| |
| |
| |
De koning van de kinderliteratuur
Elf jeugdboekenschrijvers vertellen over Paul Biegel
Eefje Buenen
Paul Biegels werk is geliefd bij vele lezers. Ook onder zijn collega-schrijvers bestaat grote bewondering. Miep Diekmann, Dolf Verroen, Henk van Kerkwijk, Nannie Kuiper, Jacques Vriens, Hanna Kraan, Bies van Ede, Sjoerd Kuyper, Thijs Goverde, Henk Hardeman en Edward van de Vendel vertellen wat Paul Biegel voor hen betekend heeft. Voor hen, voor hun eigen werk en voor de Nederlandse jeugdliteratuur.
| |
Miep Diekmann
‘Een van de eerste boeken van Paul Biegel die ik recenseerde, was Ik wou dat ik anders was. In die tijd schreef ik recensies voor de Haagsche Courant. Er was toen nog niet veel aandacht voor jeugdliteratuur. Slechts eens in de twee weken verscheen er een recensie over kinder- en jeugdboeken. Ik had de hoofdredacteur in 1959 voorgesteld een rubriek over jeugdliteratuur te schrijven. In die tijd had je boeken voor kinderen tot twaalf-veertien jaar, en daarna kwam de literatuur voor volwassenen. Daartussen zat vrijwel niks. Mijn generatie auteurs heeft dat gat opgevuld. Wij schreven jeugdboeken voor adolescenten. De boeken van Paul Biegel pasten daar perfect tussen.
Hij was een bijzondere, bescheiden man. Ik kan me herinneren dat we samen op een boekenmarkt stonden in de Bijenkorf. Er kwam een mevrouw met een chique bontjas langs. Haar zoontje rende meteen naar de stand van Paul Biegel en mij en wilde zijn boek hebben. Zijn moeder keek naar het boek, dat heel mooi uitgegeven was, en zei: “Dat is te duur.” In die tijd was dat vier gulden vijftig. Ik zei goed hard tegen Paul: “Die jas heeft ze van de kinderbijslag gekocht.” Paul was ontzet. Maar ik wist: die komen nog wel terug. En inderdaad, een uur later waren ze er weer. Het joch mocht twee boeken kopen, een boek van mij en een boek van Paul. Paul was stomverbaasd dat ik zoiets zei. Maar ik zei: “Wij zijn de schrijvers, ze mogen best een beetje beleefd tegen ons doen.”
Biegel was de taalfilosoof van de Nederlandse jeugdliteratuur. In zijn verhalen zit altijd een extra laag. Als kinderen die er niet uithalen, dan is het gewoon een mooi verhaal. Hierdoor zijn zijn boeken niet simpelweg interessant voor één publiek. Net als de boeken van Toon Tellegen schreef hij boeken die volwasse- | |
| |
nen én kinderen heel direct iets doen. Ook heel apart aan zijn boeken is de humor. Die verzin je niet, die héb je.
Hij heeft ongetwijfeld veel invloed gehad op andere auteurs. Veel auteurs van nu hebben zijn boeken als kind gelezen, daar blijft altijd wel iets van hangen. Dat kan niet anders.’
| |
Dolf Verroen
‘Ik heb Paul Biegel eind jaren zestig leren kennen. We konden het heel goed met elkaar vinden. Bijzonder aan zijn boeken vind ik zijn persoonlijke fantasie. Hij heeft in zijn boeken een heel eigen wereld gecreëerd. Zijn fantasie kwam vanuit de realiteit, dat is heel uitzonderlijk. Ik zou graag zo'n boek hebben willen schrijven als Japie en het grote geld, maar het was er al. Hij had het al geschreven.
Ik heb veel bewondering voor Biegel. Hij is heel zijn leven met schrijven bezig geweest en hij deed zijn vak heel goed. Een bijzonder boek vind ik Van de oude dame en de muis, een van zijn boeken voor volwassenen. Hij was daar heel trots op en tegelijkertijd was hij ook teleurgesteld, omdat er nauwelijks op werd gereageerd. Dat boek is heel verfrissend, het is burgerlijk-romantische literatuur die aansluit bij Ina Boudier Bakker en Top Naeff. Maar als er al op werd gereageerd, dan was dat door mensen die het als kinderboek lazen. En die reageerden dan negatief.
