Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 21
(2007)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Dagprogramma
| |||||||||||||||||||||||||||||
ProgrammaPlenaire lezingNico ter Linden (theoloog en predikant) Moet je horen | |||||||||||||||||||||||||||||
Thema 1: 0 - 6 jaar
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Thema 2: 6 - 12 jaar
| |||||||||||||||||||||||||||||
Thema 3: VMBO
| |||||||||||||||||||||||||||||
Thema 4: HAVO/VWO
| |||||||||||||||||||||||||||||
Thema 5: Interculturele en -religieuze dialoog
| |||||||||||||||||||||||||||||
InschrijvingInschrijving is alleen mogelijk door inzending van de antwoordkaart of via de website. U kunt een bijdrage in de kosten overmaken op bankrekening 45.50.77.045, t.n.v. UvT, FGW, Dante building 310, code 5500.W409. De bijdrage bedraagt € 50,- voor fulltime studenten (HBO en universiteit, onder vermelding van studentkaartnummer) en € 125,- voor anderen. Deze bijdrage is inclusief het themanummer van Literatuur zonder leeftijd en de symposiumbundel. Om eventuele problemen te voorkomen, verzoeken wij u bij betaling duidelijk de naam van de deelnemer te vermelden. U wordt verzocht u persoonlijk voor één van de thema's in te schrijven en de deelnemersbijdrage te voldoen vóór 11 januari | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||
2008. Documentatie wordt daarna toegezonden. Vanwege reeds gemaakte kosten en gedane reserveringen die bij de organisatie in rekening worden gebracht, wordt bij afmelding ná 11 januari 2008 en bij afwezigheid zonder bericht, een bedrag van € 65,- in rekening gebracht. Voor nadere informatie:
Carine Zebedee, UvT, FGW (Faculteit Geesteswetenschappen) Postbus 90153 5000 LE Tilburg Tel. 013 - 466 26 68 Fax 013 - 466 28 92 E-mail: acw@uvt.nl Internet: www.uvt.nl/fgw/hemel-en-aarde | |||||||||||||||||||||||||||||
SprekersHieronder worden de sprekers in alfabetische volgorde voorgesteld. Van drie lezingen was de inhoud nog niet beschikbaar bij het ter perse gaan van dit nummer. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ido Abram en Jenny WeslyIdo Abram werd in 1940 in Indonesië (het toenmalige Nederlands-Indië) geboren. Hij studeerde filosofie, wiskunde en algemene taalwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1990 tot en met 1997 was hij bijzonder hoogleraar ‘Educatie van en na de Shoah’ aan de Universiteit van Amsterdam. Tegenwoordig is hij directeur van de Stichting Leren (Amsterdam). Zijn publicaties gaan over joodse identiteit, ‘opvoeding na Auschwitz’ en intercultureel leren. Hij geeft lezingen/workshops en ontwerpt educatieve programma's. Jenny Wesly werd geboren in 1948 in Maastricht. Zij studeerde kunstgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Van 1971-1979 woonde en werkte zij in New York. In 1981 vestigde zij zich als zelfstandig fotograaf in Amsterdam. Naast vrij werk voor publicaties (Joods, 1987) en tentoonstellingen geeft zij trainingen en workshops op het gebied van empowerment en fotografie. | |||||||||||||||||||||||||||||
De nieuwe schijf van vijf en intercultureel leren. Een praktische methode die in alle mogelijke situaties te gebruiken isDe methode is gebaseerd op het Arena-model, ontwikkeld door professor Ido Abram in samenwerking met Jenny Wesly, kunstenaar en workshopleider (zie: Ido Abram & Jenny Wesly, Elkaar leren kennen = Leren van elkaar. Eigen identiteit en interculturele dialoog, Forum/Ger Guijs, Utrecht/ Rotterdam, 2006). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||
