Ewa Stiasny hebben duidelijk een geslacht. Dat betreft vooral de mier die roze jasjes draagt en op vier hoge hakken loopt. Ook de eekhoorn is eerder een vrouw. Het vuurvliegje is daarentegen een man en hij danst met een vrouw, de aardworm. Op de illustratie is dat duidelijk te zien aan het vrouwelijk gebogen lijfje van de aardworm en aan haar lange en gekrulde wimpers. Dit correspondeert trouwens ook goed met de tekst waarin de aardworm een beetje verlegen is om zijn/haar glinsterende ogen: ‘Het vuurvliegje gloeide zó zachtjes dat het vrijwel donker was om hem heen, terwijl de ogen van de aardworm glinsterden, ook al vond hij dat erg en deed ze telkens dicht’ (Tellegen, 2007, blz. 325). De hier door mij gebruikte ‘zijn/haar’-vorm is geen kwestie van politieke correctheid, het is een Nederlands-Poolse taalkwestie. Het Nederlands kent over het algemeen het tweegenerasysteem wat het grammaticale geslacht van de woorden betreft, hoewel er ook verschillen zijn: ‘Ten aanzien van de diernamen is het gebruik in noord en zuid, zeker in gesproken taal, verschillend. In het noorden worden deze substantieven in het algemeen alleen als vrouwelijk behandeld als de spreker zich het geslacht van het dier duidelijk bewust is of dit om een of andere reden expliciet wil aangeven’ (E-ANS; www1, cursivering IBK). Het Pools kent daarentegen een driegenerasysteem. Het is niet zo dat het grammaticale geslacht van een dier in het Pools altijd met het natuurlijke geslacht overeenkomt, maar een Poolse spreker is door de grammaticale regels gedwongen om een woord, overeenkomstig met zijn grammaticaal geslacht, als mannelijk, als vrouwelijk of als neutraal te behandelen. Zolang het geslacht van een dier niet extra gespecificeerd wordt, bijvoorbeeld door een eigennaam, is bijvoorbeeld de mier (‘mrówka’), net als de aardworm (‘dżdżownica’), op een grammaticaal natuurlijke manier vrouwelijk in het Pools en het vuurvliegje (‘świetlik’) is mannelijk, eveneens ten gevolge van de Poolse grammatica. In de Poolse tekst zijn de dieren, evenals in de Nederlandse, ‘alleen hun soort’, maar ten gevolge van grammaticale regels is het natuurlijker om bij de Poolse diernamen als ‘mrówka’ (mier) en ‘dżdżownica’ (aardworm) een vrouw te denken dan een man. Voor de cognitie heeft dat grote gevolgen, wat heel goed aan de illustraties bij de Poolse editie van Tellegens verhalen te zien is. In het geval van het verhaal over het vuurvliegje en de aardworm wordt deze indeling nog extra door de culturele context gesteund. Overeenkomstig het traditionele rollenpatroon die in de Poolse culturele context sterk aanwezig is, is het vanzelfsprekend om bij een dierenpaar uit Tellegens verhaal, dat in een omhelzing bij het maanlicht danst, aan een man en aan een vrouw te denken. En temeer omdat het ook grammaticaal klopt. | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||
Bij de uitgeverij Dwie Siostry wordt de vertaling van De verjaardag van alle anderen (1998) voorbereid. Naar alle waarschijnlijkheid (dezelfde vertaalster, dezelfde illustratrice) zal het volgende boek van Tellegen de traditie van Bijna iedereen kon omvallen voortzetten. | ||||||||||||||||||||||||
Moeilijk maar aantrekkelijkEen bijzonder fenomeen op de Poolse markt isAnne Provoost. Ze is de enige Nederlandstalige auteur van wie in een korte periode van twee jaar drie boeken in Poolse vertaling uitgegeven zijn: in 2005 De roos en het zwijn, in 2006 Mijn tante is een grindewal en Vallen. Alle drie boeken werden door drie verschillende uitgevers op de markt gebracht. De vertaling van het vierde boek (De arkvaarders) is in voorbereiding bij de uitgeverij Ezop, die ook de editie van Vallen verzorgde. De roos en het zwijn wordt in de Poolse recensies aan de ene kant in de context geplaatst van herschreven postmoderne sprookjes door Engelse en Amerikaanse feministische schrijfsters als Angela Carter, Jeanette Winterson, Clarissa Pinkola Estes en de Poolse