Wat de meeste indruk op me gemaakt heeft, is Biegels persoonlijkheid. In de jaren zeventig was zijn werk helemaal niet geliefd bij de critici. In die tijd werden vooral de maatschappelijk geëngageerde auteurs geprezen. In Delft op een kinderboekencongres werden de boeken van Paul fel bekritiseerd. Hij stond op en zei: “U zult wel gelijk hebben, maar ik kan niet anders.” Dat heeft enorme indruk op mij gemaakt. Hij vond die kritiek heel kwetsend, maar hij nam het heel koninklijk in ontvangst. De meeste auteurs zouden in de verdediging zijn gegaan, maar hij niet. Hij bleef trouw aan zichzelf.
Ik weet niet of zijn boeken nog lange tijd gelezen zullen worden. Hij heeft een filosofie die tijdloos is. En het is nu de tijd voor zijn boeken. Maar dat kan wel weer veranderen. Ik geef zijn boeken in elk geval grote overlevingskansen.’
| |
Henk van Kerkwijk
‘Ik heb Paul Biegel voor het eerst ontmoet bij Ploegsma, waar hij als adviseur en redacteur werkte. Ik was heel verrast om hem daar tegen te komen. Paul Biegel had toen net de Gouden Griffel gewonnen, dus ik dacht dat hij het geld niet nodig zou hebben. Maar hij had natuurlijk een gezin. Hij heeft altijd bijbaantjes gehad.
| |
| |
Later heb ik Paul beter leren kennen. Hij kwam wel eens bij me langs als hij in Haarlem was. We zaten een keer op mijn werkkamer en ik vroeg: “Hoe heet die witte stof ook weer die je nodig hebt bij buskruit maken, samen met zwavel en...” Na even nadenken kwam ik erop: “Salpeter!” “O ja, salpeter”, zei Paul, en toen zaten we allebei peinzend en dromerig voor ons uit te kijken.
Paul schreef boeken die kinderen leuk vinden. Tegenwoordig zijn er steeds meer boeken die vooral gewaardeerd worden door volwassenen, jeugdboeken voor dertigers. Er zit altijd een extra laag in de boeken van Paul, maar zijn boeken zijn heel leesbaar. Al heeft hij ook wel eens boeken geschreven die misschien toch te moeilijk zijn voor kinderen. Op een keer werd hij gevraagd om het kinderboekenweekgeschenk te schrijven. Dat werd een heel leuk verhaal, dat een groot publiek had kunnen aanspreken. De uitgever vond het echter beneden Pauls niveau. Dus schreef Paul iets anders, ook mooi, maar dit was een verhaal dat veel minder mensen aansprak. In de Volkskrant werd een jongetje geciteerd over het boekenweekgeschenk. Hij vond het net Roodkapje, maar dan moeilijker. Dat is jammer. Ik weet zeker dat dat eerste verhaal een groot publiek had kunnen boeien. Misschien komt het ooit nog boven water.
Vooral bijzonder vind ik de vindingrijke taal in zijn boeken. Paul gebruikte zelden een cliché, en als hij het deed, wist hij het zo te verdraaien dat het iets nieuws of iets geks werd. Dat is een groot talent.
Hij heeft geen invloed op me gehad, maar ik ben hem wel dankbaar: Paul heeft namelijk de titel van het boek bedacht dat in 1968 werd gekozen tot Kinderboek van het Jaar: Komplot op volle zee. Ik had aanvankelijk een andere titel en de uitgever wilde dat ik daar toch nog eens over nadacht. Toen kwam Paul met Komplot op volle zee en dat is het geworden.
Ik denk dat zijn boeken nog lang gelezen zullen worden, al zullen er misschien op den duur taalmoeilijkheden ontstaan. De kinderen van nu lezen ten slotte ook geen Couperus of Focquenbroch meer. Maar Paul heeft natuurlijk het voordeel dat hij over sprookjesachtige werelden schreef, niet over typemachines of mobieltjes. De werelden die hij beschrijft, staan ver af van de werkelijkheid. Daardoor zullen zijn boeken niet snel gedateerd raken.’
| |
Nannie Kuiper
‘Ik heb Paul Biegel heel goed gekend. Hij woonde bij mij om de hoek en kwam een paar keer per week langs. We praatten over onze vriendschap en over ons werk. We deden heel veel samen. We gingen bijvoorbeeld samen naar de bioscoop. Vaak keken we dan naar verfilmingen van kinderboeken. Dat is echt een heel groot cadeau, mijn vriendschap met hem.
Ik heb veel waardering voor zijn boeken, al is ons werk bijna tegengesteld.
| |
| |
Paul Biegel en Nannie Kulper. Bron: Schrijversprentenboek 29, 1996.
