Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 19
(2005)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |||||||||||
Vakliteratuur en meer
| |||||||||||
In Between: een nieuwe reeks voor jongerenIn november start uitgeverij Lemniscaat met een serie voor jongeren die de jeugdliteratuur zijn ontgroeid en nog niet echt thuis zijn in de literatuur voor volwassenen: In Between. Veel jongeren weten niet wat ze moeten lezen als ze het jeugdboek zijn ontgroeid maar nog niet toe zijn aan Harry Mulisch, Vladimir Nabokov en Ian McEwan. Daarom verschijnt in november de nieuwe serie Lemniscaat In Between met boeken van auteurs van internationale betekenis uit de volwassenenliteratuur die óók geschikt zijn voor jongeren. Daarnaast zullen er in de serie boeken | |||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||
verschijnen die niet eerder als volwassenenboek zijn uitgegeven en die zich niet eenduidig laten indelen bij de jeugd- of de volwassenenliteratuur. Lemniscaat hoopt met dit initiatief ‘dat jongeren in de In Between-serie boeken zullen vinden die een mooie introductie vormen tot de volwassenenliteratuur. Geen saaie, ingewikkelde verhalen die ver weg staan van de belevingswereld van jongeren, maar spannende, meeslepende, absurde, overweldigende boeken over jonge mensen, die dingen meemaken waarin jongeren zich kunnen herkennen. Boeken voor iedereen die niet bang is voor échte literatuur.’ In november verschenen de eerste twee titels in de serie: Minder dan niks van Bret Easton Ellis en Het midden van de wereld van Andreas Steinhöfel. Een derde titel die op stapel staat is De stem van Tamar van David Grossman. (WvdP) | |||||||||||
Als jongeren lezen. Longitudinaal empirisch onderzoek naar het verband tussen ego-ontwikkeling en leesattitude-ontwikkeling bij adolescenten tussen 13 en 19 jaar en didactisch model voor reflectief lezen. Stichting Lezen reeks 2005. ISBN 90 75870 33 7, € 11,25.In dit onderzoek met een wel erg lange ondertitel stellen de onderzoekers, Walter Schlundt Bodien en Nelck-da Silva Rosa (beiden leraar Nederlands in het voortgezet onderwijs), zich de volgende vragen: dat de ene leerling graag leest en de andere niet, weet elke docent, maar hoe dat precies komt, is niet zo duidelijk, en hoe het beïnvloed kan worden, is ook niet altijd even helder. Tien jaar lang hebben genoemde onderzoekers empirisch onderzoek gedaan naar de vraag of er een verband bestaat tussen leesattitude en persoonlijkheidsontwikkeling. Uit het onderzoek blijkt dat dat verband er is. En het (voortgezet) onderwijs kan daar zijn voordeel mee doen: als jongeren een tekst op verschillende manieren kunnen benaderen, is dat positief voor hun houding ten aanzien van lezen en voor hun persoonlijkheidsontwikkeling. Het expliciet trainen van reflectiecapaciteit bevordert de leesattitude en heeft effecten op aspecten van egoontwikkeling. De onderzoekers trekken uit dit soort bevindingen de onderwijskundige conclusie dat er geen klassikaal literatuuronderwijs moet worden gegeven, maar dat dit soort onderwijs gericht dient te zijn op indivlduele leerlingen. Tevens concluderen zij, nogal voor de hand liggend, dat kennis van de ontwikkelingsfasen van de leerlingen, zowel van de persoonlijkheid als van leesattitude, voor de docent een goed houvast zal bieden in dezen. De brochure van de Stichting Lezen is een publieksuitgave van het proefschrift van de onderzoekers en bevat, zoals uit de ondertitel al bleek, tevens een didactisch model voor het aanleren van gedifferentieerde vormen van reflectie in rela- | |||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||
tie tot het lees- en literatuuronderwijs op scholen voor voortgezet onderwijs, in de hoop en de veronderstelling dat zo de verworven inzichten gemakkelijker in de praktijk kunnen worden gebracht. Of het huidige literatuuronderwijs (met zijn beperkte mogelijkheden zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht) daartoe inderdaad de gelegenheid zal bieden, is voor mij overigens de vraag. (HB) | |||||||||||