Kinga Dunin (Wolny-Hamkało, 2005; Krawczyk, 2005). Aan de andere kant wordt gewezen op kenmerken die het boek in de traditie van de Bildungsroman plaatsen (Winnicka, 2005; Krawczyk, 2005). De recensenten zijn het er over het algemeen over eens dat het verhaal voor adolescenten geschreven is. Sporadisch wordt echter ook opgemerkt dat dit proza door zijn psychologische problematiek te moeilijk is om door jonge lezers, die geen volwassen levenservaringen achter de rug hebben, volledig begrepen te worden (Winnicka, 2005). Hoewel dit door geen van de recensenten wordt opgemerkt, verdient in deze context de grafische vormgeving de aandacht. Op het omslag is de vrouwelijke schoot te zien, bedekt met rozen die het schaamhaar verbergen of symboliseren. Enerzijds verwijst het vanzelfsprekend naar de seksuele initiatie waarmee de uitgever in de flaptekst het boek karakteriseert. Anderzijds is deze kaft voor een adolescentenroman die in Polen uitgegeven wordt, toch tamelijk gewaagd en sluit mogelijk aan (of misschien beïnvloedt?...) de recensenten die vermoeden dat dit boek voor jonge lezers toch te moeilijk zou zijn. Verder wordt in de recensies gewezen op talrijke symbolen en archetypische motieven die tegelijkertijd geen ‘interpretatieve wegwijzers’ (Winnicka, 2005) vormen. De gelaagdheid van het boek wordt op nog meerdere niveaus opgemerkt, | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||
zoals bijvoorbeeld de ambivalentie van gedragingen en karakters van de personages die niet als eenduidig zwart of wit te classificeren zijn (Pańków, 2005). In De roos en het zwijn zijn de alledaagsheid met verbeelding en de dromen met de realiteit vervlochten. Uit al die elementen ontstaat een geloofwaardige, net ‘echte’ werkelijkheid en misschien werd Provoost daarom door een aantal recensenten vergeleken met de Poolse schrijfster Olga Tokarczuk, auteur van mythopoëtisch proza. Tokarczuk is zowel bij de critici als bij het grote publiek in Polen een geliefd auteur. Haar proza vormde aldus een goed referentiekader om het eerste boek van de Belgische schrijfster aan het Poolse publiek voor te stellen. Daarentegen kon het volgende in Polen gepubliceerde boek van Provoost met niets vergeleken worden. Mijn tante is een grindewal vertelt over het incestprobleem, een thema dat in de Poolstalige kinder- en jeugdliteratuur nagenoeg nooit werd behandeld, en zeker niet met een vergelijkbare openheid en directheid die tegelijkertijd beslissend zijn voor de kracht en het literaire gehalte van het boek van Provoost. Deze kwaliteiten werden ook door de Poolse recensenten opgemerkt. Mijn tante is een grindewal werd minder besproken dan de twee andere boeken, maar wel in gerenommeerde vaktijdschriften: in het hier reeds genoemde Guliwer en in Nowe książki [Nieuwe boeken], een maandblad met recensies van kwalitatief proza. De nadruk van deze recensies ligt op de zwaarte van het onderwerp (Kotowska, 2007) en op de eenzaamheid van het hoofdpersonage als gevolg van seksueel misbruik (Jędrych, 2006). In de recensies van Vallen staan eveneens de moeilijke vragen centraal waarop door Provoost geen makkelijke antwoorden worden gegeven. Een nieuw aspect is de expliciet Poolse context van waaruit een van de recensenten naar het boek kijkt, namelijk immigratie vanuit het Oosten die steeds meer ook Polen betreft en die volgens de recensente een bron van vergelijkbare problemen kan zijn als die in Vallen worden behandeld (Kotowska, 2006). Kotowska noemt Vallen dan ook ‘noodzakelijke lectuur’Ga naar voetnoot7. In haar recensie wordt het vraagstuk van eerlijkheid ten opzichte van het kind ter discussie gesteld alsook het probleem van tolerantie ten opzichte van anders-zijn die reeds op een vroege leeftijd moet worden geleerd. Over de kwestie van hoe vroeg mag/moet je het kind met verschillende moeilijke kwesties confronteren, die Anne Provoost niet alleen in haar romans maar ook in haar essayistisch proza aansnijdt, wordt in Polen steeds vaker gediscussieerd, onlangs bijvoorbeeld naar aanleiding van de Poolse vertaling van And Tango Makes Three (2005) door Peter Parnell en Justin Richardson. Uit het overzicht van de receptie van Tellegen en Provoost blijkt een tamelijk optimistisch beeld van Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in Polen. Het | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||