Hij schreef sprookjes, ik schrijf over kinderen. Ik schrijf op rijm, hij schreef proza. Hij zei wel eens: als jij maar over kinderen mag schrijven en ik over hazen, dan komen de ideeen vanzelf. We hadden niets gemeen, maar wel veel bewondering voor elkaars werk. We gaven elkaar onze boeken ook te lezen. Als ik een nieuw boek uitgegeven had, kreeg hij altijd een exemplaar. En omgekeerd kreeg ik ook veel boeken van hem. Na zijn overlijden vond de dochter van Paul Biegel nog een boek dat hij aan mij had willen geven. Voorin stond geschreven: voor Blauwoog. Zo noemde hij mij altijd.
Pauls filosofie was: kwaliteit gaat boven tijd. Soms ben je heel lang bezig met een boek of verhaal, maar de tijd maakt niet uit. Hoe lang je er ook over doet, later heb je er altijd plezier van. Want de tijd is dan geen factor meer, terwijl de kwaliteit blijft. Hij geloofde ook niet in inspiratie. Gewoon achter je bureau blijven zitten en doorgaan. Paul zei ook altijd dat je ontzettend dicht bij jezelf moet blijven, wat iedereen ook zegt. Er zijn altijd modes in de kinderliteratuur, maar als je daaraan meedoet, puur om je boek uitgegeven te krijgen, wordt het gewoon een vlakke tekst. Je moet bij je eigen toon blijven, want dat is je zeggingskracht. Dan pas gaat het leven. Dat heb ik van hem geleerd, dat het van binnenuit moet komen.
Het meest bijzondere aan zijn boeken vind ik zijn taal. Hij was gewoon een virtuoos. En hij had altijd weer nieuwe vondsten. Dat springt er echt bovenuit. En door zijn fantasiewerelden met fantasiewoorden is zijn werk heel tijdloos, anders dan andere boeken waarin modewoorden voorkomen.
Ik vind het moeilijk om te zeggen of hij invloed heeft gehad op andere schrij- | |
| |
vers. Maar hij is natuurlijk adviseur geweest bij uitgeverijen, dus eigenlijk kan het niet anders dan dat hij invloed op anderen heeft gehad.’
| |
Jacques Vriens
‘Mijn eerste ontmoeting met Paul Biege! was heel bijzonder. In 1975 stuurde ik mijn eerste manuscript, Die rotschool met die fijne klas, naar een uitgever. Ik schreef al mijn hele leven en toen ik in het onderwijs werkte, kwam ik op het idee om kinderboeken te schrijven. Toen ik werd uitgenodigd om op gesprek te komen bij Van Holkema & Warendorf, was dat natuurlijk geweidig. Henny Bodenkamp stond me op te wachten in de hal en zei: je boft, onze adviseur is
Paul Blegel en Jacques Vrlens, Bron: archief Leonle Blegel.
er ook. Toen ze vertelde dat Paul Biegel die adviseur was, stond ik te trillen op mijn benen. Hij was, toen al, voor mij een van de groten. Ik had al zijn boeken gelezen, las ze ook voor op school. Hij stond voor mij op zo'n grote hoogte, en ik was nog maar een beginnende schrijver. Ik ging met knikkende knieën de trap op. Paul Biege! gaf me een hand en zei: “Meneer Vriens, wat een geweidig boek.” Intussen heb ik veel prijzen gewonnen, maar dit was het meest geweidige moment uit mijn schrijverscarriere. Met die woorden benoemde hij mij tot kinderboekenschrijver.
Daarna hebben we een paar middagen het boek inhoudelijk doorgenomen. Hij maakte met potlood aantekeningen over dingen die ik misschien kon aanpassen, maar hij zei er altijd meteen bij dat het mijn boek was en dat ik het zelf mocht weten, met zijn gum al in de aanslag om zijn aantekeningen uit te gummen. Terwijl ik er blindelings vanuit ging dat hij gelijk had. Hij was de grootmeester. Als hij iets wilde veranderen, zou dat ook wel beter zijn. Pas later durfde ik het te zeggen als ik bepaalde dingen liever zo wilde laten staan.
Ik heb altijd contact met hem gehouden. In 1984 werd ik directeur van een nieuwe school, die De kleine kapitein werd genoemd. Ik nodigde Paul Biegel uit en hij kwam naar Bakel om de school te openen. Dat zal ik nooit vergeten. Het was geweidig, de plaatselijke harmonie rukte uit. Ik heb hem die dag rondgeleid door de school en daarna was er een toneelvoorstelling van De kleine kapitein. Daar zat hij echt van te genieten.
| |
| |
Een aantal jaren geleden was er een tentoonstelling over Paul Biegel in het Letterkundig Museum, Meesterverteller met een rovershart. Mij werd gevraagd om de tentoonstelling te openen. Dat vond ik heel bijzonder, een grote eer. Als openingsmoment heb ik een muziekfragment van de plaatselijke harmonie taten horen, als herinnering aan de dag dat hij de school kwam openen. Ik wilde een persoonlijk verhaal verteilen, laten zien wat hij voor mij betekende.