In de ‘arena’ van het leren en leven - die zowel strijdperk als podium kan zijn - komen twee beelden bij elkaar: hoe jij jezelf ziet (identiteit) en hoe anderen jou zien (imago). Die beelden kloppen niet altijd. En in elk geval zijn ze nooit helemaal hetzelfde. Dat verschil tussen identiteit en imago leidt vaak tot spanning en conflict, maar kan ook het begin zijn van een dialoog. Door je open te stellen voor elkaars cultuur en belevingswereld, maak je het verschil tussen identiteit en imago kleiner: je leert elkaar (en jezelf) dus beter kennen. Het maakt je sterker (empowerment, autonomie). ‘Anderen begrijpen is jezelf begrijpen. Jezelf begrijpen is de wereld begrijpen’ (Janis Rainis). In de praktijk betekent de Arena-methode dat identiteit eerst zichtbaar moet worden. Dat gebeurt tijdens de workshop met behulp van de ‘identiteitscirkel’. Elke deelnemer verdeelt een schijf of bol in diverse ervaringsgebieden (wat is belangrijk voor jou?) en vult die ‘partjes’ in met tekeningen, woorden, foto's, noem maar op. Alles wat de ervaringsgebieden illustreert - en daarmee ook iemands identiteit - is welkom: het brengt de dialoog op gang. | |||||||||||||||||||||||||||||
Farouk AchourMijn moeder was een Turkse vrouw uit Istanbul. Mijn vader was een Tunesiër van het eiland Djerba. Met de komst van Atatürk en de republiek zijn mijn grootouders (van moeders' kant) uit Turkije gevlucht, op een Franse boot, en hebben onderkomen gevonden in Tunesië, toen nog een Franse kolonie. Om een bedrijf te kunnen starten, moest mijn Turkse grootvader een autochtone associce hebben, en dat werd mijn grootvader van vaders kant. En zo trouwden mijn vader en mijn moeder. Ik weet niet of het een gearrangeerd huwelijk of een liefdesintrige was; over dit soort zaken sprak men niet. Ik was de oudste en de enige van mijn broers en zusters die van mijn moeder Turks leerde spreken. Van mijn vader en de omgeving kreeg ik het Tunesisch mee en op school werd ik onderwezen in het Frans en leerde klassiek Arabisch. Vanaf de kleuterschool tot en met de UNESCO heb ik altijd gebaad in het onderwijs, het onderzoek en het schrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||
Het licht in de nis. Koranvertellingen voor iedereenEen betoudovergrootvader, een patriarch, even oud als of zelfs ouder dan Methusalem, zit op z'n veranda. Achter hem, in de muur waar hij tegenaan leunt, is een nis waarin hij het Boek opbergt. Zijn achter-achter-achter-klein-dochter, jong als de nabije toekomst, houdt hem gezelschap en stelt hem vragen die haar bezighouden. In plaats van lange, overladen en ingewikkelde antwoorden te geven, vertelt de grootvader liever verhalen, die hij put uit het Boek, de Geschriften. Geschrift is de eerste betekenis van literatuur; uit het | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Latijn litteratura - de kunst van het schrijven - en littera; de letter, het geschrift. Zonder enige zwaarwichtigheid, zijn het vooral genegenheid en schoonheid die de oude man aan het kind overdraagt door middel van teksten, geschreven met slechts 28 letters in de Koran en 26 voor het Latijnse alfabet van de Bijbel. | |||||||||||||||||||||||||||||
Richard AnthoneRichard Anthone is internationaal erkend als ‘teacher-trainer-educator’ door de International Council for Philosophical Inquiry with Children en is als lector Wijsbegeerte verbonden aan het departement Sociaal-Agogisch Werk van de Karel de Grote-Hogeschool Antwerpen. Hij is medeauteur van onder meer Socrates op de speelplaats, filosoferen met kinderen in theorie en praktijk (Acco, 1997 en heruitgave in 2007), Van boeken ga je denken. Filosoferen met kinderen aan de hand van jeugdliteratuur (Acco, 2000), Peinzen: 49 filosofische vragen van kinderen (Acco, 2006) en Filosoferen met Doornroosje (Acco, 2007). | |||||||||||||||||||||||||||||