Overgangsliteratuur voor bovenbouwers? Een onderzoek naar het functioneren van de literaire adolescentenroman. Stichting Lezen reeks 2005. ISBN 90 75870 32 9, € 8,-.Janetta de With, tot voor kort student Nederlands aan de Universiteit van Utrecht, onderzoekt in deze studie de rol die het in de titel genoemde genre kan spelen in het literatuuronderwijs. De aanduiding van het genre zet de lezer in eerste instantie op het verkeerde been, waar de With stelt dat de literaire adolescentenroman een betrekkelijk nieuw genre is. Quod non. Ook Terug tot Ina Damman (SimonVestdijk), Robinson (Doeschka Meijsing), Red ons Maria Montanelli (Herman Koch) kunnen immers als zodanig gekwalificeerd worden, maar alras blijkt dat zij de jeugdliteraire adolescentenroman op het oog heeft en dan heeft ze met haar aanduiding ‘nieuw’ wellicht het gelijk aan haar kant. Zij stelt vast dat dit soort initiatieromans (want als zodanig kunnen zij gekarakteriseerd worden) veelal sterk verhalend van karakter zijn en veel levenservaring aandragen. Op basis van een enquête onder havo- en vwo-leerlingen in de bovenbouw concludeert zij dat een kwart van deze groep moeite heeft met de overstap naar de volwassenenliteratuur: boeken voor volwassenen spreken hen niet aan en hun leesplezier neemt sterk af. Voorts blijken meisjes vaker bekend met de jeugdliteraire adolescentenroman dan jongens (een gegeven dat niet onbekend voorkomt). Na een theoretische uiteenzetting over de onderwijskundige en poëticale opvattingen in deze doet zij verslag van een onderzoek met 22 vrijwillige lezers uit twee parallelklassen, die De Tolbrug van Aidin Chambers ter lezing kregen aangeboden. De uitkomst van dit onderzoekje was dat de jeugdliteraire adolescentenroman als genre de leerlingen veel mogelijkheden biedt tot identificatie en reflectie én een hoge mate van realisme. Juist daardoor, is de conclusie van de With, kan de literaire adolescentenroman een vloeiende overgang van jeugdliteratuur naar volwassenenliteratuur bewerkstelligen. Een vaststelling dan wel opvatting die niet geheel nieuw mag heten, gelet op soortgelijke pleidooien, nog niet zo lang geleden, van Helma van Lierop. En de vraag, in hoeverre hiermee toch niet al te zeer een literaire knieval wordt gemaakt ten gunste van de in mijn ogen dubieuze onderwijskundige doelstel- | |||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||
ling ‘leesplezier’, wordt niet echt aan de orde gesteld. Let wel, het gaat hier om de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, waar toch al niet meer zo veel werken gelezen hoeven te worden. Daalt de meester zo niet al te zeer? En wordt de leerling zo niet in te geringe mate tot klimmen uitgedaagd? (HB) | |||||||||||
Christelijke kinderboeken in beweging: een overzicht (1995-2005). Redactie Marjolein Lolkema en Annemarie Prins. Zoetermeer, Mozaïk, 2005. ISBN 90 239 9157 5, € 18,90.‘Christelijke kinderboeken in beweging beschrijft de geschiedenis van het christelijke kinderboek, de ontwikkeling en emancipatie ervan, het succes van de christelijke kinderboekenprijzen, en nog veel meer.’ Zo luidt de introductie op het achterplat van dit recent gepubliceerde boek, waarin verschillende auteurs een bijdrage leverden. Er bleek bij geïnteresseerden op het gebied van het christelijke kinderboek steeds meer behoefte te bestaan aan informatie die in naslagwerken als De encyclopedie van de jeugdliteratuur ontbrak. Buiten de website van de Werkgroep Christelijke Kinderboeken (www.christelijkekinderboeken.nl) is onvoldoende informatie te vinden over hedendaagse auteurs en illustratoren, over de geschiedenis en ontwikkeling van het christelijke kinderboek. Er moest een lacune gevuld worden! De makers hebben niet de pretentie een christelijke encyclopedie te bieden; wat zij wilden is een overzicht bieden van de