Bijzonder aan zijn boeken is de fantasie, de “tover”. Er zit altijd iets geheimzinnigs in, het is altijd spannend. Hij kon toveren met taal, zijn taalgebruik is altijd verrassend. Hij schreef op een heel hoog niveau. Zijn boeken zijn daarnaast ontzettend geestig, zoals De royer Hoepsika. Hij wist je altijd weer te verrassen. Heel mooi vind ik ook de filosofische kant van zijn verhalen: er zit altijd een extra laag in. Het is nooit zomaar een verhaal, er is altijd meer.
Biegel schreef op een totaal andere manier dan ik, veel poetischer. Mijn werk is heel anders. Hij heeft me dus niet op een directe manier beTnvloed. Maar hij is wel degene die mij op het paard heeft gezet en zel: jij kunt het. Hij is heel belangrijk voor mij geweest, hij heeft mij alle kansen gegeven.
Eén van de dingen die ik van Paul heb geleerd, is dat je niet naast je schoenen moet gaan lopen. Hij was zelf heel bescheiden. Ik vind al die aandacht leuk, maar ik realiseer me dat bekendheid en roem heel relatief zijn. Als er over vijftig jaar nog een boek van mij is dat nog gelezen wordt, is dat bijzonder. Dat houdt je wel met beide benen op de grond.
Ik hoop dat zijn boeken de jaren zullen overleven. Het zal niet aan mij liggen, want als kinderen aan mij vragen welke boeken ik mooi vind, dan zeg ik altijd: de boeken van Paul Biegel. En ik raad leerkrachten altijd aan om zijn boeken in de klas voor te lezen, zodat de kinderen kennis kunnen maken met zijn werk. Het is duidelijk: ik ben een fan.’
| |
Hanna Kraan
‘Ik heb Paul Biegel diverse malen ontmoet. Eenmaal waren we tijdens een Kinderboekenweek samen in het Theater van Amstelveen, waar we moesten voorlezen en signeren. Paul Biegel was in een bruisende bui, een grijze kwajongen, de kinderen leken ouder dan hij. We hebben heel veel gelachen die dag en na afloop hebben we diepzinnig en ernstig gepraat. Een onvergetelijke dag.
Het werk van Biegel heb ik pas laat leren kennen. Toen ik klein was, bestünden zijn boeken nog niet. Ik ontdekte ze pas toen ik zelf al een paar boeken had geschreven. Op een avond las ik het zoontje van kennissen De kleine kapitein voor. De volgende dag heb ik meteen de andere delen gekocht omdat ik wilde weten hoe het verder ging. Paul is een betoverende Verteiler. Hij pakt je bij de hand en sleurt je het verhaal door. Ik houd van zijn uitwaaierende fanta- | |
| |
sie, dat grenzeloze. En ik houd van zijn muzikale taal. Hij schrijft zinnen die dansen en zingen. Vol vaart, heel suggestief, heel vrij. Een feest om te lezen.
Ik weet niet of hij invloed heeft gehad op andere auteurs. Ik denk het wel, maar dat is moeilijk aanwijsbaar. ledereen heeft zijn eigen stem en zijn eigen stijl. Ongetwijfeld zijn zijn boeken een bron van inspiratie, alleen al om het schrijfplezier dat van de bladzijden spat. Je krijgt meteen zin om aan het werk te gaan.
Ik hoop dat Biegeis boeken nog lang gelezen zullen worden. Je kunt niet in de toekomst kijken, maar ze verdienen het. Wie als kind heeft genoten van een boek, zal zijn eigen kinderen daar later ook uit voorlezen. Wat dat betreff zie ik de toekomst van Biegeis boeken zonnig in.’
| |
Bies van Ede
‘Paul Biegel is een van mijn favoriete auteurs. Hij heeft een aantal klassiekers geschreven die veel beter zijn dan de zo bejubelde boeken van Annie M.G. Schmidt. De boeken van Schmidt deugen niet. Ze zijn siecht bedacht. De plot van Pluk van de Petteflet werkt alleen maar omdat de kwaaien de dieren niet kunnen verstaan en de goeierikken wel. Dat is een flauwe kunstgreep. Haar versjes, dat is een ander verhaal, maar haar verhalen rammelen aan alle kanten. Paul Biegel kon dat wel, hij heeft bij Marten Toonder in de studio heel goed leren plotten. Daar heeft hij zijn verteltechniek ook heel goed ontwikkeld.