Over schoonheid en waarheidAnekdote! In 1997 werd ik door het MUHKA uitgenodigd om te midden van de tentoonstelling van De Kooi met kinderen te filosoferen. De tentoonstelling was opgebouwd rond het gelijknamige boek van Gregie De Maeyer en bestond uit kooien en de houten beelden van Koen Vanmechelen. Ik had mij met een tiental kinderen van de leeftijd 9-11 jaar temidden van de beelden geïnstalleerd. Ik vroeg wie het boek kende. De meesten antwoordden ontkennend, maar één jongen stak zijn hand op en zei: ‘Ik’ en voegde er meteen aan toe dat hij het een slecht boek vond. Hij bleek lid te zijn van de Jeugdjury. ‘Ja,’ zei hij, ‘ik heb het zelfs nul punten gegeven.’ ‘Oeioei,’ dacht ik, ‘dit begint goed.’ We hielden toch ons filosofisch gesprek vetrekkende vanuit het verhaal en de beelden. Het was een heel goede sessie, boeiend en rijk zoals dat dikwijls met kinderen is. Na de sessie kwam diezelfde jongen naar mij toe en zei: ‘Ik ben boos, want het is niet eerlijk. Had ik geweten dat je dit met het boek kon doen, dan had ik het meer punten gegeven.’ ‘Hoeveel zou je nu gegeven hebben,’ vroeg ik. ‘Zeker acht of tien,’ antwoordde hij. | |||||||||||||||||||||||||||||
Beschrijving workshopIn het voorwoord van Van Boeken ga je denken duidt Professor Freddy Mortier het als volgt: literatuur zou naar schoonheid streven, filosofie naar waarheid. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Toch, zo zegt hij, bewandelen ze grotendeels elkaars paden vooral wanneer het gaat over het zoeken naar interessante vragen en ongewone gezichtspunten. Aan de hand van enkele tekstfragmenten wil ik samen met de deelnemers onderzoeken of deze stelling wel opgaat; stilstaan bij het filosofische potentieel van citaten en kijken wat voor ‘ongewone’ vragen het kan opleveren. De citaten zullen voortkomen uit het boek Filosoferen met doornroosje, gebaseerd op het boek Brieven aan Doornroosje van Toon Tellegen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Toos van de Beuken en Ruben KuyperToos van den Beuken-Bots (1958) volgde na het gymnasium de opleiding tot assistent-bibliothecaris in Sittard en de opleiding tot jeugdbibliothecaris in Tilburg. Vanaf 1980 is zij werkzaam in het openbaar bibliotheekwezen, vanaf 2000 in de bibliotheek Someren, die sinds 1 juli 2005 deel uitmaakt van de bibliotheek Helmond-Peel. In de bibliotheek Someren is zij verantwoordelijk voor collectie en activiteiten van de jeugdafdeling en voor de dienstverlening ten behoeve van het basisonderwijs en de voorschoolse doelgroep. Ruben Kuyper (1956) studeerde filosofie en pedagogiek. Zijn vervangende dienstplicht vervulde hij in de psychiatrie. Hij specialiseerde zich in het filosoferen met kinderen. Tegenwoordig is hij leraar klassieke talen en verzorgt hij gastlessen filosoferen met kinderen in het reguliere onderwijs en met speciale groepen als leerlingen uit het ZMLK en hoogbegaafde schooldropouts. | |||||||||||||||||||||||||||||
Het leeservaringsproject ‘Waarom jij er bent’. Filosoferen met kinderen en zelf een prentenboek makenIn de bibliotheek van Someren vond in de Kinderboekenweek van 2005 een project plaats rond het toen net met een Zilveren Griffel bekroonde prentenboek Waarom jij er bent van de Duitse schrijver en tekenaar Wolf Erlbruch. De vraag, waarom jij er bent, wordt in dit filosofische prentenboek licht, geestig en serieus beantwoord. De lezer wordt uitgedaagd om eigen antwoorden te vinden. Het boek werd door kinderen uit groep 5 en 6 bekeken en gelezen. Hun ervaringen werden aansluitend onder leiding van een filosoof en een beeldend kunstenaar verwerkt. Het resultaat was een uniek boek dat ter inzage gelegd werd in de bibliotheek en daarna overhandigd werd aan de klas die het gemaakt had. De organiserende jeugdbibliothecaris Toos van de Beuken en kinderfilosoof Ruben Kuyper zullen dit project in hun gezamenlijke lezing toelichten. Rode draad bij de toelichting zal zijn het begrip ‘literatuureducatie’ zoals gezien door de Engelse kinderboekenauteur Aidan Chambers. In zijn werk heeft Chambers wel aandacht besteed aan het in een groep bespreken en verdiepen van de | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||