zou echter onverantwoord zijn om op basis van de receptie van boven besproken boeken algemene conclusies te trekken. Daartoe is een achtergrond nodig, een context waarin deze twee case studies geplaatst kunnen worden. Gezien het bestek van deze bijdrage wordt hier een kort overzicht gegeven met enkele kanttekeningen bij de receptie van Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in Polen gedurende de tweehonderd jaar die liggen tussen Het Journaal van Bontekoe en de in 2005 uitgegeven Poolse vertalingen van De roos en het zwijn en Bijna iedereen kon omvallen. | ||||||||||||||||||||||||
‘Voor jonge personen’. De periode 1805-1980De tendens die begin negentiende eeuw met Het Journaal begonnen was, werd voortgezet met vertalingen van auteurs van proza voor volwassenen die in de Poolse context als jeugdliteratuur werden gepresenteerd. Zo kreeg bijvoorbeeld een verzameling verhalen en romans van Hendrik Conscience bij de tweede uitgave ervan (1861) in het Pools als ondertitel: ‘voor jonge personen’Ga naar voetnoot8. Ook De kleine Johannes (1887) van Frederik van Eeden sluit aan bij deze tendens. Het boek verscheen voor het eerst in Polen in 1904 als Mały Janek. De twee volgende uitgaven, uit 1913 en 1915, zijn een verkorte versie van Van Eedens tekst en ze werden met het oog op kinderen als doelgroep bewerkt. Dit werd eveneens in de titel van deze uitgaven aangeduid: Mały Janek. Opowiadanie dla dzieci. [De kleine Johannes. Een verhaal voor kinderen]. Het boek verscheen in een kinder- en jeugdserie van de uitgeverij J. Mortkiewicz en werd voorzien van illustraties door J. Tom. Voor 1939 werd nog een meisjesboek van Jo van Ammers-Küller in Poolse vertaling gepubliceerd - Karin i Lila (Tegen den stroom op, 1917), met als ondertitel: ‘Powieść dla młodzieży’ [Een roman voor de jeugd]. De volgende vertalingen uit Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur verschenen in Polen pas na de Tweede Wereldoorlog. Net als alle andere boeken uit de Nederlandstalige literatuur die in Polen zijn uitgegeven, werden ook kinder- en jeugdboeken niet uit het Nederlands, maar via andere talen vertaald. Tot 1983 is de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur met maar vier titels vertegenwoordigd. Uit het Duits werd in 1957 het dagboek van Anne Frank (voor zover dit boek tot kinder- en jeugdliteratuur gerekend kan worden) vertaald en in 1969 werd uit het Engels Lawines razen van An Rutgers van der Loeff-Basenau vertaald. Gezien de internationale receptie van Anne Frank is de eerste vertaling een min of meer evident gegeven. Bij Lawines razen gaat het om vertaling van een bekende auteur | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||
van kinderboeken, een van de pioniers van de naoorlogse jeugdliteratuur in het Nederlandse taalgebied. Misschien was het grote succes van Rutgers van der Loeff in Duitsland (toekenning van Deutscher Jugendliteraturpreis in 1957) doorslaggevend voor de vertaling. In zijn overzicht van de naar het Pools vertaalde Nederlandstalige literatuur beklemtoont de vertaler en onderzoeker Jerzy Koch: ‘Om de aandacht van de Poolse uitgevers en vertalers op zich te vestigen, moest een bepaalde titel eerst succes boeken op een vreemde markt met haar eigen specifieke normen en waarden’ (Koch, 1993, blz. 20). Mogelijk speelde ook een ander aspect mee. Veel boeken van Rutgers van der Loeff, waaronder Lawines razen, staan ‘in het teken (...) van verbroedering en (internationale) samenwerking’ (Van Coillie et al, 2004, blz. 287). Vanuit