Ik weet dat Biegel invloed op me heeft gehad, al is dat heel moeilijk aan te wijzen. Ik was een jaar of twintig toen ik De kleine kapitein las. Ik zag onmiddellijk de kwaliteit van dat boek. Zijn boeken hebben iets anarchistisch, iets ondeugends. Ik dacht meteen: dit is een heel goede manier om iets aan kinderen te verteilen. Ik wilde gaan schrijven zoals Biegel deed, maar langer dan twee pagina's hield ik dat niet vol. Je kunt dat niet benaderen. En het is natuurlijk het beste om je eigen stem te ontwikkelen. Ik ben dus wel door hem be'i'nvloed, maar er is geen boek van mij waarin je duidelijk de structuur van een Biegelboek kunt herkennen. Die invloed is niet meetbaar.
Hoewel... jaren geleden was ik bezig met een verhaal over een papegaai. Dat schrijven ging zo moeiteloos, zo gemakkelijk, ik vond het verdacht. Ik dacht: dit schrijf ik niet zelf. Ik ging naar de bibliotheek en daar vond ik De zeven veren van de papegaai van Paul Biegel. Jaren geleden ooit gelezen, kennelijk zat het nog ergens in mijn hoofd. Onbewust was ik dat verhaal aan het herschrijven. Dat was wel een teleurstelling: ik had een heel leuk idee, maar het was het idee van een ander. Dat is dus toch wel een duidelijke invloed...
Of Paul Biegel ook van invloed is geweest op andere Nederlandse schrijvers, is moeilijk aanwijsbaar. Ik zie wel dingen bij collega-schrijvers waarvan ik denk: jij hebt Biegel ook gelezen! Maar dat is natuuriijk ook logisch: de schrijvers van
| |
| |
mijn generatie hebben allemaal Biegel gelezen. Bovendien refereert iedereen met een beetje kwaliteit aan Biegel. Je kunt niet om hem heen.
Bijzonder aan zijn boeken is dat ze niet verouderen. Ook vroeg werk, zoals Het sleutelkruid, is nu nog leesbaar. Dat komt misschien door dat sprookjesachtige in zijn boeken, maar ook door zijn taalgebruik, dat is nog steeds actueel. In veel boeken van nu zitten e-mails en smsjes. Paul deed dat soort dingen niet. Hierdoor zijn zijn verhalen tijdloos. Al geldt dat niet voor zijn hele oeuvre. Hij heeft ook een aantal boeken geschreven die ik minder vind. Ik heb dus zeker ook kritiek. Paul was ook maar een mens, het ene boek was beter dan het andere. Maar als je hem vergelijkt met anderen... Een tijdje geleden las ik bijvoorbeeld Gekaapt! (2003), het laatste boek van Thea Beckman, en Man en muis van Paul: een wereld van verschil. Dan zie je het verschil tussen iemand die een boek maakte en iemand die echt kon schrijven. Biegel schreef met een groot gemak en had grote kwaliteit. Nachtverhaal, Het sleutelkruid en De kleine kapitein zijn wat mij betreft echte klassiekers. Drie klassiekers in één oeuvre. Dat is heel bijzonder.’
| |
Sjoerd Kuyper
‘Paul Biegel was een bijzonder aardige man. Ik heb hem een paar keer ontmoet bij schrijversontmoetingen en bij prijsuitreikingen. Ik herinner me dat we hem een keer tegenkwamen in een kerk in Utrecht. Mijn zoon, die toen nog maar vier jaar was, raakte met hem aan de praat. Later zei hij: “Wat een aardige meneer was dat.” Ik vertelde hem dat het niet alleen een aardige meneer was, maar ook nog de schrijver van al die boeken die ik vaak voorlas. Paul Biegel had zelf helemaal niet gezegd dat hij schrijver was. Hij liet zich er totaal niet op voorstaan. Hij is samen met mijn zoon die hele kerk rondgewandeld. Mijn zoon had een leuke middag, Paul Biegel ook.
Ik heb zijn boeken zelf niet als kind gelezen, maar ik heb later wel veel van Paul Biegel voorgelezen aan mijn kinderen. De kleine kapitein, De dwergjes van Tuil en De rode prinses, daar hebben we echt van genoten. Zijn boeken zijn verrukkelijk voor te lezen. Liters schrijfplezier zijn er uit zijn pen gevloeid.