leeservaringen van kinderen, maar hoe doe je dat laatste nu in de praktijk? In de voordracht wordt stilgestaan bij de gesprekstechniek zoals die binnen het filosoferen met kinderen ontwikkeld is. | |||||||||||||||||||||||||||||
Ellen GeerlingsEllen Geerlings (1961) studeerde wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. In de periode 1994 tot 2002 was ze docent maatschappijleer en filosofie aan het Atlas College in Hoorn, en docent filosofie aan het Murmelius gymnasium in Alkmaar. In Hoorn werkte ze ook aan de ontwikkeling van een lesmethode en lesmateriaal filosofie voor VWO3 tot en met VWO6. Ze vertaalde onder andere Mystiek en logica van Bertrand Russell en Het einde van de filosofie en de opgave van het denken van Martin Heidegger. Begin 2007 kwam bij Boom haar filosofiemethode Het oog in de storm. Wegwijs in de filosofie uit. Deze methode geeft inzicht in de geschiedenis en domeinen van de filosofie, en biedt handreikingen voor het filosoferen met havo- en vwo-leerlingen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Het oog in de stormIn haar lezing zal Ellen Geerlings ingaan op de betekenis van literatuur voor de filosofie, zowel in de ruimste zin van het woord als in relatie tot de didactiek. Dit zal ze illustreren aan de hand van verhalen en gedichten, die ze voor Het oog in de storm heeft geselecteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||
Bas HaringBas Haring studeerde aan de Universiteit Utrecht waar hij in 1988 zijn propedeuse natuurkunde behaalde en in 1992 zijn doctoraalexamen wijsbegeerte (afstudeerrichting: kunstmatige intelligentie). Haring promoveerde in 1997 tot doctor aan dezelfde universiteit op het onderwerp ‘cognitieve kunstmatige intelligentie’. Hij is werkzaam als docent mediatechnologie bij de Universiteit Leiden. Sinds 1 oktober 2006 is Haring als bijzonder hoogleraar vanwege het Leids Universiteits Fonds (LUF) benoemd op de leerstoel ‘Publiek begrip van wetenschap’. Haring gaat ook jonge wetenschappers trainen in het toegankelijk maken van wetenschap. Zijn bekendste boek is Kaas en de evolutietheorie. Dit werk over de evolutietheorie en de implicaties hiervan verscheen in 2001 en ontving in 2002 de Gouden Uil voor de jeugdliteratuur en de Eureka!-prijs voor populair-wetenschappelijke literatuur. Daarnaast schrijft hij columns voor verschillende tijdschriften. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Annemarie van HaeringenAnnemarie van Haeringen is prentenboekenmaker en illustrator. Ze ontving drie keer een Gouden Penseel voor respectievelijk Malmok, De prinses met de lange haren en Beer is op Vlinder. Voor Het begin van de zee kreeg ze een zilveren griffel. Samen met Rindert Kromhout is Annemarie van Haeringen verantwoordelijk voor de boeken over Kleine Ezel. In 2007 maakte ze samen met Tonke Dragt het prentenboekje Wat niemand weet voor de Kinderboekenweek in opdracht van de CPNB. | |||||||||||||||||||||||||||||
Batsheba gaat in bad. Over het illustreren van Bijbelverhalen voor jonge kinderenEen bijzondere opdracht, ‘zoals je maar één keer in je leven krijgt’, was voor Annemarie van Haeringen het illustreren van een nieuwe uitgave van Bijbelse verhalen voor jonge kinderen (1994) van D.A. Cramer-Schaap. Deze bundel, waarvan de eerste druk in 1957 verscheen, werd door Lieke van Duin bewerkt en aangevuld. De vernieuwing kreeg ook vorm in de illustraties. Over het tot stand komen van deze illustraties zal de voordracht gaan; het hoe en waarom, de zoektocht naar beelden die in haar ogen bij de verhalen passen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Kolet JanssenKolet Janssen is jeugdauteur en