stand van zaken in de wereld van het christelijke kinderboek. Daarin zijn zij goed geslaagd. De twee eindredacteuren (Lolkema en Prins) schrijven onder de titel ‘Het Bob Dylan-effect’ over de kloof tussen christelijke en seculiere jeugdliteratuur; Lonneke Jans sluit daarop aan met haar bijdrage ‘Een wereld van verschil?’, waarin ze een vergelijking maakt tussen christelijke en niet-christelijke kinderboeken. Jans vergelijkt vier boeken met een christelijke signatuur met vier boeken uit de seculiere kinderboekenwereld. Els de Jong-van Gurp schetst een overzicht van de afgelopen tien jaar. Zij signaleert een duidelijke ontwikkeling van het christelijke kinderboek. Verder zijn er onder meer bijdragen over de christelijke kinderboekprijzen (Het Hoogste Woord, de EigenWijsPrijs en De Verwondering), over illustraties in christelijke kinderboeken, en over de diversiteit van christelijk Nederland in de praktijk. De boekkeuze op scholen wordt gemaakt op grond van de christe- | |||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||
lijke principes waarop zij zich baseren. Het laat een veelvoud aan meningen zien. De christelijke auteurs komen ook zelf aan het woord in het hoofdstuk ‘Letterijsjes en de lucht van oliebollen’. Tot slot van het eerste deel is er een bijdrage over de rol van de christelijke uitgeverijen. Hun slotbeschouwing eindigen de redacteuren met een canon van ‘christelijke kinderboeken in beweging’. Het tweede deel biedt vooral praktische informatie. Er is een overzicht van prijzen en prijswinnaars (met beknopte biografie), van christelijke auteurs zijn bibliografiën opgenomen, en er is een alfabetisch overzicht van christelijke illustratoren (met vermelding van een selectie van illustratief werk). Verder een overzicht van christelijke uitgeverijen (met een korte typering), een lijst met homepages van christelijke auteurs, websites van uitgeverijen en een keuze van organisaties op het gebied van (kinder)boeken. Tot slot een literatuurlijst, waarvoor een selectie is gemaakt van artikelen en boeken over christelijke kinderboeken. (WvdP) | |||||||||||
In memoriam Gertie EvenhuisVrijdag 19 augustus is de jeugdboekenschrijfster Gertie Evenhuis (4 maart 1927) overleden. Evenhuis groeide op in Groningen, waar ze de oorlogsjaren meemaakte. De Tweede Wereldoorlog vormt een belangrijk thema in haar latere werk. Na haar hbs-tijd vertrok ze naar Amsterdam, waar ze haar M.O. Nederlands haalde. Door haar huwelijk met predikant Wim Evenhuis belandde zij in Zeeland. Daar begon ze met het schrijven van kinderboeken. Evenhuis debuteerde in 1958 met Avontuur aan de grens. Dit verhaal is in 1980 gebundeld uitgegeven met Boot zonder water (1960) en Spel in de kerstnacht (1960), die alle in een dorp in Zeeuws-Vlaanderen spelen. Met Wij waren erbij won Evenhuis in 1964 (als eerste jeugdauteur) de Nienke van Hichtumprijs. Het verhaal is gebaseerd op haar eigen oorlogsdagboek. Het is met twee andere oorlogsverhalen gebundeld in Blijf van mijn fiets af (1982). Voor veel van haar latere werk liet zij zich inspireren door de reizen die zij maakte. In het met een Zilveren Griffel bekroonde Stefan en Stefan (1973) bijvoorbeeld verwerkte zij veel informatie over Roemenië. In Verstekeling in de Sinaï (1971) schreef zij over het conflict in het Midden-Oosten. Evenhuis heeft meer dan dertig boeken geschreven. In 1996 verscheen haar laatste boek. Lieke van Duin noemde haar ‘een begenadigd vertelster’. Van Duin: ‘Gertie Evenhuis observeert de gevoelens van opgroeiende kinderen scherp en neemt ze volstrekt serieus. Met oog voor detail en nuance tekent ze karakters uit.’ (Trouw, 4-1-1989). Evenhuis noemde zichzelf een grensganger, levend op de grens van jeugd en volwassenheid, droom en werkelijkheid, verwachting en feiten. (WvdP) | |||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||
VariaGa naar voetnoot1.
| |||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||
|
|