Biegel is een van de beste kinderboekenschrijvers van Nederland. Hij staat voor mij zelfs nog hoger dan Annie M.G. Schmidt, hoewel zij ook veel goede dingen heeft gedaan. Paul had iets bijzonders. Hij is, wat mij betreft, eigenlijk de beste schrijver die wij ooit hebben gehad. Het mooist vind ik zijn taalgebruik. Dat springerige en speelse. Zijn verhalen springen van de hak op de tak en toch blijft de aandacht erbij. Ongelooflijk. Ik heb wel eens gezegd: het is een wonder dat iemand zoveel frivoliteit zo plat op papier krijgt. De woorden springen en dansen bij hem vanzelf op de juiste plek.
Of hij invloed op mij heeft gehad? Ik geloof het wel. Niet in alle boeken,
| |
| |
maar in de speelse zinnen in Eiber bijvoorbeeld zie ik soms toch iets van Paul Biegel. Af en toe kom ik zinnen tegen waarvan ik denk: dat had ik niet zo kunnen schrijven als ik de boeken van Biegel niet had gekend.
Ik denk dat zijn werk nog lang mee kan. De boeken van Paul doen het goed. Ik geloof dat al zijn werk nog in druk verschijnt en dat kan lang niet iedere schrijver zeggen. Over honderd jaar zullen kinderen De kleine kapitein nog steeds mooi vinden.’
| |
Thijs Goverde
‘Een van de meest glorieuze leeservaringen uit mijn jeugd had ik op een zaterdag waarop ik de hele dag in pyjama op de bank de drie delen van De kleine kapitein heb liggen lezen. Als kind las ik ook andere boeken: Pietje Bell, De Kameleon en de boeken van Jan Terlouw en Thea Beckman. Die andere boeken lees ik nu niet meer. Nu zie je de stilistische zwakheden die je als kind niet zag. De boeken van Biegel daarentegen vind ik nog steeds heel mooi.
Paul Biegel heeft een heel rijk oeuvre. Sommige boeken zijn fris en vrolijk, andere zijn weer gezellig, heel tragisch of juist heel eng. Je kunt er alle kanten mee op.
Wat ik ook leuk vind aan zijn boeken, zijn de intertekstuele verwijzingen. Als kind zie je die verwijzingen niet, maar als je die boeken dan later opnieuw gaat lezen, ontdek je ineens zinnetjes die verwijzen naar andere boeken. Zo verwijst Paul Biegel in Het sleutelkruid naar de hobbits van Tolkien. En de eerste zin van Japie en het zwarte spook, “Behalve het jongetje, dat zijn eigen school het mooiste gebouw van de wereld vond, heb ik geen maller jongetje gekend dan Japie,” verwijst naar de eerste zin van De Uitvreter van Nescio. Dat zijn leuke ontdekkingen.
Vooral bijzonder is Biegels persoonlijke stijl. Er is niemand die daaraan kan tippen. Hij heeft zinnetjes waarvan je tranen in je ogen krijgt, omdat ze zo mooi zijn. Dat is een zeldzaamheid. Af en toe kom je bij mindere goden zinnetjes tegen waarvan je denkt: die probeert Paul Biegel na te doen, maar het lukt hem niet.
Biegel heeft een enorme invloed op me gehad, zowel stilistisch als inhoudelijk. Ik voel me een van de laatste verdedigers van het sprookje. Sprookjesachtige verhalen worden maar weinig geschreven in Nederland, zowel in de volwassenenliteratuur als de jeugdliteratuur.
Net als Biegel schets ik werelden waarin ridders en rovers, heksen en tovenaars voorkomen. Zijn invloed is zo groot dat ik, als ik een boek schrijf, daarnaast altijd andere boeken lees: grote literatuur, zoals Don Quichot, in de hoop dat ik niet alleen door Paul Biegel beïnvloed word. Dat is een groot gevaar waarvoor ik beducht ben. Ik moet ervoor zorgen dat het niet Biegel-nadoen
| |
| |
wordt. Ik zou verhalen willen schrijven zoals hij, maar hij heeft ze al geschreven. Het blijft een worsteling met je voorgangers, je blijft je meten en ontworstelen. Het is een voortdurend gevecht. Je kunt niet met Biegel concurreren. Anderen kunnen hem misschien qua verkoopcijfers overtreffen, maar nooit qua literaire kwaliteit. Hij is de keizer van het sprookjesachtige boek, zoals Tolkien dat is voor de fantasy. Het werk van Tolkien is zo meesterlijk dat alle fantasy na hem goedkope nep-Tolkien is. Dat is bij Biegel ook zo. En dat is misschien ook de reden waarom hij zo weinig inhoudelijk is nagevolgd.