schrijft zowel fictie als non-fictie. Ze studeerde theologie aan de K.U.Leuven en gaf negenentwintig jaar godsdienstles aan 15-tot 18-jarigen. Ze schrijft boeken in verschillende genres, van knotsgekke avonturenverhalen tot historische romans over de heksenvervolging, en van ‘probleem’-boeken over autisme tot intrigerende verhalen over familiegeheimen. Op het terrein van de non-fictie publiceert ze vooral over geloof en samenleving. Ze werkt mee als freelance journaliste aan de jongerenbladen van Averbode (Zonneland, iD, Blikopener, Reflector). Ook geeft ze workshops rond filosoferen met kinderen en creatief schrijven. Enkele titels: Het Duivelskind (1991), Mijn broer is een orkaan (1994), Ik geloof dat ik geloof (1997), Het Teken (1999), Warme Woorden (2002), Waarom? Eerlijke antwoorden op moeilijke vragen (2002), Het grote avontuur van God en mens (kinderbijbel) (2004), De Vlecht (2005), Hoor je wat ik zeg? (gebeden voor kinderen) (2005), God & Co. Over geloven altijd en overal (2006), Het Boek van de Troost (2007). | |||||||||||||||||||||||||||||
Eerlijke antwoorden op moeilijke vragen. Kinderen over God, goed en kwaadHoe komt het dat je God niet kunt zien? Waarom bestaan er mensen? Hoe komt | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||
het dat je niet kunt blijven leven? Waarom is de ene mens rijk en de andere arm? Waarom maken ouders ruzie? Meer dan vroeger worden kinderen en jongeren geconfronteerd met allerlei levensovertuigingen in hun directe omgeving. Ze denken na over wat ze zien en horen en formuleren er meningen en vragen over. Het is de taak van volwassenen om kinderen en jongeren te begeleiden in hun denkproces, om hen al doende genuanceerd te leren denken. Dit moet gebeuren met groot respect voor de eigen denkpaden van kinderen. Daarnaast hebben kinderen en jongeren ook recht op antwoorden van volwassenen. Niet als verpletterende waarheden die hen verlammen, maar als mogelijkheden die aan het denken van het kind nieuwe impulsen kunnen geven. | |||||||||||||||||||||||||||||
Guus KuijerGuus Kuijers' eerste, met een Gouden Griffel bekroonde jeugdboek, was Madelief: Met de poppen gooien (1975). Daarna volgden nog vier boeken over Madelief, waarvan Krassen in het tafelblad eveneens werd bekroond met de Gouden Griffel. Aan de vertaling, Erzähl mir von Oma, werd de Deutscher Jugendliteraturpreis toegekend. In 1979 ontving Kuijer de Staatsprijs voor Kinder- en Jeugdliteratuur. Daarna schreef hij allerlei soorten werk voor kinderen: dierenverhalen (Eend voor eend en Olle), jeugdtheater (Prijs de beer, 1990), televisiescripts (Fatima, 1985), jeugdromans (Zwarte Stenen en Het land van de Neushoornvogel), avonturenverhalen (de boeken over Tin Toeval) en vijf boeken over Polleke, waarvan het eerste, Voor altijd samen, amen, de Gouden Griffel kreeg. Het Kinderboekenweekgeschenk dat Guus Kuijer in 2001 schreef, Ik ben Polleke hoor!, is het laatste deel uit die serie. Hij kreeg er in 2003 de Woutertje Pieterse Prijs voor. In september 2003 verscheen de film Polleke. In drie recente boeken speelt religie een belangrijke rol. Het jeugdboek Het boek van alle dingen (2004) gaat over de zoektocht van Thomas naar het geluk, tegen de achtergrond van een streng gereformeerd milieu in de jaren vijftig. Voor volwassenen schreef Kuijer twee essayistische boeken. In Hoe een klein rotgodje God vermoordde (2006) bekritiseert hij de fundamentalist die het goddelijke van God niet eerbiedigt en ‘zolang met zijn cirkelzaag op God (heeft) in gezaagd tot Hij is geworden tot het kleinzielige, naargeestige mannetje dat hij in hun ogen is.’ In Het doden van een mens (2007) schetst hij aan de hand van het leven van Sebastian Castellio een beeld van de zestiende-eeuwse godsdiensttwisten en houdt hij een pleidooi voor tolerantie.