de toenmalige politieke Poolse context gekeken waren verbroedering en internationale samenwerking (uiteraard alleen met bepaalde landen) leuzen die veel deuren konden openen en misschien werden ze dan ook gebruikt om een vertaling van een auteur van buiten het IJzeren Gordijn überhaupt mogelijk te maken. Of dat inderdaad ook zo was, kan nu nog niet met zekerheid worden gezegd. Hier is meer onderzoek, in het bijzonder archiefonderzoek voor nodig. Een interessant geval zijn de twee vertalingen van Jo Elsendoorn. Vertaalster en onderzoekster van Nederlandstalige literatuur in Polen Zofia Klimaszewska noemde Elsendoorn naast Walter Breedveld, Aster Berkhof, Jan de Hertog en anderen, als auteurs die ‘zelfs in hun eigen land vrijwel onbekend’ (Klimaszewska, 1983, blz. 142) zijn en tot haar verbazing toch naar het Pools werden vertaald. Volgens Klimaszewska beantwoorden werken van deze schrijvers niet aan de criteria van ‘representativiteit en kwaliteit’ (ibidem) die zij als doorslaggevend acht voor de literatuur in vertaling. Klimaszewska's betoog vertegenwoordigt een canongerichte houding: de werken uit de canon dienen vertaald te worden en auteurs van buiten de canon hebben zelfs ‘geen recht op vertaling in het buitenland’, aldus Klimaszewska (ibidem). Het fenomeen van literatuur in vertaling is echter veel complexer en moet niet zozeer vanuit het bronsysteem, maar zeker ook vanuit het doelsysteem worden geanalyseerd: De status van een literatuur in het buitenland wordt niet bepaald door de vraag of de canon al dan niet vertegenwoordigd is, maar door een samenspel van vele factoren. Het is de dynamiek van de wisselwerkingen tussen deze factoren die de status bepaalt. De canon is niet meer dan een factor onder andere factoren. (Van Uffelen, 2006; www5). | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||
Hiervoor kan het geval Elsendoorn illustratief zijn.
Het is vergeefs zoeken naar deze schrijver in de populaire naslagwerken. Geen gecanoniseerde auteur dus, en toch werden twee van zijn kinderboeken naar het Pools vertaald. Dat is veel, aangezien de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in Polen vanaf 1805 tot de dag van vandaag met nauwelijks 40 titels vertegenwoordigd is. Van een persoonlijke fascinatie kan moeilijk sprake zijn, aangezien beide vertalingen door verschillende vertalers zijn verzorgd. Daarbij werd De blaaspijpers van de Montelbaan in 1970 uit het Duits en De jeugd van Ruuntje het reekalf in 1978 uit het EngelsGa naar voetnoot9 vertaald. Beide boeken werden door Nasza Księgarnia, de oudste en grootste uitgeverij van kinder- en jeugdliteratuur gepubliceerd. Mogelijk waren de vertalingen van Elsendoorn een resultaat van de pogingen tot internationalisering van het aanbod die in de jaren zeventig als gevolg van verandering van de officiële cultuurpolitiek werden ondernomen (Koch, 1993, blz. 21). Het blijft toch verbazing wekken waarom men juist voor deze minder bekende auteur gekozen heeft, niet in de laatste plaats omdat hij niet bepaald een groot succes had geboekt in het Duitse taalgebied hoewel daar de keuze met betrekking tot de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur veel breder was (Van Uffelen, 1993). Misschien kunnen andere werkzaamheden van Elsendoorn een sleutel zijn tot deze raadselachtige representatie in het Poolse literaire systeem. Elsendoorn was in de jaren zestig en zeventig muziekprogrammeur van het Holland Festival en degene die Jerzy Grotowski naar Nederland haalde (Sonnen, 2005; www 4). Of dit geen coïncidentie is maar een spoor zou kunnen zijn die naar de vertaling van zijn kinderboeken naar het Pools leidt, zou ook nader onderzocht moeten worden. | ||||||||||||||||||||||||