Zijn genre heeft bovendien de tijd niet mee, ondanks het succes van Harry Potter. In die boeken vind je wel veel toverspreuken, maar toch weinig toverachtigs, niet dat betoverende van Paul Biegel. De wereld die Biegel schetst, heeft een eigen causaliteit en eigen wetmatigheden. Hij schiep in ieder boek opnieuw een persoonlijk universum. Er zijn wel andere schrijvers die dat ook doen, Joke van Leeuwen en Toon Tellegen bijvoorbeeld. Maar zij zitten toch meer in de artistiekerige hoek. Hun boeken worden, zo lijkt het soms, vooral door volwassenen gewaardeerd, terwijl heel veel kinderen wel van de boeken van Biegel houden. Dat heeft ook weer te maken met zijn persoonlijke stijl: hij kon goed aansluiten bij kinderen. Dat is een kwaliteit.
Ik denk dat Biegel invloed heeft gehad op veel Nederlandse auteurs, al is die invloed moeilijk te meten. Wat aan hem zo bewonderenswaardig is, is onnavolgbaar. Zijn werk, zijn persoonlijke stijl, is uniek. In uniekheid kun je niemand overtreffen. Biegel heeft iets waar iedere schrijver naar streeft. Iedereen zou wel zo mooi en zo persoonlijk, zo persoonsgebonden willen schrijven. Een stijl die je onmiddellijk herkent, die je maar onder één naam tegenkomt. Dat is een grote kracht.
Zijn boeken zullen - meer dan van welke andere Nederlandse kinderboekenschrijver ook - bestand zijn tegen de tand des tijds. Door hun eigen ongrijpbare universum zullen zijn boeken niet snel gedateerd raken, anders dan al die boeken van nu waarin ge-msn't en ge-sms't wordt. Maar ook door de universele taal, de zeggingskracht van zijn boeken. Of ze over tweehonderd jaar nog gelezen zullen worden, ik weet het niet. Maar als je kijkt naar kinderboeken van lang geleden die nu nog gelezen worden, is de titel die mij het eerst te binnen schiet Alice in Wonderland van Lewis Carroll, ook weer een boek waarin een heel eigen wereld wordt geschetst. Een wereld die niet gedateerd kan raken en daardoor herkenbaar blijft, anders dan de leefwerelden van Dik Trom en Pietje Bell.
Ik schrijf ten dele om de traditie vast te houden en door te geven. Ik toon al mijn invloeden in mijn werk in de hoop dat kinderen ernaar op zoek gaan. Zo ben ik zelf ook andere schrijvers tegengekomen, als er naar hen verwezen werd in boeken die ik mooi vond. Eigenlijk doe ik een beetje zendelingenwerk. Ik hoop
| |
| |
dat kinderen via mijn boeken bij de boeken van Biegel terechtkomen. Wanneer ik op scholenbezoek ga, laat ik altijd zijn naam vallen. Zodat zijn boeken behouden blijven. Als er één schrijver eeuwigheidswaarde heeft, dan is hij het.’
| |
Henk Hardeman
‘Ik heb Paul Biegel een paar keer ontmoet op feestjes van uitgeverij Holland. Hij was een aardige, bescheiden man. Ik heb hem ooit gezegd dat ik zijn boeken zo mooi vond en complimenteerde hem met Laatste verhalen van de eeuw. Hij vond het wel leuk om te horen, maar stelde al snel voor het over iets anders te hebben.
Paul Biegel is mijn favoriete kinderboekenschrijver. Hij had niet alleen een rijke fantasie, hij was bovendien in staat zijn verhalen op een prachtige manier te verwoorden. Zowel de ideeën als het taalgebruik zijn erg goed. Dat heeft me mede geïnspireerd om zelf te gaan schrijven. Biegels taal is fantastisch, heel speels, heel levendig. Hij heeft geweldige zinnen waar ik ontzettend om moet lachen. Tegelijkertijd kan zijn werk ook heel poëtisch zijn. De tuinen van Dorr en De vloek van Woestewolf zijn twee uitersten in zijn oeuvre en toch zijn ze duidelijk afkomstig van een en dezelfde schrijver. De meeste auteurs hebben maar één register en vervallen algauw in clichés. Biegel kon alle kanten uit, zonder zijn eigenheid te verliezen. Heel bijzonder is ook het ritme van zijn verhalen; zijn boeken zijn geweldig om voor te lezen.