Kuijer houdt zijn lezing onder de titel Waarom kinderen wel cowboytje, maar nooit Jezusje spelen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Jan de LeeuwJan de Leeuw is hogeschooldocent voor ethiek bij Fontys Economische Hogeschool Tilburg. Hij is auteur van vele educatieve uitgaven over levensbeschouwing en ethiek, waaronder Standpunt, levensbeschouwing voor de basisvorming. Deze methode omvat drie varianten: een voor havo/vwo, een voor vmbo en een voor vmbo-lwoo/bbl. Hij schreef ook de methode ‘Zin Leren’ voor havo en voor havo/vwo: een methode met aandacht voor levensbeschouwing en ethiek voor de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Jan de Leeuw is als freelancer ook werkzaam voor de Radboud Stichting, Teleac/NOT (SchoolTV) en andere opdrachtgevers. | |||||||||||||||||||||||||||||
Het vak levensbeschouwing op havo/vwoIn deze inleiding wordt ingegaan op de plaats van het vak levensbeschouwing op havo/vwo en de manier waarop levensbeschouwelijke ‘verhalen’ daarin aanwezig zijn. Daarbij zal er ook aandacht zijn voor de functies die deze verhalen hebben in het levensbeschouwelijk onderwijs en de manier ze didactisch geïntegreerd worden. Hierbij zal ook het wezenlijke verschil tussen ‘eerste taal’ (zakelijke taal) en ‘tweede taal’ (metaforische taal) een plaats krijgen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Nico ter LindenDs. Nico ter Linden (1936) studeerde theologie in Utrecht, Nijmegen en de Verenigde Staten. Hij was predikant in diverse plaatsen en instellingen. Zijn laatste standplaats was de Amsterdamse Westerkerk, van 1977 tot 1995. Van 1995 tot 2003 wijdde hij zich geheel aan het schrijven van een zesdelige hervertelling (met uitleg) van de Bijbel onder de titel Het verhaal gaat... In 2004 verscheen een keuze uit de zes delen onder de titel De mooiste Bijbelverhalen. Daarna publiceerde hij drie bundels met Bijbelse verhalen voor kinderen: Koning op een ezel (2005), Het land onder de regenboog (2006) en De profeet in de vis (2007). De columns die hij voor het dagblad Trouw schreef, werden gebundeld in Korte Verhalen en Kostgangers. Voor de NCRV-televisie bracht hij enige jaren achtereen het programma Op verhaal komen in de Wester. | |||||||||||||||||||||||||||||
Moet je horenDe geloofsoverdracht stagneert. Wij zien dat kinderen steeds vroeger hun ‘eerste naïviteit’ verliezen en hun interesse in de Bijbelse verhalen verliezen, omdat het verhaalkarakter van die verhalen hun ontgaat. Het is dus zaak de kinderen reeds op vroege leeftijd vertellender- en uitleggenderwijs dat verhaalkarakter duidelijk te maken, een opdracht die voor veel ouders en opvoeders niet zelden | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||
te hoog gegrepen is, omdat zij zelf vaak gebrekkig zijn toegerust en niet of onvoldoende vanuit een eigen verworven ‘tweede naïviteit’ kunnen opereren. Geloofsoverdracht geschiedt zowel op cognitief niveau (je moet er iets van weten) als op affectief niveau (je moet er iets bij voelen), waarbij het affectieve niveau het belangrijkste is. | |||||||||||||||||||||||||||||
Francien van Overbeeke-RippenFrancien van Overbeeke-Rippen is onderwijskundige en theoloog. In 1998 promoveerde zij aan de Radboud Universiteit op een proefschrift getiteld Overgave aan God - Navolging van Christus, een onderzoek naar afstand en nabijheid tussen islam en christendom. Voordien werkte zij met haar echtgenoot vijf jaren in Pakistan aan een onderwijsproject. Van haar hand verschenen verder onder andere Ibrahiem en Abraham. Koran en Bijbel verteld voor kinderen, de Engelstalige versie Abraham and Ibrahim - Qur'an and Bible told to children en Over en Weer. 25 vragen van christenen en moslims. Zij is betrokken bij de Stichting Trialoog (ter bevordering van de dialoog tussen de drie Abrahamitische geloofsgroepen; www.stichting-trialoog.nl). | |||||||||||||||||||||||||||||