Professionalisering in kinderschoenen: de periode 1980-1999Zowel Klimaszewska (1983, blz. 143) als Koch (1993, blz. 21) wijzen op de professionalisering op het gebied van vertalingen uit de Nederlandstalige literatuur die te danken was aan het ontstaan van de neerlandistiek in Polen. Dankzij de vakkundige filologische vorming van de vertalers die vanaf de jaren tachtig rechtstreeks uit het Nederlands beginnen te vertalen, werd niet alleen de canon aangevuld, maar ook een aantal nieuwe Nederlandstalige auteurs in Polen geïn- | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||
troduceerd. Desondanks is het aandeel van de kinder- en jeugdliteratuur niet groot. Op het gebied van de fictie voor volwassenen werden in de periode 1980-1999 43 titels gepubliceerd, terwijl er op het gebied van kinder- en jeugdliteratuur maar zeven titelsGa naar voetnoot10 bijkwamen. Vooral bekroonde en/of elders vertaalde werken werden geselecteerd (Oorlogswinter, Kruistocht in spijkerbroek, Leven en werken van de kabouter). Ook een nieuwe vertaling van het dagboek van Anne Frank, op basis van de complete uitgave uit 1991, is zeker waard om te noemen, net als twee eerste kinderboeken van Vlaamse auteurs in Polen (Vijand zonder gezicht, Spoken spektakel). De aandacht verdient in deze groep ook Leven en werken van de kabouter. Het boek werd vanuit het Frans vertaald en boekte een enorm succes in Polen, waarvan niet alleen de tweede druk getuigt, maar ook een stroom van positieve recensies. Een vergelijkbaar succes viel niet alleen geen van de tot nu toe verschenen kinder- en jeugdboeken ten deel, maar ook vrijwel geen ander boek uit de Nederlandstalige literatuur. Daarentegen was de vertaling van Kruistocht in spijkerbroek geen succes, wat reeds de titel van een van de recensies kort en bondig weergeeft: ‘Over de wereldbestseller zonder enthousiasme’Ga naar voetnoot11 (Nowacka, 1994). | ||||||||||||||||||||||||
Een groter enthousiasme: de eenentwintigste eeuwVanaf het begin van de eenentwintigste eeuw kan een groter enthousiasme voor de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur gesignaleerd worden. Dit uit zich in het groeiende aantal vertalingen. Vanaf 2000 wordt bijna elk jaar ten minste een nieuwe titel uitgebracht. De canon wordt verder aangevuld, wat voornamelijk te zien is aan de vertalingen van Nijntje-verhalen van Dick Bruna en enkele boeken van Annie M.G. Schmidt. Beide auteurs werden in Polen pas in de eenentwintigste eeuw geïntroduceerd. Verder valt op dat het aandeel Vlaamse auteurs in Poolse vertaling aanzienlijk hoog is: acht Vlaamse auteurs in deze periode, met tien titels tegenover vijf Nederlandse auteurs met dertien titels (waaronder Dick Bruna en Thé Tjong-Khing met aanzienlijk minder vertaalwerk...). Daarbij kan vastgesteld worden dat de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur het net zo goed doet de laatste jaren in Polen als de Nederlandstalige literatuur voor volwassenen. Tussen 2000 en 2008 werden er 21 titels op het gebied van de fictie voor volwassenen vertaald (waaronder door NLPVF ook een grensgeval: een bloemlezing Nederlandse, Vlaamse en Friese sprookjes wordt vermeld), terwijl er 22 titels van kinder- en jeugdboeken uitkwamen. Ook de kwaliteit van de kinder- | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||
en jeugdboeken uit het Nederlandse taalgebied staat in hoogaanzien, waarvan onder andere de toekenning van de Duży Dong-prijs voor de uitgave van Tellegens verhalen getuigt. Bovendien worden zowel de teksten als zodanig alsook het schitterende werk van vertalers en illustratoren in veel recensies opgemerkt en geprezen. | ||||||||||||||||||||||||