Zijn werk heeft een grote invloed op me gehad. In eerste instantie heeft Biegel me, samen met iemand als Marten Toonder, waar hij als schrijver ook aan verwant is, geïnspireerd om verhalen te gaan schrijven. Maar ook qua stijl heeft hij invloed gehad. Ik krijg wel eens te horen dat mijn stijl aan die van Biegel doet denken, en dat vind ik een groot compliment. Het bedenken van rare woorden, het gebruik van ouderwetse, in onbruik geraakte woorden, wonderlijke personages opvoeren die ieder hun eigen manier van spreken hebben, dat is echt Biegeliaans. Bij Biegel weet je altijd wie er aan het woord is. Dat heb ik in het begin een beetje nagedaan, later ontwikkel je dan toch je eigen stijl. En zo hoort het ook. Maar er zal altijd een spoortje Biegel in mijn werk blijven, denk ik. Ik vind ritme bijvoorbeeld ook heel belangrijk. Soms stop ik bewust een extra woord in een zin zodat hij lekkerder loopt. Ook de namen van Biegels personages vind ik fantastisch. Dat komt bij mij ook terug. In één van mijn boeken heb ik het over twee schurken: Heug en Meug. Toen zei mijn vriendin: “Hé, net als Oenk en Boenk van Paul Biegel.” Daar had ik zelf helemaal niet bij stilgestaan. Zulke dingen sluipen onbewust je verhalen binnen.
Ik weet eerlijk gezegd niet of hij op veel andere Nederlandse kinderboekenschrijvers invloed heeft gehad; Biegel was altijd een categorie apart in een land waar fantasie lange tijd als verdacht werd beschouwd. Alleen bij Thijs Goverde
| |
| |
zie ik duidelijke invloeden. Ik heb wel eens tegen Thijs gezegd dat Paul Biegel onze literaire vader is. Bij Biegel ligt voor ons allebei de bron. Mijn werk bevindt zich doorgaans meer aan de lichte kant van Biegel, dat van Thijs meer aan de donkere, grimmige kant. Maar de meester is er duidelijk in aanwezig. Paul Biegel had zo'n enorm talent, dat is bijna niet te evenaren. Ik word er nog dagelijks door geïnspireerd.’
| |
Edward van de Vendel
‘Paul Biegel is voor mij de koning van de kinderliteratuur. Er zijn twee dingen die zijn werk bijzonder maken. Dat is ten eerste zijn vermogen om te vertellen. Je wilt meteen gaan luisteren, je weet dat er een mooi, spannend of bijzonder verhaal komt. Zijn tweede grote talent is de manier van schrijven: lenig, soepel, ritmisch, melodieus. Het is eigenlijk muziek op woorden. Ik krijg altijd zin om het boek op te eten, zijn tekst te proeven. In zijn laatste boek Wegloop spat het plezier ervan af, je merkt gewoon dat hij zelf heel veel lol had in het schrijven. Je kunt gewoon niet meer ophouden met lezen.
Zijn werk is bij iedereen geliefd, er is eigenlijk niemand die zegt: nee, die boeken van Paul Biegel, daar heb ik niets mee. Hij steekt boven alle partijen uit: mensen die van literatuur houden, houden van zijn boeken, maar mensen die van minder literaire boeken houden ook. Voor iedereen is hij een categorie apart. Er is maar één Paul Biegel.
Ik denk dat hij een ontzettend grote invloed op andere Nederlandse auteurs heeft gehad, al zie je dat misschien niet direct in verhalen terug. Hij had zo'n specifieke eigen stijl met sprookjesachtige elementen, zo'n eigen manier om een wereld te scheppen... Biegel-achtige vertellers zoals hij zijn er bijna niet. De enige die misschien in de buurt komt, is Thijs Goverde. Maar verder zijn er weinig vertellers in de Nederlandse jeugdliteratuur.
Op mij heeft Biegel absoluut ook invloed gehad, al zijn mijn boeken heel anders, veel realistischer. De invloed van Paul Biegel ligt vooral op het gebied van de stijl: niet dat ik me aan hem kan meten, maar ik vind ook dat alle zinnen muziek moeten zijn, ze moeten uitnodigen om hardop voor te lezen. De zinnen moeten fijn zijn, prettig om voor te lezen. Ik vind voorlezen heel belangrijk, daar is eigenlijk ook mijn schrijverschap uit voortgekomen. De laatste keer dat ik Biegel sprak, zei ik iets bij de opening van de tentoonstelling over Wim Hofman in het Letterkundig Museum. Ik las daarbij iets voor uit Hofmans werk. Na afloop kwam Paul Biegel naar me toe en complimenteerde me met mijn manier van voorlezen. “Zo zouden alle onderwijzers moeten voorlezen,” zei hij. Ik ben al lang geen onderwijzer meer, maar om juist dat compliment van hem te mogen krijgen... dat was zó geweldig!’ |
|