Ibrahiem en Abraham. Verhalen van drie religies in de klasJoodse, christen- en moslimkinderen ontmoeten elkaar op school. Al deze kinderen brengen, veronderstellen we, reeds een religieuze opvoeding van thuis mee. Aan de leerkracht de taak om zich te verdiepen in de leefwereld van deze leerlingen en overeenkomsten te ontdekken in de verhalen uit hun bronnen. Onderwijsmateriaal is daarvoor beschikbaar. Herkenning van iets uit elkaars verhalen leidt gemakkelijker tot erkenning en kan een gevoel van verwantschap geven. De praktijk heeft het al bewezen. Zijn we in Abraham familie van elkaar? Als dit op jonge leeftijd wordt bijgebracht, kan dit leiden tot vriendschap en vrede - het begin van een wereldvrede misschien? | |||||||||||||||||||||||||||||
Lydia RoodLydia Rood (1957) studeerde Spaans en journalistiek en werkte voor de Volkskrant. Ze debuteerde in 1982 met een kinderboek en bedreef sindsdien bijna alle genres, van kleuterboeken tot erotische verhalen. Maar ook thrillers, romans, columns en theaterproducties. Ze werd twee maal genomineerd voor de Gouden Strop en haar kinderboeken werden meermalen bekroond. Samen met haar man Mohamed Sahli heeft ze enkele jeugdboeken geschreven die in Marokko spelen, waar ze een deel van het jaar wonen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Sabah is op SamirAls ze lezen, zoeken kinderen een held, om zich mee te identificeren, een rolmodel, of een personage waarvan ze de twijfels en angsten herkennen. Onze jeugdliteratuur, hoewel niet meer zo wit als voorheen, is toch nog voornamelijk geconcipieerd uit het perspectief van een blanke, christelijke, calvinistische, van koopmansgeest doortrokken dierenvriend. Dit sluit op geen enkele manier aan op de leefwereld van Gül of Bashir. Dan moeten we niet raar opkijken dat we Bür en Bashir, Sabah en Samir, Semra en Rawi kwijtraken als lezers. Om deze kinderen er toch bij te houden, enkele tips aan schrijvers. | |||||||||||||||||||||||||||||
Marja van RossumMarja van Rossum is docent kinderfilosofie op enkele basisscholen. In Delft werkt zij sinds 1997 wekelijks met kinderen, in Heemstede en Dordrecht coacht ze teams. Sinds mei 2000 werkt zij als redacteur en coördinator voor het Centrum Kinderfilosofie Nederland. Ze verzorgt voor kinderen vanaf drie jaar de filosofiepagina's in het maandblad Pompoen. Daarnaast traint zij onder andere dramadocenten, pastors, docenten levensbeschouwing en kunstenaars. Ze ontwikkelde materiaal voor de afdeling Literaire Vorming Roosendaal en leverde een substantiële bijdrage aan culturele projecten in Rotterdam. Bijvoorbeeld het driejarig literatuur- en filosofietraject ‘Mooi Zo!?’ voor het basisonderwijs en de multidisciplinaire projecten ‘Ik mis je zo’ en ‘Stopplek Kop van Zuid’, waarin filosoferen en jeugdliteratuur een prominente plaats hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||
En dan beginnen we... Filosoferen met jonge kinderen vanuit jeugdliteratuurPrachtig blijft het, dat eerste, magische moment, als je het boek langzaam opent en de halzen van de kinderen verwachtingsvol ziet rekken. Ha! Voorlezen! Beelden en teksten, vormen en kleuren roepen iets op: plezier, ontroering, spanning. Iets wat verrast, iets speels, of rebels. Het raakt aan de verwondering, die hier mag zijn. Iets wat volwassenen niet meer zo vaak kunnen, mogen - of willen - zien. Juist dat maakt dat jeugdliteratuur zich zo goed leent om te filosoferen. Ook - of juist - met jongere kinderen. We vertrekken vanuit het respect voor hun denken. We gaan in op het plezier in het samen onderzoeken van vragen en op het plezier in taal. | |||||||||||||||||||||||||||||
Leen SpeelmanMijn betrokkenheid bij het filosoferen blijkt uit mijn ruim twintigjarige ervaring met filosoferen in de basisschool. Als lid van het indertijd opgerichte Centrum voor kinderfilosofie heb ik vanuit mijn schoolbegeleiderschap meegewerkt aan de SLO-map Filosoferen met kinderen, heb ik regelmatig cursussen gegeven, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||
meegewerkt aan Europese projecten en recent een bijdrage geleverd aan Rob Bartels, Kinderen leren filosoferen. Vanuit mijn achtergrond als Neerlandicus ben ik extra geïnteresseerd in de talige kant van het filosoferen en de inzet van jeugdliteratuur. Daartoe heb ik een samenwerking met de Bibliotheek Velsen waar ik cursussen verzorg. | |||||||||||||||||||||||||||||