ConclusieOp basis van het hier gepresenteerde receptieoverzicht en de twee case studies kunnen enkele algemene conclusies worden geformuleerd. Hoewel de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in Polen niet talrijk vertegenwoordigd is, kan in de laatste jaren een groei worden geregistreerd. Aan de ene kant worden de door het bronsysteem gecanoniseerde werken (Schmidt en Bruna) gerecipieerd. Ondanks een grote tijdsafstand die de originele uitgave van de vertaling scheidt, worden ze in het doelsysteem alsnog met succes opgenomen. Aan de andere kant kan op basis van de hier geanalyseerde vertalingen van Provoost en Tellegen vastgesteld worden dat met deze vertalingen bepaalde lacunes in het Poolse literaire systeem aangevuld worden. Bij Provoost gaat het om per definitie moeilijke onderwerpen als incest die Poolse auteurs van jeugdliteratuur uiterst zelden behandelen. Verder gaat het om adolescentenromans die weliswaar bij de klassieke Bildungsroman aansluiten, maar waar geen kant-en-klare oplossingen worden voorgeschoteld. De protagonisten van Provoosts romans ‘zondigen en maken fouten’Ga naar voetnoot12 (Pańków, 2005) en de lezer kan niet verwachten dat ze lang en gelukkig leven als het boek uit is. Dit gaat bij Provoost gepaard met de afwezigheid van opdringerige didactiek. De verbinding van deze twee elementen komt in de Poolse kinder- en jeugdliteratuur tamelijk zelden voor. Ook een kijk vanuit de Poolse maatschappelijke context kan beslissend zijn voor de receptie: Vallen wordt gelezen vanuit anticipatie op de problemen met immigranten waarmee Polen in de nabije toekomst geconfronteerd kan worden. Samen met de onbetwistbare kwaliteiten van Provoosts proza kunnen ook deze formele en inhoudelijke kenmerken van haar boeken als redenen gelden voor haar duidelijke aanwezigheid in het Poolse literaire systeem. Bij Tellegen gaat het om de introductie van een nieuw genre. Ook dit is verbonden met open plekken die in het ontvangende systeem met vertaalde werken worden gevuld. Deze tendens betreft eveneens de vertaling van Ben is dood van Jan de Zanger met thema's als verslaving aan drugs en dood van het jonge personage, die vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw via de vertalingen in het circuit van jeugdliteratuur in Polen binnengehaald wordenGa naar voetnoot13. | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||
De analyse van Tellegens vertaling en
zijn grafische vormgeving toont bovendien hoe de context van het doelsysteem zijn stempel kan drukken op een tekst die als gevolg ervan in een andere culturele context als een gedeeltelijk ander boek gelezen wordt (vergelijk. ook: De Geest, 2008, blz. 38). Hetzelfde betreft in feite De roos en het zwijn waarvan het Poolse omslag een boek met meer volwassen inhoud suggereert dan de originele uitgave. Ook de doeltaal zelf, zoals blijkt uit de bespreking van Tellegens verhalen, heeft een grote invloed op cognitieve processen die met de ontvangst van een boek in een andere culturele context verbonden zijn. De boeken van beide auteurs sluiten aan bij reeds vroeger gerecipieerde werken uit de wereldliteratuur die voor een dubbelpubliek zijn bestemd en eveneens door jongeren respectievelijk kinderen, alsook door volwassen lezers kunnen worden gelezen. Al deze interacties tussen de culturele context van het doelsysteem enerzijds en de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur anderzijds, tonen de dynamiek van de Poolse receptie in haar verschillende aspecten. Op basis van het voorbeeld van Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in Poolse vertaling kunnen we concluderen dat het doelsysteem in een tijdsperspectief van gesloten naar open groeit. Daarvan getuigt niet alleen het aantal vertalingen dat in de afgelopen negen jaar aanzienlijk gestegen is, maar ook het aandeel van vertaalde kinder- en jeugdboeken ten opzichte van boeken voor volwassenen - de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur in Poolse vertaling wordt een steeds belangrijker onderdeel van het Poolse literaire systeem. | ||||||||||||||||||||||||
LiteratuurPrimaire literatuur
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||
Secundaire literatuur
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||
BijlagePoolse vertalingen van Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur - chronologisch overzicht.
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||
|
|