Filosoferen op het vmbo: DOENWaarom zou je gaan filosoferen met kinderen op het vmbo? Kunnen ze dat? En als je er vertrouwen in hebt dat ze het kunnen: hoe denk je dat te gaan aanpakken? In Christian van Kesteren ontmoette ik een docent in het vmbo, die er alle vertrouwen in heeft om met zijn kinderen te gaan filosoferen. Vanaf september van dit jaar heeft hij een aantal klassen in zijn school waarmee hij gaat filosoferen. We brengen in onze workshop graag bericht uit over: Welke filosofische vragen zijn onderzocht? Hoe hebben we jeugdboeken, teksten voor jongeren erbij betrokken? Welke werkvormen spreken aan? Hoe vinden de kinderen het om vrijuit te mogen denken? Welke waarde voor de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen zien we? Heeft het filosoferen invloed op hun houding ten opzichte van leren? Hoe richt je een filosofieschrift in en hoe functioneert het?... En er zal natuurlijk alle ruimte zijn om samen na te denken, te filosoferen over wat we (menen te) hebben ontdekt. | |||||||||||||||||||||||||||||
Marita de SterckMarita de Sterck doceert leescultuur en antropologie aan de Bibliotheekschool van Gent en geeft workshops verhalen schrijven. Ze publiceerde prentenboeken, boekjes voor beginnende lezers, informatieve boeken, makkelijk-lezen-verhalen en jeugdromans. Er loopt een lijn van de groeirituelen en de initiatieverhalen die ze als antropoloog bestudeert, naar haar jeugdromans Splinters, Wild vlees, Op kot, Met huid en haar en Kwaad bloed. Een bundel met initiatieverhalen uit diverse continenten en een verzameling erotische volksliedjes zijn in voorbereiding. | |||||||||||||||||||||||||||||
Vrouw tussen hemel en aarde. Vrouw worden in orale verhalen wereldwijdOveral ter wereld worden verhalen verteld waarin de groei van meisje tot vrouw centraal staat. Soms maken ze deel uit van initiatierituelen. Vaak hebben ze een sprookjesstructuur, veel motieven keren over de hele wereld terug. In sommige verhalen komen lichamelijke en emotionele groei expliciet aan bod, in andere impliciet, metaforisch. Er wordt afgetast wat vrouw (en man) zijn inhoudt, er wordt taal gezocht voor het erotische, voor wat in andere contexten niet gezegd | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||
wordt. De verhalen vormen ook een literaire initiatie, een inleiding tot gelaagd spreken, tot het spelen met metaforen, tot het afpellen van betekenislagen. Hoe werken dergelijke verhalen in distante, in niet-orale contexten? Verliezen nietwesterse orale verhalen hun slagkracht na import in onze geschreven literatuur? Een verkenning van en een pleidooi voor een cross-culturele feminiene orale narrativiteit, aan de hand van concrete orale verhalen that could make a woman out of a girl. | |||||||||||||||||||||||||||||
Katrien VloeberghsKatrien Vloeberghs is docent jeugdliteratuur en onderzoeker bij het Instituut Joodse Studies van de Universiteit Antwerpen. Haar onderzoek gaat over het perspectief van het kind in literaire teksten over de Holocaust. Zij promoveerde op een onderzoek naar figuraties van kind en kindertijd in drie plaatsen van het twintigste-eeuwse discours: het literaire modernisme, de hedendaagse theorie en de hedendaagse kinder- en jeugdliteratuur. | |||||||||||||||||||||||||||||
Kompas, caleidoscoop. Morele kwesties in literatuur voor jonge kinderenWanneer jonge kinderen de wereld om hen heen beginnen te verkennen, worden ze geconfronteerd met zoveel nieuwe dingen, namen, gevoelstoestanden. Boekjes voor kinderen in de voorschoolse leeftijd hebben als voornaamste functie dan ook begrijpelijkerwijs het aanbieden van een kompas om de weg in de wereld te vinden: het aanreiken van taal om alles te benoemen, het verduidelijken van verbanden, en dergelijke. Morele kwesties zijn tegelijkertijd een van de meest noodzakelijke en meest complexe ‘lessen’. In deze voordracht zal ik de uitdaging om morele principes aan te kaarten in deze vroege opvoedingsfasen plaatsen in de context van een postmoderne samenleving waarin normen en waarden relatieve en veranderlijke begrippen geworden zijn en de humanistische traditie van de jeugdliteratuur onder vuur komt te staan. Hierbij zal de historische realiteit en impact van de Holocaust een belangrijke factor blijken te zijn. |
|